NOTITIE BEDENKINGEN

 

 

WIJZIGINGSPLAN

 

Charlotte de Bourbonstraat

---------------------

 

 

 

 

 

 

Delft, november 2003

 

 

Het ontwerp-wijzigingsplan Charlotte de Bourbonstraat heeft, overeenkomstig art. 26 van de voorschriften bij het bestemmingsplan Wippolder, ter inzage gelegen in de periode van 25 augustus tot en met 14 september 2003. In reactie op de ter inzagelegging zijn 4 brieven met bedenkingen ingekomen. In het onderstaande zijn de bedenkingen samengevat en beantwoord.

 

1.       A.Abbinga, Charlotte de Bourbonstraat 18, 2628 BN Delft

2.       Ir. J. van den Bout en C. Sikkens, Nassaulaan 17, 2628 GA Delft

3.       L.P. Buteijn en A.M. Buteijn-Blokland, Charlotte de Bourbonstraat 20, 2628 BN Delft

4.       J. van Maastricht, Charlotte de Bourbonstraat 22, 2628 BN Delft

 

A. Bedenkingen

 

1.       A. Abbinga, Charlotte de Bourbonstraat 18, Delft

 

1.1      Bouwvolume en bebouwingsgrenzen

Recent (in 1999) is een bestemmingsplan vastgesteld waarin voorzien was in de sloop van de Maranathakerk. De beslissing om tegen dit bestemmingsplan geen bezwaar aan te tekenen is vooral ingegeven door de inhoud van de toelichting. In de toelichting bij het bestemmingsplan is gesteld: “Als besloten wordt tot sloop is vervanging mogelijk in de vorm van een “urban villa”. Een los element in het groen. Ter plaatse van de hoofdmassa zijn dan 18 appartementen te maken in een vierkant blok van 22,5 bij 22,5 meter. De top van het nieuwe gebouw zal hierbij op ongeveer 14 meter liggen”.

Ook het in het bestemmingsplan bijgevoegde schetsje laat op geen enkele wijze een ander plan vermoeden.

Het wijzigingsplan wijkt hiervan op essentiële punten af. Er is sprake van een cirkel met een doorsnede van 30 meter, dus een grondvlak van ongeveer 700 m2, en een grotere hoogte dan 14 meter. Voorts wordt het aantal woningen gesteld op maximaal 42 in plaats van de genoemde 18. Een verhoging met 135%.

Het wijzigingsplan heeft op geen enkele wijze aansluiting op het huidige, recent vastgestelde bestemmingsplan.

Niet duidelijk is geworden welk belang de gemeente ziet in het meewerken aan een dergelijke bestemmingsplanwijziging tegen het belang van de zittende bewoners in, waarbij het met name gaat om punten die op het moment van het vaststellen van het vorige bestemmingsplan nog niet bekend konden zijn bij de gemeente.

Een bestemmingsplan dient rechtszekerheid voor een langere periode te geven en is niet bedoeld om op het moment dat een ontwikkelaar een mogelijkheid ziet om een commercieel aantrekkelijk project neer te zetten, andere partijen (omliggende bewoners) met de nadelen hiervan te confronteren. De gemeente geeft daarmee geen rechtszekerheid aan haar bewoners.

In het wijzigingsbesluit wordt nog steeds de mogelijke bebouwingsgrens veel groter gemaakt dan volgens het ingediende plan noodzakelijk is. Hiervoor is geen enkele reden meer.

Verzocht wordt de bouwoppervlakte terug te brengen tot 506 m2, het aantal woningen terug te brengen tot 18, de hoogte van het gebouw te bepalen op de genoemde 14 meter in het bestemmingsplan  en de bebouwingsgrenzen vast te stellen binnen de hoofdmassa van het gebouw.

 

1.2.     Parkeernorm

In het plan is verder voorzien in 1 parkeerplaats per woning. Dit betekent dat er geen parkeerplaatsen zijn voorzien voor gasten, meerdere auto’s per woning etc. Het is gebruikelijk om bij nieuwbouwplannen van een beduidend hoger aantal parkeerplaatsen uit te gaan. Op dit moment wordt de Charlotte de Bourbonstraat al door de bewoners van de Amalia van Solmslaan gebruikt als overloop parking. Dit probleem zal alleen maar toenemen. In de praktijk worden dan vaak aan twee kanten van deze eenrichtingsstraat geparkeerd (waarvan aan 1 kant op de stoep) waardoor er gevaarlijke situaties ontstaan. Bovendien is het ondergronds parkeren, dat voorgespiegeld wordt door de gemeente en planontwikkelaar, niet in het bestemmingsplan vastgelegd en kan dus op ieder moment in de planontwikkeling teruggedraaid worden.

Verzocht wordt het aantal parkeervoorzieningen dat gecreëerd wordt op eigen terrein te verhogen tot de gebruikelijke norm van 1,5 per woning en het ondergronds parkeren in het bestemmingsplan vast te leggen.

 

1.3.     Nota Inspraak

De gemeente gaat in de Nota Inspraak volledig voorbij aan de toelichting op het bestemmingsplan, waarin (tot op de halve meter nauwkeurig) werd aangegeven wat er zou komen en wil nu de totale grond waarop hoge bebouwing mogelijk is bebouwen, terwijl uit de context duidelijk blijkt dat de grotere oppervlakte alleen bedoeld is om de precieze plek van de bebouwing later vast te leggen.

Er wordt door de gemeente in de Nota Inspraak gezegd dat een andere economisch haalbare bebouwing niet mogelijk is. De projectontwikkelaar heeft echter geheel vrijwillig een bod uitgebracht op dit stuk grond. Gezien het bedrag dat hij daarvoor betaald heeft, is hij blijkbaar uitgegaan van een grotere bebouwingsdichtheid dan in het toen vigerende bestemmingsplan. Dit is echter geheel zijn eigen risico en kan niet als argument gebruikt worden om een bepaalde bebouwing te realiseren.

De vraag wat het belang is van de gemeente om een recent vastgesteld bestemmingsplan te wijzigen wordt niet in de samenvatting beantwoord. Men gaat er dus vanuit dat dit belang er blijkbaar niet is en er alleen een belang van de projectontwikkelaar is.

 

1.4.     Schade

Men verwacht dat genoemde plannen tot een waardevermindering van het pand zullen leiden. Eventueel zal de gemeente hierop aangesproken worden.

 

2.       Ir. J. van den Bout en C. Sikkens, Nassaulaan 17, Delft

 

2.1.     Bouwvolume en bebouwingsgrenzen

In het huidige bestemmingsplan is sprake van een bestemming maatschappelijke doeleinden met een bouwhoogte van 14 meter ter plaatse van het hoofdgebouw en 3 meter ter plaatse van de dienstwoning. Het grondoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt 688 m2. De gesloopte bebouwing bestond uit een kerkzaal met een grondvlak van naar schatting 22,5 meter bij 22,5 meter, resulterend in een grondvlak van ongeveer 500m2. Aan deze kerkzaal zat een tweetal bijgebouwen vast, te weten de conciërgewoning en een vergaderruimte. Deze gebouwen waren aanmerkelijk lager dan de kerkzaal en kenden een grondvlak van zo’n 188m2. In het huidige bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die het mogelijk maakt ter plaatse van het hoofdgebouw de bestemming te wijzigen voor woondoeleinden waarbij een appartementencomplex met een maximum bouwhoogte van 15 meter is toegestaan.

In het voorliggende ontwerp-wijzigingsplan is sprake van een bouwvolume met een grondoppervlakte van 765 m2. Dit is 77 m2 of 11% meer dan het totale grondsoppervlakte van het hoofdgebouw. Wanneer men bovendien de zinsnede ‘ter plaatse van het hoofdgebouw’ alleen op de voormalige kerkzaal betrekt, dan is er zelfs sprake van een overschrijding van circa 265m2 ofwel 53%. Deze laatste interpretatie van de wijzigingsbevoegdheid lijkt op zijn plaats gezien het grote verschil tussen het volume van de voormalige kerkzaal (het hoofdgebouw) en de bijgebouwen (conciërgewoning en vergaderzaal).  

Concluderend stellen wij dat in het geval van beide interpretaties van de zinsnede ‘ter plaatse van het hoofdgebouw’, het huidige bouwplan het oppervlak van het hoofdgebouw overschrijdt.

Het cirkelvormige volume overschrijdt niet alleen in m2 het grondoppervlak van het hoofdgebouw in het huidige bestemmingsplan. Ook de contour van het cirkelvormige gebouw blijft niet binnen de omtrekken van het voormalige hoofdgebouw. Ook dit heeft voor met name de noordelijk gelegen woning (Nassaulaan 17) verstrekkende gevolgen. Wanneer men een lijn in het verlengde van de zijgevel en dus haaks op de achtergevel van deze woning trekt, stond het voormalige hoofdvolume (de kerkzaal) met een goothoogte van zo’n 10 meter juist terzijde van deze lijn. Het nu voorgestelde bouwvolume schuift circa 4 meter door deze lijn en heeft in dit bouwdeel een hoogte (borstwering van de dakterrassen) van 13 meter. Dit resulteert in een aanmerkelijke aantasting van het vroeger en nu nog vrije uitzicht van Nassaulaan 17.

Overigens kan dit laatste bezwaar wellicht worden opgelost door het totale bouwvolume een aantal meters naar het oosten op te schuiven en de gehele singeloever in het kader van de voorgestelde vergroting van het wateroppervlakte te herbezien en een wat vrijere golvende lijnvoering te geven.

 

2.2.     Groenaspecten

In eerdere reacties is reeds bezorgdheid uitgesproken over de toekomst van het huidige plantsoen ten westen van het voormalige kerkgebouw. Ondanks het feit dat de ontwikkelende partij, die eigenaar is van deze grond, de toezegging heeft gedaan dat hij zal overleggen met de omwonenden over de inrichting van het plantsoen en de toezegging van de gemeente dat het terrein een groenbestemming zal krijgen en het wateroppervlak zal worden vergroot, vraagt men wederom aandacht voor dit punt. De inrichtingsschets, met een enigszins onhandig ontwerp voor de vergroting van het wateroppervlak, belooft niet veel goeds. De enige echte garantie voor de openbaarheid van dit terrein, nu en in de toekomst, wordt gegeven wanneer de gemeente eigenaar  is van dit deel grond. Het plantsoen heeft in de Wippolder een belangrijke functie als openbare groenvoorziening en speelplek. Wanneer dit gebruik gaat botsen met het belang van de toekomstige bewoners, is de openbaarheid van het plantsoen niet goed te garanderen wanneer de grond in handen is van de vereniging van eigenaren.

 

3.       L.P. Buteijn en A.M. Buteijn-Blokland, Charlotte de Bourbonstraat 20, Delft en

          J. van Maastricht, Charlotte de Bourbonstraat 22, Delft

 

3.1.     Bouwvolume en bebouwingsgrenzen

Recent (in 1999) is een bestemmingsplan vastgesteld waarin voorzien was in de sloop van de Maranathakerk. De beslissing om tegen dit bestemmingsplan geen bezwaar aan te tekenen is vooral ingegeven door de inhoud van de toelichting. In de toelichting bij het bestemmingsplan is gesteld:

“Als besloten wordt tot sloop is vervanging mogelijk in de vorm van een “urban villa”. Een los element in het groen. Ter plaatse van de hoofdmassa zijn dan 18 appartementen te maken in een vierkant blok van 22,5 bij 22,5 meter. De top van het nieuwe gebouw zal hierbij op ongeveer 14 meter liggen”.

Ook het in het bestemmingsplan bijgevoegde schetsje laat op geen enkele wijze een ander plan vermoeden.

Uit deze omschrijving in het bestemmingsplan blijkt duidelijk dat de vervangende nieuwbouw is bedoeld als een urban villa ter plaatse van de huidige hoofdmassa of van het bestaande hoofdgebouw. Het voormalige kerkgebouw bestond uit een hoofdmassa (kerkzaal) met aanbouwen. De kerkzaal had een oppervlak van 18x18 meter, een goothoogte van 8 meter met een tentdak met nokpunt op 14 meter hoogte. De aanbouwen hadden deels een plat dak op 3 meter hoog en deels een zadeldak met goothoogte van 3 meter en een nok van 6 meter hoog. Het gezamenlijk oppervlak van de kerkzaal en aanbouwen vormde de bebouwingsgrens van het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is echter alleen ter plaatse van de hoofdmassa van de kerkzaal een urban villa bedoeld. Het nu voorliggende wijzigingsplan gaat echter uit van een urban villa die de grenzen van deze hoofdmassa verre overschrijdt. In de toelichting aldaar wordt gesteld dat het bestemmingsplan ruimte laat voor de bouw van een urban villa, zolang die maar binnen de gestelde bebouwingsgrenzen valt van het bestemmingsplan. Hierbij worden de grenzen van de kerkzaal inclusief de (lege) aanbouwen van het kerkgebouw. Dit, terwijl overduidelijk in het bestemmingsplan voor de vervangende nieuwbouw een bebouwingsgrens is bedoeld ‘binnen de hoofdmassa’ van de kerkzaal, dus exclusief het oppervlak van de aanbouwen. De bebouwingsgrenzen en daarmee het bebouwd oppervlak en de hoofdmassa van het bouwplan worden derhalve veel ruimer genomen dan de wijzigingsbevoegdheid toelaat.

In de toelichting wordt voorgerekend dat het oppervlak van de urban villa slechts 11% meer is dan de voormalige kerkbebouwing. Dat is op zich juist, doch hierbij is gerekend met de kerkbebouwing inclusief de lage aanbouwen. Tevens wordt voorgerekend dat de urban villa slechts 7% meer oppervlakte heeft dan in het bestemmingsplan ter plaatse van de voormalige kerk aangegeven bebouwingsoppervlak. Ook dat is op zich juist, doch in het bestemmingsplan is nu juist duidelijk gesteld dat de urban villa niet zo groot zou worden als het bebouwingsoppervlak (ter grootte van het hele kerkgebouw)toeliet, doch beperkt zou worden tot de plaats van de hoofdmassa. En wel een oppervlak van 22,5x22,5 meter.

Het voorliggende plan voorziet in een urban villa van 31 meter doorsnede, ofwel 755m2 grondoppervlak. Dat is een overschrijding van 249 m2 ten opzichte van de beoogde 506 m2 (22,5x22,5), ofwel een overschrijding met 49%. Het oppervlak is bovendien 431 m2 groter dan de 324 m2 (18x18) van de kerkzaal, ofwel een overschrijding van 133%.

Er wordt dus gedaan alsof het voor het kerkgebouw geldende oppervlak nu ineens mag gelden voor de urban villa. Dat is volstrekt in strijd met wat ons in het bestemmingsplan is toegelicht, tot tweemaal in de tekst en bovendien in een schets van de urban villa. Het is bovendien in strijd met wat ons als buurtbewoners op de voorlichtingsavond, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, is voorgehouden. Was destijds deze bedoeling duidelijk geweest, dan hadden wij reeds destijds protest aangetekend en niet, zoals toen, ingestemd. Immers, het overschrijden van het bebouwingsoppervlak met 53% heeft in dezelfde mate tot gevolg een vergroting van massawerking, meer schaduw, groter uitzichtbelemmering, meer aantasting van het aanwezige groen, hoger bewonersaantal en daarmee grotere parkeerbehoefte, meer verkeersbeweging en aantasting van de heersende rust.

 

3.2.     Stedenbouwkundige inpassing in de omgeving

Verder is men van mening dat het nu voorgestelde bouwvolume dusdanig groot en massief is geworden, dat dit stedenbouwkundig/morfologisch niet meer in de buurt past. De buurt van de Charlotte de Bourbonstraat en de Nassaulaan aldaar bestaat uit een kleinschalige twee-onder-een-kap woningen van twee lagen met een schuine vlieringkap. Een buurt die nota bene in de architectuurgids van Delft vermeld staat als een voorbeeld van de zogenaamde Delftse School architectuur, met ‘verfijnde, eenvoudige en weinig opvallende detaillering’. De urban villa zal met een hoogte van 15 meter in de hele Wippolder het hoogste gebouw worden, met uitzondering van de kantoorgebouwen langs de A13 en de TNO-gebouwen in de TU-wijk.

Verzocht wordt het volume terug te brengen tot het oppervlak van de vroegere kerkzaal (18x18) en eventueel een uitloop naar de genoemde 22,5x22,5 meter, met geen 42 maar 18 appartementen en de hoogte aan te passen aan de gebouwhoogtes van de buurt.

 

B. Beantwoording bedenkingen

 

1. Algemeen

Aan de orde is niet een wijziging van het bestemmingsplan, maar een wijziging van een bestemming binnen de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan zelf zijn neergelegd vanwege de bij vaststelling van dat plan reeds bestaande verwachting dat de situatie ter plaatse niet ongewijzigd zou blijven.

Zoals niet ongebruikelijk is, is een particulier bouwinitiatief aanleiding voor gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid. De gemeente heeft geen eigen belang bij het bouwproject, wel dient het gemeentebestuur het algemene belang van een ruimtelijk en functioneel goede invulling van het gebied. Naast beoordeling of de wijziging inderdaad past binnen de randvoorwaarden die het bestemmingsplan daarvoor aangeeft, is beoordeeld of het betrokken bouwinitiatief uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en of belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

2. Bouwvolume en bebouwingsgrenzen

De geldende bestemming “maatschappelijke doeleinden” kan overeenkomstig artikel 11 van de voorschriften van het bestemmingsplan “Wippolder” worden gewijzigd in de bestemming “woon- en/of bedrijfsdoeleinden”, waarbij geldt dat bij vervangende nieuwbouw een appartementencomplex is toegestaan ter plaatse van het bestaande hoofdgebouw met een bouwhoogte van maximaal 15 m. Onder bouwhoogte wordt volgens het bestemmingsplan de afstand van peil tot de snijlijn van gevelvlak en dakvlak verstaan, waarbij kapvormige bouwdelen of dakopbouwen vallend binnen het profiel van een denkbeeldige kap van 5 m hoog en dakhellingen van 60% niet worden meegerekend.

Voor de nieuwe bestemming geldt artikel 4 van de planvoorschriften, volgens welke bepaling de grond voor ten hoogste 70% mag worden bebouwd. De nieuwe bestemming kent overigens geen relevante beperkende bebouwingsvoorschiften.

 

De wijzigingsbevoegdheid in artikel 11 is gegeven voor een bepaald gebouw (een appartementencomplex), met een bepaalde maximale bouwhoogte (15 m), op een bepaalde locatie (ter plaatse van het huidige hoofdgebouw).

De passage “ter plaatse van het huidige hoofdgebouw” kan niet worden gelezen als een concrete beperking van afmetingen in het horizontale vlak, aangezien de omvang van een op het moment van gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid aanwezig hoofdgebouw geen vaststaand gegeven is en de passage geen relatie legt met een begrensd bebouwingsvlak of andere oppervlaktebegrenzing. Gezien de redactie van artikel 11 moet de genoemde passage geacht worden uitsluitend een locatie-aanduiding, zonder een concrete begrenzing, in te houden.

In de procedure van totstandkoming van het bestemmingsplan is destijds van gemeentewege ook niet aangegeven dat beoogd werd om wijziging van de bouwmassa uit te sluiten. 

 

De toelichting bij het bestemmingsplan geeft een mogelijke herbebouwing aan. Het in de toelichting vermelde kan echter – reeds vanwege het feit dat de daarbij genoemde hoogte anders is dan de bouwhoogte die door de planvoorschriften wordt toegelaten – niet als enig mogelijke invulling worden beschouwd. Zodoende kan de toelichting op dit punt niet geacht worden een dwingende uitleg van de voorschriften te bevatten.

 

Ook overigens worden de in het bestemmingsplan vastgestelde grenzen van de wijzigingsbevoegdheid niet overschreden. Ook de hoogte van de geprojecteerde bebouwing past binnen de grenzen die het bestemmingsplan stelt.

 

Ten aanzien van de bedenkingen tegen de omvang van het in het wijzigingsplan aangegeven bebouwingsvlak, wordt opgemerkt dat de begrenzing van het bebouwingsvlak voortvloeit uit de in het plan opgenomen parkeergarage. De bouwmogelijkheden voor een gebouw bovengronds zijn beperkt tot de op de bij het plan behorende kaart aangegeven cirkel.

 

3. Stedenbouwkundige inpasbaarheid

Het geprojecteerde appartementencomplex zal de situatie ter plaatse in – afhankelijk van het gebruikte referentiekader – meerdere of mindere mate wijzigen.

De omstandigheid dat de geprojecteerde bebouwing afwijkt van het volume van de kerkzaal en van het oppervlak van het oorspronkelijke bebouwingsvlak, brengt echter op zichzelf niet mee dat die bebouwing onaanvaardbaar is. Aansluiting bij de omliggende bebouwing is er overigens nimmer geweest en ook voor een nieuwe invulling is vooral een op zichzelf staand element beoogd.

Overigens is de beoordeling van de uiteindelijke verschijningsvorm een verantwoordelijkheid van de Welstandscommissie en van het college, in het kader van toetsing van een aanvraag van bouwvergunning. Deze beoordeling valt derhalve buiten de planologische afweging in het kader van het wijzigingsplan.

 

De Maranathakerk, die hiervoor op deze plek stond,  werd op drie manieren gekenmerkt. Een (a) losstaand element, met een (b) alzijdige oriëntatie dat zich (c) door zijn massa en verschijningsvorm  verbijzondert t.o.v zijn omgeving.

In de voorgestelde nieuwbouw wordt zoveel als mogelijk geprobeerd deze kenmerken naar voren te laten komen. Hier is eveneens sprake van een losstaand element in het groen. De alzijdige oriëntatie van een gebouw met een woonfunctie komt goed tot zijn recht door de ontsluiting van de woningen aan de binnenzijde van het gebouw te leggen (lange galerijen aan de buitenzijde worden hierdoor voorkomen).

De gekozen vorm verbijzondert zich duidelijk van zijn omgeving. Deze vorm (een cirkel) ligt daarbij in zoverre voor de hand, dat het gebied in de directe omgeving wordt gekenmerkt door een veelvoud aan bebouwingsrichtingen. De cirkelvorm is in dit geval een neutrale, die deze richtingen in zich op kan nemen.

 

Voor zover de geprojecteerde bebouwing zal leiden tot wijziging van uitzicht vanuit de woning Nassaulaan 17, wordt opgemerkt dat nimmer kan worden gegarandeerd dat een bepaalde situatie ongewijzigd zal blijven. Verschuiving van de bebouwing naar het oosten zou overigens - daargelaten daarvoor noodzakelijke, aanmerkelijke technische ingrepen - in stedenbouwkundig opzicht een onbalans veroorzaken. In plaats van een beoogd los element in het groen, zou de nieuwbouw met andere bebouwing veeleer een wand vormen langs de Amalia van Solmslaan.

 

4. Parkeernorm

Er wordt uitgegaan van 1 parkeerplaats per unit van 50 m2. Dit is een ruime norm bij deze woninggrootte. De beoogde flexibele indeling van het complex brengt mee dat er ook woningen zullen zijn die 2 of 3 units beslaan, voor welke woningen dan 2 respectievelijk 3 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Gezien de ervaringsregel dat de parkeerbehoefte bij de kleine woningen geringer zal zijn, kan niet worden gesteld dat onvoldoende in de parkeerbehoefte wordt voorzien. De beschikbare parkeerruimte sluit overigens aan bij het onlangs door de gemeenteraad vastgestelde beleid.

 

5. Groenvoorziening

De betrokken grond is steeds geheel particulier eigendom geweest en daarin komt met het wijzigingsplan geen verandering. De eigendomssituatie is overigens geen planologisch relevant gegeven dat in het kader van dit wijzigingsplan kan worden geregeld. Naar vaste jurisprudentie mag planologische medewerking van gemeentewege niet afhankelijk worden gesteld van voorwaarden die planologische relevantie missen, zoals het aangaan van een overeenkomst tot overdracht van grond aan de gemeente.

 

6. Schade

Op grond van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening kan een belanghebbende die schade lijdt als gevolg van een regeling in een bestemmingsplan, zoals hier de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 11 van de planvoorschriften, aan de gemeenteraad verzoeken om een vergoeding daarvan. Een dergelijk verzoek is niet aan een termijn gebonden. De gemeenteraad kan vergoeding toekennen als het wijzigingsplan onherroepelijk is geworden.

 

7. Overige

Voor zover een beroep is gedaan op verwachtingen die door de toelichting bij het bestemmingsplan zijn gewekt ten aanzien van het volume van herbebouwing, wordt opgemerkt dat – zoals hiervóór reeds aangegeven – bij de totstandkoming van het bestemmingsplan, een wijziging van de bouwmassa ter plaatse nooit is uitgesloten. Ook uit het verslag van de – in het kader van die totstandkoming – in juli 1997 gehouden informatieavond, blijkt niet anders.

 

In de Nota Inspraak is overigens niet beoogd te stellen dat een andere economisch haalbare bebouwing niet mogelijk is. Welke alternatieve mogelijkheden er allemaal zouden kunnen zijn is minder relevant als het gaat om beoordeling van de aanvaardbaarheid van een voorgelegd concreet initiatief.