In de planontwikkeling voor de Spoorzone is in het
kader van de Procesovereenkomst met de 4 andere publieke partijen (ministerie
van Verkeer en Waterstaat, ministerie van VROM, provincie Zuid-Holland en het
stadsgewest Haaglanden) afgesproken dat het besluit van de minister van Verkeer
en Waterstaat wordt onderbouwd met een zogenaamde Nota van Uitgangspunten.
Naast de projectnota over de spoortunnel (product van ProRail), het Masterplan
Spoorzone (product van de gemeente Delft; apart in procedure) en de afspraken
over een PPS-constructie is ook een Milieueffectrapport (MER[1])
onderdeel van de Nota van Uitgangspunten.
Hierbij ligt het rapport (MER Spoorzone Delft) ter
aanvaarding door het bevoegd gezag voor.
De procedure van een MER is als volgt opgebouwd:
Op 20 februari 2002 heeft de gemeente Delft bij
ondertekening van de Procesovereenkomst het initiatief genomen een
milieueffectrapport op te laten stellen voor de stedelijke ontwikkeling in het
gebied in combinatie met de aanleg van een spoortunnel. Daarmee is het College
van B&W de initiatiefnemer en de Raad het Bevoegd Gezag. Het betreft immers
in eerste instantie een MER ten behoeve van het inpassen van stedelijke
ontwikkeling, die via een bestemmingsplan wordt vastgelegd.
Op 8 juli 2002 is de Startnotitie ter inzage gelegd
(stap 1). Het college had daartoe op 2 juli besloten (02/018470). De
Startnotitie had tot doel om inspraak van belanghebbenden en belangstellenden
en een advies van de Commissie voor de m.e.r. te verkrijgen (stap 2). Op deze
wijze zijn er onderwerpen en aspecten van milieubeheer ten behoeve van de
Richtlijnen aangedragen. Op 31 oktober 2002 heeft de Raad de Richtlijnen
vastgesteld (02/028675; stap 3).
De onderzoeken sindsdien (stap 4) hebben op basis
van die Richtlijnen het nu voorliggende MER opgeleverd.
Inmiddels zijn we daarmee aanbeland bij stap 5 van
de procedure.
Het rapport is een omvangrijk werk geworden,
opgebouwd uit een hoofdrapport met een bijlagenrapport. Daarnaast is op een
vijftiental milieuthema’s specifiek onderzoek gedaan dat heeft geresulteerd in
evenzoveel Themadocumenten. Tenslotte is een handzame Samenvatting opgesteld.
Aan de hand van deze stukken kan geconcludeerd
worden dat aan de Richtlijnen is voldaan (zie ook bijlage XIX uit het
bijlagenrapport). Het adviesbureau Witteveen en Bos, uitvoerders van het
onderzoek, hebben formeel aangegeven dat het rapport beantwoordt aan de
wettelijke eisen.
Voor thema Grondwater stellen wij voor als
aantekening: de gesignaleerde leemte in kennis rondom geohydrologische kennis
zal in een vervolgfase door de gemeente Delft in samenwerking met ProRail
verder bestudeerd moeten worden. Naast consequenties voor de tunnelconstructie,
effecten voor de omliggende bebouwing zullen ook de ecologische effecten in
beeld moeten worden gebracht. De gemeente neemt hiervoor het initiatief.
Gezien de enorme omvang van de stukken is alleen de
samenvatting verspreid. Alle andere stukken liggen ter inzage bij het bureau
secretaris.
Aan het college ligt derhalve het volgende voorstel
voor:
-
Het college vraagt de raad het Milieueffectrapport
(MER) te aanvaarden, waarbij gekeken wordt in hoeverre het rapport voldoet aan
de Richtlijnen en de wettelijke eisen.
Daarbij stelt het college, met het oog op stap 6 in
de procedure en het feit dat het ontwerpbestemmingsplan Spoorzone pas na een
positief Projectbesluit van de minister van Verkeer en Waterstaat over de
spoortunnel opgesteld en in procedure gebracht kan worden, de raad het volgen
besluit voor:
-
De raad besluit het MER Spoorzone Delft pas bij
start van de procedure van het bestemmingsplan Spoorzone samen met het
voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen.
JanGeert
van der Post
[1] Het MER is het Milieueffectrapport (het document) en de m.e.r. is de procedure via welke het MER tot stand komt.