Stuk 147

03/027228                                                               Delft, 16 september 2003.

 

Onderwerp: bezwaar tegen voorbereidingsbesluit Koningsveld IV.

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Voor het gebied tussen de Rotterdamseweg en de Schie, ten noorden van het Abtswoudsepad is al jaren een ontwikkeling gaande waarbij bedrijven geleidelijk vervangen worden door woningen. De herontwikkeling van Koningsveld maakt daar deel van uit. Voor de laatste fase van de herontwikkeling van Koningsveld is een procedure op basis van artikel 19 lid 1 juncto lid 4 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gevoerd. In dat kader heeft u dan ook in uw vergadering van 3 oktober 2002 een voorbereidingsbesluit vastgesteld.

 

Tegen dit voorbereidingsbesluit (gepubliceerd in de Staatscourant van 4 oktober 2002 en in de Stadskrant van 6 oktober 2002) is door de heer T.J. Deelstra op 22 oktober 2002 een bezwaarschrift ingediend.

 

Het bezwaarschrift is ter handen gesteld van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften; de Commissie adviseert op grond van artikel 2, lid 2 sub a juncto lid 3 van de Verordening Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften.

De Commissie heeft op 8 juli 2003 geadviseerd om het bestreden besluit in stand te laten en het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

De Commissie baseert dit advies op vaste jurisprudentie, behorende bij artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waaruit blijkt dat de gemeenteraad een ruime mate van beleidsvrijheid heeft bij het nemen van een voorbereidingsbesluit. Bij de toetsing van het voorbereidingsbesluit kan slechts worden beoordeeld of het mogelijk maken van een procedure tot afwijken van het geldende bestemmingsplan, door toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, in planologisch opzicht al dan niet kennelijk onredelijk is te achten.

Verder meent de Commissie dat de door de heer T.J. Deelstra aangevoerde specifieke bezwaren ten aanzien van de gestelde parkeerproblematiek bij de verlening van de diverse bouwvergunningen aan de orde hadden dienen te komen. De heer T.J. Deelstra heeft echter geen bezwaar gemaakt tegen de verleende bouwvergunningen.

Ook overigens meent de Commissie dat het bestreden besluit niet in strijd is met de toepasselijke regels of enig beginsel van behoorlijk bestuur.

 

Wij stellen u voor, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften, te bepalen dat het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard.

 

Hoogachtend,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot , burgemeester.

 

 

R de Groot                         , griffier


 

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van 16 september 2003;

 

gelet op artikel 21 en 22 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 7:12 en 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t:

 

I.        te bepalen dat het bezwaarschrift van de heer T.J. Deelstra ongegrond is;

 

II.        te bepalen dat dit besluit aan reclamant wordt toegezonden onder vermelding van de beroepsmogelijkheid van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 oktober 2003

 

 

 

                                      , burgemeester.

 

 

 

                                                , griffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus 78, 2600 ME Delft.