|
|
Aanmeldingsnotitie
ontwikkeling Harnaschpolder |
|
|
|
Gemeente
Schipluiden |
|
16
september 2003 |
|
Definitief
rapport |
|
9M7727 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
||
|
||
|
16
september 2003 |
|
|
||
|
||
|
mr. T. Brouwer / ing. C.L.T.P. van Lieshout ing. A. van Mierlo …………………. …………………. Vrijgegeven door ir. R.G. Klein Entink Datum/paraaf ………………….. ………………….
1 Inleiding 1
1.1 Aanleiding 1
1.2 Wat is een
m.e.r.-beoordelingsplicht? 1
1.3 Doel en belang van
de aanmeldingsnotitie 1
1.4 Te volgen procedure 2
1.5 Leeswijzer 3
2 achtergronden 3
2.1 Inleiding 3
2.2 Voorgenomen
activiteit 4
2.3 Autonome
ontwikkeling 4
2.4 Fasering
activiteiten 4
2.4.1 Fasering activiteit
woningbouw 5
2.4.2 Fasering activiteit
bedrijvenpark 5
3 Kenmerken van de activiteit 6
3.1 Plaats activiteit 6
3.2 Aard en omvang van
de activiteit 6
3.3 Aanleg
Harnaschpolder 6
3.3.1 Woningbouw 6
3.3.2 Bedrijvenpark 7
4 Effecten op het milieu 9
4.1 Milieuzonering 9
4.2 Verkeer en vervoer 10
4.3 Waterhuishouding 11
4.3.1 Waterberging 11
4.3.2 Waterkwaliteit 12
4.4 Natuurwaarden 13
4.5 Landschap,
Cultuurhistorie en Archeologie 14
4.5.1 Landschap 14
4.5.2 Cultuurhistorie en
Archeologie. 15
4.6 Bodem en grondwater 15
4.7 Energie 16
4.7.1 Algemeen 16
4.7.2 Woongebieden
Schipluiden (Look-West, Lookwest-Noord en Scharnier) 16
4.7.3 Woongebieden
Delft (Lookwatering-west en Voordijkshoornsepolder) 16
4.7.4 Het bedrijvenpark 17
4.7.5 Windenergie 17
5 Samenhang met andere
activiteiten 18
5.1 Verbindingen 18
5.2 Aanleg AWZI 18
6 CONCLUSIE 20
7 Geraadpleegde literatuur 22
De
Harnaschpolder in de gemeente Schipluiden staat aan de vooravond van een
ingrijpende transformatie. Deze polder is gelegen op het grondgebied van de
gemeente Schipluiden en, na grenscorrecties, deels op het grondgebied van de
gemeente Delft. De Harnaschpolder wordt (gefaseerd) ontwikkeld ten behoeve van
woningbouw en een bedrijvenpark om zo Harnaschpolder verder op de kaart te
zetten. In de Harnaschpolder worden circa 2.200 woningen en circa 80 hectare
bedrijventerrein voorzien. Ten tijde van het opstellen van deze notitie ligt
dit gebied grotendeels buiten de bebouwde kom. De activiteiten worden
uitgevoerd binnen één project met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100
hectare.
Voor
deze activiteiten is het Besluit Milieueffectrapportage (m.e.r.) van toepassing
is. Doelstelling van de m.e.r. is om het milieubelang volwaardig mee te laten
wegen in de besluitvorming. De m.e.r. kent sinds 1994 twee onderdelen namelijk,
activiteiten waarvoor de m.e.r.-plicht geldt (onderdeel C) en activiteiten
waarvoor de m.e.r.-beoordelingsplicht geldt (onderdeel D).
De
m.e.r.-beoordelingsplicht geldt onder andere voor:
·
stadsprojecten, waarbij in één project verschillende activiteiten worden
ondernomen die zowel woningen als bedrijfsruimten, winkelcentra en
parkeerterreinen betreffen. De drempel ligt bij een oppervlakte van 100 hectare
of meer voor de gezamenlijke activiteiten, of een bedrijfsoppervlakte van
200.000 m² of meer (D11.2);
·
aanleg van een bedrijfsterrein. De drempel ligt bij een oppervlakte van
75 hectare of meer (D11.3).
De
ontwikkeling van de Harnaschpolder valt onder categorie D11.2 en D11.3 van de
bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage. Dit betekent dat het bevoegd
gezag, voorafgaand aan de vaststelling van het ruimtelijke plan dat voorziet in
de uitvoering van deze activiteiten, moet beoordelen of een
milieu-effectrapport moet worden gemaakt.
Voor
activiteiten waarvoor de m.e.r.-beoordelingsplicht geldt (onderdeel D) moet het
bevoegd gezag beoordelen of er een milieueffectrapport (MER) moet worden
opgesteld.
Deze
verplichting is in de Wet milieubeheer (Wm, artikel 7.8d) als volgt omschreven:
“Indien het bevoegd gezag
voornemens is een activiteit te ondernemen, aangewezen krachtens
artikel 7.4, neemt het in een zo vroeg mogelijk stadium voor de
voorbereiding van het besluit dat krachtens dat artikel is aangewezen, een
beslissing omtrent de vraag of vanwege de bijzondere omstandigheden, waaronder
deze activiteit wordt ondernomen, een milieueffectrapport moet worden gemaakt.’
Bij
de beoordeling of een MER moet worden opgesteld, dient met name te worden gelet
op de aard, omvang en ligging van het project. Het opstellen van een MER is
alleen noodzakelijk, als er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn.
De
bijzondere omstandigheden, waaronder de activiteit wordt ondernomen, kunnen
betrekking hebben op de kenmerken van de activiteit (aard en omvang), de plaats
waar de activiteit wordt verricht, de samenhang met andere activiteiten ter
plaatse (cumulatie van effecten) en de kenmerken van de belangrijkste nadelige
gevolgen (reikwijdte).
De
notitie voor de beoordeling van de m.e.r.-plicht (aanmeldingsnotitie) bevat de
informatie die nodig is om te kunnen beoordelen of voorafgaand aan de
besluitvorming over de desbetreffende activiteit, een milieu‑effectrapport
moet worden opgesteld.
Het
milieu-effectrapport is een openbaar document waarin zo objectief mogelijk is
beschreven welke milieueffecten zijn te verwachten en wanneer activiteiten
worden ondernomen die het milieu ernstig kunnen schaden. In een MER moet ook
worden aangegeven welke alternatieven er zijn om de activiteiten uit te voeren
en wat daarvan de milieueffecten zijn. Een milieu-effectrapportage staat niet
op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over
de desbetreffende activiteit, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of
het verlenen van een milieuvergunning.
In
deze aanmeldingsnotitie wordt de informatie gegeven op basis waarvan het
bevoegd gezag (Gemeenteraad van Schipluiden) kan beoordelen of het noodzakelijk
is om ‑ voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan dat
voorziet in de aanleg van het bedrijvenpark en de bouw van de woningen in de
Harnaschpolder ‑ een MER op te stellen.
De
aanmeldingsnotitie geeft de milieugevolgen aan die kunnen ontstaan als gevolg
van de voorgenomen activiteiten. Dit vormt de onderbouwing van de beoordeling
voor de m.e.r.-plicht voor het gehele plan.
De
initiatiefnemers van het project zijn de gemeenten Schipluiden, Delft en Den
Haag. Het bevoegd gezag wordt gevormd door de Gemeenteraad van de gemeente
Schipluiden. De deelgebieden Lookwatering-West en Voordijkshoorn zullen
overgaan naar de gemeente Delft. Deze grenscorrectie zal in principe ingaan per
1 januari 2004. Daar waarin deze aanmeldingsnotitie bevoegd gezag wordt
genoemd, wordt de Gemeenteraad van de gemeente Schipluiden bedoeld.
De
beoordeling of een MER moet worden gemaakt, vindt plaats nadat het bevoegd
gezag de aanmeldingsnotitie heeft ontvangen. De initiatiefnemers van het
project maken met het indienen van de aanmeldingsnotitie aan het bevoegd gezag
kenbaar dat de voorgenomen activiteiten vallen onder de
m.e.r.-beoordelingsplicht. De te volgen procedure is geregeld in de Wet
milieubeheer, artikel 7.8d.
De
beslissing van het bevoegd gezag om al dan niet een milieueffectrapport te
maken, wordt bekendgemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen. De beslissing
dat geen milieueffectrapport wordt opgesteld, moet ook in de Staatscourant
worden bekendgemaakt.
De
beslissing of er bijzondere omstandigheden zijn die het opstellen van een
milieu-effectrapport noodzakelijk maken, is een voorbereidingshandeling die
niet afzonderlijk openstaat voor bezwaar en beroep (Awb, artikel 6:3).
Deze
beslissing kan in de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan
(zienswijze/bedenkingen) wel aan de orde worden gesteld.
In
hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de achtergronden van de ontwikkeling van de
Harnaschpolder. Daarbij wordt aandacht besteed aan de voorgenomen activiteit,
de autonome ontwikkeling en de fasering van de activiteiten. In hoofdstuk 3
worden de kenmerken van de activiteit toegelicht. In hoofdstuk 4 worden de
effecten op het milieu, voor zover op dit moment bekend, weergegeven. Tevens
worden de leemten in kennis geïnventariseerd, die van belang worden geacht om
een compleet beeld te krijgen van de milieugevolgen. Er wordt ingegaan op de
aspecten milieuzonering, verkeer en vervoer, waterhuishouding, natuurwaarden, landschap,
cultuurhistorie en archeologie, bodem en grondwater en energie. Hoofdstuk 5
beschrijft de samenhang met andere activiteiten. In hoofdstuk 6 is de conclusie
opgenomen en de aandachtspunten voor het vervolgtraject.
‘Het
Nieuwe Westland’; plan voor reconstructie, zoals aangegeven in het streekplan.
Het begrip ‘Het Nieuwe Westland’ staat voor de transformatie die het Westland
voor een langere periode wil doormaken. Van een sterk door glastuinbouw
gedomineerd gebied naar een omgeving waarin naast een krachtige duurzame
glastuinbouwsector ook ruimte is voor andere bedrijvigheid, wonen, groen en
water, recreatie en toerisme [bron: 2].
In
dit transformatieproces is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit één van
de centrale issues.
Het
Westland bestaat uit een vrijwel geheel met kassen bebouwd gebied en het open
weidegebied, dat deel uitmaakt van het (reconstructiegebied) Midden-Delfland.
Het gebied bevat mogelijkheden voor het creëren van nieuwe landschapswaarden in
het spanningsveld tussen stad en land. Immers, het Westland is een gebied dat
ligt tussen de grote stedelijke agglomeraties Rotterdam en Den Haag. Beoogd
wordt een win-win situatie te creëren van productiegebieden en groene ruimten.
Voor de ontwikkeling van het gebied zijn de volgende inhoudelijke
doelstellingen van toepassing:
·
versterking van de huidige economische structuur en verbreding naar
niet-glastuinbouw gebonden bedrijvigheid;
·
verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het creëren van een beter
woon- en leefmilieu;
·
verbeteren van de fysieke infrastructuur, zowel de hoofdontsluiting als
de lokale ontsluitingen en het verbeteren van het openbaar vervoer;
·
herstel van de ecologische infrastructuur, groen buffers en groene
aankleding door de realisatie van de groenblauwe dooradering;
·
het omvormen van verouderde glastuinbouwgebieden in milieuverantwoorde,
moderne robuuste gebieden ter verbetering van de rentabiliteit van de
onderneming en ter behoud van de internationale concurrentiepositie;
·
versterking van toerisme en recreatie in het kustgebied en achterland
door verbreding van de kuststrook;
·
in het grensgebied Den Haag/Westland (Westlandse Zoom); het creëren van
een luxe woonmilieu van internationale allure;
·
in aansluiting op het reconstructieplan Midden-Delfland; het verbeteren
van de kwaliteit van de inrichting en de bereikbaarheid van dit gebied; het
verbeteren van de waterhuishouding ter vermindering van kansen op wateroverlast
en het verbeteren van de waterkwaliteit.
In
het Streekplan Zuid-Holland West (hierna: het Streekplan) zijn rode contouren
vastgesteld voor alle kernen met de status van een concrete beleidsbeslissing.
Buiten deze gebieden mag geen verdere verstedelijking plaatsvinden. De
Harnaschpolder en de dorpen ’t Woudt, Schipluiden en Den Hoorn liggen binnen
deze rode contour. De gebieden buiten de rode contour zijn in het Streekplan
voornamelijk aangegeven als natuurgebied, agrarisch gebied plus,
openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen en als glastuinbouwconcentratiegebied.
De functies laten dan ook geen bedrijven en woningbouwontwikkeling toe.
De
reconstructie van het Westland is qua ruimtelijk beleid neergelegd in het
Regionaal Structuurplan (RSP). Volgens het Streekplan is het RSP zoveel
mogelijk in het streekplan opgenomen.
Het
oorspronkelijk agrarisch gebied ten noorden en ten westen van Den Hoorn wordt
nu nog gebruikt voor de glastuinbouw. Met de herstructurering van het ‘glas’ in
dit gebied, maar ook door de belangrijke nieuwe ontsluitingen op de A4,
verandert de betekenis van het gebied voor stad en regio. Binnen het gegeven
van een zich terugtrekkend agrarisch gebruik en de ontwikkeling van kansen voor
een stedelijk milieu van wonen en werken, moeten landschappelijke waarden en
ecologische recreatieve belangen in een nieuwe verhouding tussen stad en
ommeland benoemd worden.
Indien
deze activiteit niet plaatsvindt dan blijft de glastuinbouw gehandhaafd.
Tabel 1 fasering aanleg Harnaschpolder
Deelgebied |
Activiteit |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
|
2003 |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
|
||||
Harnaschpolder-Noord |
Ontwikkeling bedrijvenpark |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
Aanvang uitgifte kavels |
|
|
start |
|
|
|
|
|
|
||||
Scharnier |
Ontwikkeling hoogwaardig woonmilieu |
|
|
|
|
|
|
|||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
Look-West |
Ontwikkeling woningbouw |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
Ontwikkeling bedrijven |
|
|
|
|
|
start |
|
|
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
Ontwikkeling bedrijven |
|
|
|
start |
|
|
|
|
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
Ontwikkeling woningbouw |
|
|
|
start |
|
|
|
|
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
|
Ontwikkeling woningbouw |
|
|
|
start |
|
|
|
|
|
||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||
De Harnaschpolder wordt de komende jaren gefaseerd ontwikkeld. De
woningbouw is voorzien in het Scharnier, de Voordijkshoornsepolder,
Lookwest-Noord en Lookwatering-West.
De ontwikkeling van het Scharnier zal in de periode 2003-2008
plaatsvinden. Voor de desbetreffende ontwikkelingen geldt dat de voortgang mede
afhankelijk is van de uitkomsten van grondverwerving, ontruiming, juridische
-en onteigeningsprocedures, ontsluitingswerken en dergelijke.
Het plangebied Look-West wordt gefaseerd ontwikkeld, over een
totaalperiode van 2002 tot 2007/2008. Momenteel wordt de eerste fase van circa
120 woningen ontwikkeld.
Voor de woongebieden zal de planontwikkeling mede worden afgestemd op de
ontwikkeling van het bedrijvenpark en de lopende woningbouwplannen.
De start van de bouw van de Delftse woningbouwlocaties
(Lookwatering-West en Voordijkhoornsepolder) is gepland medio 2006. Er is nog
geen nadere fasering bekend. Ongeveer 1.100 woningen zullen in 3 à 4
bouwstromen worden gerealiseerd. De totale uitvoeringstermijn is circa 5 à 6
jaar inclusief bouw- en woonrijpmaken.
De ontwikkeling van het bedrijvenpark vindt plaats in de Weteringzone,
Harnaschpolder‑Noord en Harnaschpolder-Midden. In het plangebied
Harnasch-Noord wordt het bedrijvenpark ontwikkeld in de periode 2003 tot 2008.
De verwachting is eind 2005 – begin 2006 een aanvang kan worden gemaakt met de
uitgifte van de kavels.
Met de gemeente Delft, Schipluiden en Den Haag is afgesproken dat de
uitgifte van kavels van het standaardbedrijvenpark in Harnaschpolder-Midden,
waar mogelijk, vanaf 2006 zal plaatsvinden. De ontwikkeling van de Weteringzone
zal plaatsvinden in de periode vanaf 2007.
De aanleg van het bedrijvenpark en de bouw van woningen vindt plaats in
de Harnaschpolder. De Harnaschpolder is gelegen op het grondgebied van de
gemeente Schipluiden en, na de grenscorrecties, deels op het grondgebied van de
gemeente Delft. Het gebied ligt gunstig binnen de regio. De directe relatie met
Rijswijk, het Westland, Delft en Den Haag en het groene Midden-Delfland maken
de Harnaschpolder tot een aantrekkelijke plaats om te wonen en te werken. Een
ander onderscheiden aspect is de ligging van de locatie in een gebied met rijke
cultuurhistorie.
De
ontwikkeling van de Harnaschpolder zorgt voor een ingrijpende transformatie van
het gebied dat is gelegen in het noordoosten van de gemeente Schipluiden en dat
wordt begrensd door de gemeente Delft, Rijswijk en de A4. Het gebied heeft een
oppervlakte van meer dan 100 hectare. De woningbouw in de Harnaschpolder is een
uitbreiding van bestaande woonbebouwing. In totaal worden circa 2.200 woningen
gerealiseerd.
De
aanleg van een bedrijvenpark is een nieuwe activiteit. In totaal wordt circa 80
hectare (bruto) gebruikt voor bedrijven.
De
ontwikkeling van de Harnaschpolder is opgenomen in het Regionaal Structuurplan
Haaglanden dat op 20 februari 2002 is vastgesteld. In de Structuurschets
Harnaschpolder e.o. 2002 van 1 november 2002 wordt het ontwikkelingsperspectief
verder vormgegeven.
In
paragraaf 3.3 wordt kort een toelichting gegeven op de activiteit woningbouw en
bedrijvenpark.
De
woningbouw is voorzien in het Scharnier, de Voordijkshoornse Polder,
Lookwatering‑West en Lookwest-Noord. Lookwest-Noord hoort bij Look-West.
Voor dit gebied is reeds een bestemmingsplan vastgesteld en goedgekeurd.
[bron:11] Het Scharnier hoort bij Harnaschpolder-Noord. Voor dit gebied is
reeds een bestemmingsplan vastgesteld en goedgekeurd [bron:10]
Het Scharnier (wonen in het groen)
Het
gebied rond de Woudselaan vormt het scharnierpunt tussen Harnaschpolder-Noord
en Harnaschpolder-Zuid. Het kenmerkt zich door een dubbel bebouwingslint langs
een wetering.
Aansluitend
op de bestaande woonbebouwing zal hier een kleinschalig hoogwaardig
woonmilieu in een groene omgeving worden gerealiseerd.
Hiermee
vormt het Scharnier een aantrekkelijke recreatieve route en een belangrijke
ecologische verbinding vanuit het stedelijk gebied naar Midden-Delfland. Het
Scharnier vormt derhalve de grens tussen de twee werkgebieden aan de noord- en
zuidzijde.
Voordijkshoornse Polder (deels wonen in het groen)
De
toekomstige woningbouwlocatie Voordijkshoorn, in het noordelijk deel van de
Voordijksehoornse polder, is nu nog in gebruik als glastuinbouwgebied.
Voordijkshoorn vormt samen met Lookwatering-West een nieuw Delfts woongebied
met centraal daarin het boezemwater en lint van de Lookwatering en de
Dijkshoornseweg. Dit nieuwe woongebied is via de Verlengde van
Foreestweg direct verbonden met Delft.
Lookwatering-West
Het
Middengebied heeft naar het oosten een oriëntatie op de aanliggende
Voordijkhoornsepolder, die door recente en toekomstige uitbreidingen een
woonfunctie krijgt. In het westen dient een goede overgang te komen met het
bedrijvengebied. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een noodzakelijke watergang.
Er is aanleiding om binnen het Middengebied aan deze zijde, zowel in de
uitwerking van het aanliggende bedrijventerrein als in de uitwerking van het
woonmilieu, te zoeken naar een samenhang in typologie van bedrijven, woningen
en voorzieningen.
Lookwest-Noord
Lookwest-Noord
oriënteert zich aan de zuidzijde op Look-West. Binnen de structuur voor de
Harnaschpolder wordt hier gestreefd naar een woonmilieu met een duidelijke
overgang/grens met het aanliggende bedrijvenprogramma van Lookwest-Noord.
De
ontwikkeling van het bedrijvenpark is voornamelijk in de Weteringzone, het
Midden-gebied en Harnasch-Noord voorzien.
Harnasch-Noord (hoogwaardige – en standaardbedrijven)
Voor
het noordelijk deel van Harnaschpolder is rond een halte van het openbaar
vervoer, een intensieve werkgelegenheidslocatie te realiseren in de categorie
‘modern+’. Een kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling en inrichting langs de
hoofdinfrastructuur is van groot belang. In overige delen van Harnasch-Noord is
daarnaast ruimte voor standaardbedrijven, waarbij tevens de op te stellen
beeldkwaliteitseisen van belang zijn. Harnasch-noord zal direct ontsloten
worden vanaf de A4 door middel van een aansluiting op de Harnaschknoop.
Weteringzone (hoogwaardige- en standaard bedrijven)
De
Weteringzone ligt ingeklemd tussen de A4 en
het hoogspanningstracé. Centraal in het gebied ligt de watergang de
Harnaschwetering met daarlangs verspreid staande woon- en bedrijfsbebouwing.
Smalle wegen aan weerzijden van het water vormen thans de ontsluiting voor de
aanliggende woningen en glastuinbouwbedrijven. De Harnaschwetering vormt samen
met de aanliggende bebouwing een karakteristiek en structuurbepalend element in
de Weteringzone. De Harnaschwetering is bovendien een belangrijke
noord-zuidschakel in het recreatief netwerk voor langzaam verkeer.
Middengebied
(standaard bedrijven)
De
grootste ruimtelijke eenheid in het Middengebied is het bedrijvengebied. Dit
bedrijvengebied vormt een aaneengesloten ontwikkelingsgebied waarbinnen een
verkaveling mogelijk wordt voor een grote diversiteit van bedrijven met kavels
met een variabele diepte van 50 tot 200 meter. Dit gebied is omgeven door
water.
Aan
de oostzijde van het bedrijvengebied is een watergang, ten behoeve van
waterberging, gewenst op het scheidingsvlak tussen wonen en werken.
Milieuzonering is het
aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende
en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit.
Voor de hieraan ten grondslag liggende milieunormen is kenmerkend dat zij een
ruimtelijke dimensie hebben. Het gaat om in afstanden uit te drukken aspecten
als geluid, stank, stof en gevaar. Met het toenemen van de afstand vanaf de
bron neemt de belasting af. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan
van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste
effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. [bron: 9].
Het type omgeving in de
Harnaschpolder kan omschreven worden als een gedeelte woonwijk en gedeelte
bedrijvigheid. De aangrenzende gebieden van de Harnaschpolder zijn te
onderscheiden in een woonwijk ten zuiden en ten oosten van het plangebied,
bedrijvigheid ten gevolge van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) ten
noorden van het plangebied en landelijk gebied aan de andere kant van de A4 ten
westen van het plangebied.
Er zullen
grensoverschrijdende effecten van geluid, stank, stof en gevaar naar de
omliggende gebieden plaatsvinden. Echter gezien de omgevingstypen en -factoren
wordt voor de voorgenomen activiteit geen noemenswaardige bijdrage verwacht.
Het landelijk gebied wordt door een snelweg gescheiden van de Harnaschpolder.
Ten noorden van het plangebied vindt al bedrijvigheid plaats door de AWZI. De
installatie dient aan zodanige milieuvoorwaarden te voldoen dat het wonen in de
directe omgeving mogelijk blijft.
In de Harnaschpolder-Midden
ligt het bedrijvengebied te midden van bestaande en te realiseren woonbuurten.
Tot slot ligt het plangebied tussen de grote stedelijke agglomeraties Rotterdam
en Den Haag.
Een verantwoorde samenhang
tussen het wonen en werken in het gebied wordt bereikt door enerzijds in het
ruimtelijke beeld door brede profielen van weg, water en groen afstand te
scheppen tussen deze functies en anderzijds door in bedrijfstypologie een
zonering te hanteren.
In het RSP wordt voor het
profiel van de bedrijven binnen de Harnaschpolder gesteld dat de hoogwaardige
bedrijven zich op de A4 en de Harnaschknoop oriënteren. Aan standaard bedrijven
zou ruimte geboden moeten worden in de ‘binnenzijde’ van de polder. Het
standaardbedrijventerrein in de Harnaschpolder wordt met name gereserveerd voor
uitplaatsing van Midden en Klein -bedrijven (MKB) vanuit Den Haag (ca. 65%) en
voor het overige ten behoeve van de regionale functie met prioritering voor de
verplaatingsbehoefte van Delft. Deze bedrijven dienen te passen binnen het
nader te bepalen profiel, met een milieucategorie niet hoger dan 3 en in
bijzondere gevallen categorie 4. Ten aanzien van de categorie 4 bedrijven wordt
opgemerkt dat de hinder- en veiligheidscontouren de buitengrenzen van de
betreffende bedrijventerreinen niet mogen overschrijden en dat geen
(potentiële) belemmering ontstaat in de aangrenzende woonbouwlocaties.
Globaal kan gesteld worden
dat een volgend onderscheid in bedrijfstypen te maken valt [bron: 2]:
·
distributiebedrijven (transport, warehousing/assemblage);
·
groothandel en opslag;
·
kleinschalige productie, assemblage en opslag;
·
dealers, showrooms.
Afhankelijk van de soort
bedrijvigheid zullen emissies naar de lucht plaatsvinden en zal eventueel
geurhinder optreden. Conform het Besluit luchtkwaliteit is bepaald dat
gemeenten en provincies de lokale luchtkwaliteit in kaart moeten brengen. Het
gaat dan om luchtverontreiniging door zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide,
zwevende deeltjes, koolmonoxide en benzeen. Indien de luchtkwaliteit in de
omgeving bekend is, kan in vervolgfasen de invloed van de luchtkwaliteit naar
de omgeving bij vestiging van bedrijven worden onderzocht. In het plangebied
zijn geen verzuringgevoelige objecten aan te merken.
In 2002 heeft de gemeente
Schipluiden in samenwerking met de overige gemeenten uit het stadsgewest
Haaglanden een gezamenlijke rapportage van de luchtkwaliteit over 2001
aangeleverd aan de provincie. Uit de rapportage is gebleken dat de te hoge
concentraties met name te vinden zijn in de stedelijke gebieden langs de
snelwegen en op enkele drukke binnenstedelijke wegen in de gemeenten Delft, Den
Haag, Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp, Rijkswijk en Zoetermeer. Deze
vervuiling wordt veroorzaakt door het verkeer in de regio Haaglanden en door
het verkeer en industrie in het Rijnmondgebied. In de gemeente Schipluiden is
de plandrempel bij de berekende locaties voor verschillende stoffen niet
overschreden [bron: 14].
Het is bekend dat door het
realiseren van woningbouw en met name bedrijventerreinen een toename van
emissies en afvalstromen zal optreden en dat mogelijk hinder zal worden
ondervonden. Echter door toepassing van milieuzonering in de bestemmingsplannen
en door strenge wet- en regelgeving op het milieugebied kan de kwaliteit van de
leefomgeving voldoende gewaarborgd worden.
Door
de ontwikkeling van de Harnaschpolder zal het verkeersbeeld van het gebied
ingrijpend veranderen. Er vindt een wijziging van een ‘landelijk’
ontsluitingssysteem naar een ‘hoofd’ ontsluitingssysteem plaats. Om inzicht in
de effecten van deze wijziging te krijgen, is in 1998 reeds de
verkeersstructuur van de omgeving van de Harnaschpolder in kaart gebracht.
Hierbij zijn diverse varianten bekeken
voor het aanpassen van de wegenstructuur.
Het
aanpassen van de wegenstructuur binnen het plangebied leidt tot een
verschuiving in trajecten. Doorgaand verkeer zal via de nieuwe wegenstructuur
worden afgewikkeld. Het totaal aan vervoersbewegingen neemt toe door de
ontwikkeling van de bedrijfsterreinen en woongebieden in het plangebied. Deze
ontwikkeling zal met name een toename van bestemmingsverkeer tot gevolg hebben.
De
openbaar vervoervoorzieningen binnen het plangebied worden verbeterd. Er wordt
voorzien in een hoogwaardige openbaar vervoer (OV)-verbinding. Hierdoor zijn in
het gehele plangebied voorzieningen van het openbaar vervoer nabij.
Ook
de langzaam verkeerverbindingen worden verder ontwikkeld binnen het plangebied.
Deze worden zoveel mogelijk langs groen en water aangelegd.
De
uiteindelijke verkeersstructuur is afhankelijk van de definitieve variantkeuze.
Een nadere uitwerking van deze structuur is noodzakelijk om de omvang van de
effecten van verkeer en vervoer te kunnen bepalen. Bij deze uitwerking speelt
ook de nieuwe verbindingsweg Harnaschknoop en Ypenburg en de mogelijke aanleg
van OV-verbinding een rol.
Geconcludeerd
kan worden dat de nieuwe wegenstructuur de afwikkeling van het verkeer
verbetert. Een eventuele route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de
weg is nog niet vastgesteld. De emissies en veiligheidsrisico’s als gevolg van
het verkeer moeten in het vervolgstadia van het plan worden onderzocht. Deze
plannen moeten voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder en de richtlijnen
voor veiligheidsrisico’s.
De
oude kreekloop in combinatie met de zone onder het bestaande hoogspanningstracé
wordt als het centrale water-/groengebied in de Harnaschpolder vormgegeven.
Deze centrale zone speelt als (hoofd)waterberging een belangrijke rol in het
integraal waterbeheer voor de Harnaschpolder, alsmede voor groen en parkeren.
De zone vormt bovendien een ecologische verbindingen tussen de Woudseweg en de
Woudselaan. Deze combinatie tussen groeninrichting en belemmeringenstrook
(zakelijk recht) van het hoogspanningstracé zorgt hier voor een doelmatig
grondgebruik [bron:3]. De structureel noodzakelijke waterberging is op de kaart
in bijlage 1 aangegeven. Bestaande boezemwatergangen in het plangebied worden
gehandhaafd.
Er
is een rapport opgesteld door de gemeente Schipluiden in overleg met het
Hoogheemraadschap van Delfland dat als bijlage bij de Structuurschets hoort.
Dit rapport is als bijlage 4 gevoegd bij de realisatie-overeenkomst tussen de
gemeente Schipluiden en het Hoogheemraadschap met betrekking tot de bouw c.a.
van de AWZI in de Harnaschpolder-Noord. De Voordijkshoornsepolder maakte geen
onderdeel uit van dit rapport aangezien deze polder niet in de Harnaschpolder
ligt. De Voordijkshoornsepolder zal overgaan naar de gemeente Delft. Tijdens
het opstellen van het rapport was de planontwikkeling nog niet bekend.
In
dit rapport is beschreven of voldaan kan worden aan de eisen die door het
Hoogheemraadschap van Delfland worden gesteld met betrekking tot de
waterberging in het plangebied. De water-hoofdstructuur is getoetst aan de
nieuwe waterbergingsnorm voor stedelijke gebieden uit ABC Delfland (325 m3/hectare).
De bestemmingsplannen Look-West en Harnaschpolder-Noord vallen onder de norm
van 6%. Zij voldoen ook aan de nieuwe norm van 325 m3 per hectare.
Het
Hoogheemraadschap van Delfland werkt ambtelijk aan het opstellen van een nieuw
peilbesluit voor het plangebied.
De
oppervlakte van de water-hoofdstructuur is bepaald op basis van de waterkaart
uit de Structuurschets. Bij de oppervlaktebepaling is het aanwezige boezemwater
niet meegenomen.
Uit
de berekeningen kan geconcludeerd worden dat met de water-hoofdstructuur zoals
die weergegeven is in de Structuurschets, per deelgebied voldaan wordt aan de
waterbergingsnormen (van 325 m3/hectare) die door het
Hoogheemraadschap van Delfland gehanteerd worden.
Bij
de geplande waterbergingsoppervlakte moet rekening gehouden worden met de
noodzakelijke taluds. Het ruimtebeslag van de aan te leggen taluds is
inbegrepen in de
geplande
wateroppervlakte. Afhankelijk van de vormgeving van de taluds kan hierdoor het
netto-wateroppervlak enigszins veranderen.
Bij
de verdere gebiedsuitwerking op gedetailleerder niveau in de vorm van
stedenbouwkundige plannen ten behoeve van de opstelling van bestemmingsplannen,
zal de water-hoofdstructuur, zoals die weergegeven is in de Structuurschets,
als hoofduitgangspunt en leidraad gehanteerd worden.
De
waterkwaliteit binnen het plangebied is gedurende een aantal jaren onderzocht. Een
onderzoek voor Look-West toont aan dat de kwaliteit van water en waterbodem op
dit moment slecht is. De gehalten aan stikstof, fosfor en bestrijdingsmiddelen
zijn hoog [bron:16]. De kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodems
worden beïnvloed door de volgende factoren:
·
het ingelaten boezemwater. Dit water bevat hoge concentraties stikstof
en fosfor en derhalve een grote kans op algenbloei;
·
overstortingen van het gemengde rioolstelstel ten noorden van de
Woudseweg;
·
afstroming van verontreinigd hemelwater van verharde oppervlakken.
Het
streefbeeld ten aanzien van waterkwaliteit is als volgt:
‘De
kwaliteit van het (grond)water in het plangebied zal niet verslechteren en zal,
waar mogelijk, worden verbeterd’
Het
doel van de biologische waterkwaliteit van de watergangen is niveau 3
(biologisch gezond watersysteem). De Kreek vormt een schakel tussen de
watergangen, groenstroken en recreatieve routes in de aangrenzende gebieden.
Voor deze watergang wordt niveau 4 (een lager niveau aan toxische stoffen en
nutriënten) nagestreefd.
Er
zijn maatregelen geformuleerd voor het bereiken van de streefbeelden voor de
waterkwaliteit, bijvoorbeeld door lozingen van rioolwater op het watersysteem
zoveel mogelijk uit te sluiten, gebruik te maken van lamellenafscheider of een
natuurlijk zuiveringssysteem voor de Kreek (helofytenfilter), etcetera.
In
het Concept Structuurplan Riolering voor de Harnaschpolder e.o. is voor het
ontwerp van de riolering in principe uitgegaan van een gescheiden rioolstelsel
met onder meer de volgende uitgangspunten:
·
relatief schone oppervlakken van daken en wegen worden afgekoppeld en
direct naar het oppervlaktewater afgevoerd;
·
onder de hoofdstructuur is voor de wegen een verbeterd gescheiden
stelsel voorzien. Het regenwater en het huishoudelijk afvalwater wordt in
gescheiden riolen naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie afgevoerd. Bij zware
buien treden de overstorten van het regenwater in werking;
·
huishoudelijk afvalwater en bovengenoemd verontreinigd regenwater worden
via een gemaal en persleiding afgevoerd naar de AWZI Harnaschpolder.
Door
bovenstaande maatregelen is het onwaarschijnlijk dat de aanleg van bedrijven en
woningbouw negatieve consequenties oplevert voor de waterkwaliteit en de
kwaliteit van de waterbodems in de watergangen van het plangebied. Indien er
vanuit de bedrijven afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater, dient
hiervoor een vergunning in het kader van de Wet verontreiniging
oppervlaktewater bij het Hoogheemraadschap van Delfland te worden aangevraagd.
Indien het Hoogheemraadschap bij een bedrijf lozing van schoon water heeft
toegestaan, kan het zijn dat het afvalwater enigszins is verwarmd. Echter het
Hoogheemraadschap stelt eisen in haar vergunning en bewaakt eventuele
temperatuursstijging in de watergangen.
Op
basis van de huidige informatie van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij (LNV) is het plangebied niet aangemerkt als vogel- en
habitatrichtlijngebied. Het plangebied maakt verder geen onderdeel uit van de
provinciale ecologische hoofdstructuur.
Volgens
het Streekplan is het plangebied niet in een gevoelig gebied gelegen. Er is
geen bestaand natuurgebied aanwezig of een nieuw natuurgebied gepland. Er
bevindt zich in het plangebied ook geen waardevol weidevogelgebied. In het
Streekplan is natuur dan ook geen element waarvoor aanvullend beleid is
geformuleerd. In de nabijheid van het plangebied, aan de andere kant van de A4
ter hoogte van de Weteringzone, is wel een waardevol weidevogelgebied gelegen.
Door
het plangebied loopt de ‘groenblauwe dooradering’ van het Westland zoals
benoemd in het Integraal Ontwikkelingsplan Westland. Deze dooradering is ten
behoeve van de verbetering van de ecologische kwaliteiten en gecombineerd met
nieuwe en aantrekkelijke langzaam verkeerverbindingen. De weteringen vormen
lange lijnen en verbindingen met de omgeving. Deze lange lijnen vormen natte
verbindingen met omliggende gebieden als Midden-Delfland en Vliet-Zwethzone en
kunnen een
belangrijke
functie als ecologische verbindingen hebben. Bovendien vormen zij een
uitstekende basis voor recreatieve verbindingen in de omgeving.
Volgens
de Structuurschets vormt de ‘Kreek’ een ecologische verbinding tussen de
Woudseweg en de Woudselaan. De ‘Kreek’ is een waterrijk gebied met een natuurlijke
riet/biezen- en oevervegetatie en vormt mede daardoor een ecologische
verbinding in de noord-zuid richting door het gebied.
De
‘Kreek’ is de schakel tussen de watergangen, groenstroken en recreatieve routes
in de aangrenzende gebieden. Voor de Harnaschpolder zal het gebied een
belangrijke recreatieve functie vervullen.
Het
instandhouden en versterken van het groene netwerk heeft prioriteit voor
verstedelijking van onderdelen van het netwerk, indien tussen beide een
conflict mocht voordoen tussen bestemmingen waarin het RSP niet voorziet. Zo
kan minimale ruimtelijke kwaliteit gegarandeerd worden.
De
groenkwaliteit van Haaglanden zal sterk verbeteren door de aanleg van een
netwerk van groene verbindingen tussen bestaande en te herstructureren
groengebieden. De ecologische functie van het groen wint aan betekenis. Groene
verbindingen bieden betere condities aan de flora en fauna, waardoor de
biodiversiteit wordt verhoogd. Op het gebied van recreatie leiden groene
netwerken tot meer en betere wandel- en fietspaden en verhogen ze het
natuurlijk karakter van de omgeving.
Door
de plannen voor de ontwikkeling van het Harnaschpolder krijgt de realisatie van
de groenblauwe dooradering een extra impuls en kan een kwaliteitsslag worden
behaald. Alhoewel de plannen niet
leiden tot ingrijpende aanpassingen, is het wel wenselijk de mogelijke effecten
van de geplande activiteit op het aangrenzende waardevol weidevogelgebied nader
te onderzoeken. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan dient tevens onderzoek
te worden gedaan naar de voorkomende beschermde planten- en diersoorten in het
plangebied en in de omgeving. Indien beschermde plantensoorten en/of
dierensoorten worden aangetroffen dient ontheffing te worden gevraagd in het
kader van de Flora- en Faunawet.
Het
landschappelijk beeld van de Harnaschpolder is onder te verdelen in een
noordelijk en zuidelijk deel. Het deel ten noorden van de Woudselaan maakt
onderdeel uit van een zone langs de A4 en kenmerkt zich door grootschalige
stedelijke elementen die een groen en recreatieve uitstraling hebben.
Landgoederen, parken golfbanen, volkstuincomplexen en met veel groen omgeven
bedrijvencomplexen en instituten zijn hier karakteristiek.
Het
deel ten zuiden van de Woudselaan heeft een meer kleinschalig karakter. In dit
gebied is glastuinbouw aanwezig. Tussen de kassen en langs de watergangen zijn
kleinschalige woonmilieus aanwezig.
Dit
verschil in landschappelijke aard vormt een vertrekpunt voor de ontwikkeling
van de Harnaschpolder.
Landschap
en water spelen een belangrijke rol in de nieuwe opzet voor de Harnaschpolder.
De bestaande landschappelijke linten, de Lookwatering, de Harnaschwetering en
de Woudselaan, vormen belangrijke routes voor langzaam verkeer en zijn
onderdeel van een netwerk van ecologische verbindingen. Deze landschappelijke
linten zullen worden versterkt. Zo zal langs de Harnaschwetering de bestaande
woningen met kleinschalige bedrijfsuitoefening waar mogelijk worden gehandhaafd
in verband met waardevolle historische lintbebouwing.
Het
bestaande stelsel van watergangen in Look-west zal de basis zijn voor de opzet
van de woonbebouwing. Deze watergangen monden uit in de “Kreek’ die na
ontwikkeling van de Harnaschpolder een belangrijke recreatieve functie zal
vervullen.
Door
de ontwikkeling van de Harnaschpolder vindt er een wijziging in het landschap
plaats. Het agrarisch glastuinbouwgebied wordt stedelijk gebied.
Waardevolle
cultuurhistorie en archeologie is vastgelegd in de beleidsnota
Cultuurhistorische hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland. Hierin is de
Harnaschpolder niet aangewezen als een “Topgebied behoudt cultureel erfgoed”.
Daarnaast is de Harnaschpolder niet door het Rijk aangewezen als Belvedère
gebied. Uit het Streekplan blijkt dat het plangebied binnen een zone met
archeologische verwachtingen ligt. De Harnaschpolder maakt deel uit van een
rijk en oud cultuurland. Resten van dit culturele erfgoed zijn in de vorm van
archeologische vondsten en grondsporen in de bodem van dit gebied opgeslagen.
De
gemeente Schipluiden onderkent de archeologische waarden in het gebied en heeft
maatregelen genomen om de archeologische belangen bij de inrichtingsplannen te
betrekken. Zo zijn er middelen vrijgemaakt om een gedegen archeologische
inventarisatie uit te voeren en om gedurende de herinrichting van het gebied
archeologische begeleiding in te zetten om aan de archeologische belangen zo
veel mogelijk recht te doen. Hiertoe heeft de gemeente Schipluiden een
gemeentelijk archeoloog aangesteld.
Geconcludeerd
wordt dat voor de landschappelijke wijzigingen verdere aandacht in de op te
stellen bestemmingplannen nodig is. Echter door het in stand houden van de
landschappelijke relaties wordt aan oude waarden samen met nieuwe
ontwikkelingen een functie gegeven.
De
grondsoorten die in de Harnaschpolder voorkomen, bestaan in hoofdzaak uit
veen-, zeekleigronden en warmoezerijgronden (mengingen van enkelvoudige
grondsoorten in glastuinbouw). In het hele gebied in de Harnaschpolder komt
wegzijging voor [bron:16].
Bij
de bedrijven wordt in hun milieuvergunning voorgeschreven dat ze een zogenaamd
nulsituatie-bodemonderzoek dienen uit te voeren voor aanvang van de
activiteiten
en
bij beëindiging van de activiteiten. Indien blijkt dat de bodemkwaliteit bij
beëindiging is verslechterd, dient de veroorzaker de verontreiniging te
saneren.
Bij
de gemeente Schipluiden is niets bekend over eventuele
grondwaterverontreiniging. Bij de nulsituatie-bodemonderzoek dient ook altijd
de kwaliteit van het grondwater te worden bepaald. Deze informatie komt
beschikbaar.
Mocht
uit nader onderzoek blijken dat de bodem gesaneerd moet worden, moet rekening
worden gehouden met saneringskosten. In het kader van de verlening van een
bouwvergunning zal de grond geschikt gemaakt moeten worden voor de toekomstige
bestemmingen.
Voordat
de verschillende locaties worden ontwikkeld, is een gedetailleerd
grondafvoeronderzoek (grondbalans) noodzakelijk. Indien het sloopafval van
voldoende kwaliteit is, is het gebruik hiervan als secundaire bouwstof te
onderzoeken. Punt van aandacht is de eventuele aanwezigheid van asbest.
Asbesthoudend materiaal kan niet hergebruikt worden en dient tegen relatief
hoge kosten verwerkt te worden.
De
reeds beschikbare onderzoeksresultaten, samen met de onderzoeken die nog
uitgezet moeten worden volgens de Woningwet, de Bouwverordening en het
Bouwstoffenbesluit, bieden voldoende informatie om de huidige situatie in kaart
te brengen. Gezien de toekomstige bestemmingen van het gebied (woningen,
bedrijven en recreatieve voorzieningen) is geen verslechtering van de situatie
te verwachten.
In
september 2001 is het Delfts Energie Agentschap (DEA) opgericht. DEA streeft
twee doelen na:
·
het leveren van een bijdrage aan een rationeler energiegebruik in Delft
en Schipluiden;
·
het realiseren van het opwekken van duurzame energie-opwekking in Delft
en Schipluiden.
DEA
speelt op lokaal niveau een katalyserende, aanjagende en enthousiasmerende rol
in energieprojecten. In 2001 stelde het bestuur van het DEA het
Energiemasterplan Delft vast.
In
de huidige fase van de planvorming is nadere uitwerking nodig ten aanzien van
het aspect energieverbruik. Hierbij dienen ambities, doelstellingen en
maatregelen te worden geformuleerd. Bij dit thema is het van belang om aan te
geven hoe de vraag naar (fossiele) brandstof kan worden verminderd, duurzame
energie kan worden opgewekt en gebruikt en hoe het energetisch rendement kan
worden verhoogd door de stedenbouwkundige inrichting van het plan. Ook zal
hierbij aan de orde moeten komen of het Besluit aanleg energie-infrastructuur
van toepassing is.
In
nieuwbouwprojecten volgt de gemeente Schipluiden de landelijke normen. Tevens
heeft de gemeente Schipluiden – in Haaglanden (stadsgewest) verband –
aanvullende eisen vastgesteld die onderdeel uitmaken van
ontwikkelingsovereenkomsten.
Gemeente
Delft beschikt over een Klimaatplan 3 E (reikwijdte 2003-2012). Dit plan is de
Delftse vertaling van het Kyoto-akkoord en sluit ook aan bij de doelstellingen
uit het Duurzaamheidsplan van Delft. 3 maal E staat voor effectief, efficiënt
energiegebruik. De daadwerkelijke realisatie van een reductie van CO2-uitstoot
staat voorop in het klimaatplan.
Uit
een klimaatscan is gebleken dat voor Delft de grootste winst voor Delft te
boeken is in (ver)bouwprocessen en in het stimuleren van duurzame energie. In
nieuwbouwprojecten streeft Delft voor woningen een Energie Prestatie
Coëfficiënt na die 20% scherper is dan de wettelijke norm. Voor
bedrijventerreinen wordt een energievisie opgesteld met een ambitie die
overeenkomt met een Energie Prestatie op Locatie (EPL) van 7. Bijvoorbeeld door
het uitwisselen van warmte tussen bedrijven (proces- en ruimteverwarming),
Inzet is voorts om 5% van de energievraag te dekken uit duurzame bronnen.
[bron:15]
Voor
het bedrijvenpark zal een energievisie worden opgesteld. Gekeken kan worden
naar de duurzaamheid van de te ontwikkelen bedrijfsterreinen met een koppeling
naar de naastgelegen woonwijken in de vorm van bijvoorbeeld stadsverwarming.
Het aspect energieverbruik dient verder vorm te worden gegeven in de vast te
stellen bestemmingsplannen en af te geven milieuvergunningen bij de oprichting
van bedrijven op de diverse bedrijventerreinen. Hierin dient te worden
aangegeven welke maatregelen het meest efficiënt zijn in welke specifieke situatie.
De
provincie heeft in een Bestuursovereenkomst vastgelegd 150 MW aan windenergie
te willen realiseren. Hiervoor is langs de A4 vanaf de Woudseknoop in
noordelijke richting naar Rijswijk een studielocatie wensopstelling
windturbines opgenomen.
In
het plangebied is in principe ruimte voor de vestiging van een aantal
windturbines, die ook in de standaardstaat van Bedrijfsactiviteiten zijn
toegestaan. Bij de uitwerking, en eventueel door middel van artikel 19 WRO, zal
hier afhankelijk van eventuele MER‑resultaten en andere randvoorwaarden
nadere besluitvorming over plaatsvinden.
De
eventuele bouw van windmolens langs de A4 is niet relevant voor de beoordeling
of voor de ontwikkeling van de Harnaschpolder een milieu-effectrapport moet
worden gemaakt.
Er
zijn vier activiteiten bekend die samenhangen met de ontwikkeling van de
Harnaschpolder te weten:
·
verbinding van de Harnaschknoop met Ypenburg;
·
A4 Midden - Delfland doortrekken naar Vlaardingen;
·
verbinding hoogwaardige openbaar vervoer;
·
aanleg AWZI.
In
het Structuurplan zijn de twee verbindingen reeds genoemd. Nog niet bekend is
wanneer deze verbindingen worden gerealiseerd. Het betreft:
·
de mogelijke verbinding tussen Harnaschknoop via Rijswijk-Zuid
(Beatrixlaan) naar Ypenburg;
·
de aanleg van een OV-verbinding van AggloNet-niveau, komende vanuit Den
Haag Zuid-West en, via een tracé direct ten zuiden van de aansluiting op de N54
op de A4, gaande in de richting van Delft. Daarvoor dient een tracé langs Den
Hoorn en via de Reinier de Graafweg te worden gereserveerd. Tevens dient een
verbinding tussen de Harnaschknoop en de Van Foreerstweg niet onmogelijk te
worden gemaakt.
·
doortrekken van A4 Midden-Delfland naar Vlaardingen; De startnotitie voor
de m.e.r. A4 Midden-Delfland is opgesteld en wordt binnenkort vrijgegeven voor
inspraak. De aanleg van deze verbinding staat ter discussie.
In
het Streekplan is de Harnaschpolder aangewezen als locatie voor een nieuwe
afvalwaterzuiveringsinstallatie.
Op
dit moment wordt het afvalwater in de regio Haaglanden gezuiverd door de AWZI
Houtrust in Den Haag. Houtrust wordt te klein om al het afvalwater in de regio
Haaglanden zorgvuldig te kunnen blijven zuiveren. Aangezien uitbreiding op
locatie Houtrust niet mogelijk is, is een nieuwe zuiveringsinstallatie op een
andere locatie nodig.
Het
Hoogheemraadschap heeft het voornemen om de nieuwe AWZI te bouwen in de
Harnaschpolder in de gemeente Schipluiden. De AWZI is voorzien in de
noordoostelijke hoek (ten zuiden van de Harnaschknoop) en heeft een oppervlakte
van circa 26 hectare. De installatie dient aan zodanige milieuvoorwaarden te
voldoen dat het wonen in de directe omgeving mogelijk blijft.
In
het kader van de besluitvorming over de verlening van een milieuvergunning voor
deze inrichting is een milieu-effectrapportage opgesteld.
In
dit MER zijn in totaal 5 alternatieven en het meest milieuvriendelijke
alternatief (MMA) beschreven. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar
voorkeursalternatief uitgesproken. Voor dit alternatief zijn de benodigde
vergunningen aangevraagd.
Doelstelling
is om medio november 2003 aan te vangen met de bouw van de AWZI.
Op
grond van artikel 7.8, eerste lid, van de Wet milieubeheer neemt het bevoegd
gezag in een zo vroeg mogelijk stadium een beslissing omtrent de vraag of,
vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder de activiteit wordt ondernomen,
een milieu‑effectrapport moet worden gemaakt.
Bij
de beoordeling of een MER moet worden opgesteld moet met name worden gelet op
de aard, omvang en ligging van het project. Het opstellen van een MER is alleen
noodzakelijk, als er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn.
Het
gedeelte van de Harnaschpolder waar de bouw van de woningen en de ontwikkeling
van het bedrijvenpark zijn voorzien, fungeert momenteel als glastuinbouwgebied.
Dit gebied wordt begrensd door de snelweg A4, de AWZI Harnaschpolder en de
bestaande woonbebouwing van Den Hoorn en Delft.
Het
gebied heeft geen bijzondere natuurwetenschappelijke betekenis. Aan de andere
kant van de rijksweg A4 ligt een waardevol weidevogelgebied, maar door de
bufferwerking van de rijksweg is het niet te verwachten dat het project
nadelige gevolgen zal hebben voor dit weidevogelgebied.
De
Harnaschpolder maakt deel uit van een rijk en oud cultuurland. Resten van dit
culturele erfgoed zijn in de vorm van archeologische vondsten en sporen in de
bodem van dit gebied opgeslagen. Bij de herinrichting van het gebied zal met
deze waarden rekening worden gehouden.
Gezien
de omgevingstypen en –factoren zal de voorgenomen activiteit naar verwachting
geen noemenswaardige gevolgen (geluid- en stankhinder, externe
veiligheidsrisico’s) hebben voor de omgeving.
Uit
het vorenstaande kan worden afgeleid dat er geen bijzondere omstandigheden
aanwezig zijn die het opstellen van een MER noodzakelijk maken. Het bevoegd
gezag wordt daarom geadviseerd te bepalen dat bij de voorbereiding van de
vaststelling van de bestemmingsplannen voor de ontwikkeling van de
Harnaschpolder ten behoeve van woningbouw en een bedrijvenpark geen milieu‑effectrapport
behoeft te worden gemaakt.
Ten
overvloede wordt opgemerkt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van de
bestemmingsplannen aan de volgende aspecten bijzondere aandacht moet worden
besteed:
·
de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, alsmede
de emissies en veiligheidsrisico’s als gevolg van verkeersbewegingen;
·
de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten in (de nabijheid
van) het plangebied (in verband met eventuele ontheffingen op basis van de
Flora- en faunawet);
de landschappelijke en archeologische waarden van het gebied;
·
eventuele verontreiniging van de bodem;
·
de energievisie van de gemeente Schipluiden;
·
de belemmeringenstrook langs het hoogspanningtracé, indien het voltage
van 150 KV zal worden verhoogd naar 380 KV.
1.
Streekplan Zuid-Holland West- Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland-19
februari 2003 (in de notitie verder aangeduid als Streekplan);
2.
Regionaal Structuurplan Haaglanden- Stadsgewest Haaglanden- 20 februari
2002 (hierboven verder genoemd als Structuurplan)
3.
Structuurschets Harnaschpolder e.d. 2002- Gemeente Schipluiden- 1
november 2002 (hierboven verder genoemd als Structuurschets);
4.
Stedenbouwkundige concept t.b.v. deelgebieden Harnasch-Noord,
Harnasch-Midden en Weteringzone-gemeente – september 2002;
5.
Verkeersstructuur omgeving Harnaschpolder- Goudappel Coffeng- 29 juni
1998;
6.
Waterberging Harnaschpolder -
gemeente Schipluiden – november 2001;
7.
Samenwerkingsconvenant Schipluiden-Delft-Den Haag “ontwikkeling
bedrijventerrein Harnaschpolder’-17 april 2001;
8.
Afwegen en oordelen ‘handreiking voor de m.e.r.-beoordelingsplicht’,
juni 1999 Ministerie van VROM;
9.
Bedrijven en Milieuzonering-Vereniging van Nederlandse Gemeenten- Den
Haag 2001;
10.
Bestemmingsplan Harnaschpolder-Noord – Gemeente Schipluiden- 8 juni
2000;
11.
Bestemmingsplan Look-West- Gemeente Schipluiden- 30 mei 2000;
12.
Samenwerkingsovereenkomst Delft-Schipluiden – 22 augustus 2000;
13.
Convenant inzake ruimte moet worden gevonden voor een AWZI; Ministerie
van Verkeer en Waterstaat- Provincie Zuid-Holland-Hoogheemraadschap van
Delfland- Gemeente Schipluiden- 22 december 1997;
14.
Rapport luchtkwaliteit 2001- 14 gemeenten binnen regio Haaglanden – 1
augustus 2002
15.
3 E: Klimaatplan Delft – gemeente Delft – 3 april 2003;
16.
Look-West: Visie op ecologie en waterhuishouding – RPS BKH Adviesbureau
– februari 2002.