Stuk 188 I Delft,
11 november 2003.
334751
Onderwerp: heroverwegingsbesluit
inzake het bezwaar op
het
voorbereidingsbesluit Abtswoudseweg.
Aan de
gemeenteraad.
Geachte dames
en heren,
Voor het NSD terrein en
de direct aan dat terrein grenzende percelen, alwaar de bedrijven van Haring en
Ninaber zijn gevestigd, bestaan plannen om ter plaatse woningbouw te realiseren.
Aangezien Gedeputeerde Staten haar goedkeuring heeft onthouden aan het
bestemmingsplan Hooikade-Zuideinde 2000 voor de betreffende bedrijvenstrook,
vigeert ter plaatse het bestemmingsplan Hooikade-Zuideinde uit 1980. Dat
bestemmingsplan kent aan de gronden de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” toe. De
woningbouwplannen voor het NSD terrein zijn aldus in strijd met het geldende
bestemmingsplan. Om de woningbouw mogelijk te maken is een vrijstellingsprocedure
als bedoeld in artikel 19 lid 1 juncto lid 4 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening (WRO) noodzakelijk, welke, gelet op het feit dat het vigerende bestemmingsplan
ouder is dan 10 jaar, gebaseerd dient te zijn op een voorbereidingsbesluit.
Daarnaast is het, voor de plannen omtrent de voorgestelde woningbouw en
vooruitlopend op de besluitvorming omtrent de spoortunnel, van groot belang dat
de bestaande bedrijfsvoering niet wordt uitgebreid. Het vigerende bestemmingsplan
maakt 100% bebouwing mogelijk. Bovendien wordt daarbij geen parkeereis gesteld.
Dit is ruimtelijk gezien ongewenst. Om woningbouw ter plaatse van het voormalig
NSD terrein mogelijk te maken en ter voorkoming van uitbreiding van de
bedrijfsvoering van aangrenzende bedrijven is aldus in de raadsvergadering van
30 januari 2003 een voorbereidingsbesluit vastgesteld voor de betreffende terreinen.
Tegen dit voorbereidingsbesluit
(gepubliceerd in de Stadskrant van 9 februari 2003) is door de heer mr P.S.
Kamminga, namens Haring BV, op 11 februari 2003 een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 20 februari 2003 is door de heer B. Ninaber van Eyben eveneens bezwaar
gemaakt tegen het voorbereidingsbesluit Abtswoudseweg.
De bezwaarschriften zijn in handen
gesteld van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften. De Commissie
adviseert op grond van artikel 2, lid 2 sub a juncto lid 3 van de Verordening
Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften.
De Commissie heeft op 7 oktober 2003
geadviseerd om het bestreden besluit in stand te laten en de bezwaarschriften
ongegrond te verklaren. De Commissie baseert dit advies op vaste jurisprudentie,
behorende bij artikel 21 van de WRO, waaruit blijkt dat de gemeenteraad een ruime
mate van beleidsvrijheid heeft bij het nemen van een voorbereidingsbesluit. Bij
de toetsing van het voorbereidingsbesluit kan slechts worden beoordeeld of het
mogelijk maken van een procedure tot afwijken van het geldende bestemmingsplan,
door toepassing van artikel 19 WRO, in planologisch opzicht al dan niet
kennelijk onredelijk is te achten. Een voorbereidingsbesluit is het geëigende
middel om mogelijke planvorming tegen te houden, die wel binnen het vigerende
bestemmingsplan past, maar niet binnen de huidige plannen van de gemeente. De
gemeente maakt aldus geen misbruik van zijn bevoegdheid. Verder meent de
Commissie dat specifieke bezwaren ten aanzien van mogelijk gefrustreerde
uitbreidingsmogelijkheden bij de vrijstellings- en bouwvergunningsprocedure aan
de orde dienen te komen. Ook overigens meent de Commissie dat het bestreden besluit
niet in strijd is met de toepasselijke regels of enig beginsel van behoorlijk bestuur.
Wij stellen u voor, onder voorbehoud
van gunstig advies van de commissie duurzaamheid en onder bijvoeging en
verwijzing naar het advies van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften,
te bepalen dat het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard, waartoe wij u een
in ontwerp opgemaakt besluit ter vaststelling aanbieden.
Hoogachtend,
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
R de Groot ,griffier.
Stuk 188 II
334751
De raad der gemeente Delft,
kennis genomen van het advies van de
commissie voor de beroep en bezwaarschriften van 7 oktober 2003,
gelezen het raadsvoorstel van 11
november 2003;
gelet op artikel 21 en 22 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening en artikel 7:12 en 7:13 van de Algemene wet
bestuursrecht;
b e s l u i t:
I. dat de bezwaarschriften van
de heer mr P.S. Kamminga namens Haring BV en de
heer B. Ninaber van Eyben ongegrond zijn;
II. dat dit besluit aan beide
reclamanten wordt toegezonden onder vermelding van de beroepsmogelijkheid van
artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering van 27 november 2003
,burgemeester.
,griffier.
Belanghebbenden in de zin van de
Algemene wet bestuursrecht kunnen binnen 6 weken na
bekendmaking van dit besluit een
gemotiveerd beroepschrift indienen bij de Rechtbank
’s Gravenhage, sector bestuursrecht,
postbus 20302, 2500 EH te Den Haag.