Samenvatting

 

Voor u ligt het Voorkeursalternatief (VKA) voor Technopolis Innovation Park. Het VKA beschrijft de keuze die de gemeente Delft samen met de TU Delft maakt voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Technopolis. Voor dit bedrijventerrein is een milieueffectrapport (MER) opgesteld, waarin de effecten op het milieu van het Masterplan (Gensler, 2002) en een meest milieuvriendelijk alternatief worden beschreven. Dit MER is gebruikt om een optimalisatie te maken van het Masterplan en negatieve milieu-effecten van het bedrijventerrein te minimaliseren en milieukansen te benutten.

 

Hieronder staan voor de gekozen milieu-aspecten de keuzes genoemd. Dit voorkeursalternatief vormt de basis voor het op te stellen bestemmingsplan Technopolis.

 

Aspect

 

Ruimtelijke opzet

·          Ontwikkeling in buurtjes

·          Harde stadsrand zuidzijde

·          Behoud huidige bebouwing en sportvelden

Verkeer

In de bestemmingsplanperiode 2005 – 2015: stimuleren hoog aandeel langzaam verkeer en openbaar vervoer:

·          Aanleg fietsverbinding onder A13 richting Pynacker.

·          Doorgang Mekelweg alleen voor langzaam verkeer en tram.

·          Extra inzet openbaar vervoer tot op Technopolis o.a. doortrekken tramlijn 19 en omleiden buslijnen en verhogen frequentie

·          Versterking langzaam verkeersverbindingen met station Delft Zuid

·          Vervoersmanagement

·          Geclusterd parkeren in gebouwde voorzieningen in combinatie met stringent parkeerbeleid

 

Voor de bereikbaar per auto in de bestemmingsplanperiode 2005 – 2015: verbetering afwikkeling van het autoverkeer:

·          Verdubbeling van de capaciteit van het kruispunt Schoemakerstraat – Kruithuisweg

·          Ongelijkvloerse kruising Kruithuisweg-Voorhof/Tanthofdreef (ca 2010)

·          Vanwege een calamiteitenroute en Schie-oevers aanleg brug over de Schie en verdubbeling van de capaciteit kruispunt Schieweg – Kruithuisweg (tussen 2010 en 2015).

 

Voor de bestemmingsplanperiode 2015 – 2025 wordt ingezet op een verdere versterking aandeel openbaar vervoer. Mogelijkheden hiervoor zijn:

·          Tramlijn 37 richting Pynacker – Nootdorp

·          Intensiveren tramlijn 19

·          Hoogfrequente haltering op station Delft Zuid (stedenbaanconcept)

·          (geautomatiseerde) hoogfrequente verbinding met station Delft Zuid (bijvoorbeeld people-mover systeem of tramverbinding)

 

Voor de periode 2015-2025 zijn daarnaast de volgende maatregelen voor de afwikkeling van het autoverkeer nodig:

·          Rechtstreekse aansluiting van Technopolis op de A13 ter hoogte van de verzorgingsplaats Ruyven.

Externe veiligheid

·          Type bedrijven zijn onderzoekscentra met hoogwaardige bedrijven, laboratoria, testfaciliteiten en productiesystemen op pilotschaal. Toegestaan zijn categorie 1 t/m 3.1; categorie 3.2 en 4 met vrijstelling.

·          20 m risicocontour rondom centraal chemicaliën magazijn.

·          Ontruimingszone rond IRI 300 m alleen voor kinderdagverblijven

·          Risicocontour Asepta inrichting


 

Water en bodem

Onderdelen van Watertoets gevolgd

·          Eén peilgebied met flexibel peilbeheer

·          Gebiedseigen watersysteem

·          100% afkoppeling regenwater

·          Stimulering sedumdaken

·          Voldoet aan waterbergingsnorm door oa extra plas aan zuidelijke rand

·          Minimaal 30% natuurvriendelijke oevers

 

Bodem

·          Integrale ophoging

·          Behoud goede bodemkwaliteit

·          Hergebruik schone grond uit plangebied en Spoorzone

Ecologie

·          Groenblauw raamwerk met 3 oost-west en 3 noord-zuid natte en droge corridors

·          Faunapassages onder Kruithuisweg en A13 en over Karitaatmolensloot (gecombineerd met langzaam verkeer) naar omgeving (stedelijke ecologische structuur en Midden Delftland)

·          Behoud van huidige en aanleg extra paddenpoel

·          Stimulering sedumdaken en nestelvoorzieningen aan gebouwen

·          Minimaal 30% natuurvriendelijke oevers

Landschap, cultuurhistorie en archeologie

·          Harde stadsrand zuidzijde

·          Ontwikkeling in buurtjes

·          Waar mogelijk in situ bewaren van archeologische waarden, anders onderzoek en berging van eventuele vondsten.

Woon en leefmilieu

·          Afscherming verkeerslawaai door afschermende bebouwing

·          Geen belemmeringen vanuit luchtkwaliteit of externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over A13 en Kruithuisweg.

Energie en duurzaam bouwen

Energieprestatie vergelijkbaar met EPL woningbouw 7,5: CO2-reductie van 37,5% in 2015:

·          EPC 20% lager dan vigerende Bouwbesluit door gebouwgebonden maatregelen

·          Energievoorziening op basis van warmte-/koudeopslag in de bodem, in combinatie met individuele en/ of collectieve elektrisch aangedreven warmtepompen

·          Eventuele aanvullende maatregelen tot 2015 om een aanvullende CO2-reductie te realiseren binnen parkmanagement

·          Alle vaste maatregelen + 50% variabele Nationaal Pakket Duurzaam bouwen Utiliteitsbouw

Parkmanagement

·          Parkmanagement organisatie met verplicht lidmaatschap gericht op vervoersmanagement, beheer en onderhoud, collectieve voorzieningen/diensten en energie,

 


 

Voorkeursalternatief Technopolis Innovation Park, april 2004

 

 

Inhoudsopgave

 

Samenvatting

 

Inhoudsopgave

1          Inleiding

1.1               Algemeen

1.2               Procedure

1.3               Leeswijzer

 

2          Voorkeursalternatief

2.1               Ruimtelijke opzet

2.2               Verkeer en vervoer

2.3               Externe veiligheid

2.4               Water

2.5               Bodem

2.6               Ecologie

2.7               Landschap, cultuurhistorie en archeologie

2.8               Woon- en leefmilieu

2.9               Energie

2.10           Parkmanagement

 

3          Samenvatting evaluatieprogramma

 

Bijlage: Evaluatieprogramma

 


1 Inleiding

 

1.1 Algemeen

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Delft heeft samen met de TU Delft het voornemen om in aansluiting op het TU-terrein een Research & Developmentterrein (R&D-terrein) te ontwikkelen met een bruto capaciteit van ongeveer 72 ha, Technopolis Innovation Park[1] genaamd. Technopolis Innovation Park biedt ruimte aan kennis intensieve bedrijven, laboratoria en testfaciliteiten. De opgave is om ruimte te bieden aan in totaal 600.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak.

 

Een dergelijk omvangrijk plan kan grote invloed hebben op de milieukwaliteit van het gebied waar het zal worden ontwikkeld en op de omgeving. In de Wet milieubeheer is bepaald dat bij de ontwikkeling van dit soort grote plannen een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Het doel van de milieueffectrapportage (m.e.r.) is om het milieubelang, naast andere belangen, een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming. De m.e.r.plicht is gekoppeld aan de vaststelling van het ruimtelijk plan dat als eerste concreet in de mogelijke bouw voorziet. In dit geval is dat het bestemmingsplan Technopolis. In het MER worden een aantal alternatieven bestudeerd. De MER Technopolis Business Campus bestudeert de bestaande toestand van het milieu en de autonome ontwikkelingen, het masterplanalternatief en het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA).

 

In het bestemmingsplan worden de ruimtelijk relevante keuzes voor het plangebied vastgelegd. Bij het bestemmingsplan Technopolis behoort dit voorkeursalternatief (VKA). Het VKA beschrijft en onderbouwd de gemaakte keuzes en beschrijft de effecten op het milieu. Tevens is in het VKA het evaluatieprogramma opgenomen.

 

Het VKA en het voorontwerpbestemmingsplan dienen met elkaar overeen te komen. Er is echter een verschil in de planningshorizon van het VKA en het bestemmingsplan. Het VKA beschrijft hoe het bedrijventerrein er in de eindfase uit moet komen te zien. Deze ontwikkeling zal echter naar verwachting ongeveer 20 jaar in beslag nemen. Het bestemmingsplan wordt voor een periode van 10 jaar vastgesteld. In het bestemmingsplan wordt daarom onderscheid gemaakt tussen locaties die de komende 10 jaar ontwikkeld worden (directe bestemming) en locaties die in de periode daarna ontwikkeld worden (wijzigingsbevoegdheid). Bij de afzonderlijke milieuthema’s zal worden aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan.

 

1.2 Procedure

Burgemeester en wethouders van Delft hebben voor het bedrijventerrein Technopolis Innovation Park een milieueffectrapportage opgesteld. In eerste instantie heeft het college begin 2003 een startnotitie opgesteld. Het bevoegd gezag voor het bestemmingsplan, in dit geval de gemeenteraad van Delft, heeft op basis van de startnotitie, de inspraakreacties en het richtlijnenadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage de richtlijnen vastgesteld op 26 juni 2003.

 

Aan de hand van de richtlijnen heeft het college van burgemeester en wethouders het milieueffectrapport (MER) opgesteld. De resultaten van dit MER zijn gebruikt om het Masterplan voor Technopolis te verbeteren. Op basis van het MER en het nieuwe Masterplan (2004) is een VKA opgesteld. In het VKA worden de gemaakte keuzes en de effecten beschreven. De keuzes in het VKA komen overeen met het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het MER maatregelen aan om de milieueffecten te minimaliseren welke niet thuishoren in het bestemmingsplan. Dit VKA geeft aan op welke plaatsen hierover wel afspraken vastgelegd kunnen worden.

Het VKA wordt gelijk met het MER en het evaluatieprogramma in procedure gebracht. Het MER, het VKA en het evaluatieprogramma worden op 27 mei 2004 aan de raad ter aanvaarding voorgelegd. Het voorontwerpbestemmingsplan Technopolis, het MER Technopolis Business Campus te Delft en dit VKA worden gelijktijdig ter inzage gelegd. Tevens wordt advies gevraagd aan de wettelijke adviseurs en vindt overleg ex. Art 10 Bro over het bestemmingsplan plaats. Het MER, de inspraakreacties en de adviezen worden gebruikt bij de verdere besluitvorming over het project.

 

1.3 Leeswijzer

In de samenvatting is een overzicht opgenomen van de belangrijkste keuzes die voor het VKA zijn gemaakt.

 

Hoofdstuk 1 beschrijft kort het plan waarvoor dit dit VKA is opgesteld. Daarna wordt beschreven hoe het MER, VKA en het bestemmingsplan met elkaar samenhangen. De paragraaf procedure beschrijft de stappen tot nu toe en de stappen die nog volgen voor het MER en het VKA.

 

Hoofdstuk 2 beschrijft thematisch de gemaakte keuzes. Per themabeschrijving is een driedeling gemaakt. Het eerste deel beschrijft de gemaakte keuzes. Het tweede deel beschrijft de milieu-effecten van de keuze. Tenslotte worden de besluiten die men moet nemen, beschreven. Deze besluiten hebben met name betrekking op het bestemmingsplan.

 

In hoofdstuk 3 staat de samenvatting van het evaluatieprogramma. Het evaluatieprogramma is opgenomen als bijlage.
2 Voorkeursalternatief

 

2.1 Ruimtelijke opzet

Het stedenbouwkundig plan gaat uit van een duidelijk raamwerk van de openbare ruimte, waarbinnen de bedrijfsontwikkeling een plaats krijgt. De inrichting van de openbare ruimte (groen-, water- en verkeersstructuur) zorgt voor samenhang en oriëntatie binnen het gebied. Daarnaast ontstaat door dit raamwerk een verdeling van het plangebied in kleinere, herkenbare eenheden: de buurten. Het onderscheid tussen de buurten ontstaat door verschillen in gebruik, inrichting en identiteit. In het hart van het plangebied is sprake van een centrumgebied, met hogere bebouwing en dichtheden en aanvullende voorzieningen (gemeenschappelijke faciliteiten, kinderopvang, tramhalte). Rondom dit centrumgebied komen 7 afzonderlijke buurten van bedrijfsruimten.

De bestaande bebouwing in het plangebied blijft gehandhaafd, evenals het sportveldencomplex.

 

Cruciaal in het concept van het Technopolis Innovation Park zijn de mogelijkheden voor onderlinge contacten, de beschikbaarheid van centrale functies en een bijzondere milieukwaliteit. Daarom hebben bij de inrichting van het terrein de volgende inrichtingsprincipes centraal gestaan:

·         Hoogwaardige, duurzame en flexibele omgeving, waarbinnen water, groen, natuur, verkeer, bedrijvigheid etc. gecombineerd worden tot een overgang tussen het historische Delft en Midden- Delfland;

·         Netwerken nemen een belangrijke plaats in op het te ontwikkelen terrein:

·         Het groene netwerk bestaat uit corridors, die het centrum van Delft verbinden met Midden-Delfland;

·         Het waternetwerk bestaat voornamelijk uit sloten, ingericht op:

§         Het stimuleren van biodiversiteit, uitwisseling van soorten;

§         Aankleding en herkenbaarheid van het terrein;

§         Zelfregulering en opvangcapaciteit.

·         Het verkeersnetwerk bestaat uit loop-, fiets-, tram- en autoroutes.

 

Effecten

Door de opzet met verschillende buurten, ontstaat er samenhang en oriëntatie in het plangebied. De effecten van de netwerken komen aan de orde bij de betreffende thema’s.

 

Afstemming andere besluiten

Het bestemmingsplan bestemt de buurten die als eerste worden ontwikkeld direct. Voor de overige buurten wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, voor het geval dat door omstandigheden de ontwikkeling van deze buurten binnen 10 jaar start. Voor de ontwikkeling van de buurten is het belangrijk, dat de benodigde verkeersmaatregelen tijdig worden genomen om de bereikbaarheid te kunnen garanderen.

 

In het beeldkwaliteitplan wordt de inrichting van de verschillende buurten in Technopolis uitgewerkt. Door een eenheid aan te brengen in bijv. materiaalgebruik per buurt, kan er in elk buurtje een eigen sfeer gecreëerd worden.

 



2.2 Verkeer en vervoer

De ontwikkeling van Technopolis Innovation Park bestrijkt een periode van 20 jaar. Door inzet op langzaam verkeer en openbaar vervoer vanaf het begin en een gefaseerde aanleg van verkeersinfrastructuur blijft het bedrijventerrein gedurende de gehele ontwikkeling en erna bereikbaar. De opzet van vervoersmanagement als aanvulling op de infrastructurele maatregelen bevordert een efficiënt gebruik van de infrastructuur. De autoroutes worden dusdanig ingericht dat overlast zo veel mogelijk wordt beperkt.

 

Maatregelen gericht op vervoersmanagement en parkeren gaan gelijk op met de ontwikkeling van het gebied. Hierbij is niet zozeer sprake van grote ingrepen maar gelijkhoudende tred.

 

Vervoersmanagement

Er zijn diverse vormen van collectief personenvervoer: bedrijfsvervoer, semi-openbaar vervoer, deelautosystemen. Daarnaast houdt vervoersmanagement ook in het actief stimuleren van het gebruik van regulier openbaar ervoer en stimuleren van fietsverkeer. Door vervoermanagement op het niveau van geheel Technopolis zijn de kansen groter dan bij het aanspreken van individuele bedrijven. Er kan zelfs gedacht worden aan een groter schaalniveau (ism Delft techpark, TU-Midden en Schie-oevers). Het parkmanagement is een geschikt orgaan voor het opzetten en stimuleren van vervoersmanagement.

 

Parkeren

Voor Technopolis Innovation Park geldt als uitgangspunt dat het parkeren van auto’s binnen de grenzen van het plangebied gereguleerd wordt. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, of in centrale parkeergarages. Parkeren op de openbare weg is niet toegestaan. Dit vereist een stringent parkeerbeleid in combinatie met gebiedsgericht vervoersmanagement.

 

Maatregelen gericht op langzaam verkeer, openbaar vervoer en autoverkeer zijn gefaseerd en bestrijken 2 bestemmingsplanperiodes.

 

Bestemmingsplanperiode 2005 –2015

Langzaam verkeer

In en om het plangebied komen voetgangers- en fietsverbindingen van en naar haltes van het openbaar vervoer en naar woonbestemmingen binnen Delft en de directe omgeving. De Mekelweg wordt afgesloten voor gemotoriseerd verkeer en vormt een as voor voetgangers en fietsers tussen het TU-terrein en Technopolis. Dit biedt tevens de ruimte voor inpassing van het tramtracé. Er zal ruimte worden gereserveerd voor een comfortabelere en veilige loop- en fietsroute naar station Delft Zuid. Een fietstunnel onder de A13 ten zuiden van het complex TNO Zuidpolder verbindt het Delftse fietsnetwerk verder met oostelijk gelegen woonlocaties.

 

Openbaar Vervoer

Er komen in de bestemmingsplanperiode 2005 –2015 diverse openbaar vervoerverbindingen naar Technopolis:

·         Tramlijn 19 vanuit Ypenburg en Leidscheveen, via Delft Centrum, het centrale TU-terrein (tracé Mekelweg) naar Technopolis. Deze lijn staat gepland voor 2007.

·         De routes van interlokale buslijnen 121 en 129 wijzigen zodanig dat ze ook stoppen in het centrumgebied van Technopolis. Beide lijnen krijgen een hogere frequentie. Dit kan vanaf het moment dat nieuwe bedrijven zich vestigen.

 


Autoverkeer

Om de bereikbaarheid van Technopolis in de toekomst op een aanvaardbaar niveau te houden zijn in de 1e bestemmingsplanperiode 2005 - 2015 de volgende grote maatregelen noodzakelijk:

·         Kruithuisweg ongelijkvloers kruisen met de Voorhofdreef deze maatregel zou in 2010 gerealiseerd moeten zijn. Dit kruispunt voor fietsverkeer, openbaar vervoer en autoverkeer is op dit moment tot zijn capaciteit belast (incl. optimale verkeerslichtenregeling). Gezien het grote verkeersaanbod en de toename daarvan is een forse capaciteitsvergroting noodzakelijk. Een ongelijkvloerse kruising vergroot het meest effectief de capaciteit. Hiervan profiteren ook fietsverkeer en openbaar vervoer. Deze maatregel verbetert niet alleen de doorstroming van het autoverkeer op de Kruithuisweg, maar betekent ook een aanzienlijke verbetering van de verbinding van Tanthof-Oost met Voorhof en de overige delen van de stad (minder wachttijd en minder barričrewerking). Het nu bestaande kruisingsvlak en inrichting biedt voldoende ruimte voor een goede inpassing van een hooggelegen Kruithuisweg, met verbinding Tanthof-Voorhof op maaiveld. De vormgeving van het viaduct in dit stedelijk gebied vergt de nodige zorgvuldigheid.

 

Bestemmingsplanperiode 2015 –2025

In de bestemmingsplanperiode 2015-2025 wordt verder ingezet op versterking van het aandeel openbaar vervoer. Hiervoor is een combinatie van maatregelen mogelijk:

 

Voor het autoverkeer is een rechtstreekse aansluiting van Technopolis op de A13 ter hoogte van de verzorgingsplaats Ruyven mogelijk. De exacte termijn hiervoor hangt af van bredere ontwikkelingen op het hele wegennet in de regio. Uitgaande van een gelijkmatige vestiging op het plangebied en een totaal bruto van 600.000 m2 in 20 jaar komt dit kort na 2015 in beeld.

 

Effecten

Langzaam verkeer

De verbinding naar Station Delft Zuid wordt verbeterd. In het MER is berekend dat stimulering van het fietsgebruik leidt tot 10% minder autoritten met een lengte van 5 km of minder. Dit vermindert het autoverkeer op de Schoemakerstraat in Technopolis met 2 ŕ 2,5%.

 

Vervoersmanagement

Door een goed vervoersmanagementsysteem zal een groot deel van het woon-werk verkeer plaatsvinden middels collectieve voorzieningen. Dit komt de bereikbaarheid ten goede, verlaagt kosten en de wens naar parkeerruimte (zie ook parkeren). Daarnaast zijn de grootschalige infrastructurele maatregelen pas op een latere termijn noodzakelijk.

 

Parkeren

Het parkeren in centrale parkeergebouwen geeft een maximale grip op het gebruik van de auto in het woon-werkverkeer. Het geeft bovendien een kleiner aantal te realiseren parkeerplaatsen in het plangebied. De per bedrijf wisselende vraag naar parkeergelegenheid kan eenvoudig worden opgevangen. De kostprijs per parkeerplaats kan lager zijn, omdat het realiseren van aparte parkeergarages efficiënter kan dan het per (bedrijfs)gebouw realiseren van parkeerkelders en garages. Toepassing van centrale parkeergarages beperkt bovendien het ruimtegebruik voor parkeren door efficiënter opbergen en dubbelgebruik. Dit alles biedt kansen voor een aantrekkelijke buitenruimte.

 

Openbaar Vervoer

De verschillende vormen van Openbaar Vervoer maken het plangebied voor zowel de directe omgeving als verder gelegen bestemmingen goed bereikbaar. Een tramlijn tussen Station Delft Centraal en Technopolis verandert de modal split ten gunste van het gebruik van het openbaar vervoer. Met het multimodale verkeersmodel van het stadsgewest Rotterdam is berekend dat door de aanleg van de tram 8% van de mensen die Technopolis of het TU-gebied als bestemming heeft, zal kiezen voor het openbaar vervoer in plaats van voor de auto. Dit percentage moet opgeteld worden bij het aantal mensen dat toch al voor het openbaar vervoer zou kiezen.

 

Voor de bestemmingsplanperiode 2015-2025 is het hoge aandeel openbaar vervoer taakstellend om het gebied en de rest van Delft bereikbaar te houden. Dit taakstellend karakter komt duidelijk tot uiting in de keuze om dan niet uit te gaan van een (integrale) verbreding van de Kruithuisweg naar 2 x 3 rijstroken, maar in te zetten op een forse verdere versterking van de kwaliteit van de openbaar vervoer-ontsluiting. In samenhang met OV-ontwikkelingen op hoger schaalniveau, zoals realisatie van het stedenbaanconcept, de 4-sporigheid Rotterdam - Den Haag en daarmee gepaard gaande forse verhoging van het aantal stops op stations Delft Centraal en Delft Zuid is het realistisch om de haalbaarheid van zeer hoog frequente verbindingen van en naar Technopolis, zowel vanuit station Delft Centraal als Delft Zuid te veronderstellen.

 

Autoverkeer

De auto-infrastructuurmaatregelen zijn zodanig gekozen dat op geen van de wegvakken in het plangebied en de toeleidende wegen, met uitzondering van de A13, de capaciteit langdurig overschreden wordt. De maatregelen dienen zowel voor de bereikbaarheid van Technopolis als voor de opvang van de autonome groei.

 

Afstemming andere besluiten

In de komende tien jaar is het niet noodzakelijk om alle infrastructuurmaatregelen te realiseren. De selectie van maatregelen is zowel afhankelijk van de ontwikkeling van Technopolis als van de autonome groei van het verkeer. De komende tien jaar is het noodzakelijk om de capaciteit van de kruispunten Schoemakerstraat-Kruithuisweg en Voorhofdreef-Kruithuisweg te vergroten.

 

Alleen de aansluiting van de A13 maakt deel uit van het bestemmingsplan Technopolis. Alle andere auto-infrastructuurmaatregelen liggen in andere plangebieden. Dit geldt ook voor het overgrote deel van de route van tramlijn 19, de langzaam verkeerroute naar station Delft Zuid, de fietstunnel onder A13 ter hoogte van TNO Zuidpolder.

 

Maatregelen die vallen buiten het plangebied worden opgenomen in het Lokale Verkeers- en Vervoersplan (LVVP) en andere betreffende bestemmingsplannen. Het LVVP zal eind 2004 aan de raad worden voorgelegd.

 

Het vervoers- en parkeermanagement vormen onderdeel zijn van het parkmanagement.

 

2.3 Externe veiligheid

In het plangebied bevinden zich momenteel drie inrichtingen waarvoor veiligheidscontouren gelden. Dit zijn het Interfacultair Reactorinstituut (IRI), Asepta en het Centraal Chemicaliën magazijn van de TU Delft. Asepta heeft inmiddels haar productie beëindigd, waardoor de veiligheidscontour komt te vervallen. De vergunning blijft wel van kracht voor de inrichting[2]. De in de milieuvergunning opgenomen 10-5 risicocontour ligt binnen de inrichtingsgrenzen, met uitzondering van de noordzijde. Aan de noordzijde ligt een groenzone. De in de milieuvergunning opgenomen 10-6 risicocontour is vrij van bebouwing.

 

Het IRI heeft geen plaatsgebonden risicocontour, noch een groepsrisicocontour. In het rampenbestrijdingsplan is opgenomen dat rondom het IRI zich een zone van 300 meter bevindt, die bij een calamiteit op korte termijn ontruimd moet kunnen worden.

 

Rondom het Centraal Chemicaliën Magazijn is een plaatsgebonden risicocontour vastgesteld[3]. Er geldt een zone van 20 m om het magazijn, waarbinnen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden. Uitzondering hierop vormen vervangende nieuwbouw of als beperkt kwetsbaar aangeduide objecten voor maximaal 10 personen per hectare.

 

Effecten

Binnen een straal van 20 meter om het Centraal Chemicaliën Magazijn zijn beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Kinderdagverblijven binnen een zone van 300 meter rondom het IRI zijn niet toegestaan vanwege een korte ontruimingstermijn. Voor eventueel gelijksoortige activiteiten binnen de inrichting van Asepta blijft de milieuvergunning en daarmee de risicocontour van kracht.

 

Afstemming andere besluiten

De risicocontour van het Centraal Chemicaliën Magazijn zal op de plankaart worden opgenomen. De straal van 300 m rond het IRI is gebaseerd op het rampenbestrijdingsplan en hoeft dus niet op de plankaart te worden opgenomen. In de voorschriften worden binnen 300 meter rondom het IRI wel kinderdagverblijven uitgesloten.

 

Het IRI krijgt een maatbestemming, omdat het een categorie 5 bedrijf is. Het Centraal Chemicaliën Magazijn krijgt een maatbestemming, omdat er een plaatsgebonden risicocontour om heen ligt.

 

De Asepta locatie krijgt een maatbestemming, omdat een bestaande inrichting is en bijbehorende vergunning heeft. Indien er geen productie-, maar onderzoeksactiviteiten plaatsvinden is geen maatbestemming nodig, omdat onderzoek in categorie 2 van de LvB[4] valt. Indien een nieuwe productie activiteit onder Besluit Kwaliteitseisen externe veiligheid gaat plaatsvinden vindt een risicoanalyse plaats ten behoeve van vergunningverlening Wm.

 

2.4 Water

Oppervlaktewater

In het plangebied wordt één, flexibel, peil gehanteerd. Globaal varieert het waterpeil tussen ca. 3,00 m–NAP en 2,75 m–NAP, tijdens regenval zijn kortstondig hogere peilen mogelijk. Het plangebied voldoet aan de waterbergingsnorm van 325 m3 per hectare van het Hoogheemraadschap van Delfland. Om de waterberging te realiseren komt er onder andere in de zuidoostelijke hoek van het plangebied een waterpartij van circa 1,7 ha.

 

In het plangebied wordt een gebiedseigen watersysteem gerealiseerd: er zal zo min mogelijk gebiedsvreemd water worden ingelaten en (hemel)water wordt zo lang mogelijk vastgehouden. Door een circulatiesysteem voor het oppervlaktewater aan te leggen wordt een goede waterkwaliteit gerealiseerd, overeenkomstig natuurgoed. Verder wordt het vuile water gescheiden van schoon water en via een eigen systeem afgevoerd naar het gemaal. Om de oppervlaktewaterkwaliteit verder te optimaliseren is er een streven om alle oevers natuurvriendelijk aan te leggen en platte daken uit te voeren als vegetatiedaken.

 

Grondwater

De benodigde drooglegging in Technopolis is 110 cm, de ontwateringdiepte is 70 ŕ 80 cm.

 

Riolering

Alle verharde oppervlakten worden zoveel mogelijk afgekoppeld. Daar waar het verharde oppervlak zodanig vervuild is, dat het niet rechtstreeks geloosd of geďnfiltreerd mag worden, worden zuiveringstechnische voorzieningen toegepast.

 

Effecten

Oppervlaktewater

Door te kiezen voor één peilgebied, wordt versnippering van peilgebieden voorkomen. Op deze wijze wordt een robuust watersysteem in Technopolis gerealiseerd. In een nog uit te voeren onderzoek, worden de effecten bestudeerd.

 

Door de aanleg van het systeem met rondgaande watergangen, kan het schone gebiedseigen water vastgehouden worden en circuleren. Dit creëert wel stroming zonder inlaat van gebiedsvreemd water. Hierdoor ontstaat een goede waterkwaliteit. Door de watergangen langs de A13, sportvelden en Kruithuisweg via een eigen tracé te laten afwateren op het gemaal, wordt voorkomen dat de waterkwaliteit in de overige watergangen verslechtert. De aanleg van natuurvriendelijke oevers versterkt de verbetering van de waterkwaliteit en draagt ook bij aan de opvang van regenwater (vergroting waterberging). Er wordt voldaan aan de waterbergingsnorm van 325 m3 per hectare van het Hoogheemraadschap van Delfland. Door hier aan te voldoen, worden problemen met water tijdens en na hevige regenval voorkomen. Het toepassen van vegetatiedaken vertraagt de afvoer van regenwater, waardoor de piekbelasting vermindert. Dit verlaagt de kans op wateroverlast.

 

Grondwater

Deze gegevens komen uit het nog uit te voeren hydrologisch onderzoek.

 

Riolering

Door de vervuilde verharde oppervlakten af te koppelen, wordt piekbelasting van het riool voorkomen en daardoor vuilwateroverstorten. Dit is een van de voorwaarden volgend uit de waterkwaliteitsambitie: water als natuurgoed.

 

Afstemming andere besluiten

In het kader van het bestemmingsplan wordt de watertoets gevolgd. De m.e.r. vormt onderdeel van de watertoets: er heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap[5] en gegevens uit het MER dienen als basis voor verder afstemming.

 

De hoofdwatergangen krijgen de bestemming water. De oevers krijgen de bestemming openbaar groen en/of natuur. Binnen deze bestemming is de aanleg van natuurvriendelijke oevers mogelijk. De huidige peilen in Technopolis worden gehandhaafd. Een aanpassing van het peilbesluit is daardoor niet nodig.

De aanleg van vegetatiedaken wordt gestimuleerd. In het beeldkwaliteitplan wordt opgenomen dat duurzaamheidmaatregelen zichtbaar gemaakt kunnen worden. Door vegetatiedaken hierin op te nemen wordt de aanleg hiervan gestimuleerd.

 

De verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van het watersysteem en het grondwater dient verder te worden uitgewerkt. De gemeente is verantwoordelijk voor het openbaar gebied, de eigenaren van de grond voor hun eigen terrein. Het grondwaterbeheer past in de taken van het parkmanagement. Dit voorkomt tevens grote verschillen in het beheer.

 

2.5 Bodem

Het plangebied wordt als één geheel gezien. Het gebied, met uitzondering ter plaatse van de al bestaande functies, wordt integraal opgehoogd. Dit sluit aan bij de keuze voor één waterpeil in Technopolis. Alle vrijkomende grond binnen het Technopolis gebied wordt zo veel mogelijk ter plaatse hergebruikt, met uitzondering van sterk verontreinigde grond. De aangevoerde grond voldoet minimaal aan huidige bodemkwaliteit en de in het gebied aanwezige bodemverontreinigingen worden gesaneerd volgens de wettelijke normen.

 

Effecten

De hierboven genoemde maatregelen waarborgen het behoud van een goede bodemkwaliteit. Door grond uit Technopolis en Spoorzone te gebruiken, wordt het aantal vervoersbewegingen van grondtransporten beperkt.

 

Afstemming andere besluiten

De hoogte van het maaiveld wordt aangegeven in de toelichting van het bestemmingsplan, maar niet vastgelegd in de voorschriften of de plankaart.

 

2.6 Ecologie

Technopolis combineert de functie bedrijventerrein met de mogelijkheid voor natuurontwikkeling. Uitgangspunt is een duurzame inrichting van het bedrijventerrein door het toepassen van natuurvoorzieningen en het benutten van de ecologische waarde van de waterlopen. Het plangebied fungeert op deze manier als schakel tussen de groenstructuur van Delft en het buitengebied.

 

Uitgangspunten:

-          Groenblauw raamwerk (corridors)

-          Faunatunnels/-overgangen

-          Paddenpoelen

-          Natuurvriendelijke maatregelen

 

Groenblauw raamwerk

Op Technopolis ligt een raster van ecologische zones bestaande uit:

-          Drie noord-zuid corridors: A13, Rotterdamseweg en het verlengde van de Mekelweg,

-          Drie oost-west corridors: Kruithuisweg, de Thijssevaart en de Karitaatmolensloot.

Dit raster is overeenkomstig de ecologische structuur zoals deze is opgenomen in de nota Ecologieplan Delft 2004-2015.

 

De noord-zuid corridors bestaan uit hoogopgaande vegetatie struweel met bomen ten behoeve van de aanwezigheid van vleermuizen. In de zone langs de A13 is daarbij de zichtrelatie tussen snelweg en bebouwing van belang. De oost-west corridors bestaan uit struweel afgewisseld met grasland vegetatie. Dit is ter versterking van de zogenaamde rode-lijstsoorten die in het gebied aanwezig zijn.

 


Faunatunnels

In het verlengde van het groenblauwe raamwerk komen faunatunnels:

-          onder de A13

-          onder de Kruithuisweg

Aan de zuidzijde van het gebied wordt, gecombineerd met een langzaam verkeersvoorziening over de Karitaatmolensloot, een verbinding gemaakt met Midden-Delfland.

 

Watergangen

Het streven is om alle oevers in het plangebied natuurvriendelijk aan te leggen, tenzij er omstandigheden zijn waardoor dit niet mogelijk is. Er wordt een ondergrens aangehouden van 30% natuurvriendelijke oevers. De Thijssevaart is en de Karitaatmolensloot wordt ingericht als natuurvriendelijk watergang, gecombineerd met een ecologische corridor. Wisselend beheer waarborgt de diversiteit van de oevervegetaties.

 

Paddenpoelen

De huidige paddenpoel bij het voormalige gebouw van Geodesie blijft gehandhaafd. Daarnaast wordt in het plangebied een nieuwe paddenpoel aangelegd voor amfibieën en insecten.

 

Overige natuurvriendelijke maatregelen

De stedelijke bebouwing van Technopolis kan zoveel mogelijk worden benut voor natuurvoorzieningen voor vogels en vleermuizen. Hierbij kan gedacht worden aan het geschikt maken van bebouwing als verblijfplaats door daar waar mogelijk sedumdaken of nestelvoorzieningen te realiseren.

 

Effecten

De aanleg van het groenblauwe raamwerk bevordert de uitwisseling van soorten tussen stad en buitengebied. Er ontstaan verbindingen die het mogelijk maken voor soorten om tussen de ecologische kerngebieden in Delft en Midden-Delfland te bewegen.

 

Faunatunnels

De aanleg van faunatunnels en verbindingen over water moeten de barričrewerking van wegen en watergangen verminderen.

 

Watergangen

Door de aanleg van watergangen wordt een zo groot mogelijke natuurlijkheid nagestreefd. Het overgangsmilieu tussen water en land biedt mogelijkheden voor vegetatie en daarbij behorende fauna om zich te ontwikkelen. Een goede oever- en watervegetatie verbetert tevens de waterkwaliteit.

 

Paddenpoelen

De paddenpoelen zorgen voor een aantrekkelijk leefklimaat voor met name amfibieën en insecten.

 

Overige natuurvriendelijke maatregelen

Door de aanleg van sedumdaken en nestelvoorzieningen wordt het gebied aantrekkelijker voor met name vogels.

 

Afstemming andere besluiten

De ecologische zones worden als zodanig bestemd danwel krijgen een aanduiding op de plankaart binnen de bestemming groen. De paddenpoel krijgt een aanduiding op de plankaart. Inrichtingseisen van de ecologische zone worden, voor zover mogelijk, opgenomen in het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitplan.

Over de inrichting en het beheer van de ecologische zones worden door de gemeente en het parkmanagement afspraken gemaakt. Bij het vaststellen van de inrichting van de ecologische zones is de gemeente nadrukkelijk aanwezig. De gemeente en de beheerder stellen gezamenlijk de omschrijving van het beheer van de ecologische zones vast.

 

Het type daken en de aanleg van nestelvoorzieningen worden niet in het bestemmingsplan vastgelegd. De aanleg van sedumdaken en nestelvoorzieningen zal worden gestimuleerd.

 

2.7 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Landschap

De overgang van het stedelijk naar het buitengebied wordt benadrukt door middel van een “harde” rand. Deze overgang sluit aan bij de bestaande “harde” rand aan de zuidkant van Delft die nu de grens vormt tussen Midden-Delfland en de wijken Tanthof en het bedrijventerrein Schie-oevers.

 

Technopolis bestaat uit 3 zones met elk een eigen bedrijfsprofiel, programma en dichtheid en daardoor ook een eigen ruimtelijke uitstraling. De netwerken van groen, water en ontsluitingsroutes verdelen het plangebied ruimtelijk in verschillende “buurten”. De overgangen tussen de buurten worden vormgegeven door een parkachtig binnengebied. De inrichting en uitstraling van de binnengebieden verschillen en lopen uiteen van gecultiveerd groen tot natuurvriendelijk.

 

Effecten

Het nu nog open landschap in het plangebied krijgt een stedelijk karakter. De overgang tussen de stad en het platteland wordt scherper. Het centrumgebied en de buurten krijgen door het verschil in inrichting ieder hun eigen karakter.

 

Cultuurhistorie en archeologie

Op het moment dat een deelgebied ontwikkeld wordt, dient er voldoende tijd voor archeologisch onderzoek en voor eventuele berging van de vondsten te zijn. In het noordoostelijke deel van het plangebied is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De aangetroffen archeologische sporen zijn in kaart gebracht en behoeven niet langer in situ behouden te blijven. In het uiterste noorden en de westelijke helft van het plangebied is geen verkennend onderzoek gedaan, omdat er onvoldoende mogelijkheden waren voor dit onderzoek. In het zuidelijk deel van het plangebied is kans op verkavelingsporen uit de Romeinse tijd, maar de kans op bewoning is gering.

 

Effecten

Kaart 2.1 geeft aan in welke gebieden nog archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor deze gebieden is een aanlegvergunningstelsel nodig.

Kaart 2.1:

1.       Grens plangebied.

2.       Terrein met archeologische waarden, aanlegvergunningsplichtig bij bodemverstoring dieper dan 150 cm.

3.       Terrein met redelijke tot hoge archeologische verwachting, aanlegvergunningsplichtig bij bodemverstoring dieper dan 40 cm.

4.       Terrein met redelijke tot hoge archeologische verwachting, aanlegvergunningsplichtig bij bodemverstoring dieper dan 150 cm.

5.       Verstoorde bodem. Geen archeologische waarden (meer).

 

Afstemming andere besluiten

Op de plankaart van het bestemmingsplan wordt aangegeven voor welke gebieden een aanlegvergunningstelsel geldt.

 

2.8 Woon- en leefmilieu

Ten aanzien van woon- en leefmilieu zijn de aspecten externe veiligheid, lucht, geur en geluid bepalend. Niet alleen Technopolis zelf, maar ook de directe omgeving van Technopolis zijn bepalend voor het woon- en leefmilieu op het bedrijventerrein.

 

Wegverkeerslawaai

Er wordt gestreefd naar een tijdsafhankelijke dynamische snelheidsregeling ten behoeve van optimale doorstroming. Desondanks blijft de geluidscontour bij de A13 nog steeds breed. Het VKA gaat uit van afschermende bebouwing. Dit betekent een gunstig effect voor de gebieden “in de luwte” van die gebouwen. De gebouwen hebben daarnaast ook negatieve effecten. Aan de overzijde van de A13 zal sprake zijn van meer geluidshinder als gevolg van reflectie. De toename van geluidsbelasting zal echter nooit meer bedragen dan 3 dB(A). De gebouwen vormen geen aaneengesloten “wand”, waardoor er geluidslekken ontstaan. In de praktijk blijkt dat geluidslekken als zeer hinderlijk worden ervaren.

 

Luchtkwaliteit

Vanwege de tijdsafhankelijke dynamische snelheidsregeling verkleint de oppervlakte binnen de grenswaardencontouren voor NO2 en fijn stof en vallen deze buiten de bebouwingsgrenzen. Uit de berekeningen en toetsing van de luchtkwaliteit aan de normen gesteld in het Besluit luchtkwaliteit blijkt dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit vooralsnog geen belemmeringen zijn om het plangebied te ontwikkelen. Het verdient aanbeveling om bij de ontwikkeling van de plannen de luchtkwaliteit in ogenschouw te blijven nemen.

 

Externe veiligheid

Over de Kruithuisweg en de A13 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Langs de Kruithuisweg legt het transport van gevaarlijke stoffen geen beperkingen op aan de dichtheden voor werknemers. Langs de A13 is de dichtheid afhankelijk van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg. Indien de afstand 75 m is, is een dichtheid van 200 personen per ha mogelijk. Als de afstand wordt vergroot tot 100 meter uit de as, dan kan de dichtheid worden vergroot tot 500 personen per ha.

 

2.9 Energie

Op basis van de ambities uit het Klimaatplan 2003 – 2012 en de oplossingsrichting vanuit het MER is in samenwerking met de ontwikkelaars een energievisie opgesteld. Op basis van de energievisie wordt een intentieovereenkomst binnenkort afgerond. Voorkeur is hierin de volgende maatregelen uit de opeenvolgende stappen uit de Trias Energetica op te nemen:

-          De ontwikkelaars realiseren in de gebouwen vrij te kiezen energiebesparende maatregelen. De gebouwen dienen een EPC te hebben die minimaal 20% lager ligt dan het vigerende bouwbesluit.

-          De ontwikkelaars zijn verplicht voor de warmtebehoefte en indien van toepassing eveneens de koudebehoefte aan te sluiten op een energiesysteem met koude/warmte opslag in de bodem. Individuele gebouwen of groepen van gebouwen sluiten hier door middel van individuele en/of collectieve elektrisch aangedreven warmtepompen op aan.

-          De ontwikkelaars spannen zich eventueel met behulp van parkmanagement in om gedurende de periode tot en met het jaar 2015 oplossingen te creëren om een aanvullende CO2-reductie te realiseren.

 

Om te komen tot een collectief energiesysteem zullen gerenommeerde energiebedrijven benaderd worden. Deze dragen zorg voor de realisatie, exploitatie, onderhoud en zonodig vervangen van het systeem voor een periode van tenminste 30 jaar. Op het moment dat de parkmanagement organisatie actief is kan deze een rol vervullen in de ontwikkeling van het energiesysteem.

 

Daarnaast worden conform de ambities in het Klimaatplan en de gemeentelijk menukaart alle vaste en 50% van variabele maatregelen uit het nationaal pakket Duurzaam bouwen Utiliteitsbouw toegepast[6]. Een terugvaloptie is 30% van de variabele maatregelen.

 

Effecten

De maatregelen uit de drie stappen uit de Trias Energetica leiden tot de volgende CO2 reductie:

-          Energiebesparende maatregelen in gebouwen (20% EPC verscherping) leidt tot een CO2 reductie van circa 10-15%.

-          Een energiesysteem met koude/warmte opslag in de bodem leidt tot een verdere CO2 reductie van 15-20%.

-          Een aanvullende CO2-reductie van 7,5% is mogelijk. Hiervoor geldt een inspanningsverplichting vanuit de ontwikkelaars.

Hiermee is in totaal een CO2-reductie van minimaal 30% ten opzichte van bebouwing volgens Bouwbesluit in het jaar 2004 in combinatie met een traditionele energievoorziening op basis van gas en elektriciteit, HR ketels en indien van toepassing individuele compressiekoelmachines te behalen.

 

Gegeven het huidige stadium in de ontwikkeling van Technopolis is het niet mogelijk een indicatie te geven van het energiebesparingpotentieel van uitwisseling en samenwerking tussen bedrijven op het gebied van energie, reststoffen en water. Op dit moment is namelijk niet bekend welke bedrijven zich zullen gaan vestigen op de Technopolis. Het is dus ook niet bekend welke processen deze bedrijven zullen gaan exploiteren. Hierin ligt een mogelijk rol van het parkmanagement.

 

Afstemming andere besluiten

Voor het collectieve energiesysteem dienen leidingtracés en ruimte voor opstallen vastgelegd te worden. Zo veel mogelijk wordt hierbij aangesloten bij de tracés voor riolering en andere nutsvoorzieningen. Indien mogelijk wordt hierbij aangesloten bij droge ecologische zones.

 

Op basis van de energievisie wordt binnenkort een intentieovereenkomst afgesloten met de ontwikkelaars met daarin de ambities, te nemen maatregelen en financiering.

 

2.10 Parkmanagement

Op Technopolis komt parkmanagement met een verplicht lidmaatschap voor de bedrijven. Het verplichte lidmaatschap maakt deel uit van de gronduitgifte. De taken van het parkmanagement moeten nog worden uitgewerkt, maar hiertoe behoren minimaal:

·         Vervoersmanagement;

·         Beheer en onderhoud van diverse onderdelen van het terrein;

·         Organiseren, beheren van collectieve voorzieningen en diensten;

·         Realiseren van een CO2-reductie.

 

Afhankelijk van de fasering van de bebouwing zal parkmanagement kleinschalig gestart worden, maar uiteindelijk heeft het de voorkeur dat de parkmanagementorganisatie herkenbaar aanwezig is op het terrein.

 

Effecten

De effecten van parkmanagement zijn in dit stadium moeilijk kwantificeerbaar.

Parkmanagement is namelijk een middel om de doelstellingen vanuit vervoersmanagement, beheer van de openbare ruimte en energie te realiseren.

 

Afstemming andere besluiten

In het bestemmingsplan wordt, behalve in de toelichting, geen specifieke aandacht besteed aan parkmanagement. De verplichte lidmaatschap van parkmanagement voor bedrijven maakt deel uit van de gronduitgifte. Voor een parkmanagement organisatie wordt een specifiek orgaan opgericht.


3 Evaluatieprogramma

 

Het evaluatieprogramma heeft tot doel te onderzoeken in hoeverre de in het MER beschreven gevolgen voor het milieu daadwerkelijk optreden in de vorm en intensiteit waarin zij zijn beschreven. In het evaluatieprogramma ligt de nadruk op aspecten waar tijdens de uitvoering en in de gebruiksfase nog bijsturing mogelijk is. Aangezien het bestemmingsplan in ontwikkeling een kortere tijdshorizon kent dan de ontwikkeling van het totale gebied zal de evaluatie een belangrijke basis zijn voor de nog volgende bestemmingsplannen. Daarnaast kunnen binnen de eerste bestemmingsplanperiode in het MER genoemde of andere aanvullende maatregelen opgesteld worden.

 

Indicatoren voor evaluatie richten zich daarmee op zowel de uitvoering van maatregelen als de gerealiseerde kwaliteit. De indicatoren komen grotendeels overeen met de indicatoren uit de jaarlijkse Delftse duurzaamheidsmonitor[7]. Het evaluatieprogramma sluit aan op de gegevensverzameling, besluitvorming en publicatie van de duurzaamheidsmonitor. De elementen landschap, cultuurhistorie en archeologie vormen momenteel geen onderdeel van de huidige monitoring en zullen aan dit programma worden toegevoegd. Indicatoren uit de monitor op stads- of wijkniveau zullen worden gedetailleerd. Het evaluatieprogramma Technopolis omvat de in het MER benoemde milieu-aspecten:

·         Verkeer en vervoer

·         Bodem en water

·         Ecologie

·         Landschap, cultuurhistorie en archeologie

·         Woon– en leefmilieu

·         Energie en duurzaam bouwen

·         Parkmanagement

 

Het evaluatieprogramma is een jaarlijkse monitor. De wijze waarop geëvalueerd wordt, hangt af van het specifieke aspect en sluit zoveel mogelijk aan bij de reeds bestaande jaarlijkse duurzaamheidsmonitor. De monitor voor Technopolis zal gelijktijdig met de Delftse Duurzaamheidsmonitor aan de gemeenteraad worden aangeboden. De eerste monitor van Technopolis wordt dan aan de raad voorgelegd, tegelijk met de duurzaamheidsmonitor die gaat over het eerste volledige jaar na vaststelling van het bestemmingsplan.

 

Bijlage 1 geeft een volledig overzicht van het evaluatieprogramma.

 

De kosten van de evaluatie worden gedekt vanuit de reguliere budgetten. Eenmalige kosten voor monitoring grondwaterstand, grondwaterkwaliteit en oppervlaktewaterkwaliteit komen uit de grondexploitatie Technopolis. De jaarlijkse kosten hiervan plus kosten voor flora- en faunatellingen komen uit de gemeentelijke bijdrage aan het beheerbudget.


Bijlage 1: evaluatieprogramma

 

Inleiding

Het uitgangspunt van het evaluatieprogramma is het in (hoofdstuk 2 van) het MER genoemde beleidskader vanuit het vigerende gemeentelijke, regionale, nationale en internationale beleid. In dit beleidskader zijn doelstellingen opgenomen per aspect die gebaseerd zijn op de notitie ‘Duurzaamheidsaspecten TU-zuid’ (2001). De evaluatie richt zich op de in het milieueffectrapport opgenomen aspecten met bijbehorende indicatoren. De gegevens uit het referentiealternatief dienen als nulmeting. Waar mogelijk sluiten de indicatoren aan op de indicatoren uit de bestaande Delftse Duurzaamheidsmonitor.

 

De effecten van maatregelen en plannen worden gemeten en afgezet volgens twee vragen:

1.       Kloppen de berekende effecten?

2.       Is de gewenste situatie haalbaar, oftewel ligt de trend over voorgaande jaren binnen de bandbreedte van de gewenste eindresultaten?

 


Indicator

Meetmethode

Meetfrequentie

Rapportage

Kosten*

Wie

Waarvoor gebruikt

Verkeer en vervoer

 

 

 

 

 

 

Aantal vierkante meter bvo

Via bouwplannen

ieder bouwplan

jaarlijks

 

geen

Gemeente

Fasering verkeersmaatregelen

Aantal werknemers

Via bedrijven

Jaarlijks

jaarlijks

geen

Idem

Fasering verkeersmaatregelen

Vervoersmanagement

Tellen of (telefonische) interviews

5-jaarlijks

5-jaarlijks

€ 22.000 extern bureau

Gemeente

Inventarisatie woon-werkverkeer

A. Aantal fietsers met bestemming plangebied

Aansluiting bij 5-jaarlijkse telling

5-jaarlijks

5-jaarlijks

€ 2.000 (4 locaties)

Gemeente

Meting modal split

B. Aantal voetgangers met bestemming plangebied

Aansluiten bij fietstelling

Idem

idem

Bestaande monitoring

Gemeente

Meting modal split; fasering verkeersmaatregelen

C. Aantal auto’s met bestemming plangebied

Direct: 3 telpunten[8]

Continue

jaarlijks

initiële kosten €15.000 per telpunt

 

Visueel: 1 teldag op 2 locaties

Jaarlijks

jaarlijks

€ 1.000

Gemeente

 

D. Gebruik van OV

tellen

Continue

jaarlijks

geen

Haaglanden

(bus 129 en tram 19) NS reizigers

Model split incl. controle 8% automobilisten stapt over op tram 19

Modal split

Op elkaar delen van onder A, B, C en D verzamelde gegevens

Jaarlijks

jaarlijks

Via bestaande monitoring

Gemeente

 

Aantal ongevallen ingedeeld naar type

Aansluiten bij bestaande monitoring

Continue

jaarlijks

Geen extra kosten

VOR (Verkeers Ongevallen Registratie Heerlen)

Extra maatregelen verkeersveiligheid

Gebruik parkeerplaatsen

Tellen via slagboom of oog

Continue

jaarlijks

Geen extra kosten

Parkmanagement

Modal split: controle verkeersintensiteit per bedrijf/per arbeidsplaats

Aantal parkeerplaatsen geďntegreerd in gebouw

Bij indiening bouwplan

elk bouwplan

jaarlijks

Geen

Gemeente

Handhaving bestemmingsplan

Bodem en water

 

 

 

 

 

 

Grondwaterpeil

Aansluiten op grondwatermeetnet

Uurregistratie

Jaarlijks

Peilbuizen: €8.000

dataverwerking* via bestaand systeem

Gemeente

Waterhuishouding optimaliseren

Maaiveldhoogte

Aansluiten op gemeentelijk deformatiemeetnet

2 keer per jaar

Jaarlijks

Dataverwerking*: via bestaand systeem

Gemeente

Mate van zetting berekenen

Bodemkwaliteit

Bodemonderzoek op indicatie

Incidenteel

Jaarlijks[9]

Geen

Gemeente

Bodemkwaliteit handhaven

Hoeveelheid en herkomst aangevoerde grond

Transportbonnen registratie

Continu

jaarlijks

Halve werkdag rapportage: € 250

gemeente

Mate van recycling en verminderen transport

Kwaliteit aangevoerde grond

Inventarisatie

idem

Idem

idem

Gemeente

Idem

Grondwaterkwaliteit - verontreinigingen

Grondwateronderzoek

Indien verontreiniging geconstateerd is

jaarlijks[10]

Afhankelijk type verontreiniging: € 50-500

Gemeente

Grondwaterkwaliteit op peil houden

Grondwaterkwaliteit – saliniteit

Grondwateronderzoek

2-jaarlijks

2-jaarlijks

€ 200 (4 meetpunten

ŕ € 50)

Gemeente

Meting natuurontwikkeling

Oppervlakte open water

Inventarisatie

Jaarlijks

jaarlijks

Geen

Gemeente

Borgen waterbergingscapaciteit

Oppervlaktewaterkwaliteit

Aansluiten op meetnet Hoogheemraadschap Delfland

5-jaarlijkse uitgebreide meting

jaarlijks: minimaal pakket

Jaarlijks

Uitgebreide meting:

€ 1.500

Minimale meting:

€ 250

Hoogheemraadschap

Inzicht in functioneren gebiedseigen watersysteem en waterkwaliteit

Oppervlaktewaterpeil

Aansluiten op meetnet oppervlaktewater

Uurregistratie

Jaarlijks

€ 4.000 initiële kosten dataverwerking*: via bestaand systeem

Gemeente

Inzicht functioneren gebiedseigen watersysteem

Ecologie

 

 

 

 

 

 

Inrichtingsindicatoren: Deze worden gebruikt voor het monitoren van de hoeveelheid natuurelementen teneinde de ecologische structuur te optimaliseren. De aanwezige natuurelementen dienen voor behoud dan wel uitbreiding van leefgebieden voor bepaalde plant- en diersoorten.

Oppervlakte van

·         deelgebieden

·         dicht struweel

·         open struweel

·         bosplantsoen

·         open water

Bouwplannen

toetsen aan Ecologieplan Delft en aan Inrichtingsplan / Bestemmingsplan

Per ontwikkeling van een bepaald terrein

 

jaarlijks

Via bestaande monitoring *

Gemeente

Oppervlakte ecologische structuren

Oppervlakte van

·         deelgebieden

·         dicht struweel

·         open struweel

·         bosplantsoen

·         open water

5-jaarlijks luchtfoto

5-jaarlijks

 

Via bestaande monitoring *

Gemeente

Oppervlakte ecologische structuren

Lengte en oppervlakte

·         gras (intensief beheerd)

·         kruidenrijk grasland / berm

·         natuurvriendelijke oever

·         natte ruigte

Bouwplannen

toetsen aan Ecologieplan Delft en aan Inrichtingsplan / Bestemmingsplan

 

idem

 

idem

Via bestaande monitoring *

Gemeente

 

Lengte en oppervlakte

·         gras (intensief beheerd)

·         kruidenrijk grasland / berm

·         natuurvriendelijke oever

·         natte ruigte

5-jaarlijks luchtfoto

5-jaarlijks

idem

Via bestaande monitoring *

Gemeente

idem

Oppervlakte en aantal poelen

Via inrichtingsplannen

1-malig

Nvt

Via bestaande monitoring

Gemeente

Realiseren van groenblauw raamwerk

Aantal bomen

Via inrichtingsplannen

Jaarlijks

nvt

Idem

Gemeente

idem

Aantal oude gebouwen

Via inrichtingsplannen

Per ontwikkeling van een bepaald terrein

Nvt

Idem

Gemeente

Habitat vleermuizen

Aantal faunavoorzieningen

Via inrichtingsplannen

Per ontwikkeling van een bepaald terrein

Jaarlijks

Idem

Gemeente

Optimalisering ecologische structuur

Aantal nestel-voorzieningen voor vogels

Tellen, via bouwplannen

Jaarlijks

Jaarlijks

Idem

Gemeente

Habitat vogels

MONITORING VAN SOORTEN

Flora en fauna

Telling door natuur- en milieuorganisaties of extern bureau

Nader te bepalen per soort

5-jaarlijks uitgebreide telling door extern bureau

Jaarlijks

Inhuur derden: per jaar € 1.000

5-jaarlijks:

€ 15.000

Gemeente

Voldoen aan Habitatrichtlijn voor behoud van biodiversiteit

 

Vogeltellingen en geluidsmetingen

Telling door natuur- en milieuorganisaties of extern bureau

 

 

 

 

Bepalen effecten van toenemende verkeersintensiteiten op de Groenblauwe Slinger.

Woon- en Leefmilieu

 

 

 

 

 

 

Aantal woningen binnen geluidscontouren

Berekeningen, vanaf 2007[11]

Jaarlijks

In kaartvorm

Ontwikkelkosten model: pm

Dataverwerking*: via bestaand systeem

gemeente

Inzicht geluidsbelasting door verkeer vanuit plangebied

Contour voor grenswaarde luchtkwaliteit

CAR berekening

Jaarlijks

3-jaarlijks

Dataverwerking*: via bestaand systeem

gemeente

Inzicht luchtverontreiniging door verkeer vanuit plangebied

Energie en duurzaam bouwen: sluit aan bij de Intentieovereenkomst met projectontwikkelaars en op 3E: Klimaatplan Delft.

EPC

Toetsing EPC berekeningen van bouwplannen

ieder bouwplan

Jaarlijks

door aanvrager te voldoen

Gemeente

Controle naleving afspraken uit Intentieovereenkomst

CO2 -reductie

Energieleverancier levert data

Jaarlijks

Jaarlijks

dataverwerking bij energieleverancier

Parkmanagement

Controle naleving afspraken met energieleverancier

Percentage vaste en variabele maatregelen Nationaal Pakket Utiliteitsbouw

Invullen duurzaam bouwen lijst door bedrijven

ieder bouwplan

Jaarlijks

Nvt

Gemeente

Controle naleving afspraken met projectontwikkelaars

 



[1] In eerdere fasen van het planproces heette het bedrijventerrein Technopolis Business Campus. Eind 2003 is de naam definitief gewijzigd in Technopolis Innovation Park.

[2] Een Milieuvergunning is gekoppeld aan een inrichting en niet aan een specifiek eigenaar of onderneming.

[3] Op basis van het Ontwerp-besluit vaststelling milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen.

[4] Lijst van Bedrijftypen.

[5] De Richtlijnen van het m.e.r. waren mede gebaseerd op de inspraak van het Hoogheemraadschap op de Startnotitie.

[6] Deze aanpak is in lijn met de in Delft van toepassing zijnde Verordening Duurzaam bouwen woningbouw.

[7] Er vindt geen aansluiting meer plaats met de voormalige CCO monitor van de Coördinatiecommissie Overheidsmonitoring: deze is per 2004 afgeschaft.

[8] Rotterdamse weg, Schoemakerstraat, Schieweg

[9] Er wordt alleen gerapporteerd indien er daadwerkelijk bodemonderzoeken uitgevoerd zijn.

[10] Er wordt alleen gerapporteerd indien er daadwerkelijk grondwateronderzoeken uitgevoerd zijn.

[11] Vanaf 2007 is het vanuit Europese wetgeving verplicht voor gemeenten deze berekeningen uit te voeren.