H E R O V E R W E G I N G S B E S L U I T

pand Oostsingel 76

 

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

Beschikkende op de krachtens artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht ingediende bezwaarschriften d.d. 12 november 2001,  ontvangen d.d. 13 november 2001 van de heer A. Ubels en mevrouw J. Kuypers, (reclamanten),

 

tegen het besluit  van ons college d.d. 25 september 2001, verzonden d.d. 3 oktober 2001 inzake weigering handhavend op te treden tegen het met het bestemmingsplan “Herzieningplan Bieslandse Bovenpolder” strijdige gebruik van het pand als opvangcentrum en tegen het besluit van ons college d.d. 8 augustus

2002 inzake verlening van een tijdelijke vrijstelling van de bepalingen van het bestemmingsplan ex artikel 17 WRO,

 

welke bezwaarschriften om advies in handen zijn gesteld van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften, Kamer I, hetgeen tot haar advies d.d. 23 mei 2003 heeft geleid,

 

overwegende,

 

-          dat de commissie voor de beroep- en bezwaarschriften advies heeft uitgebracht aan ons college over het bezwaarschrift van reclamanten;

 

-          dat de commissie voor de beroep- en bezwaarschriften heeft  geadviseerd de bezwaarschriften tegen ons besluit het gebruik van dit pand te legaliseren op grond van de tijdelijke vrijstelling ex artikel 17 WRO en niet over te gaan tot het toepassen van bestuursdwang gegrond te verklaren;

 

-          dat het advies hierbij als ingelast en herhaald moet worden beschouwd  en derhalve met verwijzing naar dit advies kan worden volstaan;

 

-          dat ons college zich niet kan vinden in de motivering en het advies van de commissie;

 

-          dat naar de mening van ons college de commissie naast de legalisering ook de belangenafweging aan de orde had moeten stellen;

 

-          dat de commissie de belangen van de bewoners voorop gesteld heeft en voorbij gaat aan de zwaar wegende behartiging van het algemeen belang;

 

-          dat de commissie volledig voorbij gaat aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van april 2002, waarin het verzoek om een voorlopige voorziening in de zin van een handhavend optreden is afgewezen;

 

-          dat naast het uitzicht op legalisering d.m.v. toepassing van een tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 17 WRO het gegeven van een jarenlang gedogen duidelijk was voor de rechter;

 

-          dat na jarenlang gedogen niet op zeer korte termijn tot handhavend optreden in de vorm van een opgelegde sluiting kan worden overgegaan;

 

-          dat het op zeer korte termijn tot handhavend optreden in de vorm van een opgelegde sluiting van dit pand voor drugsverslaafden tot grote problemen in de binnenstad zal leiden;

 

-          dat veeleer toepassing gegeven moet worden aan de mogelijkheid van een zorgvuldig beleidsmatig opgezet en met voorwaarden omgeven afbouw- en verplaatsingsscenario;

 

-          dat aan het verplaatsingsscenario reeds een eerste invulling is gegeven door een interne notitie waarin voor vervanging 6 locaties zijn geselecteerd die in aanmerking kunnen komen voor permanente dagopvang met voor iedere locatie een concrete beschrijving van stand van zaken, inclusief planning, te volgen procedures en zoveel mogelijk financiële inzichten;

 

-          dat voor de 6 geselecteerde locaties aan de hand van een tabel de vastgestelde criteria aan elkaar gerelateerd zijn met betrekking tot geschiktheid, situering, toegankelijkheid en beheersbaarheid;

 

-          dat de te volgen vrijstellingsprocedures van het bestemmingsplan voor de genoemde locaties uiteenlopen van 6 maanden tot ± 2 jaar;

 

-          dat na afronding van de te volgen procedure een tijdspanne van start tot realisering verbouw, c.q. nieuwbouw, van maximaal 1 jaar ingepland is;

 

-          dat aan de hand van globale programma’s van eisen van bebouwingsvoorstellen met kostenraming tot een verantwoorde keuze is te komen;

 

-          dat mede een communicatieplan voor informatie of discussie met omwonenden van de betreffende locaties moet worden opgesteld;

 

-          dat de gemeente neemt als verplichting op zich in de eerste helft van 2004 -na inspraak- een nieuwe locatie voor de Stichting Drugshulpverlening aan te wijzen om daarna met spoed de verplaatsing te realiseren. Daarmee kan een verplaatsingsscenario binnen de tijdslimiet van circa 2,5 jaar geëffectueerd worden. Dit betekent dat het gebruik van een periode van vijf jaar niet aan de orde is.

 

-          dat hiermee een garantie is ingebouwd omtrent de tijdelijkheid van de vrijstelling ex artikel 17 WRO.

 

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluiten:

 

I.                     af te wijken van het advies van de Commissie voor de  beroep- en bezwaarschriften;

 

II.                   reclamanten in hun bezwaarschrift ontvankelijk te verklaren;

 

III.                  de bezwaren van reclamanten, voornoemd, ongegrond te verklaren;

 

IV.                de bestreden besluiten in stand te laten.

 

 

Delft , 16 december 2003.

 

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

                                              , burgemeester

 

 

 

                                               , secretaris.

 

 

 

 

Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden tegen dit besluit

binnen 6 weken na de datum van verzending ervan een gemotiveerd beroepschrift

indienen bij de Rechtbank ‘s-Gravenhage (Sector Bestuursrecht), postbus 20203,

2500 EH Den Haag