Stuk 71 I                                                                                             Delft, 6 mei 2003.

03/011421

 

Betreft: Vaststelling wijziging Verordening openbare gemeentewater Delft 1996.

 

 

Aan de gemeenteraad

 

Geachte dames en heren,

 

Op 28 juni 2001 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Zuidpoort vastgesteld. In dit bestemmingsplan is geregeld dat woonschepen alleen aan de noordzijde van de Zuidergracht zijn toegestaan. Daartoe is een woonschepenligplaatsen zone op de plankaart opgenomen. Tot dan toe waren woonboten op grond van de ligplaatsenkaart behorende bij de Verordening openbaar gemeentewater Delft  1996 (VOGD) zowel aan de noord- als aan een gedeelte van de zuidzijde van de Zuidergracht toegestaan.

Tijdens de behandeling van het bestemmingsplan in de commissie Duurzaamheid is afgesproken dat met de bewoners van de woonschepen overleg zou worden gevoerd over de uitvoering van de noodzakelijke verplaatsing van de woonschepen. Dit overleg heeft, voor zover hier relevant en onder voorbehoud van instemming van de gemeenteraad,  geresulteerd in onderstaande afspraken met de bewoners:

1.       De woonboten inclusief de omloopplank een breedte hebben van 4.50 m. Op grond van de huidige VOGD is een maximale breedte van 4.00 m toegestaan.

2.       De hoogte van de woonboten mag op grond van de bepalingen van de huidige VOGD maximaal 3.40 meter bedragen. Die hoogtemaat zal worden aangepast tot 3.60 meter waarbij is toegestaan dat de hoogte over een lengte van maximaal 5.00 m per woonboot 4.20 m mag bedragenen.

3.       In de overgangsbepaling in de Verordening zal worden geregeld dat bestaande woonschepen met afmetingen die afwijken van hetgeen in de Verordening is toegestaan, vervangen mogen worden door woonschepen van gelijke afwijkende afmetingen ook anders dan na een calamiteit.

De voorgestelde wijziging van de Verordening openbaar gemeentewater Delft is de noodzakelijke juridische vertaling van gemaakte afspraken. De wijziging maakt het mogelijk ter plaatse van de noordzijde van de Zuidergracht woonboten van grotere afmetingen toe te staan. Gelet op het profiel van de openbare ruimte ter plaatse zijn er planologisch geen beletselen voor de vergroting van maatvoering van woonschepen.

Ruimtelijk zijn woonschepen te beschouwen als objecten die gelegen zijn in de open ruimte tussen de Zuiderstraat en Zuidergracht. Deze ruimte is ongeveer 40 meter breed en wordt aan de noordzijde begrensd door de bebouwing van de Zuiderstraat met een gesloten gevelwand die in hoogte varieert van één, twee en drie bouwlagen al dan niet met een kap. Aan de zuidzijde zal de begrenzing gevormd worden door nieuwbouw op veld 9 met een maximale bouwhoogte van 12 meter en waarvan de totale gevelwand voor 40% gesloten is. De ruimte van 40 meter is ingevuld met openbaar groen met bomen, water waarin woonschepen liggen en aan de noordzijde met bestrating.


 

Van belang is dat de woonschepen deze ruimte met een breedtemaat van 40 meter niet scheiden in twee ruimten. Het verhogen van de huidige maat met 0,20 meter zal dat effect niet hebben en derhalve het bestaande profiel niet negatief beïnvloeden. Een variatie in hoogte is eveneens niet in strijd met de ruimtelijke visie. Van belang is echter dat meer dan de helft van de lengte van de woonschepen zo laag mogelijk moet blijven.

 

De breedtemaat van de woonschepen zal niet van invloed zijn op de beleving van de openbare ruimte met een breedtemaat van 40 meter. Dit komt omdat het wateroppervlak vergroot wordt als gevolg van de verplaatsing van de woonschepen naar één zijde van de Zuidergracht. Een vergroting van de breedtemaat met 0.50 meter is zodanig dat het zicht vanaf de Kruisstraat op de Oostpoort mogelijk blijft.

 

Voorts biedt de wijziging juridische grondslag voor het intrekken van bestaande ontheffingen als gevolg van wijziging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan en de wijziging van de ligplaatsenkaart.

 

Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie duurzaamheid vast te stellen de bijgaande wijziging Verordening openbaar gemeentewater Delft

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

 

 

N. Roos                                   secretaris.

 

 

De raad van de gemeente Delft,

gelezen het voorstel van het college van 6 mei 2003;

overwegende dat:

voor de aanwezigheid van woonschepen in de gemeente Delft doelmatige bepalingen moeten gelden;

het gewenst is de Verordening openbaar gemeentewater Delft 1996 hiertoe gedeeltelijk te wijzigen;

b e s l u i t :

I.         

de Verordening openbaar gemeentewater Delft 1996, vastgesteld door de gemeenteraad van Delft op 30 januari 1996 en bekendgemaakt op 6 februari 1996, zoals gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van Delft van 26 juni 1997, bekendgemaakt op 10 juli 1997, als volgt te wijzigen:

1.         de ligplaatsenkaart met nummer R003201 wordt vervangen door de ligplaatsenkaart met nummer R-00-32-01A

2.         in artikel 1, onder b, wordt nummer R003201 gewijzigd in R-00-32-01

3.         Artikel 15 wordt vervangen door een nieuw artikel 15, dat als volgt luidt:

Artikel 15: woonschepen

1.         Betreft de ontheffing als genoemd in artikel 6, lid 2 een ontheffing voor een woonschip, dan geldt dat er met inachtneming van artikel 8 lid 2 alleen ontheffing wordt verleend:

a.       indien de afmetingen van woonschepen de onderstaande afmetingen niet overschrijden: 

I     in de Kantoorgracht en in Watertorengracht (adres Kalverbos en Nieuwe Plantage):  maximale lengte van 15.00 meter, maximale breedte van 4.00 meter en maximale hoogte gemeten vanaf het wateroppervlak van 3.00 meter;

II     in de Zuidergracht: maximale  lengte van 15.00 meter, maximale breedte (inclusief de omloopplank) van 4.50 meter en maximale hoogte gemeten vanaf het wateroppervlak van 3.60 meter, waarbij geldt dat over een lengte van maximaal 5.00 meter de hoogte maximaal 4.20 meter mag zijn;

b.       voor dìe delen van het openbaar gemeentewater die op de ligplaatsenkaart aangeduid zijn met “ligplaatsen woonschepen";

 

c.    als het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag om ontheffing voor het afmeren van een woonschip, een aanvraag tot wijziging van de ontheffing op grond van artikel 26 lid 1 onder g welke (mede) betrekking heeft op de uiterlijke vormgeving van het woonschip, of een aanvraag betreffende artikel 8, lid 4 welke betrekking heeft op artikel 8, lid 3 onder h, wint het college alvorens te beslissen advies in bij de Commissie voor Welstand en Monumenten over de vraag of het uiterlijk van het woonschip al dan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand in verband met de bescherming van het stadsgezicht van de gemeente

d.    voor één kano of roeiboot met een maximale afmeting van 2,50 m², welke in de onmiddellijke nabijheid van een woonschip mag worden afgemeerd

2.   Het bepaalde in lid 1 onder a blijft buiten toepassing, wanneer een afmeerplaats door wijziging van het bestemmingsplan of de ligplaatsenkaart komt te vervallen en het reeds op de vervallen afmeerplaats legaal afgemeerde woonschip elders in openbaar gemeentewater een andere afmeerplaats krijgt toegewezen. Het bepaalde in lid 1 onder c blijft in dat geval eveneens buiten toepassing indien het woonschip in ongewijzigde vorm wordt verplaatst.

4.         voor de eerste regel van artikel 26 wordt het cijfer 1 geplaatst (ter aanduiding van een nieuw lid 1);

5.         aan artikel 26 lid 1 (nieuw) worden toegevoegd de volgende sub-artikelleden:

j.         er sprake is van een wijziging van een bestemmingsplan of de ligplaatsenkaart waardoor de afmeerplaats die het betreft is komen te vervallen;

k.       in het kader van het algemeen gemeentelijk belang herschikking nodig is van de beschikbare plaatsen

6.         aan artikel 26, lid 1, (nieuw) wordt toegevoegd een lid 2, luidend:

2.       Op het moment dat ten behoeve van een vaartuig een nieuwe of gewijzigde ontheffing wordt verleend komt de eerder verleende of nog niet gewijzigde ontheffing van rechtswege te vervallen.

7.         artikel 36 lid 4 wordt vervangen door  een nieuw artikellid dat als volgt luidt:                                                                                                                                    

a.   In afwijking van het gestelde in artikel 15 lid 1 wordt wel ontheffing verleend ten behoeve van woonschepen die uitwendige maten hebben die afwijken van artikel 15 lid 1 en die op 1 mei 2003 in openbaar gemeentewater met toestemming lagen afgemeerd.

b.    De in sub a bedoelde woonschepen mogen vervangen worden door woonschepen van maximaal gelijke (afwijkende) afmetingen.

 

II.

voornoemde wijzigingen treden, gelet op de Tijdelijke Referendumwet, niet eerder in werking dan na zes weken na de datum van bekendmaking van dit besluit.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 mei 2003.

,burgemeester.

                        ,griffier.