HANDBOEK
BESTEMMINGSPLANNEN
DELFT
Gemeente Delft
Vakteam ruimtelijke
ordening
16 februari 2004
Pagina
3 Gebruik en Beheer Handboek 4
5 De bestemmingsplanprocedure 8
5.1 Stap 1:
Voorontwerp bestemmingsplan 3 mnd............................................... 8
5.2 Stap 2: Ontwerp bestemmingsplan 6 mnd....................................................... 8
5.3 Stap 3:
Vaststelling bestemmingsplan 6 mnd.................................................. 8
5.4 Stap 5:
Goedkeuring bestemmingsplan door GS 6
mnd.................................. 8
5.5 Stap 6:
Onheroepelijk bestemmingsplan: uitspraak Raad van State 12 mnd 9
7 Projectorganisatie en Planning 15
8.A Standaard opzet Toelichting
8.B Standaard
Voorschriften
8.C Standaard
Plankaart
8.D Standaard
Communicatiemateriaal
Op korte termijn wordt de
huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening vervangen door een nieuwe wet (Wro). De
nieuwe Wro verplicht gemeenten hun bestemmingsplannen te actualiseren. Naast
deze wettelijke plicht bestaat binnen de gemeente ook de wens om te komen tot
een actuele en uniforme planologische regeling die op eenvoudige wijze actueel
te houden is. Om in de toekomst te kunnen beschikken over bestemmingsplannen
voor grotere plangebieden (eenvoudig te herzien) wordt de komende jaren via
zelfstandige projectprocedures (artikel 19 WRO) aan herontwikkelingen
meegewerkt. Die artikel 19 procedures worden steeds gebaseerd op door de
gemeenteraad vast te stellen ontwikkelingsplannen. Een uitzondering wordt
gemaakt voor plannen die slechts in geringe mate afwijken van geldende
bestemmingsplannen.
De gemeenteraad heeft op 2
oktober 2003 "Het plan van aanpak actualiseren bestemmingsplannen"
vastgesteld. Op basis van het plan van aanpak is besloten dat de gemeente Delft
in een periode van vijf jaar al haar bestemmingsplannen uniformeert en
actualiseert. Het aantal bestemmingsplannen zal in de komende vijf jaar terug
gebracht worden tot zestien plannen.
In het plan van aanpak is
besloten dat voorafgaande aan het actualiseren van de bestemmingsplannen het
Handboek Bestemmingsplannen wordt vastgesteld dat als leidraad dient voor de
nieuw op te stellen bestemmingsplannen.
De gemeente heeft gekozen
voor standaardrichtlijnen om de uniformiteit van intern en extern op te zetten
Delftse bestemmingsplannen te kunnen waarborgen en om het actualiseringproces
efficiënter te kunnen laten verlopen.
Het Handboek heeft als doel
om eenduidig voor te schrijven op welke wijze bij het maken van
bestemmingsplannen en het voeren van de bestemmingsplanprocedures dient te
worden omgegaan met:
§
De opzet van de
toelichting
§
De opzet van de
voorschriften
§
De opzet van de
plankaart
§
De procedure
§
De communicatie met
betrokken instanties en personen
§
De organisatie
De in het handboek opgenomen
standaarden voor de Toelichting, Plankaart, Procedure en Communicatie zijn van
toepassing op alle bestemmingsplannen van de gemeente.
De standaarden voor de
Voorschriften zijn alleen van toepassing op bestemmingsplannen voor BESTAAND
stedelijk gebied met een beperkte ontwikkelopgave.
De voorschriften voor
bestemmingsplannen voor stedelijk gebied die voorzien in grote ontwikkelingen
en de bestemmingsplannen voor buitengebied, recreatiegebied en de historische
binnenstad zijn dermate specifiek dat zij niet binnen standaarden passen. Voor
die bestemmingsplannen worden daarom op maat gesneden voorschriften opgesteld
waarbij deze standaard zoveel mogelijk als uitgangspunt zal fungeren.
De wijze waarop dit Handboek
zal worden gebruikt en beheerd, is beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3
wordt een algemene toelichting gegeven op de standaarden voor toelichting,
voorschriften en plankaart. Aandacht wordt besteed aan bijzondere elementen in
de standaarden. De standaarden zelf zijn opgenomen in de bijlagen.
In hoofdstuk 4 wordt de
bestemmingsplanprocedure beschreven. Aangegeven wordt op welke wijze en op welk
moment in de procedure burgers, instanties en de raad bij het planproces worden
wordt betrokken. Ook wordt de tijdsduur van de afzonderlijke stadia aangegeven.
Hoofdstuk 5 geeft een
beschrijving van de communicatiemiddelen die ingezet worden in het
bestemmingsplanproces. Tenslotte komen in hoofdstuk 6 de projectorganisatie en de planning aan de orde.
Het Handboek en de bijlagen
zijn bindend voor de bestemmingsplannen die komende jaren voor deze gemeente
worden opgesteld. Afwijkingen van het
Handboek worden ter beoordeling voorgelegd aan de projectgroep "Actualiseren
en Uniformeren Bestemmingsplannen". In nieuw te maken bestemmingsplannen
dient op de eerste pagina te worden aangegeven op welke punten en waarom het
plan afwijkt van de standaarden uit het Handboek. Uiteindelijk besluitvorming
over afwijkingen worden aan de raad voorgelegd.
Het Handboek
Bestemmingsplannen dient als kader voor bestemmingsplannen die intern door de
gemeente worden gemaakt en als bestek dat als bijlage zal worden meegeleverd
bij uitbesteding van het maken van een Delfts bestemmingsplan.
Het handboek is in beheer
bij het vakteam ruimtelijke ordening. Contactpersoon en beheerder van dit
Handboek is de projectleider van het project Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen. Voorstellen tot
aanscherping of wijziging worden door deze projectleider voorgelegd aan de
projectgroep Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen en uiteindelijk
vastgesteld door de gemeenteraad.
Bestemmingsplannen zijn
juridische instrumenten bedoeld om “de ruimte te ordenen”. Bestemmingsplannen
geven voorschriften voor het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden.
Ieder plan bestaat uit: een
toelichting, voorschriften en plankaart. In de toelichting op bestemmingsplannen
wordt verantwoording afgelegd voor hetgeen in de voorschriften en op de
plankaart is geregeld. De toelichting is niet juridisch bindend. Juridisch
bindend zijn slechts de voorschriften en de plankaart.
Inhoud en proces zijn voor
een belangrijk deel in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geregeld. Toch
blijft er een aanzienlijke marge voor gemeenten om veel meer informatie in hun
plannen op te nemen dan de WRO strikt voorschrijft. Dit kan tot gevolg hebben
dat bestemmingsplannen onnodig omvangrijk zijn en divers van opzet. Juridische
instrumenten zijn, gelet op de wettelijke eisen die daaraan gesteld worden,
moeilijk leesbaar voor een leek. Onnodige informatie werpt een extra drempel op
voor de toegankelijkheid.
In de toekomst zullen alle
plannen digitaal worden aangeboden. Ook dit heeft gevolgen voor de opzet van
plannen.
Bij de uniformering van
bestemmingsplannen zijn de volgende uitgangspunten als leidraad genomen:
q
bestemmingsplannen moeten eenduidig en toegankelijk zijn;
q
bestemmingsplannen bevatten alleen die informatie die op grond van de
wetgeving noodzakelijk is;
q
de informatie moet geclusterd worden zodat het digitaal aanbieden van
die informatie eenvoudig gerealiseerd kan worden.
De Wet bepaalt dat in de
toelichting een motivering moet worden gegeven voor datgene dat in de
voorschriften en op de plankaart is geregeld.
De motivering moet
gebaseerd zijn op objectieve onderzoeksgegevens. Uit het onderzoek moet blijken
dat de ruimtelijke plannen ook financieel en maatschappelijk uitvoerbaar zijn.
Voorts dienen in de toelichting de resultaten opgenomen te worden van overleg
en inspraak.
Dit is het wettelijk kader
waaraan de toelichting moet voldoen.
In de toelichting op een
bestemmingsplan zal steeds moeten worden aangegeven wat de bestaande situatie
is, welk beleid en (eventueel welke normstelling) van toepassing is en welke
onderzoeken er zijn uitgevoerd, wat de gewenste toekomst is dat op grond van
het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden.
Delftse vormgeving
Ruimtelijke ordening is een
vervlechting van meerdere ruimtelijke facetten. Te onderscheiden zijn onder
andere: de ruimtelijke structuur, milieu-aspecten, infrastructuur, functies, cultuurhistorie. Vanuit die
verschillende facetten kunnen verschillende wensen/eisen bestaan met betrekking
tot de ruimtelijke indeling. Die wensen en eisen kunnen met elkaar
conflicteren. In bestemmingsplannen moeten keuzen gemaakt worden waarin de
diverse facetten worden gewogen. Die keuzen resulteren uiteindelijk in een
integrale visie op het gebied.
Om alle gegevens over één
facet digitaal te kunnen koppelen aan een plankaartvlak is er voor gekozen om
alle informatie daarover (bijvoorbeeld: water) onder te brengen onder één
paragraaf.
Ieder facet wordt opgebouwd
volgens onderstaand stramien:
1.
beschrijving bestaande situatie
(feitelijke situatie en problemen waarbij alleen die gegevens worden
genoemd die relevant zijn voor dat betreffende facet)
2.
opsomming van toepassing zijnde (normstelling), beleid en onderzoek
(juridisch kader voor de gewenste
ontwikkeling, waarbij alleen beleid wordt genoemd dat voor het betreffende
gebied van toepassing is)
3.
beschrijving van de gewenste ontwikkeling
4.
conclusie).
Iedere paragraaf is daarmee
op te vatten als een bouwsteen van de totale visie op het gebied. Alle facetten
tezamen bepalen de ruimtelijke ordening van het betreffende gebied.
In de Delftse
bestemmingsplannen wordt die totale visie de "gebiedsvisie" genoemd.
Deze geeft in aansprekende
taalgebruik een samenvatting van het hele bestemmingsplan. In die samenvatting
worden alleen die gegevens opgenomen die kenmerkend zijn voor de toekomstige
ontwikkelingen van het gebied en de doorsnee lezer ook zullen aanspreken. De
gedetailleerde en wettelijke verplichte motivering van het bestemmingsplan
wordt na de samenvatting (gebiedsvisie) per ruimtelijk facet geordend in
separate paragraven aangeboden.
Voorbeeld gebiedsvisie:
-
wat is de bestaande situatie?
(verpauperde wijk met veel
geluidsoverlast en tekort aan parkeerplaatsen en speelplekken),
-
waarom is wijziging van die situatie nodig?
(huidige voorzieningen voldoen niet aan
moderne wettelijke normen, toename
verkeer over spoor),
-
wat wordt de nieuwe situatie: rooilijnen, bouwhoogten, het gebruik,
ontsluiting en parkeren, groen/speelvoorziening?
(nieuwe ruimtelijke structuur, straten
patronen, ontsluiting, bouwhoogte variërend van 10 meter in zuidelijk
plangebied tot 25 meter in noordelijk deel, gebruiksmogelijkheden: type
woningen, hoeveelheid kantooroppervlak, mogelijkheden voor vestiging kleinschalige
bedrijven, totaal aantal parkeerplaatsen onder en boven de grond, situering
park, speelvoorzieningen boven maaiveld ed)
De standaard opzet voor de
toelichtingen op bestemmingsplannen is opgenomen in bijlage 8A.
In bijlage 8B zijn de
standaarden opgenomen voor de voorschriften. Het zijn de voorschriften zoals
deze ook zijn gebruikt in het recentelijk vastgestelde bestemmingsplan
Noordwest, deelgebied 1. De voorschriften zijn op ondergeschikte onderdelen
aangepast aan nieuwe regelgeving en
gemeentelijk beleid.
In het onderstaande een
korte toelichting op de betekenis van voorschriften voor bouwen en gebruik mede
in relatie tot andere regelgeving op dit gebied.
WONING
Niet alleen het
besstemmingsplan maar ook de woningwet is een belangrijke wettelijke bron die
aangeeft wat wel en niet gebouwd mag worden. De standaardvoorschriften nemen de
bepalingen uit de woningwet als uitgangspunt.
Voor sommige bouwwerken is
geen vergunning nodig. Zoals een dakkapel of uitbouw tot 2,5 meter diepte aan
de achterkant van een huis. Of een klein schuurtje of schotelantenne, mits aan
de achterzijde van de woning en voldoend aan bepaalde afmetingen. Voor
bouwwerken aan de voorkant van het huis of grotere aan- of bijgebouw is een
vergunning nodig en moeten de brandweer en welstandscommissie ook nog
toestemming geven. Kantoor- of
praktijkruimten bij een woonhuis mogen niet groter zijn dan 30% van het
vloeroppervlak van de woning, het verkeer niet hinderen en niet gepaard gaan
met horeca of detailhandel.
TUIN
Ook voor bouwen in de tuin
zijn regels opgenomen. Of je er in mag parkeren bijvoorbeeld, of als
opslagplaats mag gebruiken. In de regel mag een bewoner niets bouwen in de
voortuin van het huis. Er bestaan uitzonderingen daarop, zoals de bouw van een
erker of fietstrommel. In de achtertuin mag een gebouw staan. Maximale afmeting
is 60 m2, maar niet op een deel van de grond groter dan 50% van de tuin. Een
losse schuur of bijgebouw mag hooguit drie meter hoog zijn.
VRIJSTELLING
Door de enorme verscheidenheid
aan bouwvormen en woningen zijn de regels nogal algemeen gesteld. Daarom is het
altijd handig ook een bouwplan waarvoor geen vergunning nodig is toch even voor
te leggen aan de gemeente. Anderzijds kan het zijn dat de gemeente in
specifieke gevallen bouwplannen die volgens de algemene regels niet zijn
toegestaan, toch goedkeurt. Voor bijvoorbeeld de voortuin kan dit gelden voor
een verbouwing van de entree. Die moet dan wel in het straatbeeld passen en
geen zon of privacy bij de buren wegnemen.
Landelijk zijn standaarden
ontwikkeld voor het opzetten van plankaarten die het uiteindelijk mogelijk
maken alle ruimtelijke plannen binnen Nederland digitaal uit te kunnen
wisselen. Die standaarden zijn opgenomen in het Informatie Model Ruimtelijke
ordening (IMRO). IMRO is een soort pakbon of vrachtbrief waarmee alle kaart- en
tekstgegevens omgezet worden naar een vertaalbestand, zodat alle informatie
naar standaarden vertaald worden. Dit
model is gebaseerd op GIS-programma's.
Het Nederlands Instituut
Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV) heeft in samenwerking met
diverse stedebouwkundige bureaus een voorstel gedaan voor standaarden van
plankaart en voorschriften in het boekje "Op Digitale Leest".
Met het vaststellen van het
plan van aanpak actualiseren Delftse bestemmingsplannen heeft de gemeenteraad
besloten vooralsnog niet in te stemmen met het digitaal aanbieden van
bestemmingsplannen op internet en daarmee vooralsnog geen GIS-programma's aan
te schaffen. Alle AutoCad-bestanden zullen daarom in de toekomst geconverteerd
moeten worden, wanneer overgegaan wordt naar een GIS-omgeving.
De bestemmingsplankaart is
de grafische vertaling van het bestemmingsplan naar bestemmingen, bebouwing en
overige aanduidingen. De kaart verwijst enerzijds naar de plantoelichting en
anderzijds naar de bijbehorende voorschriften. De bestemmingsplankaart moet
helder en vlot leesbaar zijn voor alle gebruikers.
Een plankaart bestaat uit
een topografische en/of kadastrale ondergrond. Op die ondergrond worden
bestemmingsvlakken, bebouwingsgrenzen en overige aanduidingen (aanwijzingen)
ingetekend.
Het plangebied wordt
afgebakend door een plangrens. Daarna worden alle te bestemmen vlakken onderverdeeld in bestemmingsvlakken, te
herkennen aan de kleur en/of arcering. Per bestemming wordt ook een lettercode
toegevoegd (bijvoorbeeld: w=wonen). Alle aanwezige en geprojecteerde bebouwing
wordt voorzien van een bebouwingsgrens en een bijbehorende maximale goot- of
bouwhoogte. Binnen bebouwingsgrenzen kunnen aanvullende aanwijzingen worden
gegeven zoals overbouwingen. Dubbelbestemmingen worden transparant getekend:
straalpaden, waterkeringen en zones voor kabels en leidingen worden met een
arcering aangegeven, die over de onderliggende bestemming wordt getekend. De schaalgrootte
bedraagt 1:1000 voor stedelijke gebieden, voor het Buitengebied wordt schaal
1:2500 aangehouden.
Alle op de plankaart
voorkomende aanduidingen, kleuren en arceringen worden in het renvooi of
legenda verklaard. In het renvooi wordt tevens aangegeven welk voorschrift van
toepassing is. Op de plankaart is een zogenoemd tekeningstempel opgenomen met
daarin: de naam van het bestemmingsplan, nummer van de plankaart, datum van
opmaak, data van tervisielegging, vaststelling en goedkeuring en de naam tekenaar.
De Delftse
bestemmingsplannen wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de landelijke
uniformering voor plankaarten zoals opgenomen in de Digitale Leest. De Delftse
Standaard voor het renvooi van de plankaart is opgenomen in bijlage 3C.
Bij de totstandkoming van
bestemmingsplannen zijn de volgende vijf stappen aan de orde:
§
Het concept voorontwerp
bestemmingsplan wordt opgesteld door een ambtelijk werkgroep. Het opstellen
neemt circa drie maanden in beslag.
§
Het voorontwerp wordt
aangeboden aan B&W om het plan vrij te geven voor inspraak en overleg als
bedoeld in de artikel 6A WRO en de gemeentelijke inspraakverordening en artikel
10 Bro. De lijst van overlegpartners is
opgenomen in bijlage 4B.
§
Bij positief advies van
B&W wordt het plan verzonden om overleg aan overlegpartners
§
In de plaatselijk krant
wordt een advertentie geplaatst waarin de inspraak wordt aangekondigd. Per
bestemmingsplan wordt besloten of ook andere communicatiemiddelen zullen worden
ingezet. Het voorontwerp is onderwerp van inspraak gedurende een periode van
vier weken. Inspraakreacties kunnen schriftelijk worden ingediend. Gedurende
die vier weken wordt een avond georganiseerd waarbij het plan kort wordt
toegelicht en gelegenheid wordt geboden voor mondelinge inspraak. De avond
wordt bij voorkeur in een buurtcentrum in het plangebied gehouden. Van de avond
wordt verslag gemaakt.
§
Alle mondelinge en
schriftelijke inspraakreacties en de overlegreacties worden samengevat en
beantwoord in de Nota Inspraak en Overleg.
§
De reacties worden (al
dan niet) verwerkt in het bestemmingsplan. Resultaat is het concept ontwerp-
bestemmingsplan.
§
De Nota Inspraak en
Overleg en het concept ontwerp-bestemmingsplan worden aangeboden aan B&W
met het verzoek het plan om advies voor te leggen aan de commissie
Duurzaamheid. NB dit is nieuw in de
procedure. Voorheen werd de commissie pas om advies gevraagd in de
vaststellingsfase. De wijziging heeft
tot doel de raad in een eerder stadium bij de planvorming te betrekken.
§
Het plan en de nota
worden behandeld in de commissie Duurzaamheid dat advies uitbrengt aan de raad
over het plan
§
Bij positief advies van
de commissie (eventueel na aanpassingen) wordt het ontwerp bestemmingsplan door
B&W bekrachtigd.
§
In de plaatselijk krant
wordt een advertentie geplaatst waarin de ter inzage legging van het
ontwerp-bestemmingsplan voor een periode van vier weken wordt aangekondigd. Een
ieder wordt in de gelegenheid gesteld schriftelijk
zijn zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.
§
Alle zienswijzen worden
samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen.
§
De reacties worden (al
dan niet) verwerkt in het bestemmingsplan. Resultaat is het
concept-bestemmingsplan.
§
Er wordt een concept
raadsbesluit opgesteld dat de vaststelling van het bestemmingsplan begeleidt.
§
B&W wordt verzocht
akkoord te gaan met de nota zienswijzen, het raadsbesluit en het
bestemmingsplan en de stukken ter behandeling voor te leggen aan de commissie
Duurzaamheid.
§
Bij positief besluit
van B&W worden de stukken aangeboden aan de commissie en worden alle
indieners van zienswijzen uitgenodigd bij de commissievergadering aanwezig te
zijn waarin zij desgewenst worden gehoord (horen is wettelijk verplicht).
§
De commissie
Duurzaamheid hoort de indieners van zienswijzen. Van het horen wordt verslag
gemaakt. De commissie brengt advies uit aan de raad over het plan en de nota
worden behandeld in de commissie duurzaamheid dat advies uitbrengt aan de raad
over het de nota zienswijzen, het raadsbesluit en het bestemmingsplan.
§
Bij positief advies van
de commissie stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan vast.
§
Na vaststelling van het
bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan ter goedkeuring aangeboden aan
Gedeputeerde Staten en wordt ter inzage gelegd met de mogelijkheid tot indienen
van bedenkingen bij GS.
§
Het plan wordt
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten
§
Na goedkeuring wordt
het plan opnieuw ter inzage gelegd met de mogelijkheid tot instellen van beroep
van de Raad van State.
§
Behandeling eventueel
ingesteld beroep Raad van State
Dik-omrand
en gedrukt geeft de directe invloed van burgers aan.
Voorontwerp Bestemmingsplan
(B&W) Opstellen voorontwerp
1 1
Ontwerp Bestemmingsplan (B&W)
2
Hoorzitting Commissie DUZA
Vastgesteld Bestemmingsplan Behandeling Raad
3
Ter inzage voor Bedenkingen GS
Behandeling
PPC
Goedgekeurd
Bestemmingsplan
Ter inzage voor Beroep RvS
4
Behandeling
RvS
Onherroepelijk
Bestemmingsplan
Ter
inzage
5
In het proces van de
totstandkoming van het bestemmingsplan neemt communicatie met burgers en
(overheids-)instanties een belangrijke plaats in. Communicatie is noodzakelijk
voor het creëren van draagvlak en het voorkomen van fouten in het uiteindelijk
vast te stellen plan. In de WRO worden voor een aantal onderdelen van het
proces wettelijke eisen gesteld aan de wijze waarop de communicatie dient
plaats te vinden. Het betreft de volgende onderdelen:
1.
voorontwerp dient
onderwerp te zijn van inspraak (wijze waarop wordt overgelaten aan gemeente
zelf);
2.
ontwerp-bestemmingsplan
moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant én in Staatscourant, verplichte
termijn van vier weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van
schriftelijke zienswijzen;
3.
vastgesteld
bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant en in
staatscourant, verplichte termijn van vier weken ter inzage met de mogelijkheid
tot het indienen van schriftelijke bedenkingen bij gedeputeerde staten van de
provincie;
4.
goedgekeurd
bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant en in
staatscourant, verplichte termijn van zes weken ter inzage met de tot het
indienen van beroep bij de Raad van State.
De invulling van de
inspraakprocedure wordt overgelaten aan gemeenten zelf. Binnen de gemeente
Delft is het gebruikelijk in de plaatselijke krant (momenteel Stadskrant) een
advertentie te plaatsen waarin het plangebied beschreven wordt, aangegeven
wordt wat de aanleiding en doel is van het nieuwe bestemmingsplan en waarin de
mogelijkheid wordt geboden om gedurende vier weken schriftelijk
inspraakreacties op het plan kenbaar te maken. Gedurende die vier weken wordt ook de gelegenheid geboden tot
mondelinge inspraak tijdens een inspraakbijeenkomst.
Vanuit bewoners wordt
regelmatig geklaagd dat zij niet op de hoogte zijn geweest van de
inspraakmogelijkheid. Voorgesteld wordt om de inspraak in ieder geval ook via
posters aan te kondigen in buurtwinkels en buurtcentra's. Gevraagd wordt ook om
iedere bewoners via een persoonlijk brief uit te nodigen op het plan in te
spreken.
Gedurende het project
Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen zal gehoor gegeven worden aan
het verzoek om de inspraak ook via posters in buurtwinkels en buurtcentra aan
te kondigen Het informeren van alle bewoners van het plangebied middels een
persoonlijke brief is kostbaar en alleen mogelijk indien vooraf hiertoe de
financiële middelen worden gereserveerd. Per bestemmingsplan zal bij start van
het project aangegeven worden welk communicatietraject en gevolgd zal worden.
Dit traject zal genoemd worden in het besluitvormingsformulier aan B&W
waarin verzocht wordt het voorontwerp-bestemmingsplan vrij te geven voor
inspraak en overleg.
Communicatie in het
bestemmingsplanproces vindt plaats middels standaard advertenties en brieven.
Het project actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen is een goede
aanleiding alle standaarden te herzien. De standaarden zijn daartoe voorgelegd
aan het vakteam communicatie. De nieuwe standaarden zijn opgenomen in bijlage
8D.
De afgelopen jaren is een
nieuwe opzet gebruikt voor de verwerking van inspraak en zienswijzen. Voor
beide communicatiemomenten worden nota's opgesteld waarin na een korte
inleiding de ingekomen brieven met reacties op datum van inkomst worden
genummerd. De reacties worden per brief samengevat en van een sub-nummer
voorzien.
Iedere reactie wordt
beantwoord en per reactie wordt aangegeven of de reactie wel of niet heeft
geleid tot aanpassingen in het plan (onder "conclusie"). In sommige
trajecten wordt door meerdere burgers een zelfde reactie gegeven. In dat geval
wordt na de inleiding een hoofdstuk "algemeen" opgenomen waarin
uitgebreid wordt ingegaan op dat betreffende item. De nu gehanteerde nota's
Inspraak en Zienswijzen zullen in het project Actualiseren en Uniformeren
Bestemmingsplannen verplicht worden gehanteerd.
De bestaande standaarden
zijn vervangen door nieuwe waarbij met name aandacht is besteed aan eenvoudig
en duidelijk taalgebruik en de lay out.
Ten behoeve van het project
Actualiseren Bestemmingsplannen wordt na vaststelling van het handboek de
projectgroep "Actualiseren en
Uniformeren Bestemmingsplannen" ingesteld. Deze projectgroep heeft tot doel
de voortgang van het project te bewaken en
mogelijke knelpunten op te lossen.
Aan deze projectgroep nemen
deel: projectleider vakteam ruimtelijke ordening, secretaris, stedenbouwer en
tekenaar vakteam ruimtelijke ordening, vertegenwoordiger vakteam milieu, vertegenwoordiger vakteam mobiliteit,
vertegenwoordiger vakteam bouwtoezicht. De projectleider rapporteert
bestuurlijk aan de wethouder.
Binnen het project
"Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen" zal ieder
afzonderlijk bestemmingsplan worden aangemerkt als een deelproject.
Ieder deelproject start met
een projectdocument vastgesteld door het sectorteam duurzaamheid. Voor ieder
deelproject wordt een afzonderlijk projectteam ingesteld met vertegenwoordigers
uit de vakteams ruimtelijke ordening, milieu, mobiliteit en bouwtoezicht.
Afhankelijk van de inhoudelijke relevantie
worden vertegenwoordigers uit de vakteams: CKE, ingenieursbureau, grond,
welstand en monumenten, archeologie, wonen, welzijn, communicatie, wijkcoördinator
uitgenodigd. Deze vertegenwoordigers worden in ieder geval ingeschakeld bij de
startbijeenkomst en bij het definitief intern vaststellen van het voorontwerp
bestemmingsplan. Deelprojectleiders rapporteren maandelijks aan de projectgroep
Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen over de voortgang en knelpunten
in het deelproject.
De planning is gebaseerd op
de volgende uitgangspunten:
q Alle bestemmingsplannen moeten binnen een periode van
vijf jaar zijn geactualiseerd
q Lopende ontwikkelingen hebben prioriteit
q Planologisch grote ingrepen hebben prioriteit
|
2003 |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
||||||||||||||||||||||||||||||
Binnenstad |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||
Noordwest 1 |
v |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||
Station Zuid |
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Buitengebied |
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Harnasch |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Spoorzone |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Ikea |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
TNO |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Noordwest 2 |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
TU zuid |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Noordoost |
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Zuidwest 1 |
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
TU noord |
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
DSM |
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Noordwest 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
||||||||||||||||||
TU midden |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
||||||||||||||||||
Zuidwest 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
||||||||||||||||||
Zuidwest 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
||||||||||||||||||
Schie-oevers |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
||||||||||||||||||
Delft Oost |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|||||||||||||||||
v = voorontwerp (3 mnd)
o = ontwerp (6 mnd)
va =
vaststelling (6 mnd)
g =
goedkeuring (6 mnd)
b = beroepsfase (12 mnd)
Spoorzone en Station Zuid
worden in de toekomst één bestemmingsplan
Harnash en Noordwest 3
worden in de toekomst één plan
TNO en TU midden worden in
d toekomst één plan
Ikea en Delft Oost worden
in de toekomst één plan
Binnenstad en Zuidpoort
worden in de toekomst één plan
8.A Standaard
Toelichting
In het onderstaand is de
structuur van de standaardtoelichting opgenomen. Onder normstelling wordt
verstaan: alles wat in wetten is geregeld, onder beleid alles wat in
beleidnota's op rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk niveau is
geregeld. Onderzoek geeft de gegevens aan die uit onderzoek, specifiek voor het
betreffende plangebied zijn uitgevoerd. Met kleine letter zijn de mogelijk
relevante nota's genoemd. Per plangebied bepalen of die nota's ook
daadwerkelijk aangehaald moeten worden. Met de kleine cursief gedrukte letter
is aangegeven wat onder het betreffende hoofdstuk wordt bedoeld.
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel planvorming
1.2
Begrenzing plangebied
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
1.4
Opbouw plan
2. Gebiedsvisie
De gebiedsvisie geeft in aansprekend taalgebruik een samenvatting van
de toelichting. Uit de gebiedsvisie moet willekeurige leek kunnen lezen
wat er in het plangebied gaat gebeuren. Met andere woorden: wat is de visie op
dit plangebied voor de toekomst. Bij conserverende plannen zal dit uiterst
beperkt zijn, voor plannen die voorzien in herontwikkeling wat uitgebreider.
Een gebiedsvisie bevat steeds beeldmateriaal ter verduidelijking.
1.1
Bestaande situatie
1.2
Toekomstige situatie
1.3
Conclusie
2.
Juridische planbeschrijving
2.1
Verantwoording planvorm
2.2
Systematiek bestemmingen
2.3
Specifieke elementen
3.
Ruimtelijke opzet
De ruimtelijke opzet geeft aan wat de ruimtelijke relevante stucuur is
van het plangebied. Aandacht wordt besteed aan de belangrijke hoofstructuren
zoals ontsluiting, water- en groen- structuur, de morfologie, rooilijnen,
bouwblokken en bouwhoogten. Het belang van eventuele voorzetting van
ruimtelijke structuren en de consequenties daarvan voor bijvoorbeeld rooilijnen
en bouwhoogten (hoogteaccenten) wordt in dit hoofdstuk gemotiveerd. Dit
hoofdstuk zal voor een deel overlappen met de hoofdstukken infrastructuur en
milieu (water en ecologie). Overlappingen kunnen beperkt worden door alleen in
te gaan op datgene wat ruimtelijke relevant is. Voor verdere onderbouwing van
de onderdelen infrastructuur en milieu kan verwezen worden naar die betreffende
hoofdstukken.
3.1
Bestaande situatie
3.2
Beleid en onderzoek
3.3
Gewenste ontwikkelingen
3.4
Conclusie
4.
Functies
4.1
Wonen
4.1.1
Bestaande situatie
4.1.2
Beleid en onderzoek
Vijfde Nota over de
Ruimtelijke Ordening(deel 3)
Streekplan Zuid-Holland
west (2003)
Regionaal Structuurplan
Haaglanden
Regionale woonvisie
Ontwikkelingsvisie
5.1.3 Gewenste
ontwikkeling
5.1.4
Conclusie
4.2
Bedrijven en Kantoren
4.2.1
Bestaande situatie
4.2.2
Beleid en onderzoek
Vijfde Nota over de
Ruimtelijke Ordening(deel 3)
Streekplan Zuid-Holland
west (2003)
Regionaal Structuurplan Haaglanden
Kantorennota Haaglanden?
Vragen Wim Eikelenburg
Ontwikkelingsvisie
Nota Bedrijven en
Bestemmingsplannen
4.2.3
Gewenste ontwikkeling
5.2.4 Conclusie
4.3
Maatschappelijke voorzieningen
4.3.1
Bestaande situatie
4.3.2
Beleid en onderzoek
Vijfde Nota over de
Ruimtelijke Ordening(deel 3)
Streekplan Zuid-Holland
west (2003)
Regionaal Structuurplan
Ontwikkelingsvisie/Kansenkaart
Knopen in wijken
Nota Kinderopvang
4.3.3
Gewenste ontwikkeling
4.3.4
Conclusie
4.4
Horeca en detailhandel
4.4.1
Bestaande situatie
4.4.2
Beleid en onderzoek
Vijfde Nota over de
Ruimtelijke Ordening(deel 3)
Streekplan Zuid-Holland
west (2003)
Regionaal Structuurplan
Haaglanden
Ontwikkelingsvisie
Kennis van zaken
(structuurvisie detailhandel)
Delft Buurtwinkelcentra
2002-2010
4.4.3
Gewenste ontwikkeling
4.4.4
Conclusie
4.5
Openbare ruimte
Onder openbare ruimte wordt verstaan die ruimte in het plangebied
beschikbaar is voor "recreatie" zoals groen- en speelvoorzieningen,
parken. Het gaat hierbij niet om ruimte voor verkeersvooorzieningen,
parkeervoorzieningen, waterstructuren ed.
4.5.1
Bestaande situatie
4.5.2
Beleid en onderzoek
Vijfde Nota over de
Ruimtelijke Ordening(deel 3)
Streekplan Zuid-Holland
west (2003)
Regionaal Structuurplan
Haaglanden
Ontwikkelingsvisie
Ruimte voor natuur en Bomen
op Dreef
4.5.3
Gewenste ontwikkeling
5.
Milieu
5.1
Water
5.1.1
Bestaande situatie
5.1.2
Beleid en onderzoek
Europese
Kaderrichtlijn Water (Europees Parlement, 23 oktober 2000)
Vierde
Nota Waterhuishouding (Min. van V&W, december 1998)
Advies
van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (31 augustus 2000)
Regeringsbeslissing
Anders omgaan met water (december 2000)
Vijfde
Nota over de Ruimtelijke Ordening (Min. van VROM, januari 2001)
De
Watertoets (Min. van V&W, oktober 2001)
Streekplan Zuid-Holland west (2003)
Nota
Bruisend Water (Provincie Zuid-Holland, 1999)
Beleidsplan
Milieu en Water (Provincie Zuid-Holland, 2000)
Waterbeheersplan
1999-2003, Hoogheemraadschap, augustus 1999
Afvoer-
en BergingsCapaciteit Delfland (ABC Delfland: Water binnen veilige kaders,
Hoogheemraadschap van Delfland, augustus 2000)
Waterplan
Delft, een blauw netwerk (Gemeente Delft, augustus 2000)
Ontwerp
Deelstroomgebiedvisie Midden-Holland
5.1.3
Gewenste Ontwikkeling
5.1.4
Conclusie
5.2 Ecologie
5.2.1 Bestaande situatie
5.2.2 Beleid en onderzoek
Flora
en Faunawet
Vogelrichtlijn en
habitatrichtlijn
Nationaal
Milieu Beleidsplan
Natuurbeleidsplan
(1990)
Structuurschema
Groene Ruimte 2 (2002)
Natuur
voor mensen, mensen voor natuur (2000)
beleidsplan Natuur en
Landschap (1991) (Prov. ZH)
nota “Kleur bekennen”, de
natuurdoeltypenkaart van Zuid-Holland (2000)
3
D-plan
het Oeverplan Delft
Ruimte voor de Natuur en
Bomen op Dreef
5.2.3
Gewenste Ontwikkeling
5.2.4
Conclusie
5.3
Bodem
5.3.3
Bestaande situatie
5.3.4
Beleid en onderzoek
Beleidsvernieuwing
Bodemsanering
Wet
Bodembescherming
Bouwstoffenbesluit
Handboek
bodem 2002 (gemeentelijke beleid)
5.3.5
Gewenste Ontwikkeling
5.3.6
Conclusie
5.4
Milieuzonering
bedrijven
5.4.3
Bestaande situatie
5.4.4
Beleid en onderzoek
Nota
Bedrijven en bestemmingsplannen
5.4.5
Gewenste Ontwikkeling
5.4.6
Conclusie
5.5
Geluid
5.5.3
Bestaande situatie
5.5.4
Beleid en onderzoek
Principebesluiten
geluidszones (DSM-Gist, 02-11-1999/ Schieoevers Noord en Zuid, 30-09-1997)
Stiltegebieden en bedrijvigheid (PZH, 14-02-1996)
5.5.5
Gewenste Ontwikkeling
5.5.6
Conclusie
5.6
Luchtkwaliteit
5.6.3
Bestaande situatie
5.6.4
Beleid en onderzoek
Nationaal
Milieubeleidsplan
Nederlandse
Emissie richtlijn
Besluit
Luchtkwaliteit (2001)
Luchtkwaliteit
en Ruimtelijke ordening (PZH) (module stank, feb. 2002/ module verkeer)
5.6.5
Gewenste Ontwikkeling
5.6.6
Conclusie
5.7
Externe veiligheid
5.7.3
Bestaande situatie
5.7.4
Beleid en onderzoek
Integrale
Nota LPG (1984),
Nationaal
Milieubeleidsplan 4,
nota
risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Vuurwerkbesluit,
Besluit
Risico zware ongevallen (BRZO)
Seveso-richtlijn
(ontwerp
Besluit milieukwaliteiteisen externe veiligheid inrichtingenGewenste
Ontwikkeling
5.7.5
Conclusie
6.1 bovengronds
6.1.1 Bestaande situatie
Openbaar
vervoer
Autoverkeer
Langzaam
verkeer (fietsers en voetgangers)
Parkeren
6.1.2 Beleid en onderzoek
(Tweede
structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV II))
(Tweede
Regionale Verkeers- en Vervoersplan van het stadsgewest Haaglanden)
Verkeer
en vervoerplan Gemeente Delft
Lokaal
Verkeer en vervoerplan Gemeente Delft (LVVP)
Parkeren
en stallen (gemeentelijk parkeerbeleid)
Fietsactieplan
6.1.3 Gewenste ontwikkeling
6.1.4. Conclusie
6.2 Ondergronds (kabels en leidingen)
In deze paragraaf wordt ingegaan op
ondergrondse voorzieningen waaronder ook afvalinzameling.
6.2.1 Bestaande situatie
6.2.2 Beleid en onderzoek
Besluit
Aanleg energieinfrastructuur (BAEI)
6.2.3 Gewenste ontwikkeling
6.2.4 Conclusie
7.1 Archeologie
7.1.1 bestaande situatie
gegevens
uit Standaard Archeologische inventarisatie
7.1.2 Normstelling, beleid en onderzoek
Verdrag
van Valetta 1998
Cultuurnota
2001, Nota Belvedere
Archeologische
waardenkaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
Nota
Planbeoordeling 2003
7.1.3 Gewenste ontwikkeling
7.1.4 Conclusie
7.2 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
7.2.1 Bestaande situatie
7.2.2 Normstelling, beleid en onderzoek
Monumentenwet
1988
Monumenten
Inventarisatie Programma (MIP)
Gemeentelijke
monumentenlijst
7.2.3 Gewenste ontwikkeling
7.2.4 Conclusie
8.1 Bestaande situatie
Hoe wordt nu gehandhaafd, wat treft men aan strijdige
situatie aan
8.2 Beleid onderzoek
Nota Handhaving Bestemmingsplannen, beleid en
uitvoering
8.3 Gewenste ontwikkeling
Welke
onderdelen van dit specifieke bestemmingsplan hebben prioriteit in de
handhaving, uitvoerbaarheid handhaving (welke middelen worden ingezet en hoe
zijn die financieel gedekt)
8.4 Conclusie
9.1 Inspraak
en overleg
9.2 Financiële uitvoerbaarheid