Voor u ligt het Voorkeursalternatief (VKA) voor Technopolis
Innovation Park. Het VKA beschrijft de keuze die de gemeente Delft samen met de
TU Delft maakt voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Technopolis. Voor
dit bedrijventerrein is een milieueffectrapport (MER) opgesteld, waarin de
effecten op het milieu van het Masterplan (Gensler, 2002) en een meest
milieuvriendelijk alternatief worden beschreven. Dit MER is gebruikt om een
optimalisatie te maken van het Masterplan en negatieve milieu-effecten van het
bedrijventerrein te minimaliseren en milieukansen te benutten.
Hieronder staan voor de gekozen milieu-aspecten de keuzes
genoemd. Dit voorkeursalternatief vormt de basis voor het op te stellen
bestemmingsplan Technopolis.
Aspect
|
|
Ruimtelijke opzet |
·
Ontwikkeling in buurtjes ·
Harde stadsrand zuidzijde ·
Behoud huidige bebouwing en sportvelden |
Verkeer |
In de bestemmingsplanperiode 2005 – 2015:
stimuleren hoog aandeel langzaam verkeer en openbaar vervoer: ·
Aanleg fietsverbinding onder A13 richting Pynacker. ·
Doorgang Mekelweg alleen voor langzaam verkeer en
tram. ·
Extra inzet openbaar vervoer tot op Technopolis
o.a. doortrekken tramlijn 19 en omleiden buslijnen en verhogen frequentie ·
Versterking langzaam verkeersverbindingen met
station Delft Zuid ·
Vervoersmanagement ·
Geclusterd parkeren in gebouwde voorzieningen in
combinatie met stringent parkeerbeleid Voor de bereikbaar per auto in de bestemmingsplanperiode
2005 – 2015: verbetering afwikkeling van het autoverkeer: ·
Verdubbeling van de capaciteit van het kruispunt
Schoemakerstraat – Kruithuisweg ·
Ongelijkvloerse kruising
Kruithuisweg-Voorhof/Tanthofdreef (ca 2010) ·
Vanwege een calamiteitenroute en Schie-oevers
aanleg brug over de Schie en verdubbeling van de capaciteit kruispunt
Schieweg – Kruithuisweg (tussen 2010 en 2015). Voor de bestemmingsplanperiode 2015 – 2025 wordt
ingezet op een verdere versterking aandeel openbaar vervoer. Mogelijkheden
hiervoor zijn: ·
Tramlijn 37 richting Pynacker – Nootdorp ·
Intensiveren tramlijn 19 ·
Hoogfrequente haltering op station Delft Zuid
(stedenbaanconcept) ·
(geautomatiseerde) hoogfrequente verbinding met
station Delft Zuid (bijvoorbeeld people-mover systeem of tramverbinding) Voor de periode 2015-2025 zijn daarnaast de volgende
maatregelen voor de afwikkeling van het autoverkeer nodig: ·
Rechtstreekse aansluiting van Technopolis op de A13
ter hoogte van de verzorgingsplaats Ruyven. |
Externe veiligheid |
·
Type bedrijven zijn onderzoekscentra met
hoogwaardige bedrijven, laboratoria, testfaciliteiten en productiesystemen op
pilotschaal. Toegestaan zijn categorie 1 t/m 3.1; categorie 3.2 en 4 met
vrijstelling. ·
20 m risicocontour rondom centraal chemicaliën
magazijn. ·
Ontruimingszone rond IRI 300 m alleen voor
kinderdagverblijven ·
Risicocontour Asepta inrichting |
Water en bodem |
Onderdelen van Watertoets gevolgd ·
Eén peilgebied met flexibel peilbeheer ·
Gebiedseigen watersysteem ·
100% afkoppeling regenwater ·
Stimulering sedumdaken ·
Voldoet aan waterbergingsnorm door oa extra plas
aan zuidelijke rand ·
Minimaal 30% natuurvriendelijke oevers Bodem ·
Integrale ophoging ·
Behoud goede bodemkwaliteit ·
Hergebruik schone grond uit plangebied en Spoorzone |
Ecologie |
·
Groenblauw raamwerk met 3 oost-west en 3 noord-zuid
natte en droge corridors ·
Faunapassages onder Kruithuisweg en A13 en over
Karitaatmolensloot (gecombineerd met langzaam verkeer) naar omgeving
(stedelijke ecologische structuur en Midden Delftland) ·
Behoud van huidige en aanleg extra paddenpoel ·
Stimulering sedumdaken en nestelvoorzieningen aan
gebouwen ·
Minimaal 30% natuurvriendelijke oevers |
Landschap, cultuurhistorie en archeologie |
·
Harde stadsrand zuidzijde ·
Ontwikkeling in buurtjes ·
Waar mogelijk in situ bewaren van archeologische
waarden, anders onderzoek en berging van eventuele vondsten. |
Woon en leefmilieu |
·
Afscherming verkeerslawaai door afschermende
bebouwing ·
Geen belemmeringen vanuit luchtkwaliteit of externe
veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over A13 en Kruithuisweg. |
Energie en duurzaam bouwen |
Energieprestatie vergelijkbaar met EPL woningbouw 7,5:
CO2-reductie van 37,5% in 2015: ·
EPC 20% lager dan vigerende Bouwbesluit door
gebouwgebonden maatregelen ·
Energievoorziening op basis van warmte-/koudeopslag
in de bodem, in combinatie met individuele en/ of collectieve elektrisch
aangedreven warmtepompen ·
Eventuele aanvullende maatregelen tot 2015 om een
aanvullende CO2-reductie te realiseren binnen parkmanagement ·
Alle vaste maatregelen + 50% variabele Nationaal
Pakket Duurzaam bouwen Utiliteitsbouw |
Parkmanagement |
·
Parkmanagement organisatie met verplicht
lidmaatschap gericht op vervoersmanagement, beheer en onderhoud, collectieve
voorzieningen/diensten en energie, |
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
1 Inleiding
1.1
Algemeen
1.2
Procedure
1.3
Leeswijzer
2 Voorkeursalternatief
2.1
Ruimtelijke opzet
2.2
Verkeer en vervoer
2.3
Externe veiligheid
2.4
Water
2.5
Bodem
2.6
Ecologie
2.7
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
2.8
Woon- en leefmilieu
2.9
Energie
2.10
Parkmanagement
3 Samenvatting
evaluatieprogramma
Bijlage: Evaluatieprogramma
1 Inleiding
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente
Delft heeft samen met de TU Delft het voornemen om in aansluiting op het
TU-terrein een Research & Developmentterrein (R&D-terrein) te
ontwikkelen met een bruto capaciteit van ongeveer 72 ha, Technopolis Innovation
Park[1]
genaamd. Technopolis Innovation Park biedt ruimte aan kennis intensieve
bedrijven, laboratoria en testfaciliteiten. De opgave is om ruimte te bieden
aan in totaal 600.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak.
Een dergelijk omvangrijk plan kan grote invloed hebben op de
milieukwaliteit van het gebied waar het zal worden ontwikkeld en op de
omgeving. In de Wet milieubeheer is bepaald dat bij de ontwikkeling van dit
soort grote plannen een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Het
doel van de milieueffectrapportage (m.e.r.) is om het milieubelang, naast
andere belangen, een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming. De
m.e.r.plicht is gekoppeld aan de vaststelling van het ruimtelijk plan dat als
eerste concreet in de mogelijke bouw voorziet. In dit geval is dat het
bestemmingsplan Technopolis. In het MER worden een aantal alternatieven
bestudeerd. De MER Technopolis Business Campus bestudeert de bestaande toestand
van het milieu en de autonome ontwikkelingen, het masterplanalternatief en het
meest milieuvriendelijke alternatief (MMA).
In het bestemmingsplan worden de ruimtelijk relevante keuzes
voor het plangebied vastgelegd. Bij het bestemmingsplan Technopolis behoort dit
voorkeursalternatief (VKA). Het VKA beschrijft en onderbouwd de gemaakte keuzes
en beschrijft de effecten op het milieu. Tevens is in het VKA het
evaluatieprogramma opgenomen.
Het VKA en het voorontwerpbestemmingsplan dienen met elkaar
overeen te komen. Er is echter een verschil in de planningshorizon van het VKA
en het bestemmingsplan. Het VKA beschrijft hoe het bedrijventerrein er in de
eindfase uit moet komen te zien. Deze ontwikkeling zal echter naar verwachting
ongeveer 20 jaar in beslag nemen. Het bestemmingsplan wordt voor een periode
van 10 jaar vastgesteld. In het bestemmingsplan wordt daarom onderscheid
gemaakt tussen locaties die de komende 10 jaar ontwikkeld worden (directe
bestemming) en locaties die in de periode daarna ontwikkeld worden
(wijzigingsbevoegdheid). Bij de afzonderlijke milieuthema’s zal worden
aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan.
Burgemeester en wethouders van Delft hebben voor het
bedrijventerrein Technopolis Innovation Park een milieueffectrapportage
opgesteld. In eerste instantie heeft het college begin 2003 een startnotitie
opgesteld. Het bevoegd gezag voor het bestemmingsplan, in dit geval de
gemeenteraad van Delft, heeft op basis van de startnotitie, de inspraakreacties
en het richtlijnenadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage de
richtlijnen vastgesteld op 26 juni 2003.
Aan de hand van de richtlijnen heeft het college van
burgemeester en wethouders het milieueffectrapport (MER) opgesteld. De
resultaten van dit MER zijn gebruikt om het Masterplan voor Technopolis te
verbeteren. Op basis van het MER en het nieuwe Masterplan (2004) is een VKA
opgesteld. In het VKA worden de gemaakte keuzes en de effecten beschreven. De
keuzes in het VKA komen overeen met het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het
MER maatregelen aan om de milieueffecten te minimaliseren welke niet thuishoren
in het bestemmingsplan. Dit VKA geeft aan op welke plaatsen hierover wel
afspraken vastgelegd kunnen worden.
Het VKA wordt gelijk met het MER en het evaluatieprogramma
in procedure gebracht. Het MER, het VKA en het evaluatieprogramma worden op 27
mei 2004 aan de raad ter aanvaarding voorgelegd. Het voorontwerpbestemmingsplan
Technopolis, het MER Technopolis Business Campus te Delft en dit VKA worden
gelijktijdig ter inzage gelegd. Tevens wordt advies gevraagd aan de wettelijke
adviseurs en vindt overleg ex. Art 10 Bro over het bestemmingsplan plaats. Het
MER, de inspraakreacties en de adviezen worden gebruikt bij de verdere
besluitvorming over het project.
Hoofdstuk 1 beschrijft kort het plan waarvoor dit
dit VKA is opgesteld. Daarna wordt beschreven hoe het MER, VKA en het
bestemmingsplan met elkaar samenhangen. De paragraaf procedure beschrijft de
stappen tot nu toe en de stappen die nog volgen voor het MER en het VKA.
In hoofdstuk 3 staat de
samenvatting van het evaluatieprogramma. Het evaluatieprogramma is opgenomen
als bijlage.
2
Voorkeursalternatief
Het stedenbouwkundig plan gaat uit van een duidelijk
raamwerk van de openbare ruimte, waarbinnen de bedrijfsontwikkeling een plaats
krijgt. De inrichting van de openbare ruimte (groen-, water- en verkeersstructuur)
zorgt voor samenhang en oriëntatie binnen het gebied. Daarnaast ontstaat door
dit raamwerk een verdeling van het plangebied in kleinere, herkenbare eenheden:
de buurten. Het onderscheid tussen de buurten ontstaat door verschillen in
gebruik, inrichting en identiteit. In het hart van het plangebied is sprake van
een centrumgebied, met hogere bebouwing en dichtheden en aanvullende
voorzieningen (gemeenschappelijke faciliteiten, kinderopvang, tramhalte).
Rondom dit centrumgebied komen 7 afzonderlijke buurten van bedrijfsruimten.
De bestaande bebouwing in het plangebied blijft gehandhaafd,
evenals het sportveldencomplex.
Cruciaal in het concept van het Technopolis Innovation Park
zijn de mogelijkheden voor onderlinge contacten, de beschikbaarheid van
centrale functies en een bijzondere milieukwaliteit. Daarom hebben bij de
inrichting van het terrein de volgende inrichtingsprincipes centraal gestaan:
·
Hoogwaardige, duurzame en flexibele omgeving,
waarbinnen water, groen, natuur, verkeer, bedrijvigheid etc. gecombineerd
worden tot een overgang tussen het historische Delft en Midden- Delfland;
·
Netwerken nemen een belangrijke plaats in
op het te ontwikkelen terrein:
·
Het groene netwerk bestaat uit corridors, die het
centrum van Delft verbinden met Midden-Delfland;
·
Het waternetwerk bestaat voornamelijk uit sloten,
ingericht op:
§
Het stimuleren van biodiversiteit, uitwisseling van soorten;
§
Aankleding en herkenbaarheid van het terrein;
§
Zelfregulering en opvangcapaciteit.
·
Het verkeersnetwerk bestaat uit loop-, fiets-, tram-
en autoroutes.
Door de opzet met verschillende buurten, ontstaat er
samenhang en oriëntatie in het plangebied. De effecten van de netwerken komen
aan de orde bij de betreffende thema’s.
Het bestemmingsplan
bestemt de buurten die als eerste worden ontwikkeld direct. Voor de overige
buurten wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, voor het geval dat door
omstandigheden de ontwikkeling van deze buurten binnen 10 jaar start. Voor de
ontwikkeling van de buurten is het belangrijk, dat de benodigde
verkeersmaatregelen tijdig worden genomen om de bereikbaarheid te kunnen
garanderen.
In het beeldkwaliteitplan wordt de inrichting van de
verschillende buurten in Technopolis uitgewerkt. Door een eenheid aan te brengen
in bijv. materiaalgebruik per buurt, kan er in elk buurtje een eigen sfeer
gecreëerd worden.
De ontwikkeling van Technopolis Innovation Park bestrijkt
een periode van 20 jaar. Door inzet op langzaam verkeer en openbaar vervoer
vanaf het begin en een gefaseerde aanleg van verkeersinfrastructuur blijft het
bedrijventerrein gedurende de gehele ontwikkeling en erna bereikbaar. De opzet
van vervoersmanagement als aanvulling op de infrastructurele maatregelen
bevordert een efficiënt gebruik van de infrastructuur. De autoroutes worden
dusdanig ingericht dat overlast zo veel mogelijk wordt beperkt.
Maatregelen gericht op vervoersmanagement en parkeren gaan
gelijk op met de ontwikkeling van het gebied. Hierbij is niet zozeer sprake van
grote ingrepen maar gelijkhoudende tred.
Vervoersmanagement
Er zijn diverse vormen van collectief personenvervoer:
bedrijfsvervoer, semi-openbaar vervoer, deelautosystemen. Daarnaast houdt
vervoersmanagement ook in het actief stimuleren van het gebruik van regulier
openbaar ervoer en stimuleren van fietsverkeer. Door vervoermanagement op het
niveau van geheel Technopolis zijn de kansen groter dan bij het aanspreken van
individuele bedrijven. Er kan zelfs gedacht worden aan een groter schaalniveau
(ism Delft techpark, TU-Midden en Schie-oevers). Het parkmanagement is een
geschikt orgaan voor het opzetten en stimuleren van vervoersmanagement.
Voor Technopolis Innovation Park geldt als uitgangspunt dat
het parkeren van auto’s binnen de grenzen van het plangebied gereguleerd wordt.
Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, of in centrale parkeergarages.
Parkeren op de openbare weg is niet toegestaan. Dit vereist een stringent
parkeerbeleid in combinatie met gebiedsgericht vervoersmanagement.
Maatregelen gericht op
langzaam verkeer, openbaar vervoer en autoverkeer zijn gefaseerd en bestrijken
2 bestemmingsplanperiodes.
Bestemmingsplanperiode 2005 –2015
In en om
het plangebied komen voetgangers- en fietsverbindingen van en naar haltes van
het openbaar vervoer en naar woonbestemmingen binnen Delft en de directe
omgeving. De Mekelweg wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer en vormt een
as voor voetgangers en fietsers tussen het TU-terrein en Technopolis. Dit biedt
tevens de ruimte voor inpassing van het tramtracé. Er zal ruimte worden
gereserveerd voor een comfortabelere en veilige loop- en fietsroute naar
station Delft Zuid. Een fietstunnel onder de A13 ten zuiden van het complex TNO
Zuidpolder verbindt het Delftse fietsnetwerk verder met oostelijk gelegen
woonlocaties.
Er komen in de bestemmingsplanperiode 2005 –2015 diverse
openbaar vervoerverbindingen naar Technopolis:
·
Tramlijn 19 vanuit Ypenburg en Leidscheveen, via Delft
Centrum, het centrale TU-terrein (tracé Mekelweg) naar Technopolis. Deze lijn
staat gepland voor 2007.
·
De routes van interlokale buslijnen 121 en 129 wijzigen
zodanig dat ze ook stoppen in het centrumgebied van Technopolis. Beide lijnen
krijgen een hogere frequentie. Dit kan vanaf het moment dat nieuwe bedrijven
zich vestigen.
Om de bereikbaarheid van Technopolis in de toekomst op een
aanvaardbaar niveau te houden zijn in de 1e bestemmingsplanperiode
2005 - 2015 de volgende grote maatregelen noodzakelijk:
·
Kruithuisweg ongelijkvloers kruisen met de Voorhofdreef deze
maatregel zou in 2010 gerealiseerd moeten zijn. Dit kruispunt voor
fietsverkeer, openbaar vervoer en autoverkeer is op dit moment tot zijn
capaciteit belast (incl. optimale verkeerslichtenregeling). Gezien het grote verkeersaanbod
en de toename daarvan is een forse capaciteitsvergroting noodzakelijk. Een
ongelijkvloerse kruising vergroot het meest effectief de capaciteit. Hiervan
profiteren ook fietsverkeer en openbaar vervoer. Deze maatregel verbetert niet
alleen de doorstroming van het autoverkeer op de Kruithuisweg, maar betekent
ook een aanzienlijke verbetering van de verbinding van Tanthof-Oost met Voorhof
en de overige delen van de stad (minder wachttijd en minder barričrewerking).
Het nu bestaande kruisingsvlak en inrichting biedt voldoende ruimte voor een
goede inpassing van een hooggelegen Kruithuisweg, met verbinding
Tanthof-Voorhof op maaiveld. De vormgeving van het viaduct in dit stedelijk
gebied vergt de nodige zorgvuldigheid.
Bestemmingsplanperiode 2015 –2025
In de bestemmingsplanperiode 2015-2025 wordt verder ingezet
op versterking van het aandeel openbaar vervoer. Hiervoor is een combinatie van
maatregelen mogelijk:
Voor het autoverkeer is een rechtstreekse aansluiting van
Technopolis op de A13 ter hoogte van de verzorgingsplaats Ruyven mogelijk. De
exacte termijn hiervoor hangt af van bredere ontwikkelingen op het hele
wegennet in de regio. Uitgaande van een gelijkmatige vestiging op het
plangebied en een totaal bruto van 600.000 m2 in 20 jaar komt dit kort na 2015
in beeld.
De verbinding naar Station Delft Zuid wordt verbeterd. In
het MER is berekend dat stimulering van het fietsgebruik leidt tot 10% minder
autoritten met een lengte van 5 km of minder. Dit vermindert het autoverkeer op
de Schoemakerstraat in Technopolis met 2 ŕ 2,5%.
Door een goed vervoersmanagementsysteem zal een
groot deel van het woon-werk verkeer plaatsvinden middels collectieve
voorzieningen. Dit komt de bereikbaarheid ten goede, verlaagt kosten en de wens
naar parkeerruimte (zie ook parkeren). Daarnaast zijn de grootschalige
infrastructurele maatregelen pas op een latere termijn noodzakelijk.
Het parkeren in centrale parkeergebouwen geeft een maximale
grip op het gebruik van de auto in het woon-werkverkeer. Het geeft bovendien
een kleiner aantal te realiseren parkeerplaatsen in het plangebied. De per
bedrijf wisselende vraag naar parkeergelegenheid kan eenvoudig worden
opgevangen. De kostprijs per parkeerplaats kan lager zijn, omdat het realiseren
van aparte parkeergarages efficiënter kan dan het per (bedrijfs)gebouw
realiseren van parkeerkelders en garages. Toepassing van centrale
parkeergarages beperkt bovendien het ruimtegebruik voor parkeren door
efficiënter opbergen en dubbelgebruik. Dit alles biedt kansen voor een
aantrekkelijke buitenruimte.
De verschillende vormen van Openbaar Vervoer maken het
plangebied voor zowel de directe omgeving als verder gelegen bestemmingen goed
bereikbaar. Een tramlijn tussen Station Delft Centraal en Technopolis verandert
de modal split ten gunste van het gebruik van het openbaar vervoer. Met het
multimodale verkeersmodel van het stadsgewest Rotterdam is berekend dat door de
aanleg van de tram 8% van de mensen die Technopolis of het TU-gebied als
bestemming heeft, zal kiezen voor het openbaar vervoer in plaats van voor de
auto. Dit percentage moet opgeteld worden bij het aantal mensen dat toch al
voor het openbaar vervoer zou kiezen.
Voor de bestemmingsplanperiode 2015-2025 is het hoge aandeel
openbaar vervoer taakstellend om het gebied en de rest van Delft bereikbaar te
houden. Dit taakstellend karakter komt duidelijk tot uiting in de keuze om dan niet
uit te gaan van een (integrale) verbreding van de Kruithuisweg naar 2 x 3
rijstroken, maar in te zetten op een forse verdere versterking van de kwaliteit
van de openbaar vervoer-ontsluiting. In samenhang met OV-ontwikkelingen op
hoger schaalniveau, zoals realisatie van het stedenbaanconcept, de 4-sporigheid
Rotterdam - Den Haag en daarmee gepaard gaande forse verhoging van het aantal
stops op stations Delft Centraal en Delft Zuid is het realistisch om de
haalbaarheid van zeer hoog frequente verbindingen van en naar Technopolis,
zowel vanuit station Delft Centraal als Delft Zuid te veronderstellen.
De auto-infrastructuurmaatregelen zijn zodanig gekozen dat
op geen van de wegvakken in het plangebied en de toeleidende wegen, met
uitzondering van de A13, de capaciteit langdurig overschreden wordt. De
maatregelen dienen zowel voor de bereikbaarheid van Technopolis als voor de
opvang van de autonome groei.
In de komende tien jaar is het niet noodzakelijk om alle
infrastructuurmaatregelen te realiseren. De selectie van maatregelen is zowel
afhankelijk van de ontwikkeling van Technopolis als van de autonome groei van
het verkeer. De komende tien jaar is het noodzakelijk om de capaciteit van de
kruispunten Schoemakerstraat-Kruithuisweg en Voorhofdreef-Kruithuisweg te
vergroten.
Alleen de aansluiting van de A13 maakt deel uit van het
bestemmingsplan Technopolis. Alle andere auto-infrastructuurmaatregelen liggen
in andere plangebieden. Dit geldt ook voor het overgrote deel van de route van
tramlijn 19, de langzaam verkeerroute naar station Delft Zuid, de fietstunnel
onder A13 ter hoogte van TNO Zuidpolder.
Maatregelen die vallen buiten het plangebied worden
opgenomen in het Lokale Verkeers- en Vervoersplan (LVVP) en andere betreffende
bestemmingsplannen. Het LVVP zal eind 2004 aan de raad worden voorgelegd.
Het vervoers- en parkeermanagement vormen onderdeel zijn van
het parkmanagement.
In het plangebied bevinden zich momenteel drie inrichtingen
waarvoor veiligheidscontouren gelden. Dit zijn het Interfacultair
Reactorinstituut (IRI), Asepta en het Centraal Chemicaliën magazijn van de TU
Delft. Asepta heeft inmiddels haar productie beëindigd, waardoor de
veiligheidscontour komt te vervallen. De vergunning blijft wel van kracht voor
de inrichting[2]. De in de
milieuvergunning opgenomen 10-5 risicocontour ligt binnen de
inrichtingsgrenzen, met uitzondering van de noordzijde. Aan de noordzijde ligt
een groenzone. De in de milieuvergunning opgenomen 10-6 risicocontour
is vrij van bebouwing.
Het IRI heeft geen plaatsgebonden risicocontour, noch een
groepsrisicocontour. In het rampenbestrijdingsplan is opgenomen dat rondom het
IRI zich een zone van 300 meter bevindt, die bij een calamiteit op korte
termijn ontruimd moet kunnen worden.
Rondom het Centraal Chemicaliën Magazijn is een
plaatsgebonden risicocontour vastgesteld[3].
Er geldt een zone van 20 m om het magazijn, waarbinnen geen kwetsbare en
beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden. Uitzondering hierop
vormen vervangende nieuwbouw of als beperkt kwetsbaar aangeduide objecten voor
maximaal 10 personen per hectare.
Binnen een straal van 20 meter om het Centraal Chemicaliën
Magazijn zijn beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Kinderdagverblijven
binnen een zone van 300 meter rondom het IRI zijn niet toegestaan vanwege een
korte ontruimingstermijn. Voor eventueel gelijksoortige activiteiten binnen de
inrichting van Asepta blijft de milieuvergunning en daarmee de risicocontour
van kracht.
De risicocontour van het Centraal Chemicaliën Magazijn zal
op de plankaart worden opgenomen. De straal van 300 m rond het IRI is gebaseerd
op het rampenbestrijdingsplan en hoeft dus niet op de plankaart te worden
opgenomen. In de voorschriften worden binnen 300 meter rondom het IRI wel
kinderdagverblijven uitgesloten.
Het IRI krijgt een maatbestemming, omdat het een categorie 5
bedrijf is. Het Centraal Chemicaliën Magazijn krijgt een maatbestemming, omdat
er een plaatsgebonden risicocontour om heen ligt.
De Asepta locatie krijgt een maatbestemming, omdat een
bestaande inrichting is en bijbehorende vergunning heeft. Indien er geen
productie-, maar onderzoeksactiviteiten plaatsvinden is geen maatbestemming
nodig, omdat onderzoek in categorie 2 van de LvB[4]
valt. Indien een nieuwe productie activiteit onder Besluit Kwaliteitseisen
externe veiligheid gaat plaatsvinden vindt een risicoanalyse plaats ten behoeve
van vergunningverlening Wm.
In het plangebied wordt één, flexibel, peil gehanteerd.
Globaal varieert het waterpeil tussen ca. 3,00 m–NAP en 2,75 m–NAP, tijdens
regenval zijn kortstondig hogere peilen mogelijk. Het plangebied voldoet aan de
waterbergingsnorm van 325 m3 per hectare van het Hoogheemraadschap
van Delfland. Om de waterberging te realiseren komt er onder andere in de
zuidoostelijke hoek van het plangebied een waterpartij van circa 1,7 ha.
In het plangebied wordt een gebiedseigen watersysteem
gerealiseerd: er zal zo min mogelijk gebiedsvreemd water worden ingelaten en
(hemel)water wordt zo lang mogelijk vastgehouden. Door een circulatiesysteem
voor het oppervlaktewater aan te leggen wordt een goede waterkwaliteit gerealiseerd,
overeenkomstig natuurgoed. Verder wordt het vuile water gescheiden van schoon
water en via een eigen systeem afgevoerd naar het gemaal. Om de
oppervlaktewaterkwaliteit verder te optimaliseren is er een streven om alle
oevers natuurvriendelijk aan te leggen en platte daken uit te voeren als
vegetatiedaken.
De benodigde drooglegging in Technopolis is 110 cm, de
ontwateringdiepte is 70 ŕ 80 cm.
Alle verharde
oppervlakten worden zoveel mogelijk afgekoppeld. Daar waar het verharde
oppervlak zodanig vervuild is, dat het niet rechtstreeks geloosd of
geďnfiltreerd mag worden, worden zuiveringstechnische voorzieningen toegepast.
Door te kiezen voor één peilgebied, wordt versnippering van
peilgebieden voorkomen. Op deze wijze wordt een robuust watersysteem in
Technopolis gerealiseerd. In een nog uit te voeren onderzoek, worden de
effecten bestudeerd.
Door de aanleg van het systeem met rondgaande watergangen,
kan het schone gebiedseigen water vastgehouden worden en circuleren. Dit
creëert wel stroming zonder inlaat van gebiedsvreemd water. Hierdoor ontstaat
een goede waterkwaliteit. Door de watergangen langs de A13, sportvelden en
Kruithuisweg via een eigen tracé te laten afwateren op het gemaal, wordt voorkomen
dat de waterkwaliteit in de overige watergangen verslechtert. De aanleg van
natuurvriendelijke oevers versterkt de verbetering van de waterkwaliteit en
draagt ook bij aan de opvang van regenwater (vergroting waterberging). Er wordt
voldaan aan de waterbergingsnorm van 325 m3 per hectare van het
Hoogheemraadschap van Delfland. Door hier aan te voldoen, worden problemen met
water tijdens en na hevige regenval voorkomen. Het toepassen van vegetatiedaken
vertraagt de afvoer van regenwater, waardoor de piekbelasting vermindert. Dit
verlaagt de kans op wateroverlast.
Deze gegevens komen uit het nog uit te voeren hydrologisch
onderzoek.
Door de vervuilde verharde oppervlakten af te koppelen,
wordt piekbelasting van het riool voorkomen en daardoor vuilwateroverstorten.
Dit is een van de voorwaarden volgend uit de waterkwaliteitsambitie: water als
natuurgoed.
In het kader van het bestemmingsplan wordt de watertoets
gevolgd. De m.e.r. vormt onderdeel van de watertoets: er heeft overleg
plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap[5]
en gegevens uit het MER dienen als basis voor verder afstemming.
De hoofdwatergangen krijgen de bestemming water. De oevers
krijgen de bestemming openbaar groen en/of natuur. Binnen deze bestemming is de
aanleg van natuurvriendelijke oevers mogelijk. De huidige peilen in Technopolis
worden gehandhaafd. Een aanpassing van het peilbesluit is daardoor niet nodig.
De aanleg van vegetatiedaken wordt gestimuleerd. In het
beeldkwaliteitplan wordt opgenomen dat duurzaamheidmaatregelen zichtbaar
gemaakt kunnen worden. Door vegetatiedaken hierin op te nemen wordt de aanleg
hiervan gestimuleerd.
De verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van het
watersysteem en het grondwater dient verder te worden uitgewerkt. De gemeente
is verantwoordelijk voor het openbaar gebied, de eigenaren van de grond voor
hun eigen terrein. Het grondwaterbeheer past in de taken van het
parkmanagement. Dit voorkomt tevens grote verschillen in het beheer.
Het plangebied wordt als één geheel gezien. Het gebied, met
uitzondering ter plaatse van de al bestaande functies, wordt integraal
opgehoogd. Dit sluit aan bij de keuze voor één waterpeil in Technopolis. Alle
vrijkomende grond binnen het Technopolis gebied wordt zo veel mogelijk ter
plaatse hergebruikt, met uitzondering van sterk verontreinigde grond. De
aangevoerde grond voldoet minimaal aan huidige bodemkwaliteit en de in het
gebied aanwezige bodemverontreinigingen worden gesaneerd volgens de wettelijke normen.
De hierboven genoemde maatregelen waarborgen het behoud van
een goede bodemkwaliteit. Door grond uit Technopolis en Spoorzone te gebruiken,
wordt het aantal vervoersbewegingen van grondtransporten beperkt.
De hoogte van het maaiveld wordt aangegeven in de
toelichting van het bestemmingsplan, maar niet vastgelegd in de voorschriften
of de plankaart.
Uitgangspunten:
-
Groenblauw raamwerk (corridors)
-
Faunatunnels/-overgangen
-
Paddenpoelen
-
Natuurvriendelijke maatregelen
De noord-zuid corridors bestaan
uit hoogopgaande vegetatie struweel met bomen ten behoeve van de aanwezigheid
van vleermuizen. In de zone langs de A13 is daarbij de zichtrelatie tussen
snelweg en bebouwing van belang. De oost-west corridors bestaan uit struweel afgewisseld
met grasland vegetatie. Dit is ter versterking van de zogenaamde
rode-lijstsoorten die in het gebied aanwezig zijn.
In het verlengde van het groenblauwe raamwerk komen
faunatunnels:
-
onder de A13
-
onder de Kruithuisweg
Aan de zuidzijde van het gebied wordt, gecombineerd met een
langzaam verkeersvoorziening over de Karitaatmolensloot, een verbinding gemaakt
met Midden-Delfland.
Het streven is om alle oevers in het plangebied
natuurvriendelijk aan te leggen, tenzij er omstandigheden zijn waardoor dit
niet mogelijk is. Er wordt een ondergrens aangehouden van 30%
natuurvriendelijke oevers. De Thijssevaart is en de Karitaatmolensloot wordt
ingericht als natuurvriendelijk watergang, gecombineerd met een ecologische
corridor. Wisselend beheer waarborgt de diversiteit van de oevervegetaties.
De huidige paddenpoel bij het voormalige gebouw van Geodesie
blijft gehandhaafd. Daarnaast wordt in het plangebied een nieuwe paddenpoel
aangelegd voor amfibieën en insecten.
De stedelijke bebouwing van Technopolis kan zoveel mogelijk
worden benut voor natuurvoorzieningen voor vogels en vleermuizen. Hierbij kan
gedacht worden aan het geschikt maken van bebouwing als verblijfplaats door
daar waar mogelijk sedumdaken of nestelvoorzieningen te realiseren.
De aanleg van het groenblauwe raamwerk bevordert de
uitwisseling van soorten tussen stad en buitengebied. Er ontstaan verbindingen
die het mogelijk maken voor soorten om tussen de ecologische kerngebieden in
Delft en Midden-Delfland te bewegen.
Faunatunnels
De aanleg van faunatunnels en verbindingen over water moeten
de barričrewerking van wegen en watergangen verminderen.
Door de aanleg van watergangen wordt een zo groot mogelijke
natuurlijkheid nagestreefd. Het overgangsmilieu tussen water en land biedt
mogelijkheden voor vegetatie en daarbij behorende fauna om zich te ontwikkelen.
Een goede oever- en watervegetatie verbetert tevens de waterkwaliteit.
De paddenpoelen zorgen voor een aantrekkelijk leefklimaat
voor met name amfibieën en insecten.
Door de aanleg van sedumdaken en nestelvoorzieningen wordt
het gebied aantrekkelijker voor met name vogels.
De ecologische zones worden als zodanig bestemd danwel
krijgen een aanduiding op de plankaart binnen de bestemming groen. De
paddenpoel krijgt een aanduiding op de plankaart. Inrichtingseisen van de
ecologische zone worden, voor zover mogelijk, opgenomen in het bestemmingsplan
en het beeldkwaliteitplan.
Over de inrichting en het beheer van de ecologische zones
worden door de gemeente en het parkmanagement afspraken gemaakt. Bij het
vaststellen van de inrichting van de ecologische zones is de gemeente
nadrukkelijk aanwezig. De gemeente en de beheerder stellen gezamenlijk de
omschrijving van het beheer van de ecologische zones vast.
Het type daken en de aanleg van nestelvoorzieningen worden
niet in het bestemmingsplan vastgelegd. De aanleg van sedumdaken en
nestelvoorzieningen zal worden gestimuleerd.
Technopolis bestaat uit 3 zones met elk een eigen
bedrijfsprofiel, programma en dichtheid en daardoor ook een eigen ruimtelijke
uitstraling. De netwerken van groen, water en ontsluitingsroutes verdelen het
plangebied ruimtelijk in verschillende “buurten”. De overgangen tussen de
buurten worden vormgegeven door een parkachtig binnengebied. De inrichting en
uitstraling van de binnengebieden verschillen en lopen uiteen van gecultiveerd
groen tot natuurvriendelijk.
Het nu nog open landschap in het plangebied krijgt een
stedelijk karakter. De overgang tussen de stad en het platteland wordt
scherper. Het centrumgebied en de buurten krijgen door het verschil in
inrichting ieder hun eigen karakter.
Op het moment dat een deelgebied ontwikkeld wordt,
dient er voldoende tijd voor archeologisch onderzoek en voor eventuele berging
van de vondsten te zijn. In het noordoostelijke deel van het plangebied is een
verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De aangetroffen archeologische
sporen zijn in kaart gebracht en behoeven niet langer in situ behouden te
blijven. In het uiterste noorden en de westelijke helft van het plangebied is
geen verkennend onderzoek gedaan, omdat er onvoldoende mogelijkheden waren voor
dit onderzoek. In het zuidelijk deel van het plangebied is kans op
verkavelingsporen uit de Romeinse tijd, maar de kans op bewoning is gering.
Effecten
Kaart 2.1 geeft aan in welke gebieden nog
archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor deze gebieden is een
aanlegvergunningstelsel nodig.
Kaart 2.1:
1. Grens plangebied.
2. Terrein met archeologische waarden, aanlegvergunningsplichtig bij
bodemverstoring dieper dan 150 cm.
3. Terrein met redelijke tot hoge archeologische verwachting,
aanlegvergunningsplichtig bij bodemverstoring dieper dan 40 cm.
4. Terrein met redelijke tot hoge archeologische verwachting,
aanlegvergunningsplichtig bij bodemverstoring dieper dan 150 cm.
5. Verstoorde bodem. Geen archeologische waarden (meer).
Afstemming andere besluiten
Op de plankaart van het bestemmingsplan
wordt aangegeven voor welke gebieden een aanlegvergunningstelsel geldt.
Er wordt gestreefd naar een
tijdsafhankelijke dynamische snelheidsregeling ten behoeve van optimale
doorstroming. Desondanks blijft de geluidscontour bij de A13 nog steeds breed.
Het VKA gaat uit van afschermende bebouwing. Dit betekent een gunstig effect
voor de gebieden “in de luwte” van die gebouwen. De gebouwen hebben daarnaast
ook negatieve effecten. Aan de overzijde van de A13 zal sprake zijn van meer
geluidshinder als gevolg van reflectie. De toename van geluidsbelasting zal
echter nooit meer bedragen dan 3 dB(A). De gebouwen vormen geen aaneengesloten
“wand”, waardoor er geluidslekken ontstaan. In de praktijk blijkt dat
geluidslekken als zeer hinderlijk worden ervaren.
Vanwege de tijdsafhankelijke
dynamische snelheidsregeling verkleint de oppervlakte binnen de
grenswaardencontouren voor NO2 en fijn stof en vallen deze buiten de
bebouwingsgrenzen. Uit de berekeningen en toetsing van de luchtkwaliteit aan de
normen gesteld in het Besluit luchtkwaliteit blijkt dat er ten aanzien van de
luchtkwaliteit vooralsnog geen belemmeringen zijn om het plangebied te
ontwikkelen. Het verdient aanbeveling om bij de ontwikkeling van de plannen de
luchtkwaliteit in ogenschouw te blijven nemen.
2.9 Energie
Op basis van de ambities uit het Klimaatplan 2003 – 2012 en
de oplossingsrichting vanuit het MER is in samenwerking met de ontwikkelaars
een energievisie opgesteld. Op basis van de energievisie wordt een
intentieovereenkomst binnenkort afgerond. Voorkeur is hierin de volgende
maatregelen uit de opeenvolgende stappen uit de Trias Energetica op te nemen:
-
De ontwikkelaars realiseren in de gebouwen vrij te kiezen
energiebesparende maatregelen. De gebouwen dienen een EPC te hebben die
minimaal 20% lager ligt dan het vigerende bouwbesluit.
-
De ontwikkelaars zijn verplicht voor de warmtebehoefte en
indien van toepassing eveneens de koudebehoefte aan te sluiten op een
energiesysteem met koude/warmte opslag in de bodem. Individuele gebouwen of
groepen van gebouwen sluiten hier door middel van individuele en/of collectieve
elektrisch aangedreven warmtepompen op aan.
-
De ontwikkelaars spannen zich eventueel met behulp van
parkmanagement in om gedurende de periode tot en met het jaar 2015 oplossingen
te creëren om een aanvullende CO2-reductie te realiseren.
Om te komen tot een collectief energiesysteem zullen
gerenommeerde energiebedrijven benaderd worden. Deze dragen zorg voor de
realisatie, exploitatie, onderhoud en zonodig vervangen van het systeem voor
een periode van tenminste 30 jaar. Op het moment dat de parkmanagement
organisatie actief is kan deze een rol vervullen in de ontwikkeling van het
energiesysteem.
De maatregelen uit de drie stappen uit de Trias
Energetica leiden tot de volgende CO2 reductie:
-
Energiebesparende maatregelen in gebouwen (20% EPC
verscherping) leidt tot een CO2 reductie van circa 10-15%.
-
Een energiesysteem met koude/warmte opslag in de bodem leidt
tot een verdere CO2 reductie van 15-20%.
-
Een aanvullende CO2-reductie van 7,5% is mogelijk. Hiervoor
geldt een inspanningsverplichting vanuit de ontwikkelaars.
Hiermee
is in totaal een CO2-reductie van minimaal 30% ten opzichte van bebouwing
volgens Bouwbesluit in het jaar 2004 in combinatie met een traditionele
energievoorziening op basis van gas en elektriciteit, HR ketels en indien van
toepassing individuele compressiekoelmachines te behalen.
Gegeven
het huidige stadium in de ontwikkeling van Technopolis is het niet mogelijk een
indicatie te geven van het energiebesparingpotentieel van uitwisseling en
samenwerking tussen bedrijven op het gebied van energie, reststoffen en water.
Op dit moment is namelijk niet bekend welke bedrijven zich zullen gaan vestigen
op de Technopolis. Het is dus ook niet bekend welke processen deze bedrijven
zullen gaan exploiteren. Hierin ligt een mogelijk rol van het parkmanagement.
Voor het collectieve energiesysteem dienen leidingtracés en
ruimte voor opstallen vastgelegd te worden. Zo veel mogelijk wordt hierbij
aangesloten bij de tracés voor riolering en andere nutsvoorzieningen. Indien
mogelijk wordt hierbij aangesloten bij droge ecologische zones.
Op basis van de energievisie wordt binnenkort een
intentieovereenkomst afgesloten met de ontwikkelaars met daarin de ambities, te
nemen maatregelen en financiering.
In het bestemmingsplan wordt, behalve in de toelichting,
geen specifieke aandacht besteed aan parkmanagement. De verplichte lidmaatschap
van parkmanagement voor bedrijven maakt deel uit van de gronduitgifte. Voor een
parkmanagement organisatie wordt een specifiek orgaan opgericht.
3 Evaluatieprogramma
Het evaluatieprogramma heeft tot doel te onderzoeken in
hoeverre de in het MER beschreven gevolgen voor het milieu daadwerkelijk
optreden in de vorm en intensiteit waarin zij zijn beschreven. In het
evaluatieprogramma ligt de nadruk op aspecten waar tijdens de uitvoering en in
de gebruiksfase nog bijsturing mogelijk is. Aangezien het bestemmingsplan in
ontwikkeling een kortere tijdshorizon kent dan de ontwikkeling van het totale
gebied zal de evaluatie een belangrijke basis zijn voor de nog volgende
bestemmingsplannen. Daarnaast kunnen binnen de eerste bestemmingsplanperiode in
het MER genoemde of andere aanvullende maatregelen opgesteld worden.
Indicatoren voor evaluatie richten zich daarmee op zowel de
uitvoering van maatregelen als de gerealiseerde kwaliteit. De indicatoren komen
grotendeels overeen met de indicatoren uit de jaarlijkse Delftse
duurzaamheidsmonitor[7].
Het evaluatieprogramma sluit aan op de gegevensverzameling, besluitvorming en
publicatie van de duurzaamheidsmonitor. De elementen landschap, cultuurhistorie
en archeologie vormen momenteel geen onderdeel van de huidige monitoring en
zullen aan dit programma worden toegevoegd. Indicatoren uit de monitor op
stads- of wijkniveau zullen worden gedetailleerd. Het evaluatieprogramma
Technopolis omvat de in het MER benoemde milieu-aspecten:
·
Verkeer en vervoer
·
Bodem en water
·
Ecologie
·
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
·
Woon– en leefmilieu
·
Energie en duurzaam bouwen
·
Parkmanagement
Het evaluatieprogramma is een jaarlijkse monitor. De wijze
waarop geëvalueerd wordt, hangt af van het specifieke aspect en sluit zoveel
mogelijk aan bij de reeds bestaande jaarlijkse duurzaamheidsmonitor. De monitor
voor Technopolis zal gelijktijdig met de Delftse Duurzaamheidsmonitor aan de
gemeenteraad worden aangeboden. De eerste monitor van Technopolis wordt dan aan
de raad voorgelegd, tegelijk met de duurzaamheidsmonitor die gaat over het
eerste volledige jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 geeft een volledig overzicht van het
evaluatieprogramma.
Het uitgangspunt van het evaluatieprogramma is het
in (hoofdstuk 2 van) het MER genoemde beleidskader vanuit het vigerende
gemeentelijke, regionale, nationale en internationale beleid. In dit
beleidskader zijn doelstellingen opgenomen per aspect die gebaseerd zijn op de
notitie ‘Duurzaamheidsaspecten TU-zuid’ (2001). De evaluatie richt zich op de
in het milieueffectrapport opgenomen aspecten met bijbehorende indicatoren. De
gegevens uit het referentiealternatief dienen als nulmeting. Waar mogelijk
sluiten de indicatoren aan op de indicatoren uit de bestaande Delftse
Duurzaamheidsmonitor.
De effecten van maatregelen en plannen worden gemeten en
afgezet volgens twee vragen:
1.
Kloppen de berekende effecten?
2.
Is de gewenste situatie haalbaar, oftewel ligt de trend over
voorgaande jaren binnen de bandbreedte van de gewenste eindresultaten?
Indicator |
Meetmethode |
Meetfrequentie |
Rapportage |
Kosten* |
Wie |
Waarvoor gebruikt |
Verkeer en vervoer |
|
|
|
|
|
|
Aantal vierkante meter bvo |
Via bouwplannen |
ieder bouwplan |
jaarlijks |
geen |
Gemeente |
Fasering verkeersmaatregelen |
Aantal werknemers |
Via bedrijven |
Jaarlijks |
jaarlijks |
geen |
Idem |
Fasering verkeersmaatregelen |
Vervoersmanagement |
Tellen of (telefonische) interviews |
5-jaarlijks |
5-jaarlijks |
€ 22.000 extern bureau |
Gemeente |
Inventarisatie woon-werkverkeer |
A. Aantal fietsers met bestemming plangebied |
Aansluiting bij 5-jaarlijkse telling |
5-jaarlijks |
5-jaarlijks |
€ 2.000 (4 locaties) |
Gemeente |
Meting modal split |
B. Aantal voetgangers met bestemming plangebied |
Aansluiten bij fietstelling |
Idem |
idem |
Bestaande monitoring |
Gemeente |
Meting modal split; fasering verkeersmaatregelen |
C. Aantal auto’s met bestemming plangebied |
Direct: 3 telpunten[8] |
Continue |
jaarlijks |
initiële kosten €15.000 per telpunt |
||
|
Visueel: 1 teldag op 2 locaties |
Jaarlijks |
jaarlijks |
€ 1.000 |
Gemeente |
|
D. Gebruik van OV |
tellen |
Continue |
jaarlijks |
geen |
Haaglanden (bus 129 en tram 19) NS reizigers |
Model split incl. controle 8% automobilisten stapt over op
tram 19 |
Modal split |
Op elkaar delen van onder A, B, C en D verzamelde gegevens |
Jaarlijks |
jaarlijks |
Via bestaande monitoring |
Gemeente |
|
Aantal ongevallen ingedeeld naar type |
Aansluiten bij bestaande monitoring |
Continue |
jaarlijks |
Geen extra kosten |
VOR (Verkeers Ongevallen Registratie Heerlen) |
Extra maatregelen verkeersveiligheid |
Gebruik parkeerplaatsen |
Tellen via slagboom of oog |
Continue |
jaarlijks |
Geen extra kosten |
Parkmanagement |
Modal split: controle verkeersintensiteit per bedrijf/per
arbeidsplaats |
Aantal parkeerplaatsen geďntegreerd in gebouw |
Bij indiening bouwplan |
elk bouwplan |
jaarlijks |
Geen |
Gemeente |
Handhaving bestemmingsplan |
Bodem en water
|
|
|
|
|
|
|
Grondwaterpeil |
Aansluiten op grondwatermeetnet |
Uurregistratie |
Jaarlijks |
Peilbuizen: €8.000 dataverwerking* via bestaand systeem |
Gemeente |
Waterhuishouding optimaliseren |
Maaiveldhoogte |
Aansluiten op gemeentelijk deformatiemeetnet |
2 keer per jaar |
Jaarlijks |
Dataverwerking*: via bestaand systeem |
Gemeente |
Mate van zetting berekenen |
Bodemkwaliteit |
Bodemonderzoek op indicatie |
Incidenteel |
Jaarlijks[9] |
Geen |
Gemeente |
Bodemkwaliteit handhaven |
Hoeveelheid en herkomst aangevoerde grond |
Transportbonnen registratie |
Continu |
jaarlijks |
Halve werkdag rapportage: € 250 |
gemeente |
Mate van recycling en verminderen transport |
Kwaliteit aangevoerde grond |
Inventarisatie |
idem |
Idem |
idem |
Gemeente |
Idem |
Grondwaterkwaliteit - verontreinigingen |
Grondwateronderzoek |
Indien verontreiniging geconstateerd is |
jaarlijks[10] |
Afhankelijk type verontreiniging: € 50-500 |
Gemeente |
Grondwaterkwaliteit op peil houden |
Grondwaterkwaliteit – saliniteit |
Grondwateronderzoek |
2-jaarlijks |
2-jaarlijks |
€ 200 (4 meetpunten ŕ € 50) |
Gemeente |
Meting natuurontwikkeling |
Oppervlakte open water |
Inventarisatie |
Jaarlijks |
jaarlijks |
Geen |
Gemeente |
Borgen waterbergingscapaciteit |
Oppervlaktewaterkwaliteit |
Aansluiten op meetnet Hoogheemraadschap Delfland |
5-jaarlijkse uitgebreide meting jaarlijks: minimaal pakket |
Jaarlijks |
Uitgebreide meting: € 1.500 Minimale meting: € 250 |
Hoogheemraadschap |
Inzicht in functioneren gebiedseigen watersysteem en
waterkwaliteit |
Oppervlaktewaterpeil |
Aansluiten op meetnet oppervlaktewater |
Uurregistratie |
Jaarlijks |
€ 4.000 initiële kosten dataverwerking*: via bestaand
systeem |
Gemeente |
Inzicht functioneren gebiedseigen watersysteem |
Ecologie |
|
|
|
|
|
|
Inrichtingsindicatoren: Deze worden gebruikt voor
het monitoren van de hoeveelheid natuurelementen teneinde de ecologische
structuur te optimaliseren. De aanwezige natuurelementen dienen voor behoud
dan wel uitbreiding van leefgebieden voor bepaalde plant- en diersoorten. |
||||||
Oppervlakte van ·
deelgebieden ·
dicht struweel ·
open struweel ·
bosplantsoen ·
open water |
Bouwplannen toetsen aan Ecologieplan Delft en aan Inrichtingsplan /
Bestemmingsplan |
Per ontwikkeling van een bepaald terrein |
jaarlijks |
Via bestaande monitoring * |
Gemeente |
Oppervlakte ecologische structuren |
Oppervlakte van ·
deelgebieden ·
dicht struweel ·
open struweel ·
bosplantsoen ·
open water |
5-jaarlijks luchtfoto |
5-jaarlijks |
|
Via bestaande monitoring * |
Gemeente |
Oppervlakte ecologische structuren |
Lengte en oppervlakte ·
gras (intensief beheerd) ·
kruidenrijk grasland / berm ·
natuurvriendelijke oever ·
natte ruigte |
Bouwplannen toetsen aan Ecologieplan Delft en aan Inrichtingsplan /
Bestemmingsplan |
idem |
idem |
Via bestaande monitoring * |
Gemeente |
|
Lengte en oppervlakte ·
gras (intensief beheerd) ·
kruidenrijk grasland / berm ·
natuurvriendelijke oever ·
natte ruigte |
5-jaarlijks luchtfoto |
5-jaarlijks |
idem |
Via bestaande monitoring * |
Gemeente |
idem |
Oppervlakte en aantal poelen |
Via inrichtingsplannen |
1-malig |
Nvt |
Via bestaande monitoring |
Gemeente |
Realiseren van groenblauw raamwerk |
Aantal bomen |
Via inrichtingsplannen |
Jaarlijks |
nvt |
Idem |
Gemeente |
idem |
Aantal oude gebouwen |
Via inrichtingsplannen |
Per ontwikkeling van een bepaald terrein |
Nvt |
Idem |
Gemeente |
Habitat vleermuizen |
Aantal faunavoorzieningen |
Via inrichtingsplannen |
Per ontwikkeling van een bepaald terrein |
Jaarlijks |
Idem |
Gemeente |
Optimalisering ecologische structuur |
Aantal nestel-voorzieningen voor vogels |
Tellen, via bouwplannen |
Jaarlijks |
Jaarlijks |
Idem |
Gemeente |
Habitat vogels |
MONITORING VAN SOORTEN
|
||||||
Flora en fauna |
Telling door natuur- en milieuorganisaties of extern
bureau |
Nader te bepalen per soort 5-jaarlijks uitgebreide telling door extern bureau |
Jaarlijks |
Inhuur derden: per jaar € 1.000 5-jaarlijks: € 15.000 |
Gemeente |
Voldoen aan Habitatrichtlijn voor behoud van
biodiversiteit |
Vogeltellingen en geluidsmetingen |
Telling door natuur- en milieuorganisaties of extern
bureau |
|
|
|
|
Bepalen effecten van toenemende verkeersintensiteiten op de
Groenblauwe Slinger. |
Woon- en Leefmilieu |
|
|
|
|
|
|
Aantal woningen binnen geluidscontouren |
Berekeningen, vanaf 2007[11]
|
Jaarlijks |
In kaartvorm |
Ontwikkelkosten model: pm Dataverwerking*: via bestaand systeem |
gemeente |
Inzicht geluidsbelasting door verkeer vanuit plangebied |
Contour voor grenswaarde luchtkwaliteit |
CAR berekening |
Jaarlijks |
3-jaarlijks |
Dataverwerking*: via bestaand systeem |
gemeente |
Inzicht luchtverontreiniging door verkeer vanuit
plangebied |
Energie en duurzaam bouwen: sluit
aan bij de Intentieovereenkomst met projectontwikkelaars en op 3E:
Klimaatplan Delft. |
||||||
EPC |
Toetsing EPC berekeningen van bouwplannen |
ieder bouwplan |
Jaarlijks |
door aanvrager te voldoen |
Gemeente |
Controle naleving afspraken uit Intentieovereenkomst |
CO2 -reductie |
Energieleverancier levert data |
Jaarlijks |
Jaarlijks |
dataverwerking bij energieleverancier |
Parkmanagement |
Controle naleving afspraken met energieleverancier |
Percentage vaste en variabele maatregelen Nationaal Pakket
Utiliteitsbouw |
Invullen duurzaam bouwen lijst door bedrijven |
ieder bouwplan |
Jaarlijks |
Nvt |
Gemeente |
Controle naleving afspraken met projectontwikkelaars |
[1] In eerdere fasen van het planproces heette het
bedrijventerrein Technopolis Business Campus. Eind 2003 is de naam definitief
gewijzigd in Technopolis Innovation Park.
[2] Een Milieuvergunning is gekoppeld aan een inrichting en
niet aan een specifiek eigenaar of onderneming.
[3] Op basis van het Ontwerp-besluit vaststelling
milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen.
[4] Lijst van Bedrijftypen.
[5] De Richtlijnen van het m.e.r. waren mede gebaseerd op de
inspraak van het Hoogheemraadschap op de Startnotitie.
[6] Deze aanpak is in lijn met de in Delft van toepassing
zijnde Verordening Duurzaam bouwen woningbouw.
[7] Er vindt geen aansluiting meer plaats met de voormalige CCO
monitor van de Coördinatiecommissie Overheidsmonitoring: deze is per 2004
afgeschaft.
[8] Rotterdamse
weg, Schoemakerstraat, Schieweg
[9] Er wordt alleen gerapporteerd indien er daadwerkelijk bodemonderzoeken
uitgevoerd zijn.
[10] Er wordt alleen gerapporteerd indien er daadwerkelijk
grondwateronderzoeken uitgevoerd zijn.
[11] Vanaf 2007 is het vanuit Europese wetgeving verplicht voor
gemeenten deze berekeningen uit te voeren.