Ontwikkelingsplan
Vakteam Ruimtelijke ordening
3 mei 2004
Het Zuidpoortgebied is volop in ontwikkeling.
Onderdeel van die ontwikkeling is de bouw van het paviljoen Zuidpoort aan de
noordzijde van het winkelplein. Het winkelplein zal naast de functie van
verblijfsruimte ook een functie hebben als entree voor bezoekers die met de
auto of het openbaar vervoer naar het winkelgebied komen. Plaatsing van het
paviljoen is noodzakelijk om het ontbreken van een duidelijke noordelijke
gevelwand van het winkelplein te compenseren. Tevens is de functie van een
zogenaamd meetingpoint in de vorm van een horecagelegenheid gewenst.
Voor het Zuidpoortgebied vigeert het bestemmingsplan
Zuidpoort. Het bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni
2001. Gedeputeerde Staten (GS) hebben in hun besluit van 29 januari 2002 tot
goedkeuring van het bestemmingsplan Zuidpoort, goedkeuring onthouden aan de
aanduiding paviljoen op de plankaart en de tekst van het bijbehorende
voorschrift. In de motivering van het besluit wordt als reden voor de
onthouding van goedkeuring genoemd dat de gemeente de noodzaak van de
vormgeving van het paviljoen onvoldoende heeft beargumenteerd. Omdat het
definitieve ontwerp van het paviljoen met 8x8x8 meter aanzienlijk kleiner was
dan het paviljoen dat op grond van het bestemmingsplan mogelijk was en omdat de
Wet op de Ruimtelijke Ordening de mogelijkheid biedt om vrijstelling te
verlenen van het geldend bestemmingsplan en zo de regeling en de motivering aan
te passen, heeft de gemeente besloten in een later stadium ten behoeve van het
paviljoen met kleinere afmetingen een vrijstellingsprocedure op grond van
artikel 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke ordening te volgen. Het
ontwikkelingsplan vormt de wettelijke vereiste ruimtelijke onderbouwing van de
vrijstelling.
Het concept-ontwikkelingsplan heeft van 8 maart
2004 tot 5 april 2004 ter inzage gelegen met de mogelijkheid tot het indienen
van schriftelijke inspraakreacties. Er zijn 4 schriftelijke inspraakreacties
ingekomen. Deze inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in onderdeel A.
Op 17 maart 2004 heeft er een
inspraakbijeenkomst plaatsgevonden. Het plan is tijdens die avond toegelicht.
Tevens is de mogelijkheid geboden tot het indienen van mondelinge
inspraakreacties. De bijeenkomst is bezocht door 11 belangstellenden. Van deze
bijeenkomst is verslag gemaakt. Het verslag is opgenomen onder onderdeel B.
Er zijn 4 schriftelijke inspraakreacties ingekomen.
1
H. Wijnen, voorzitter en J. Bogaards,
vice-voorzitter, namens de belangenvereniging Zuidpoort, Voorstraat 17, 2611 JJ
delft,
gedateerd
op 2 april 2004 en ingekomen op 2 april 2004;
2
Mr C. Vidor namens de Vereniging van eigenaren
Koreneef in de Veste, Postbus 2898, 2601 CW Delft,
gedateerd op 2 april 2004
en ingekomen op 2 april 2004;
3
W.Veerman, Bastiaanpoort 18, 2611 MC Delft,
gedateerd 1 april 2004 en
ingekomen op 5 april 2004;
4
H.D.P. Pol, Vestpoort 49, 2611 ME Delft,
gedateerd 4 april 2004 en
ingekomen op 6 april 2004.
A.1.1 Samenvatting
Insprekers uiten hun verbazing over het feit dat,
gelet op het besluit van GS en de uitspraak van de Raad van State, de gemeente
middels een artikel 19 WRO-procedure de bouw van het paviljoen toch wil
realiseren. Zij verwijzen ter verduidelijking naar enkele zinsneden op
bladzijde 9/32 en 22/32 uit voornoemd besluit en naar enkele zinsneden op
bladzijde 3/14 sub 2.7.2 uit voornoemde uitspraak. Volgens insprekers worden de
belangen van de omwonenden bewust gefrustreerd.
Antwoord
In het besluit tot goedkeuring van het
bestemmingsplan Zuidpoort hebben GS goedkeuring onthouden aan het paviljoen met
de afmetingen 11 x 11 x 11 meter. Zij hebben daartoe overwogen dat de door de
gemeente aangevoerde stedenbouwkundige argumenten ter onderbouwing van het
paviljoen onvoldoende zijn. De door insprekers aangehaalde passages uit het
besluit van GS wijzen daar op. Op grond van de geschrapte bepalingen in het
bestemmingsplan was een paviljoen mogelijk van de afmetingen van 11 x 11 x 11
meter. Het nu mogelijk gemaakte paviljoen heeft de afmetingen van 8 x 8 x 8
meter. Met de geringere omvang is ook de impact op de omgeving minder
ingrijpend dan een paviljoen van 11 x 11 x 11 meter en zullen ook minder
strengere eisen behoeven te worden gesteld aan de onderbouwing.
Om toch een paviljoen mogelijk te maken dient de
stedenbouwkundige onderbouwing, gelet op het besluit van GS, aan te worden
gevuld. Naast de al eerder in het bestemmingsplan opgenomen stedenbouwkundige
onderbouwing voor het paviljoen wordt die onderbouwing in het ontwikkelingsplan
aangevuld met onder andere functionele argumenten. De gemeente is van mening op
deze wijze tegemoet te zijn gekomen aan het door GS gesignaleerde gebrek in de
motivering.
Omdat GS goedkeuring hebben onthouden aan het
paviljoen, is de huidige bestemming van de plek op de plankaart waar het
paviljoen in het bestemmingsplan was opgenomen die van Centrum Doeleinden I, met
de aanduiding zonder bouwen. Artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
biedt echter de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de bepaling dat op
het plein niet gebouwd mag worden. De gemeente maakt van deze wettelijke
regeling gebruik, zodat het paviljoen alsnog kan worden gerealiseerd.
Gelet op het voorgaande is er ook geen sprake van
het bewust frustreren van de belangen van omwonenden.
Met betrekking tot de uitspraak van de Raad van
State wordt opgemerkt dat zij zich niet uitgesproken heeft over de onderbouwing
van het paviljoen. In de door insprekers aangehaalde passage uit die uitspraak
wordt slechts aangegeven dat de Raad van State het niet onredelijk acht dat de
functie van een eventueel te bouwen paviljoen voor wat betreft vorm en hoogte
aansluit bij de detailhandelfunctie waarin de begane grond van het Haakpand
voorziet. Uit deze passage kan echter niet worden afgeleid dat een paviljoen
met de afmetingen 11 x 11 x 11 meter dan wel met de afmetingen 8 x 8 x 8 meter
door de Raad van State onwenselijk wordt geacht.
Conclusie
Deze inspraak reactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.2 Samenvatting
Insprekers merken op dat het enige argument voor de
bouw van het paviljoen de mening van de architect-stedebouwkundige de heer Van
Reeth is, dat het Haakpand door zijn terrasvormige opbouw niet als noordelijke
pleinwand kan fungeren. Insprekers zijn het met die mening oneens en geven aan
dat ook GS en de Raad van State dat argument als onderbouwing voor de bouw van
het paviljoen hebben verworpen.
Antwoord
De Raad van State heeft zich niet uitgesproken over
de onderbouwing van het paviljoen. Voor de stelling dat GS de onderbouwing
hebben verworpen wordt verwezen naar het antwoord onder A.1.1. Wij kunnen ons
niet vinden in de stelling van inspreker dat het enige argument voor plaatsing
van het paviljoen is gelegen in het ontbreken van de noordelijke pleinwant. In
het ontwikkelingsplan is ook functionele noodzaak van het paviljoen
beargumenteerd.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.3. Samenvatting
Insprekers kunnen begrip opbrengen voor de
plaatsing van een meeting-point op het winkelplein in de vorm van een
horecagelegenheid dan wel in de vorm van een kunstwerk of fontein. Zij
bestrijden evenwel dat dit meeting-point op de geplande plek op het winkelplein
moet komen. Volgens hen zou de uitbouw van het Hoogovenpand een ideale plek
zijn voor een horecagelegenheid.
Antwoord
De locatie van het paviljoen is
zorgvuldig gekozen. Voor het goed functioneren van een plein als winkelplein is
het nodig dat de winkelfront zomin mogelijk wordt onderbroken door andere dan
winkelfuncties. Voorts is het van belang dat het paviljoen goed zichtbaar is
vanaf de zuidelijke toegang tot het winkelplein. De nu geplande locatie
voorziet hierin. Tevens ligt het paviljoen direct naast de
voewtgangers-ontsluiting van de parkeergarage.
Horeca is een belangrijk
onderdeel van een winkelplein en draagt bij tot het goed functioneren van het
winkelen. Daarnaast heeft het paviljoen door de bijzondere plek die het inneemt
tevens de functie van een meeting-point.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.4 Samenvatting
Er wordt door insprekers opgemerkt dat de kubusvorm
van het geplande paviljoen, bestaande uit 2 verdiepingen van elk 60 m2, niet
geschikt is voor een bescheiden horecagelegenheid.
Antwoord
Wij delen deze stelling van
inspreker niet. Weliswaar betreft het een bescheiden horecagelegenheid maar dit
brengt niet met zich mee dat de afmetingen van het paviljoen zich niet lenen
voor horeca.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.5. Samenvatting
Insprekers verwijzen naar een uitspraak van de heer
Van Holten van het MAB tijdens een overleg tussen de gemeente en de
belangenvereniging, waarin door hem werd aangegeven dat indien er door de
horeca geen interesse wordt getoond in het paviljoen, er ook bijvoorbeeld een
boekhandel in kan komen.
Antwoord
Mogelijk is in het verleden door de toenmalige
projectleider van de MAB aangegeven dat in het paviljoen een boekhandel kan
worden gevestigd, maar deze functie was al tijdens het vaststellen van het
bestemmingsplan Zuidpoort op 28 juni 2001 planologisch uitgesloten. Ook in het
ontwikkelingsplan wordt uitsluitend een horecafunctie toegestaan in het
paviljoen.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.6 Samenvatting
Er wordt opgemerkt dat, gelet op de (in aanbouw
zijnde) andere wanden van het winkelplein, het winkelplein een schaal zal
hebben die geheel afwijkt van de binnenstad van Delft en een benauwende indruk
zal wekken. Het Haakpand kan door zijn terrasvormige opbouw juist bevrijdend
werken en verwijzen naar de binnenstad. Een verticale, gesloten wand vormt
eerder een blokkade met de binnenstad.
Antwoord
De terrasvormige gevelwand zal onderdeel blijven
van de ruimtelijke begrenzing en beleving van het winkelplein. Het paviljoen
zal hier geen afbreuk aan doen. Het zal als toevoeging met de afmetingen van 8
x 8 x 8 meter functioneren als blikvanger. De functie als blikvanger is echter
wel nodig als ondersteuning van de terrasvormige gevelwand van het Haakpand om
te dienen als de juiste noordelijke pleinwand. Van een verticale gesloten wand
die een blokkade vormt met de binnenstad is ons inziens geen sprake.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.7. Samenvatting
Insprekers merken op dat het Haakpand zich door
zijn sterk verticaliserende architectuur, het materiaal (baksteen) en het
platte dak uitstekend laat combineren met de andere wanden van het winkelplein.
Antwoord
Deze mening wordt niet gedeeld.
Zie voor verdere beantwoording het antwoord onder A.1.6.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.8 Samenvatting
Volgens insprekers zorgt de bouw van het
kubusvormige paviljoen met aan weerszijden pergola’s voor een rommelig geheel
op het winkelplein. Daardoor wordt aan de noordkant alle houvast en
duidelijkheid aan het winkelplein ontnomen. Insprekers verwijzen daartoe naar
de afbeelding op bladzijde 8 van het ontwikkelingsplan.
Antwoord
In het kader van inspraak van het ontwikkelingsplan
staan de pergola’s niet ter discussie. Deze zijn reeds op grond van het
vigerende bestemmingsplan Zuidpoort planologisch mogelijk gemaakt.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.9 Samenvatting
Insprekers geven aan dat straten van 10 meter,
zijnde ook de maat gemeten vanaf het paviljoen tot het Haakpand, zich in de
binnenstad van Delft ontwikkelen tot winkelstraten, waar de bewoners wegtrekken
vanwege gebrek aan privacy en bezonning. Opgemerkt wordt daarbij dat de
bewoners van het Haakpand hun woning hebben gekocht als onderdeel van een
nieuwbouwwijk waar de straten breder zijn dan 10 meter.
Antwoord
Met het realiseren van de Zuidpoortplannen wonen de
bewoners van het Haakpand niet langer aan de rand van de binnenstad maar aan
een winkelplein. De maat van 10 meter is in het ontwikkelingsplan aangehaald
als referentie voor de afstand van gevel tot gevel en niet om aan te geven dat
tussen het Haakpand en het paviljoen een straat zou kunnen ontstaan. Het
spreekt voor zich dat het paviljoen met zijn lengte van 8 meter nooit de wand
van een straat zal kunnen vormen.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.1.10 Samenvatting
Insprekers uiten hun verbazing over het feit dat
bij de argumentatie voor de afstand tussen het paviljoen en het Haakpand
verbanden worden gelegd met de binnenstad. Bij de bouw van het Zuidpoortgebied
is immers steeds verwezen naar het eigen karakter van de bebouwing.
Antwoord
Het Zuidpoortgebied zal altijd een heel ander
karakter krijgen dat de historische binnenstad omdat het in deze tijd wordt
gerealiseerd waarin heel andere eisen worden gesteld aan de ruimtelijke
invulling van een onderdeel van de binnenstad. Die andere eisen betreffen
bouwvolumes maar ook gewenste functies.
Dit laat onverlet dat de footprint van die
invulling dient aan te sluiten bij die van de bestaande binnenstad en in die
zin worden verbanden gelegd met de binnenstad.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.1 Samenvatting
Inspreker verwijst naar de publicatie van de ter
inzage legging van het concept-ontwikkelingsplan in de Stadskrant. Daar wordt
aangegeven dat de vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 lid 1 WRO
gevoerd wordt. Tijdens de inspraakbijeenkomst is evenwel duidelijk geworden dat
er sprake is van een artikel 19 lid 2 WRO-procedure. In geval van zo’n procedure
wordt de verklaring van geen bezwaar reeds door GS geacht te zijn verleend en
dient deze niet expliciet te worden gevraagd.
Nu de gemeente verkeerde informatie heeft verstrekt
over de te voeren procedure, dient deze volgens inspreker opnieuw te worden
gestart. Immers, op grond van die verkeerde informatie hebben vele omwonenden
besloten niet naar de inspraakbijeenkomst te gaan, aangezien zij van mening
waren dat GS, gelet op hun besluit tot onthouding van goedkeuring aan het
paviljoen, de verklaring van geen bezwaar toch niet zouden afgeven. Daarnaast
hebben zij gemeend een en ander bij GS nog voren te kunnen brengen, zodat
aanwezigheid bij de inspraakbijeenkomst niet noodzakelijk was.
Antwoord
Bij Besluit van 3 februari 2004 hebben GS het
provinciaal beleid vastgesteld met betrekking tot vrijstelling ex artikel 19
lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit betekent dat zij een
bijzondere verklaring van geen bezwaar afgeven ten behoeve van nader omschreven
gebouwen. In de bij dat besluit behorende bijlage pagina 2 onder Stedelijk
gebied punt 3 wordt bepaald dat die verklaring geldt voor:
…..het bouwen van en het veranderen van bestaande
bebouwing in kleinschalige winkels in kernwinkelgebieden, bedrijfjes en
kleinschalige lokaal georiënteerde kantoren met een maximum oppervlak van 500
m²…….
Met de provincie is in later stadium overleg
gevoerd over de in Delft geplande ontwikkelingen die voor een dergelijke
vrijstelling in aanmerking zouden komen. Uit het overleg is gebleken dat het
paviljoen in ieder geval onder deze regeling valt. Helaas is in de advertentie
de tot dan toe gebruikelijke procedure (te weten artikel 19 lid 1 WRO) vermeld
in plaats van de door GS aangewezen artikel 19 lid 2 procedure. Deze
advertentie is echter gerectificeerd.
Inspreker meent dat belanghebbenden misleidt zijn
door de aanvankelijke advertentie en daarmee in hun belangen geschaad. Op grond
van de uitspraak van GS (onthouding van goedkeuring) meende inspreker er op te
mogen vertrouwen dat GS de voor een artikel 19 lid 1 WRO-vrijstelling benodigde
verklaring van geen bezwaar nooit zou verlenen. In het ontwikkelingsplan is
echter uitvoerig gemotiveerd dat het paviljoen met de huidige afmetingen en met
de aangepaste ruimtelijke onderbouwing in het besluit van GS niet wordt
uitgesloten. De veronderstelling van inspreker dat GS nooit met het paviljoen
zou instemmen achten wij derhalve niet terecht. Voorts menen wij dat
belanghebbenden door de foutieve publicatie niet in hun belangen zijn geschaad,
omdat zowel voor de artikel 19 lid 1 WRO als voor de artikel 19 lid 2
WRO-procedure inspraak wettelijk is verplicht. In die zin hebben
belanghebbenden in beide procedures gelijke mogelijkheden hun mening kenbaar te
maken.
De veronderstelling van inspreker dat
belanghebbende in een artikel 19 lid 1 procedure hun visie bij GS kenbaar
zouden kunnen maken is niet correct. Bij de vaststelling van een
bestemmingsplan worden indieners van zienswijzen door GS wel gehoord. Bij
verzoeken om verklaring van geen bezwaar worden belanghebbende door GS echter niet
in de gelegenheid gesteld hun bedenkingen tegen de voorgenomen
vrijstellingverlening schriftelijk of in een hoorzitting kenbaar te maken.
Voorts wijzen wij op de mogelijkheid voor alle
belanghebbenden om hun zienswijzen kenbaar te maken op de aanvraag om
bouwvergunning en vrijstelling van het paviljoen. Ook belanghebbenden die geen
gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van
inspraakreacties kunnen zienswijzen in te dienen.
De aanvraag zal ten behoeve van het indienen van
zienswijzen ter inzage worden gelegd voor een periode van vier weken. In dat
stadium van de procedure vindt opnieuw een afweging van belangen plaats.
Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat
belanghebbenden door de publicatie fout niet belemmerd zijn in hun
mogelijkheden tot inspraak en derhalve niet in hun belangen zijn geschaad.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.2. Samenvatting
Inspreker benadrukt dat GS in hun besluit tot goedkeuring
van het bestemmingsplan Zuidpoort, goedkeuring hebben onthouden aan de bouw van
het paviljoen met de afmetingen 8 x 8 x 8 meter. Thans wordt echter door de
gemeente opnieuw getracht een dergelijk paviljoen te bouwen.
Antwoord
Voor het antwoord op deze reactie
wordt verwezen naar het antwoord onder A.1.1.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.3 Samenvatting
Volgens inspreker is de artikel 19 lid 2
WRO-procedure, gelet op het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan
Zuidpoort van GS waarin zij goedkeuring hebben onthouden aan het paviljoen,
niet van toepassing en dient een artikel 19 lid 1 WRO-procedure gevolgd te
worden.
Antwoord
Het besluit van GS dd 3 februari
2004 is van toepassing op alle vanaf die datum te verlenen vrijstellingen ex
artikel 19 lid 2 door gemeenten vallend binnen de provincie Zuid Holland. Het
verlenen van vrijstelling ten behoeve van het paviljoen is van latere datum en
van een gemeente vallend binnen de provincie Zuid Holland. Wij achten het
artikel 19 lid 2 beleid van GS van Zuid Holland daarmee van toepassing op het
paviljoen.
Voor de overige beantwoording
wordt verwezen naar het antwoord onder A.1.1 en A.2.1.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet
geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan
A.2.4 Samenvatting
Inspreker verwijst naar de zitting bij de Raad van
State waar het plaatsen van een bouwwerk tegenover het Haakpand binnen 30,5
meter aan de orde is gekomen. Volgens inspreker heeft de Raad van State in haar
uitspraak uitdrukkelijk overwogen dat indien er een bouwwerk zou worden
gerealiseerd, dit niet hoger mocht worden dan bebouwing op de begane grond.
Gelet op die uitspraak mochten de omwonenden er op vertrouwen dat bij een
tweede poging van de gemeente om tot het bouwen van het paviljoen over te gaan,
dit niet hoger zou worden dan de begane grond.
Antwoord
In haar uitspraak op pagina 4 onder punt 2.7.2.
overweegt de Raad van State dat het niet onredelijk is dat vanwege veranderende
maatschappelijke inzichten aan het gebied ten zuiden van het Haakpand nieuwe
functie worden toegedacht.
Waarbij verweerder (= provincie) heeft aangegeven
dat het paviljoen die in vorm en hoogte zou aansluiten bij de
detailhandelsfunctie waarin de begane grond van het Haakpand voorziet.
Daarnaast overweegt de Afdeling dat aan een
bestaande ruimtelijke situatie dan wel aan een voorheen geldend plan geen
blijvende rechten kunnen worden ontleend daar het de gemeenteraad in beginsel
vrijstaat een bestemmingsregeling op grond van veranderde planologische
inzichten te wijzigen.
Voorts is niet gebleken van toezeggingen van
gemeentewege ter zake. Hieruit blijkt dat de Raad van State
nadrukkelijk heeft verwoord dat de gemeente ruimte heeft het planologisch
regime te wijzigen.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet
geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan
A.2.5 Samenvatting
Volgens inspreker is het niet correct van de
gemeente dat zij, door gebruik te maken van een artikel 19 lid 2 WRO-procedure,
de goedkeuring van GS proberen te omzeilen. Inspreker is van mening dat de
gemeente de in artikel 19 lid 1 WRO beschreven procedure dient te volgen. Op
die manier krijgen GS de kans hun oordeel over het plan te geven en
krijgen belanghebbenden bij GS de kans
om hun mening over het plan te geven. Daar komt bij dat de bouw van het
paviljoen niet valt onder de gevallen waarvoor een artikel 19 lid 2
WRO-procedure gevolgd kan worden. Inspreker geeft daartoe aan dat het paviljoen
geen kleinschalig gebouw is en evenmin een gebouw van openbaar nut betreft.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen naar antwoord
A.2.1.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet
geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan
A.2.6 Samenvatting
Inspreker geeft aan dat de gemeente haar standpunt
heeft verlaten dat het Haakpand, gelet op zijn terrasvormige opbouw, niet als
pleinwand kan fungeren en ter vervanging daarvan voor het Haakpand een andere
pleinwand geplaatst moet worden. Volgens inspreker hanteert de gemeente op dit
moment het argument dat het paviljoen een blikvanger moet zijn.
Antwoord
In eerste instantie was er een
paviljoen gepland met grotere en bredere afmetingen dan het huidige paviljoen.
Dit paviljoen zou als pleinwand fungeren, aangezien volgens de opvattingen van
de architect – welke opvatting overigens ook door andere stedenbouwkundigen
wordt ondersteund - het Haakpand met zijn terrasvorm deze functie niet kan
vervullen. Omdat dit plan op grote weerstand stuitte heeft de architect zijn
plannen aangepast. Gekozen is voor een paviljoen dat door zijn vorm en
afmetingen als aandachttrekker zal fungeren. De gemeente heeft daarmee dus niet
haar stelling verlaten dat het Haakpand niet als pleinwand kan fungeren, maar
kiest voor een ander oplossing voor het probleem dan waarvoor zij in eerste
instantie had gekozen. Deze argumentatie is bij GS evenwel niet goed naar voren
gekomen. Aldus hebben zij goedkeuring aan het paviljoen (met de afmetingen 11 x
11 x 11 meter) onthouden.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet
geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.7 Samenvatting
Inspreker is van mening dat er zekerheid gegeven
moet worden over de aard van de in het paviljoen te plaatsen horecagelegenheid,
de openingstijden en hetgeen er in de horecagelegenheid zal worden geserveerd.
Antwoord
In het ontwikkelingsplan zal het type toegestane
horeca worden opgenomen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen in
het vigerende bestemmingsplan Zuidpoort. Toegestaan wordt horeca I waaronder
wordt verstaan: een horecabedrijf met een
beperkte invloed op het woon en werk klimaat van de omgeving dat geheel of in
overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak in combinatie met het
verstrekken van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden
en dat alleen overdag en ’s avonds geopend is, waaronder in ieder geval worden
verstaan restaurants, lunchrooms en hiermee gelijk te stellen inrichtingen en
bedrijven. Voor het exploiteren van een horecagelegenheid heeft de
exploitant een vergunning nodig. In die vergunning worden die zaken geregeld
die de openbare orde betreffen, waaronder openingstijden.
In het Besluit Horeca, Sport en Recreatie worden
algemene regels gegeven voor de bedrijfsvoering, waaronder normen voor geur en
geluid. Deze regels worden niet vooraf in en vergunning opgenomen maar worden
uiteraard wel gehandhaafd. Handhaving vindt plaats als een bedrijf zich in de
praktijk niet aan de normen houdt.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft geleid
tot aanpassing van het ontwikkelingsplan
A.2.8 Samenvatting
Inspreker vraagt zich af waarom het paviljoen op de
geplande plek moet komen en niet midden op het winkelplein kan worden gebouwd.
Inspreker geeft aan dat de enige argumenten van gemeentezijde zijn dat zij het
paviljoen niet midden op het plein willen hebben en het mooier wordt gevonden
als het paviljoen voor het Haakpand wordt geplaatst.
Antwoord
Indien het paviljoen midden op
het winkelplein geplaatst zal worden, wordt de gebruiksruimte van het plein te
veel beperkt. Gelet op de ruimtelijke relatie met de pergola’s en de roltrappen
is de huidige plek van het paviljoen ruimtelijk gezien een logische plek. Het
paviljoen behoudt voorts voldoende afstand tot het Haakpand. Een afstand van 8
meter is een gangbare straatbreedte in de binnenstad. Ook de hoogte van het
paviljoen wijkt niet af van de gangbare maten van een woning met drie lagen.
Gelet op die maten, staat het paviljoen dan ook niet te dicht op het Haakpand.
Voor overige beantwoording wordt verwezen naar antwoord A.1.3.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.9 Samenvatting
Volgens inspreker heeft de gemeente eerder aangeven
dat zij niet meer geïnteresseerd zijn in het paviljoen als het maar 1 bouwlaag
mag worden.
Antwoord
Deze stelling is hier niet aan de orde, omdat het
ontwikkelingsplan twee bouwlagen mogelijk maakt.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.10 Samenvatting
Het paviljoen dient volgens inspreker geen enkel
openbaar nut, aangezien de parkeergarage zijn eigen voorzieningen heeft en er
in de nabijheid van het winkelplein voldoende horecagelegenheden zijn.
Antwoord
Voor de nut een noodzaak van het paviljoen wordt
verwezen naar het antwoord onder A.1.3. Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.11 Samenvatting
Inspreker geeft aan dat de PPC uitdrukkelijk heeft
aangegeven bedenkingen te hebben tegen de hoogte van het paviljoen. Daarbij is
opgemerkt dat de relatie tussen vorm en functie (behalve die van pleinwand)
niet door de gemeente beargumenteerd wordt. GS hebben dat onderstreept. Gelet
daarop kan er volgens inspreker nu niet van worden uitgegaan dat er een
bijzondere verklaring van geen bezwaar door GS is afgegeven.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen naar het antwoord
A.1.1.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.12 Samenvatting
Inspreker geeft aan het er niet mee eens te zijn
dat het Haakpand niet kan fungeren als pleinwand en verwijst daartoe naar
eerdere overlegde stukken van architecten en stedenbouwkundigen.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen naar het antwoord
A.1.6.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.13 Samenvatting
Volgens inspreker is er geen sprake van een afstand
van 10 meter tussen het Haakpand en het paviljoen, zoals de gemeente stelt,
aangezien de balkons niet meegerekend moeten worden. De afstand van het
paviljoen tot het Haakpand is dan ook 7 meter, hetgeen, gelet op privacy en
bezonning, onacceptabel is. Daarnaast is een straatbreedte van 7 tot 10 meter
niet gangbaar te noemen in een nieuw te realiseren gedeelte van de binnenstad.
Inspreker merkt voorts nog op dat de bewoners van
het Haakpand op grond van het vorige bestemmingsplan voor het Zuidpoortgebied
er op rekenen dat een ruimte van 30,5 meter vanaf het Haakpand onbebouwd zou
blijven. Hoewel geaccepteerd moet worden dat er binnen die afmetingen enige
bebouwing zal komen, is een afstand van 7 meter echter onacceptabel.
Antwoord
De afstand tussen de voorgevel begane grond van het
Haakpand en het paviljoen bedraagt circa 7.50 meter. Op de begane grond zijn
geen woningen gevestigd. De eerste bouwlaag van het Haakpand ligt 2.00 meter
terug ten opzicht van de voorgevel van het pand op de begane grond. De
terrassen op een afstand van circa 7.50 meter van het paviljoen, de woningen
zelf en de slaapkamers op een afstand van 9.50 meter vanaf de gevel van het
paviljoen.
Voor de overige beantwoording wordt verwezen naar
de antwoorden onder A.1.9 en A.2.4.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.14 Samenvatting
Het paviljoen zal volgens inspreker in het directe
zicht staan van 6 appartementen van het Haakpand en in het indirecte zicht van
de overige aan de Zuiderstraat gesitueerde appartementen. De privacy van de
bewoners wordt daardoor geschonden.
Antwoord
Vanuit twee appartementen op de eerste verdieping
die direct gelegen zijn achter het paviljoen zal het zicht geheel worden
belemmerd. Voor de twee daarboven gelegen appartementen geldt dat het zicht
voor een deel wordt belemmerd. Vanuit de overige 20 appartementen zal het zicht
zijn op het paviljoen beperkt zijn.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.15 Samenvatting
Inspreker merkt op dat het paviljoen, gelet op de
daarin te plaatsen trap, tafels en stoelen, niet transparant zal zijn.
Antwoord
Transparantie betekent
niet dat het paviljoen niet te zien is. Het gebouw wordt zichtbaar, mede door
de screening op het glas. Door het glas krijgt het paviljoen echter een veel
lichtere verschijningsvorm
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van
het ontwikkelingsplan.
A.2.16 Samenvatting
Inspreker merkt op dat het paviljoen benauwend zal werken. Inspreker wijst er
op dat er vele architecten en stedenbouwkundigen zijn die de plaatsing van het
paviljoen op het winkelplein als aantasting van de ruimte zullen ervaren.
Antwoord
Wij kunnen ons niet vinden in de stelling van
inspreker dat het paviljoen "benauwend" zal werken. Wij menen dat
juist door de situering en functie van het paviljoen een belangrijke meerwaarde
heeft voor het kunnen functioneren van het winkelplein. Voor overige
beantwoording wordt verwezen naar de antwoorden A.1.3 en A.1.6.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.17 Samenvatting
Inspreker vraagt zich af waar de keuken in het
paviljoen gerealiseerd zal worden en waar het vuil zal worden opgeslagen.
Antwoord
Het afval en de containers zullen
in het paviljoen geplaatst worden. De exacte locatie van de keuken in het
paviljoen is nog niet bekend.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van
het ontwikkelingsplan.
A.2.18 Samenvatting
Inspreker geeft aan dat door het glas, het
paviljoen licht zal weerkaatsen, hetgeen vervelende lichteffecten zal geven.
Antwoord
Enige weerkaatsing van licht door
de glazen wanden van het paviljoen is niet uit te sluiten. De overlast die
hierdoor veroorzaakt wordt is, gezien de positie van de gevels echter gering.
Alleen in de ochtend- en avonduren kan de stand van de zon in de praktijk zodanig
zijn dat überhaupt weerkaatsing van lichtinval op de gevels van het paviljoen
richting Haakpand mogelijk is.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.19 Samenvatting
Inspreker merkt op dat de luchtafvoer van het
paviljoen op het dak storend is door het geproduceerde geluid en de
geproduceerde geuren. De lucht dient aan de pleinkant te worden afgevoerd.
Antwoord
Er is nog niet bekend waar de
keuken zal komen. Het voornemen is om de luchtbehandelingunit onder het dak te
plaatsen. Hoe de lucht zal worden ververst alsmede waar deze het paviljoen zal
verlaten is nog niet bekend. Dit hangt af van de plaats van het
luchtverversingsysteem. Waarschijnlijk zal de lucht aan de pleinkant worden
afgevoerd. Voor de overige beantwoording wordt verwezen naar antwoord A.2.7.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.2.20 Samenvatting
Inspreker merkt op dat door openingstijden van de
horecagelegenheid tot in de avonduren geluidsoverlast ontstaat. Aangezien de
slaapkamers van de appartementen van het Haakpand zijn gelegen aan de
pleinkant, zal dit veel onrust met zich meebrengen.
Antwoord
In het paviljoen zal geen uitgebreide
horecagelegenheid komen. Uitgangspunt is de winkelondersteunde functie. De
bedoeling is dan ook dat mensen wat drinken in het paviljoen dan wel dat zij er
een lichte maaltijd, zoals een sandwich of gebak, nuttigen.
Winkelondersteunende horeca zal met name geopend zijn als ook de winkels op het
plein zijn geopend en er sowieso geluid is van winkelend publiek.
De horecavoorziening gepland in het paviljoen zal
naar verwachting geen geluidsoverlast produceren. Voor de overige beantwoording
wordt verwezen naar antwoord A.2.7.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.3.1 Samenvatting
Inspreker merkt op dat door de plaatsing van het
paviljoen op enkele meters afstand van het Haakpand, de privacy van de bewoners
daarvan sterk zal worden aangetast. Er wordt dan ook bezwaar gemaakt tegen de
plaatsing van het paviljoen op een kleine afstand van het Haakpand. Daarbij
wordt opgemerkt dat het zicht door de bouw op de voormalige parkeerplaats aan
de Zuiderstraat het zicht al is verdwenen, doch dat dit zicht nog verder wordt
aangetast door de bouw van het paviljoen.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen
naar de antwoorden A.2.4., A.2.13 en A.2.14.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.3.2 Samenvatting
Volgens inspreker wordt in het ontwikkelingsplan
getracht de lezer te misleiden. Daarin wordt immers een paviljoen met de
afmetingen 11 x 11 x 11 meter, zijnde van 1331 kubieke meter, vergeleken met
het huidige geplande paviljoen met de afmetingen 8 x 8 x 8 meter, zijnde 512
kubieke meter. Deze vergelijking is niet terecht, omdat er nimmer een paviljoen
met de afmetingen van 11 x 11 x 11 meter gepland is geweest, maar in eerste
instantie sprake was van een paviljoen met de afmetingen 10 x 10 x 10 meter. De
berekende afname van het aantal kubieke meters is derhalve in het
ontwikkelingsplan niet correct weergegeven.
Antwoord
In het ontwikkelingsplan is niet
getracht lezers te misleiden. In het ontwikkelingsplan is ten behoeve van de
onderbouwing van het paviljoen een vergelijking gemaakt met de afmetingen van
het paviljoen zoals dat aanvankelijk in het bestemmingsplan Zuidpoort
planologisch mogelijk is gemaakt. Dit was een paviljoen met de afmetingen van
11 x 11 x 11 meter (10 x 10 x 10 meter met een vrijstelling van maximaal 1
meter in hoogte, breedte en lengte). Aan die maximaal toegestane afmetingen van
goedkeuring onthouden. GS houden daarbij geen rekening met het feit dat het nooit de bedoeling is
geweest een paviljoen te realiseren van 11 x 11x 11 meter. Zij beoordelen geen
bedoelingen maar planologische mogelijkheden.
Voor de motivering van het
paviljoen als opgenomen in het ontwikkelingsplan is het van belang aan te geven
dat het om een paviljoen gaat van geringere afmeting dan het aanvankelijke
bestemmingsplan maximaal toeliet. Om die reden is een vergelijking gemaakt met
een paviljoen van 11 x 11 x 11 meter.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.3.3 Samenvatting
Inspreker maakt bezwaar tegen de hoogte van het
geplande paviljoen. Inspreker geeft daartoe aan dat het uitzicht uit de
appartementen op de eerste en tweede verdieping van het Haakpand aan de zijde
van de Zuiderstraat ernstig wordt belemmerd.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen
naar het antwoord onder A.2.14.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.3.4 Samenvatting
Inspreker geeft aan dat in het ontwikkelingsplan
wordt gesuggereerd dat door het paviljoen heen gekeken kan worden. Het glas van
het paviljoen zal doorkijk door weerspiegeling van het licht echter belemmeren.
Tevens zal de weerspiegeling hinderlijke lichteffecten opleveren.
Antwoord
Voor het antwoord op deze reactie
wordt verwezen naar het antwoord onder A.2.15 en A.2.18.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van
het ontwikkelingsplan.
A.3.5 Samenvatting
Volgens inspreker wordt de noodzaak van een
paviljoen van 8 meter op geen enkele wijze aangetoond. Bebouwing van een enkele
laag is voor het functioneren als horecavoorziening alsmede als in- en uitgang
van de parkeergarage voldoende.
Antwoord
Een paviljoen met een hoogte van
slechts één verdieping zal vervallen tegen de achtergrond van het winkelfront
in de plint van het Haakpand. Met andere woorden een paviljoen met een hoogte
van één verdieping kan niet de functie vervullen van blikvanger.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.4.1 Samenvatting
Inspreker is van mening dat in de Stadskrant van 7
maart 2004 staat aangegeven dat de gemeente middels een vrijstellingsprocedure
op grond van artikel 19 lid 1 WRO de bouw van het paviljoen wilde realiseren.
Gebleken is echter dat de procedure op grond van artikel 19 lid 2 WRO gevolgd
zal worden. Inspreker vindt dan ook dat de gemeente verkeerde informatie heeft
verstrekt en de procedure op grond van artikel 19 lid 1 WRO dient voort te
zetten dan wel dat de procedure op grond van artikel 19 lid 2 WRO opnieuw
opgestart moet worden.
Antwoord
Voor het antwoord op deze reactie
wordt verwezen naar het antwoord onder A.2.1.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van
het ontwikkelingsplan.
A.4.2 Samenvatting
Inspreker merkt op dat er op 4 april 2004 een
rectificatie in de Stadskrant is geplaatst terzake van de te voeren procedure,
doch dat de inspraaktermijn op 5 april 2004 eindigt. Daar komt bij dat op
zondag 4 april 2004 er geen mogelijkheid is geweest om informatie in te winnen bij
bijvoorbeeld de provincie Zuid-Holland, dan wel juridische adviezen te
verkrijgen. Volgens inspreker is de burger dan ook geen reële kan geboden om in
te spreken op de procedure conform artikel 19 lid 1 WRO.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen
naar het antwoord onder A.2.1.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.4.3
Inspreker merkt op dat in het onderhavige geval,
gelet op de onthouding van GS aan de bouw van het paviljoen in hun besluit ter
goedkeuring van het bestemmingsplan Zuidpoort, de thans te voeren procedure des
meer van belang is. Immers, ingevolge artikel 19 lid 1 WRO is het noodzakelijk
een verklaring van geen bezwaar bij GS te vragen, hetgeen de burger de garantie
geeft dat GS zich een oordeel moet vormen over het bouwplan. Op grond van
artikel 19 lid 2 WRO wordt de verklaring van geen bezwaar al op voorhand
gegeven.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen
naar de antwoorden A.1.1 en A.2.1.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.4.4 Samenvatting
Inspreker merkt ten aanzien van de in de Stadskrant
van 4 april 2004 geplaatste rectificatie op dat het onjuist is dat, zoals
daarin is vermeld, GS kort geleden heeft besloten dat zij voor dergelijke
bouwplannen op voorhand een verklaring van geen bezwaar afgeven. Volgens
inspreker is de nieuwe regeling van GS aan het begin van 2004 ingegaan en
vigeerde de regeling derhalve al op het moment van publicatie van de ter inzage
legging. Inspreker vraagt dan ook om de stukken van GS toegestuurd te krijgen
waaruit zou blijken dat de gemeente direct voor of na 7 maart 2004 op de hoogte
is gebracht van de nieuwe regeling.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen
naar antwoord A.2.1. De stukken liggen ter inzage bij de Publiekbalie van de
gemeente delft aan de Phoenixstraat.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.4.5 Samenvatting
Volgens inspreker is de gemeente lopende de procedure
van artikel 19 lid 1 WRO van gedachte veranderd over te voeren procedure. Nu
die onacceptabel is, moet de procedure opnieuw opgestart worden. Inspreker
verwijst daartoe naar de Algemene wet bestuursrecht.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen
naar het antwoord onder A.2.1. Voor zover bekend verplicht de Algemene wet
bestuursrecht in voorkomende gevallen niet tot opnieuw voeren van de procedure.
Nu inspreker zijn verwijzing verder niet motiveert, bijvoorbeeld door het
noemen van een artikelnummer is een meer gemotiveerd antwoord niet zonder meer
mogelijk.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.4.6 Samenvatting
Destijds is door GS goedkeuring onthouden aan de
bouw van het paviljoen. Daaruit valt volgens inspreker af te leiden dat de
burgers gesteund zijn door GS, zodat het thans op de weg van de gemeente ligt
om een verklaring van geen bezwaar aan GS te vragen. Daarbij wordt door
inspreker nog opgemerkt of er, gelet op de eerdere onthouding van goedkeuring,
vanuit mag worden gegaan dat de nieuwe beleidsregels van GS van toepassing zijn
op de bouw van het paviljoen.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen
naar de antwoorden A.1.1. en A.2.3.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.4.7 Samenvatting
Inspreker vraagt zich af waarom, hoewel er op 17
maart 2004 reeds melding werd gemaakt van het volgen van een
vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 2 WRO, de rectificatie pas in de Stadskrant
van 4 april 2004 is geplaatst. Immers, ook op 21 maart 2004 en 28 maart 2004 is
er mogelijkheid tot het plaatsen van een publicatie geweest. Volgens inspreker
heeft de gemeente naar de burger toe respectloos gehandeld.
Antwoord
Wij bieden onze excuses aan voor
de late rectificatie. De gemeente is evenwel van mening dat belanghebbenden
door de onjuistheden in de publicatie niet in hun belangen zijn geschaad omdat
beide procedures dezelfde inspraakmogelijkheden hebben voor belanghebbenden.
Voor de overige beantwoording wordt verwezen naar het antwoord onder A.2.1.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
A.4.8 Samenvatting
Inspreker merkt op dat er door de gemeente in het
Zuidpoortgebied al enkele malen wettelijke procedures/richtlijnen zijn
geschonden. Hij geeft daartoe enkele voorbeelden, namelijk dat de
inspraakbijeenkomst over het Zuidpoortgebied niet als zodanig is aangekondigd,
dat de bouwvergunning voor de damwand van de velden 5 en 7 niet verleend is en
dat de verklaring van geen bezwaar voor die velden niet verkregen was hoewel
dit wel werd beweerd.
Antwoord
Deze inspraakreactie heeft geen
betrekking op het ontwikkelingsplan en is in het kader van inspraak op dit plan
niet aan de orde.
Conclusie
Deze inspraakreactie heeft niet geleid tot
aanpassing van het ontwikkelingsplan.
Verslag van de inspraakbijeenkomst van 17 maart
2004.
Aanwezigen belangstellenden: 11 (zie bijgevoegde
presentielijst)
Aanwezigen van gemeente zijde: R. Grashoff
(wethouder Ruimtelijke ordening), H. Twisk
(projectleider), S.
Koenes (stedenbouwkundige),
M. Hildenbrant
(notuliste)
Aanwezig van de zijde van
de ontwikkelaar MAB: E. Pino, A. Kremer en
M. Reijnders.
Het concept-ontwikkelingsplan Paviljoen-Zuidpoort is op
17 maart 2004 tijdens een inspraakbijeenkomst toegelicht door middel van een
presentatie met beelden en teksten. Tevens was er een maquette van het
paviljoen opgesteld.
Na de presentatie is de gelegenheid geboden om vragen te
stellen of opmerkingen te maken. Alle vragen en opmerkingen zijn opgenomen in
het onderstaande verslag.
De heer Twisk
opent de bijeenkomst. Hij heet de aanwezigen welkom en stelt zich voor. Gestart
zal worden met een toelichting op het ontwikkelingsplan. Dit zal gebeuren
middels een presentatie. Daarna zal er een korte pauze worden gehouden. Na de
pauze is er de mogelijkheid voor de aanwezigen tot het stellen vragen of het
maken van opmerkingen.
De heer Twisk
schetst eerst de achtergrond van het ontwikkelingsplan voor het paviljoen. Hij
geeft aan dat het plan onderdeel uitmaakt van het bouwproject in het
Zuidpoortgebied. In eerste instantie was er op het winkelplein een groot en
breed paviljoen gepland. Gelet op bezwaren van omwonenden zijn de afmetingen
van het paviljoen teruggebracht. In het bestemmingsplan “Zuidpoort”, dat is
vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2001, was dan ook een paviljoen
opgenomen met maximale afmetingen van 11 x 11 x 11 meter. Tijdens de
bestemmingsplanprocedure is echter besloten de afmetingen nog meer terug te
brengen. Namelijk tot 8 x 8 x 8 meter.
Gedeputeerde Staten hebben in hun besluit van 29 januari
2002 tot goedkeuring van het bestemmingsplan “Zuidpoort” goedkeuring onthouden
aan de aanduiding van het paviljoen op de plankaart en de tekst van het
bijbehorende voorschrift. Daartoe hebben zij aangegeven dat de gemeente de
noodzaak van de vormgeving van het paviljoen onvoldoende heeft beargumenteerd.
Temeer daar de afmetingen van het paviljoen inmiddels door de gemeente waren
teruggebracht tot 8 x 8 x 8 meter. Omdat GS het bestemmingsplan of een
onderdeel daarvan alleen kan goed- of afkeuren en daarin niets kan wijzigen,
hebben zij aan het paviljoen goedkeuring onthouden.
De gemeenteraad heeft echter steeds een paviljoen op het
winkelplein gewenst. Medewerking aan het verlenen van een vrijstelling op grond
van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt daartoe de
mogelijkheid. De procedure daartoe bestaat uit twee fasen. De eerste heeft betrekking
op het concept-ontwikkelingsplan, zijnde de ruimtelijke onderbouwing die nodig
is voor een vrijstelling. De tweede fase heeft betrekking op de te verlenen
vrijstelling en de bouwvergunning voor het paviljoen. Tijdens de onderhavige
inspraakbijeenkomst is alleen het concept-ontwikkelingsplan aan de orde.
De procedure voor de bouw van het paviljoen verloopt als
volgt. Het concept-ontwikkelingsplan is inmiddels door het college van
burgemeester en wethouders vrijgegeven voor de inspraakprocedure. Het plan ligt
van 8 maart 2004 tot 5 april 2004 ter inzage ten behoeve van het indienen van
inspraakreacties. Dat kan schriftelijk, maar ook mondeling. Dat laatste kan
vanavond gebeuren. Na verwerking van de inspraakreacties in een Nota van
Inspraak zal het ontwikkelingsplan eventueel worden aangepast. Daarna zal het
samen met de nota worden behandeld bij de Commissie Duurzaamheid. Tijdens deze
behandeling kunnen indieners van een inspraakreactie hun reactie nog
toelichten. Ten slotte zal het plan worden vastgesteld door de gemeenteraad.
Als het plan is vastgesteld zullen het verzoek tot
vrijstelling en de bouwaanvraag tevens vier weken ter inzage liggen voor
inspraak. In die periode kunnen er schriftelijke zienswijzen worden ingediend
en zal er een hoorzitting plaatsvinden. Tegen het besluit tot verlening van de
vrijstelling en de bouwvergunning kunnen vervolgens bezwaar en beroep worden
ingediend.
De heer Twisk schetst vervolgens het ruimtelijk kader.
Dit doet hij aan de hand van beeldmateriaal.
Het paviljoen zal worden gebouwd op het in aanbouwzijnde
winkelplein in het Zuidpoortgebied op 8 meter afstand van de noordelijke
gevelwand, zijnde het Haakpand. Het zal aan weerszijde worden begrensd door een
pergola alsmede een roltrap.
De noodzaak van de bouw van het paviljoen is gelegen in
de ruimtelijke situatie. Het winkelplein dient begrensd te worden door
pleinwanden, teneinde de ruimte als het ware vast te houden. Het aan de
noordzijde daarvan gelegen Haakpand heeft echter een terrasvormige opbouw,
zodat het niet als pleinwand kan fungeren. In eerste instantie was het dan ook
de bedoeling een paviljoen te bouwen dat, gelet op zijn afmetingen, het zicht
aan het Haakpand volledig onttrok. Gelet op de weerstand tegen dit plan is
gekozen voor een andere oplossing. Besloten is om een paviljoen te maken dat
door zijn huidige afmetingen het zicht aan het Haakpand niet onttrekt, maar
door zijn uiterlijk de aandacht vangt. Een noordelijke pleinwand is in die
situatie niet meer noodzakelijk.
Het paviljoen heeft naast het net geschetste ruimtelijke
doel ook een functioneel doel. Het zal namelijk als horecagelegenheid gebruikt
worden. Dit zal voornamelijk daghoreca zijn. Daarbij zal ook een vrijstaand
terras horen, dat door zijn plaats op het plein het winkelpad niet onderbreekt.
De horecagelegenheid dient een stuk levendigheid en gezelligheid op het
winkelplein te brengen. Daarnaast is het paviljoen gelegen bij het punt waar
mensen de ondergrondse parkeergarage zullen in- en uit gaan. Derhalve heeft het
paviljoen ook de functie van een zogenaamd meetingpoint.
Bekeken is in hoeverre de belangen van de omwonenden van
het paviljoen geschaad zouden worden door de aanwezigheid daarvan. De heer
Twisk laat daartoe een aantal beelden zien vanuit het Haakpand. Daaruit blijkt
dat hoe hoger gelegen de woning, hoe minder het paviljoen in het zicht staat.
Voorts wordt aan de hand
van enkele bezonningsdiagrammen op 21 juni om 10:00, 12:00, 15:00 en 17:00 uur
duidelijk in hoeverre het paviljoen de bezonning zal beïnvloeden. Daaruit
blijkt dat er geen sprake is van beschaduwing van de woningen in het Haakpand.
Ook voor de periode in het voorjaar en najaar zijn dergelijke
bezonningsdriagrammen gemaakt op de voornoemde tijdstippen. Daaruit blijkt dat
de schaduw rond 10.00 uur tot aan de gevel van het Haakpand komt, doch later op
de dag daarvan wegtrekt.
Het paviljoen zal een glazen kubus van twee bouwlagen
hoog worden. Op het glas zal een screening komen. Daarbij wordt gedacht aan
beelden refererend aan Delfts bauw. Er zullen geen installaties op het dak
komen. Deze zullen worden weggewerkt in het plafond van het paviljoen. Aan
weerszijden zullen pergola’s en roltrappen komen. In het paviljoen zal het
klimaat beheerst worden door een klimaatgevel.
B.1 Samenvatting
Een tijd geleden is ING met een
alternatief plan gekomen voor de bouw van een paviljoen. Gevraagd wordt of de
gemeente zich daaraan heeft geconformeerd.
Antwoord
Nee. Er is wel gesproken met ING,
maar de plannen met de projectontwikkelaar stonden op dat moment al vast.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.2 Samenvatting
Opgemerkt wordt dat het plan van
ING compleet haaks staat op de stedenbouwkundige principes van de gemeente.
Inspreker vindt die stedenbouwkundige principes vaag. Er is geen enkele reden
genoemd waarom het paviljoen twee bouwlagen hoog moet zijn en niet één bouwlaag
hoog kan zijn. Het argument dat een winkelplein alleen maar begrensd kan worden
door een rechte wand en het Haakpand vanwege zijn terrasvorm niet als gevelwand
kan fungeren, wordt onzinnig gevonden.
Antwoord
In
de binnenstad worden alle pleinen omgeven door rechte wanden.
Het Haakpand is niet recht, maar
terrasvorming. Gelet daarop heeft het pand visuele ondersteuning nodig om als
een pleinwand te fungeren van het winkelplein. Het plan om vóór het Haakpand
een groot en breed paviljoen te maken dat als vervangende pleinwand fungeerde,
stuitte op veel weerstand. Daarom is naar andere mogelijkheden gezocht. Bedacht
is om een paviljoen te maken dat de door zijn uiterlijk de aandacht afleidt van
het Haakpand. Gelet op de veelheid aan informatie die aanwezig is rondom het
winkelplein, bijvoorbeeld de reclames van de winkels en de terrasvorm van het
Haakpand, zal een paviljoen van één bouwlaag te laag zijn om aandachttrekker te
zijn. Het gebouw “verdwijnt” dan in de omgeving. Het paviljoen moet hoger zijn.
Met een bouwhoogte van twee bouwlagen kan het de functie van aandachttrekker
wel vervullen.
Daarbij wordt nog opgemerkt dat
het paviljoen ook een functioneel doel heeft. Het moet namelijk geëxploiteerd
kunnen worden. Derhalve dient
het wel een omvang te hebben die exploitatie mogelijk maakt.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.3 Samenvatting
Inspreker merkt op dat:
1.
door de Vereniging van eigenaren
van het Haakpand alsmede door andere belanghebbenden in de
bestemmingsplanprocedure bij Gedeputeerde Staten al uitvoerig allerlei visies
van stedenbouwkundigen naar voren zijn gebracht die onderstrepen dat een rechte
gevelwand om het winkelplein niet nodig is;
2.
de gemeente voor wat betreft de
bestemmingsplanprocedure een verkeerde voorstelling van zaken geeft. Inspreker
verwijst daartoe naar het advies van de directie ruimte en mobiliteit
voorafgaand aan de hoorzitting bij GS alsmede naar het hetgeen tijdens de
hoorzitting bij GS naar voren is gekomen.
Volgens
haar bepleitte de gemeente toen al het terugbrengen van de afmetingen van het
paviljoen naar 8 x 8 x 8 meter en hebben GS aan een paviljoen met die afmetingen
hun goedkeuring onthouden. Ook het besluit van GS wijst daarop. Daarin is
vermeld dat de argumentatie dat het Haakpand een terrasvorm heeft en derhalve
niet als pleinwand kan fungeren onvoldoende argumentatie is voor de bouw van het paviljoen.
3.
ook in de uitspraak van de Raad
van State wordt aangegeven dat indien een paviljoen wordt gerealiseerd, dit gebouw slechts één
bouwlaag hoog mag zijn.
Antwoord
De gemeente is het niets eens met
de stelling dat door het besluit van GS de bouw van een paviljoen met de
afmetingen van 8 x 8 x 8 meter onmogelijk is geworden. Tijdens de hoorzitting
bij GS is inderdaad aan de orde gekomen dat de afmetingen van het paviljoen van
11 x 11 x 11 meter, zoals in het bestemmingsplan was vermeld, teruggebracht
zouden worden naar 8 x 8 x 8 meter. GS hebben evenwel niet hun goedkeuring
onthouden aan een paviljoen met laatstgenoemde afmetingen, doch aan het in het
bestemmingsplan genoemde paviljoen met de afmetingen van 11 x 11 x 11 meter.
Zij hebben daartoe overwogen dat de noodzaak voor de bouw daarvan onvoldoende
gemotiveerd was.
De gemeente dient thans dan ook
de noodzaak voor een paviljoen met de afmetingen van 8 x 8 x 8 meter voldoende
te motiveren. Dat heeft zij gedaan door aan te geven dat er, gelet op het
ontbreken van een noordelijke pleinwand, op het winkelplein een aandachttrekker
nodig is. Een glazen paviljoen met de afmetingen van 8 x 8 x 8 meter zal door
zijn vormgeving als aandachttrekker kunnen fungeren. Een kleiner paviljoen zal
dat niet meer kunnen en zal “wegvallen” in de ruimte.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.4 Samenvatting
Gevraagd wordt of de gemeente
haar eerdere argument loslaat dat er een pleinwand moet komen.
Antwoord
In eerste instantie was er een
paviljoen gepland met grotere en bredere afmetingen dan het huidige paviljoen.
Dit paviljoen zou als pleinwand fungeren, aangezien volgens de opvattingen van
de architect – welke opvatting overigens ook door andere stedenbouwkundigen
wordt ondersteund - het Haakpand met zijn terrasvorm deze functie niet kan
vervullen. Omdat dit plan op grote weerstand stuitte heeft de architect zijn
plannen aangepast. Gekozen is voor een paviljoen dat door zijn vorm en
afmetingen als aandachttrekker zal fungeren. De gemeente heeft daarmee dus niet
haar stelling verlaten dat het Haakpand niet als pleinwand kan fungeren, maar
kiest voor een ander oplossing voor het probleem dan waarvoor zij in eerste
instantie had gekozen. Deze argumentatie is bij GS evenwel niet goed naar voren
gekomen. Aldus hebben zij goedkeuring aan het paviljoen (met de afmetingen 11 x
11 x 11 meter) onthouden.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.5 Samenvatting
Gevraagd wordt hoe er omgegaan
zal worden met het afval dat door de horecagelegenheid in het paviljoen zal
worden geproduceerd, alsmede waar de containers daarvoor geplaatst zullen
worden. Daarnaast wil inspreker weten hoe de lucht zal worden ververst en waar
de keuken in het paviljoen zal komen. Tevens dient te worden vastgelegd dat de
horecagelegenheid winkelondersteunend wordt.
Antwoord
In het paviljoen zal geen
uitgebreide horecagelegenheid komen. Uitgangspunt is de winkelondersteunde
functie. De bedoeling is dan ook dat mensen wat drinken in het paviljoen dan
wel dat zij er een lichte maaltijd, zoals een sandwich of gebak, nuttigen. Het
is niet de bedoeling dat er uitgebreid gekookt gaat worden.
Het afval en de containers zullen
in het paviljoen geplaatst worden.
Voorts is nog niet bekend waar de
keuken zal komen. Het voornemen is om de luchtbehandelingunit onder het dak te
plaatsen. Hoe de lucht zal worden ververst alsmede waar deze het paviljoen zal
verlaten is nog niet bekend. Dit hangt af van de plaats van het
luchtverversingsysteem. Waarschijnlijk zal de lucht aan de pleinkant worden
afgevoerd.
In het ontwikkelingsplan is voor
het paviljoen alleen horeca I opgenomen. Conclusie
Deze
reactie heeft geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.6 Samenvatting
De gemeente heeft aangegeven dat
er voornamelijk daghoreca in het paviljoen zal komen. De gemeente dient echter
duidelijker aan te geven dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren, zodat er later
niet alsnog avond- of nachthoreca in het paviljoen komt.
Antwoord
De bedoeling is dat de horeca
hoofdzakelijk winkelondersteunend is, waarbij de openingstijden in de avond
kunnen doorlopen, maar niet tot in de nacht.
Voor beantwoording wordt verder
verwezen naar antwoord B.5.
Conclusie
Deze
reactie heeft geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.7. Samenvatting
Gevraagd wordt waarom het
paviljoen niet midden op het winkelplein zal komen.
Antwoord
Voor beantwoording wordt verwezen
onder antwoord A.2.8.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.8 Samenvatting
Gevraagd
wordt hoe het geplande paviljoen met zijn kubusvorm en in relatie tot de
pergola’s als pleinwand kan fungeren. De ruimtelijke situatie is nu rommelig en
onduidelijk geworden.Tevens zijn de overige gevels rondom het winkelplein te
hoog. Het winkelplein wordt daarmee benauwend.
Antwoord
De
hoogte van de gevels rondom het winkelplein zijn geen onderwerp van inspraak,
omdat deze gevels op grond van het vigerende bestemmingsplan Zuidpoort zijn
toegestaan. Voor verdere beantwoording wordt verwezen naar de antwoorden A.1.6. en A.1.8.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.9. Samenvatting
Opgemerkt
wordt dat, hoewel niet wordt ontkend dat de bouw van het paviljoen gevolgen
heeft voor de bewoners van het Haakpand, ook aan het belang van de gehele
Delftse bevolking gedacht moet worden. Dat belang is gediend bij de bouw van
het paviljoen.
Antwoord
Wij stemmen in met deze reactie op het ontwikkelingsplan.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.10 Samenvatting
Gevraagd
wordt of het paviljoen vrij toegankelijk is of dat men er altijd wat moet eten
of drinken.
Antwoord
In het paviljoen zal een horecagelegenheid worden
gevestigd. Derhalve is het wel de bedoeling dat bezoekers daar iets nuttigen.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.11 Samenvatting
In
hoeverre kan worden gegarandeerd dat er in het paviljoen een horecagelegenheid
komt?
Antwoord
Het
ontwikkelingsplan maakt in het paviljoen alleen en horecavoorziening mogelijk.
Het onwikkelingsplan is de ruimtelijke onderbouwing van de te voeren artikel 19
WRO procedure. Vrijstelling voor een andere functie in het paviljoen is in het
kader van deze procedure geen onderwerp van discussie.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.12 Samenvatting
Gevraagd wordt in hoeverre de
transparantie van het paviljoen gewaarborgd wordt.
Antwoord
In
het ontwikkelingsplan kunnen geen garanties orden opgenomen voor de
transparantie van het paviljoen. De transparantie kan alleen privaatrechtelijk
worden afgedwongen. Dat betekent dat de MAB in de overeenkomst met de
toekomstige exploitant afspraken moet opnemen. De gemeente heeft de MAB
verzocht hierop attent te zijn.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.13 Samenvatting
Antwoord
Artikel 19 WRO biedt mogelijkheden vrijstelling te
verlenen van bepalingen in geldende bestemmingsplannen. Aan het verlenen van
die vrijstelling zijn geen beperkingen verbonden. Wel dient een vrijstelling
ten behoeve van een project dat ingrijpend afwijkt van
bestemmingsplanvoorschriften zwaarder te worden gemotiveerd de vrijstelling van
een project dat slechts in geringe mate afwijkt van het bestemmingsplan.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.14 Samenvatting
Antwoord
Nee, daarvoor is het winkelplein niet bedoeld. Daarbij
wordt wel opgemerkt dat het niet zo is dat er nooit iets zal plaatsvinden op
het plein. De locatie in de binnenstad bestemd voor evenementen is echter de
markt. De gemeente is voorts bezig met het ontwikkelen van het terrein van de
Lijm en Gelatinefabriek, teneinde dit terrein te gebruiken voor grote
evenementen.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.15 Samenvatting
Er wordt gevraagd of er al een verklaring van geen
bezwaar is van GS.
Antwoord
Er zal een vrijstellingsprocedure op grond van
artikel 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke Ordening gevolgd worden. De bouw van het
paviljoen valt namelijk onder één van de door GS aangegeven gevallen waarin het
volgen van een dergelijke procedure mogelijk is. Dit betekent dat er geen
verklaring van geen bezwaar gevraagd dient te worden, doch dat deze op voorhand
al door GS is verleend.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.16 Samenvatting
In de aankondiging van de ter inzage
legging van het plan en de inspraakbijeenkomst in de Stadskrant staat vermeld
dat de procedure op grond van artikel 19 lid 1 WRO gevolgd zal worden. Gevraagd
wordt of dit betekent dat de procedure opnieuw gevolgd dient te worden en of
over het voeren van een artikel 19 lid 2 WRO procedure contact is geweest met
GS.
Antwoord
De aankondiging dient gecorrigeerd te worden. De
procedure wordt niet opnieuw gevolgd. De aankondiging schaadt de belangen van
de omwonenden niet, omdat ook bij een artikel 19 lid 2 WRO-procedure dezelfde
mogelijkheden tot inspraak worden geboden.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.17 Samenvatting
Gevraagd wordt of bekeken is op welke
positie het paviljoen de beste visuele werking heeft.
Antwoord
Ja, daar is onderzoek naar gedaan. Daarbij is
gebleken dat de plaatsing van het paviljoen op het midden van het winkelplein
de gebruiksruimte beperkt. Er is bewust gekozen voor plaatsing aan de noordkant
van het winkelplein. Daarbij is gelet op de bezonning voor een bij het
paviljoen te plaatsen terras. Met name heeft de functie van het paviljoen als
aandachttrekker in relatie met het Haakpand een rol gespeeld bij de plaatsing
op het plein aan de noordkant.
Het ontwerpproces is niet in een verslag
vastgelegd. Dit is ook niet mogelijk. De hoofdlijnen zijn altijd wel duidelijk
geweest.
Conclusie
Deze
reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan.
B.18 Samenvatting
Inspreker merkt op dat het beeld op
pagina 9 van het ontwikkelingsplan misleidend is. Om het daar weergegeven zicht
te hebben, dient veel moeite gedaan te worden. In werkelijkheid zal je vanaf
het terras op de tweede verdieping van het Haakpand op de zuidoosthoek recht op
het paviljoen kijken.
Antwoord
Het beeld is niet bedoeld om te
misleiden. Het getoonde beeld betreft een computeranimatie en is bedoeld om aan
te tonen dat het zicht vanaf het terras op de tweede verdieping van het
Haakpand op de zuidoosthoek niet geheel wordt bepaald door het paviljoen. De
toelichting op het beeld zal worden aangepast.
Conclusie
Deze
reactie heeft geleid tot aanpassing van het ontwikkelingsplan, in die zin dat
in tekst nadere uitleg wordt gegeven.
Bijlage 1
Presentielijst inspraakbijeenkomst
Belangenvereniging Zuidpoort, per adres
Bastiaanpoort 6, 2611 MC Delft