ONTWIKKELINGSPLAN VDD-TERREIN

 

 

            

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sector Duurzaamheid

Vakteam RO

Augustus 2004



 

 

INHOUDSOPGAVE

1          Inleiding

            1.1       Aanleiding ontwikkelingsplan                                         1

            1.2       Plangebied en vigerende regeling                                   1

            1.3       Leeswijzer                                                                   3

2          Gebiedsvisie

            2.1       Positionering plangebied in de stad                                5

            2.2       Stedenbouwkundig plan                                                5

3          Ruimtelijke Ordening

            3.1       Ruimtelijke opzet                                                         9

            3.2       Functies                                                                      15

            3.3       Openbare ruimte                                                          16

4          Milieu

            4.1       Ecologie                                                                      17

            4.2       Water                                                                          19

4.3       Milieuzonering                                                              21

4.4       Bodem                                                                        21

4.5       Geluid                                                                         22

4.6       Luchtkwaliteit                                                               23

4.7       Energie                                                                       23

5          Infrastructuur

            5.1       Openbaar vervoer                                                          25

            5.2       Autoverkeer                                                                 25

            5.3       Parkeren                                                                     29

            5.4       Langzaam verkeer                                                        30

6          Cultuurhistorie en welstand

            6.1       Archeologie                                                                 32

            6.2       Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing                         32

            6.3       Welstand                                                                     33

7          Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid   

            7.1       Inspraak & overleg                                                        34

7.2               Financiële uitvoerbaarheid                                             34

8                    Colofon                                                                                   35

 


 Plangebied en ligging in de stad


1.         INLEIDING

 

1.1       Aanleiding ontwikkelingsplan

Aan de westkant van Delft ligt een bedrijventerrein van ongeveer 13 hectare. Dit terrein maakte deel uit van het oude veilingterrein van de gemeente Schipluiden (de huidige gemeente Midden-Delfland). Op 28 augustus 2000 hebben de gemeentes Delft en Schipluiden een samen­werkingsovereenkomst voor de Harnaschpolder gesloten. Hierin is mede overeengekomen dat het bedrijventerrein met ingang van 1 januari 2004 Delfts gemeentegebied wordt. De bedrijven Van Dijk Delft (VDD) en Mooy hebben per 1 januari 2004 hun bedrijfsvoering gestaakt.

 

Het terrein is aangekocht door twee ontwikkelingsmaatschappijen met het voornemen hier woningbouw te realiseren. Omdat de functiewijziging niet past binnen de vigerende regeling voor het gebied, is een nieuw bestem­mings­plan noodzakelijk. Het plangebied zal deel uit gaan maken van het nieuwe bestemmingsplan Noordwest, deelgebied 2, dat in het kader van het project “Actualisering en Uniformering Bestemmings­plannen” wordt opgesteld.

 

Voorafgaand aan dit bestemmingsplan is het voorliggende “Ontwikkelings­plan VDD-terrein” opgesteld, waarin een beschrijving wordt gegeven van de bestaande situatie, de van toepassing zijnde regelgeving, het (gemeentelijk) beleid en de gewenste ontwikkeling van het gebied. Het ontwikkelingsplan dient tevens als basis voor de “ruimtelijke onder­bou­wing” die als motivering nodig is voor het verlenen van vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening om tot realisering van bouwplannen binnen het plangebied te komen. Behalve het ontwikke­lings­plan wordt een overeenkomst opgesteld, waarin de financiële afspraken tussen gemeente en ontwikkelaars worden geregeld.

 

 

 

1.2       Plangebied en vigerende regeling

Het plangebied ligt ten westen van het bestaand stedelijk gebied van Delft, tussen de bestaande woonbebouwing van Delft en de kern Den Hoorn van de gemeente Midden-Delfland (zie afbeelding 1).

 

Hoewel gesproken wordt over het VDD-terrein, beslaat het ontwikkelings­plan een groter gebied. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Hoornseweg (ten zuiden van de Kickert), de Westlandseweg, de waterloop ten zuiden van het plangebied en de nieuwe gemeentegrens met de gemeente Midden-Delfland. Voor een goede aansluiting op het omliggende stedelijk gebied kan het terrein bovendien niet los worden gezien van haar directe omgeving. In de ontwikkeling van de plannen moet daarom rekening worden gehouden met de structuur van het omliggende gebied.

 

Van het totale plangebied heeft AM Wonen het terrein van Van Dijk Delft verworven. Ten zuiden van het terrein van VDD ligt het terrein van firma Mooy, aangekocht door Staedion uit Den Haag. Dit terrein wordt in opdracht van Staedion ontwikkeld door Citadel Projecten. In de noord­oostelijke hoek van het plangebied ligt het terrein van buitensport­speciaalzaak Siem de Jong. Er zijn plannen om de bestaande loodsen van dit bedrijf te vervangen door nieuwbouw, waarmee een deel van het terrein vrijkomt voor herontwikkeling. Deze hoek wordt daarom in het ontwikke­lingsplan meegenomen. De zuidoostelijke hoek van het plangebied maakt geen deel uit van het te ontwikkelen gebied. Hier is een (onlangs vernieuwde) Toyotadealer gevestigd (DIGO), een transformatorhuis van EZH en een woning van een particulier.

 


 

 Eigendomssituatie


Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan “Veiling­terrein” uit 1980. In dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk de bestaande situatie vastgelegd. Het grootste deel van het terrein heeft de bestemming bedrijfsdoeleinden. De twee woningen aan de Hoornseweg zijn opgeno­men als woondoeleinden.

De locatie van Siem de Jong Funsport heeft de bestem­ming bedrijven, met als subbestemming jachtbouwwerf. De locatie waar nu Toyotadealer DIGO is gevestigd, is in het bestemmingsplan nog opgeno­men als groenvoorziening. Ook de strook langs de Westlandseweg is, gedeeltelijk, als groenvoorziening bestemd, uitgezonderd een groot terrein wat bestemd is voor dienstwoningen; deze zijn echter nooit gerealiseerd. Ook is in deze zone een gebied bestemd tot water t.b.v. de waterhuishou­ding. De zuidoostelijke hoek van het plangebied heeft de bestemming openbare en bijzondere doeleinden; het gaat dan om de nutsvoorzie­ningen en de hier gelegen woning.

 

1.3       Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van het ontwikkelingsplan wordt de gebiedsvisie verwoord. De gebiedsvisie geeft in hoofdlijnen de positionering van het plangebied in de stad aan, een beschrijving van de gewenste ontwikkeling en het stedenbouwkundig plan.
In de hoofdstukken daaropvolgend wordt de gebiedsvisie verder toegelicht. Op verschillende beleidsvelden (ruimte, milieu, infrastructuur en cultuur­historie) wordt de bestaande situatie geschetst, een beeld gegeven van de van toepassing zijnde regelgeving en beleidsstukken, en de gewenste toekomstige ontwikkeling beschreven. Deze hoofdstukken vormen daar­mee de onderbouwing van de gebieds­visie.
In hoofdstuk 7 wordt tenslotte kort ingegaan op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het ontwikkelingsplan.



 

Positionering plangebied in de stad


2          GEBIEDSVISIE

 

2.1       Positionering plangebied in de stad

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied van de gemeente Delft en de direct daaraan grenzende kern Den Hoorn (gemeente Midden-Delfland). Het gebied ligt tussen twee belangrijke stedelijke structuurlijnen: de Buitenwatersloot/Kickert en de Westlandse­weg/Reinier de Graafweg. Aan de oost- en zuidzijde grenst het plangebied aan (te versterken) ecologische zones. De nabijheid van de binnenstad van Delft en andere (stedelijke) voorzieningen (winkels, ziekenhuis, scholen, openbaar vervoer) maakt dat een intensivering en transformatie van de locatie gewenst is. De functiewijziging van bedrijventerrein tot woongebied past bovendien uitstekend in de (regionale) beleidskaders.
De ontwikkeling van het VDD-terrein tot woongebied is tenslotte ook van belang, omdat op die manier tegemoet kan worden gekomen aan de vraag naar woningen in de gemeente Delft.

 

Concept stedenbouwkundige visie

 

 

2.2       Stedenbouwkundig plan

Ruimtelijk concept

Aan het stedenbouwkundig plan ligt een helder ruimtelijk concept ten grondslag. Op die manier ontstaat een buurt die een herkenbare eenheid vormt in het stedelijk gebied. Daarnaast is het van belang dat de woonwijk duidelijke relaties aangaat met de omliggende wijken en daarmee een plaats krijgt in het stedelijk weefsel.

 

Het stedenbouwkundig plan gaat uit van twee belangrijke openbare ruimtes. De eerste ruimte wordt gevormd door de hoefijzervormige buurtontsluitingsroute die over grote lengte gecombineerd wordt met water. Deze route heeft, hoewel met een eenduidig dwarsprofiel vorm­gegeven, toch een wisselend karakter, omdat het de 4 verschillende randen van de wijk met elkaar verbindt. De tweede belangrijke ruimte is de centraal gelegen parkruimte die niet alleen waarde heeft als verblijfsgebied voor de buurt, maar bovendien een langzaam-verkeersverbinding onder­steunt tussen de oostelijk en westelijk van het plangebied gelegen woon­wijken. Ook de twee ecologische zones hebben een belangrijk aankno­pingspunt gevormd voor het stedenbouwkundig plan en bepalen aan de oost- en zuidrand mede het ruimtelijk beeld.

 

In het plangebied ontstaan verschillende woonsferen. Het centrale deel bestaat uit compacte bouwblokken van eengezinswoningen met een sterke oriëntatie op enerzijds de groene parkruimte en anderzijds de buurtontsluitingsroute. De randen van het plangebied krijgen een wisse­lende invulling, afhankelijk van de gebiedskenmerken van de omgeving. Met name aan de noord- en oostrand zal de nieuwe woonwijk zich naar haar omgeving profileren. Aan de noordzijde ontstaat daarmee een voort­zetting van het afwisselende beeld langs de Kickert en aan de oostzijde ontstaat een nieuw beeld langs de Westlandseweg. Aan de zuid- en west­zijde is meer sprake van een informele overgang naar de achterkanten van de aanslui­tende woongebieden.


Gebiedsvisie


Verschillende woonsferen in het plangebied

 

Functionele invulling

Het stedenbouwkundig plan gaat uit van de realisatie van ongeveer 500 woningen, in verschillende financieringscategorieën en verschillende woningtypen. Centraal in het plangebied worden met name eengezins­woningen met tuin of terras gerealiseerd. Aan de randen van het plan­gebied is ruimte voor andere woningtypes, zoals (half)vrijstaande woningen aan de noordrand en gestapelde woonbebouwing aan de oostrand. Niet-woonfuncties worden mogelijk gemaakt aan de noordzijde, langs de Hoornseweg.

 


Groen en water

Met de aanleg van twee ecologische zones langs en een water-/groenzone door het plangebied zal de waarde van het terrein voor de ecologische structuur in de stad toenemen. Met name de oostelijke zone (langs de Westlandseweg) is van belang voor het functio­neren van de ecologische hoofdstructuur. De zuidelijke zone is vooral ondersteunend, evenals de water- en groenzones door het plangebied. Deze gebieden zijn vooral ook van belang voor de beeldkwaliteit van de wijk en het leefklimaat voor de bewoners.
In het plangebied zal voldoende water worden gerealiseerd om te voldoen aan de waterbergingseisen van het Hoogheemraadschap. Het water langs een deel van de buurtontsluiting vormt bovendien een sterk beeldbepalend element in de wijk en verbijzondert de kwaliteit van de woningen aan de Hoornseweg, die hierdoor een tuin aan het water krijgen.

 

 

 

 

 

Voorstel water- en groenstructuur

Verkeer

Het plangebied zal op twee punten ontsloten worden voor autoverkeer. De hoofdontsluiting wordt gerealiseerd vanaf de Westlandseweg, ter hoogte van de aansluiting met de Aletta Jacobsstraat. Een tweede ontsluiting wordt gerealiseerd vanaf de Hoornseweg. Door de keuze voor een lus­structuur door het gebied is er een duidelijk onderscheid tussen de buurt­ontsluiting en de overige woonstraten. Parkeeroplossingen onder de woningen langs het centrale park, zorgen ervoor dat een groot deel van de woonstraten autoluw kan worden ingericht. Voor langzaam verkeer (fietsers en voetgangers) komen extra aansluitingen met de omliggende woongebieden.

 

Verkeersstructuur

 

Cultuurhistorie

De voormalige olieslagerij Mercurius in de noordwesthoek van het plan­gebied is van aanzienlijke cultuurhistorische waarde en bescherming als gemeentelijk monument is gerechtvaardigd. Vooruitlopend op een aanwijzingsprocedure wordt in het ontwikkelingsplan het object als te handhaven bestemd.

Bij de herontwikkeling van de voormalige olieslagerij zal de ontsluiting voor autoverkeer vanaf de Hoornseweg in de vorm van een “poort” door het middendeel van het complex worden aangelegd.

 

(Onder)doorgang Mercurius


3          RUIMTELIJKE ORDENING

 

3.1       Ruimtelijke opzet

3.1.1     Bestaande situatie en relevante ontwikkelingen

Het plangebied ligt tussen een aantal, op stedelijk niveau, belangrijke lijnen. Aan de noordzijde van het plangebied loopt de Kickert / Buitenwater­sloot. Deze waterloop vormt een belangrijke structuurlijn, vanuit het stedelijk gebied van Delft richting het Westland. Dit hangt samen met het historisch belang van de waterloop, maar ook met het karakter van de gehele zone, die wordt gekenmerkt door een afwisselend beeld in (historische) bebouwing en functies.

 

Aan de zuidzijde van het plangebied loopt de Reinier de Graafweg, met ten zuiden daarvan het Reinier de Graaf Gasthuis en woningbouw ten noorden ervan. Een waterloop vormt de fysieke grens van het plangebied. De Reinier de Graafweg ligt (min of meer) in het verlengde van de West-landseweg, eveneens een belangrijke structuurlijn in Delft. In de huidige situatie zet deze structuurlijn, door de lengte-asverspringing in de weg en de bestaande woningbouwblokken, echter niet door. Als in de toekomst HOV-lijn 37 gebruik zal maken van de Reinier de Graafweg (zie ook § 5.1) neemt het belang van de Reinier de Graafweg als stedelijke structuurlijn toe. Het Reinier de Graaf Gasthuis zal in de komende jaren een groot­schalige transformatie ondergaan, door vervangende nieuwbouw voor de huidige twee ziekenhuisgebouwen. Voor dit gebied wordt in 2004/2005 even­eens een ontwikkelingsplan opgesteld, als ruimtelijk kader voor ver- en nieuwbouwplannen.

 

Door de in het plangebied gevestigde bedrijven is het terrein in de huidige situatie voor buitenstaanders niet direct toegankelijk; er lopen geen door­gaande routes over het terrein. De woonbebouwing aan de westzijde van het terrein bevestigt deze ontoegankelijkheid nog eens. Het vormt een fysieke afscheiding tussen de in de gemeente Midden-Delfland gereali­seerde woonbebouwing en het voormalige bedrijventerrein. Het destijds noodzakelijke geluidsscherm versterkt deze barrièrewerking.

 

Er is binnen het plangebied geen sprake van een kenmerkende, bij herontwikkeling te behouden ruimtelijke structuur.

 

3.1.2     Beleid

Op 19 februari 2003 is het streekplan Zuid-Holland West vastgesteld. In  het streekplan presenteert het provinciebestuur van Zuid-Holland een samenhangende visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Zuid-Holland West voor de planperiode tot 2015. Het streekplan gaat uit van het bijbouwen van een substantieel aantal woningen in het streekplangebied. Hierbij wordt uitgegaan van rode contouren om het bestaand stedelijk gebied, waarbinnen de woonbebouwing plaats moet vinden. Het plan­gebied valt binnen deze rode contour; op de streek­plankaart is het plan­gebied al als woongebied opgenomen. Voor het plangebied geeft het streekplan de legenda-eenheid stads- en dorpsgebied aan: een aaneen­gesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen. De provincie geeft in het streekplan aan de groeiende mobiliteitsbehoefte zoveel mogelijk te willen opvangen met openbaar vervoer en fiets. Er wordt daarom sterk ingezet op flankerend beleid om deze vervoerssoorten te bevorderen. De hoogwaardige openbaar vervoerverbindingen (HOV) lijn 19 en 37 (voor het plangebied van belang) zijn in het streekplan aangegeven.

 

Op 20 februari 2002 is het Regionaal Structuurplan (RSP) Haaglanden vastgesteld. Ook in het RSP valt het plangebied onder de legenda-eenheid stads- en dorpsgebied, overeenkomstig het streekplan. Ook wordt in het RSP aandacht geschonken aan de gewenste toekomstige openbaar vervoerverbindingen, waaronder HOV-lijn 37.

De Ontwikkelingsvisie Delft 2025 (december 1998) geeft het gewenste ruimtelijk beleid voor Delft op hoofdlijnen weer. In de Ontwikkelingsvisie is vooruit gelopen op de doortrekking van de A4, en daarmee samenhan­gend de ontwikkeling van de Harnaschpolder tot woon- en werkgebied. Voor Delft betekent deze ontwikkeling een nieuwe oriëntatie op de west­zijde van de stad. Delft streeft een hoogwaardige invulling van de Har­naschpolder na, zodanig dat een duidelijke samenhang met het stedelijk gebied van Delft wordt bereikt. De omvorming van het extensieve bedrij­venterrein van VDD en Mooy tot woongebied past goed in deze filosofie.

 

3.1.3     Gewenste ontwikkeling

Voor het plangebied is gezocht naar een stedenbouwkundig concept, waarmee de wijk als eenheid herkenbaar wordt in de stad. Daarnaast is het van belang dat de nieuwe woonwijk goed aansluit bij de bestaande ruimtelijke structuren rondom het plangebied, zodat de wijk op een logische manier onderdeel uit gaat maken van het stedelijk weefsel.
De keuze voor een hoefijzervormig concept is hiervan een afgeleide.
De centrale groene ruimte die hierdoor ontstaat, verbindt twee belangrijke punten in de wijk: de entree tot de wijk vanaf de Westlandseweg en de onderdoorgang bij de Drogerij, waarmee voor voetgangers een koppeling ontstaat met de naastgelegen woonwijk. Door de structuur van de bouw­blokken ontstaan vanuit de centrale groene ruimte verschillende zichtlij­nen. Hierdoor wordt de, qua maat en schaal, besloten parkruimte geen ‘in zichzelf gekeerd’ geheel, maar wordt aansluiting gezocht bij de omgeving.

 

Binnen het plangebied ontstaat een aantal woonsferen. Met name aan de noord- en oostzijde profileert de wijk zich naar de openbare ruimte die de overgang vormt met de omgeving. Aan de zuid- en westzijde is sprake van een meer informele overgang naar de aangrenzende gebieden.

 

Noordrand

De noordrand van het plan neemt een bijzondere positie in, door de relatie met de Hoornseweg en Kickert. De Buitenwatersloot/Kickert maakt deel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur van Delft. Het karakter van deze struc­tuurlijn wordt bepaald door een grote diversiteit in bebouwing en functies. Bij de ontwikkeling van het plangebied kan de beeldkwaliteit van de water­loop worden versterkt. Dit betekent dat een afwisseling moet worden nage­streefd in korrelgrootte, massa en woningtypologie. Hierbij wordt gedacht aan een menging van eengezinswoningen, (half)vrijstaande woningen en eventueel kleinschalige appartementencomplexen met wisselende bouw­hoogtes van 2 tot maximaal 4 lagen met kap. Dergelijke hoogteaccenten of architectonische accenten moeten worden gecombineerd met de geplande LV-routes of zichtlijnen, die de strook doorbreken. De zone langs de Kickert biedt bovendien goede mogelijkheden voor de uitgifte van kavels in particulier opdrachtgeverschap en voor een combinatie met kleinschalige werkgelegenheid.

 

Noordrand

 

 

 

Van belang is ook dat de bebouwing duidelijk een relatie aangaat met de openbare ruimte langs het water. De woningbouw verder naar het westen op het grondgebied van Midden-Delfland heeft naar het water toe een heel introvert karakter. Dat moet worden voorkomen. Dit betekent dat ontslui­ting van de woningen plaatsvindt vanaf de Hoornseweg, waarmee de woningen hier ook daadwerkelijk hun ‘adres’ krijgen. Hiermee samen­hangend is een kwaliteitsimpuls van de Hoornseweg gewenst, bijvoorbeeld door het over de volle lengte van de weg terugbrengen van een bomenrij langs de weg.

 

Op de hoek van de Hoornseweg met de Westlandseweg ligt buitensport­speciaalzaak “S. de Jong Funsport”. Er is sprake van mogelijke heront­wikke­ling op dit terrein. Daarbij worden de, nu over het terrein verspreide func­ties, gecon­centreerd in één gebouw, aan de Hoornseweg. Deze nieuw­bouwplannen passen goed in het afwisselende ruimtelijk en functio­neel beeld, dat voor de noordrand wordt nagestreefd. Het stelt wel eisen aan de presentatie van de nieuwbouw naar de Hoornseweg (en Westland­seweg). Het achter­liggende terrein komt dan vrij voor herontwikkeling (zie onder Oostrand).

 

In de noordwesthoek van het plangebied staat een oude oliemolen.
Er wordt uitgegaan van behoud van dit pand (zie § 6.2), waardoor het bijdraagt aan het gewenste afwisselende beeld en bovendien een verwijzing vormt naar het historische belang van de lijn. Wel zal
bij de herontwikkeling van de voormalige olieslagerij de ontsluiting voor autoverkeer vanaf de Hoornseweg in de vorm van een poort door het middendeel van het complex worden aangelegd.

 

 

 

Impressie noordrand

 

Oostrand

Aan de oostzijde wordt het gebied begrensd door de Westlandseweg. De afstand van de bestaande bebouwing aan de oostzijde van de Westland­seweg tot het plangebied is door de breedte van de Westlandseweg aanzienlijk (ruim 45 meter). Een directe ruimtelijke koppeling tussen beide woonbuurten is daarmee eigenlijk niet van toepassing. Bovendien is aan deze zijde van het plangebied een primaire ecologische zone gepland, om invulling te geven aan de gewenste ecologische noord-zuidrelatie, conform het Ecologieplan Delft 2004-2015. Dit alles is aanleiding geweest om aan deze zijde van het plangebied voor hogere bebouwing te kiezen, met slechts een beperkte footprint. Van belang bij de verdere uitwerking is dan de combinatie met de ecologische zone. Een aaneengesloten bebouwings­wand is ruimtelijk niet gewenst, omdat daarmee de beleving van de ecologische zone te zeer door bebouwing gedomineerd wordt.

 

Varianten oostrand

 

 

 

Gekozen is voor een aaneenschakeling van 4 appartementenblokken in maximaal 8 lagen (7 woonlagen op 1 parkeerlaag), met eventueel een terugliggende 9de laag in de vorm van een penthouse.
De appartementenblokken zijn gerangschikt in een gebogen lijn langs het hoefijzer, waardoor de relatie met de woonbuurt wordt versterkt. De blokken zijn opgetild ten opzichte van het maaiveld, waar op die manier ruimte wordt gevonden voor parkeren. Hierbij ontstaat er boven het parkeren als het ware een tweede maaiveld voor voetgangers, van waaraf zowel het zicht op de woonwijk als op de Westlandseweg wordt gewaarborgd. Een belangrijk aandachtspunt in de uitwerking is de aansluiting van dit tweede maaiveld op de omgeving en de inrichting van de parkeerlaag. Het heeft de voorkeur de parkeer­plaatsen enigszins verdiept aan te leggen. Daarmee wordt het zicht, zowel vanuit het plangebied, als vanaf de Westlandseweg niet door auto’s gedo­mineerd en kan in een betere aansluiting met de ecologische zone en het maaiveld worden voorzien.

 

Impressie oostrand

 

 

Bij herontwikkeling van het terrein van “S. de Jong” is in het verlengde van de appartementenblokken nog een 5de appartementenblok mogelijk, die qua schaal, massa en architectuur aansluit bij de overige 4 blokken.  (zie de twee varianten). De vraag is wel of dit 5de blok dan in dezelfde gebogen lijn kan worden voortgezet. Indien dit door het nieuwe ruimtebeslag van “S. de Jong” niet haalbaar blijkt, is een opstelling van alle appartementenblokken evenwijdig aan de Westlandseweg ook mogelijk (zie variant). De ontsluiting van het extra woonblok moet vanuit het plangebied plaatsvinden, gecombineerd met de ontsluiting van het naastgelegen woonblok.

Zuidrand

De zuidrand ontleent haar identiteit aan de hier te realiseren ecologische zone, conform het Ecologieplan Delft 2004-2015. De bestaande watergang wordt verbreed en aangesloten op het nieuwe watersysteem in het plangebied. Door de woningblokken hier haaks op te situeren, blijft de ecologische oever op bepaalde punten  vanuit de openbare ruimte toegankelijk. Dit is voor het functioneren van de ecologische zone van belang omdat zo geen aaneengesloten ‘achterkant­situatie’ ontstaat.

 

Zuidrand

 

In deze zone wordt uitgegaan van een maximale bouw­hoogte van 3 lagen met kap, met incidenteel een accent tot 4 bouwlagen. Als beëindiging van de interne ontsluitings­struc­tuur wordt aan de westzijde van de strook uitgegaan van een ruimtelijk accent (tot maximaal 5 lagen). Ter plaatse is een verbinding voor langzaam verkeer in de richting van de Reinier de Graafweg opgenomen. Als tegenhan­ger van dit westelijke accent is aan de oostzijde ook een verbijzondering van de bebouwing, danwel een ruimtelijk accent mogelijk, al dan niet gestapeld tot maximaal 5 lagen. Dit accent kan tevens een functie vervullen als beëindiging van de zicht­lijn vanaf de Reinier de Graafweg, vlak voor deze weg een asverspringing maakt. Hier is ook een belangrijke lv-route naar het gebied gepland.

 

Door de lengte van de bouwblokken, die haaks op de ecologische zone zijn geprojecteerd, te laten verspringen, ontstaat een gevarieerd ruimtelijk beeld en heeft de ecologische zone voldoende ontwikkelingskansen.

 

 

Voorbeelduitwerking zuidrand

 

 

Impressie zuidrand

 

 

Westrand

Aan de westzijde grenst het plangebied aan een recentelijk gebouwd woongebied van Den Hoorn. Bij de ontwikkeling van dit gebied moest o.a. rekening worden gehouden met de toenmalige geluidsbelasting van de Hoornseweg (voor aanleg van de A4) en van de bedrijven op het plan­gebied.

Dit heeft geleid tot een haaks op De Kickert gesitueerd apparte­mentengebouw (in gedeeltelijk 5 en gedeeltelijk 8 lagen), dat het geluid van de bedrijven afschermt van het woongebied in Den Hoorn. Daarnaast is een geluids­scherm (schutting) gerealiseerd. De combinatie van geluids­scherm en hoogte/uitstraling van de Drogerij maken dat er sprake is van een harde ruimtelijke grens en barrière tussen beide gebieden. Met de functieveran­dering van het plangebied tot woonwijk, is het wenselijk deze barrière­werking zoveel mogelijk op te heffen. Het verwijderen van de geluidsschutting en door in het steden­bouwkundig plan gebruik te maken van de onderdoorgang van de Drogerij in de vorm van een langzaam­verkeers­route vormen gewenste oplossingen hiervoor.

 

Het stedenbouwkundig plan gaat voor de westrand uit van een auto-ontsluiting ter hoogte van de oliemolen Mercurius. Hierdoor gaat dit historische pand fungeren als ‘poort’ tot de wijk (onderdoorgang). Een driehoekige waterpartij, die het water langs het hoefijzer koppelt met het water langs de zuidrand van het plangebied, zorgt voor een verbijzonde­ring van de ruimte. Tussen de buurtontsluiting en de parkeerplaats voor de Drogerij is woonbebouwing gesitueerd in 4 blokken in een u-vorm. Deze nieuwbouw heeft een duidelijk front aan de kant van de nieuwe wijk, terwijl een achterkant­situatie aan de zijde van de Drogerij wordt voorkomen. Ter plaatse zijn blinde zijgevels ongewenst. Voor de westrand wordt uitgegaan van een maximale bouwhoogte van 4 lagen (inclusief eventuele kap), uitgezonderd het zuidwestelijke accent in het verlengde van de buurtontsluitingsroute (zie onder zuidrand).

 

 

In het ontwikkelingsplan is voor de westrand een variant opgenomen, indien bij uitwerking van de plannen blijkt, dat een onderdoorgang voor auto­verkeer ter hoogte van de oliemolen Mercurius niet haalbaar is, vanuit bouwtechnisch opzicht, of omdat de ingreep de cultuurhistorische waarde van het gebouw te zeer zou aantasten. In dat geval komt een alternatieve ontsluitingsroute net ten westen van de oliemolen in beeld. De bestaande inrit naar de Drogerij zou hiermee dan gecombineerd moeten worden. De parkeervelden van de Drogerij worden in die situatie vanaf de nieuwe weg ontsloten. In deze variant schuift de woonbebouwing op in oostelijke rich­ting en ontstaat aan deze zijde van de waterpartij een autoluwe inrichting.

 

Westrand                                                           Variant ontsluiting

 

Middengebied

Het centrale deel van het plangebied bestaat uit woonblokken, die gegroe­peerd zijn rondom twee belangrijke open ruimtes. Centraal in het gebied zal een ovale parkruimte worden gerealiseerd met een breedte variërend van 8 tot 30 meter. De woningen rondom deze groene ruimte zijn direct aan het park gelegen. Deze ruimte is niet toegankelijk voor autoverkeer.

De andere belangrijke openbare ruimte wordt gevormd door de hoefijzer­vormige buurtontsluiting door het gebied, die ter plaatse van het noordelijk en oostelijk deel door water wordt begeleid. Het zuidelijk deel heeft een groen laanprofiel met bomen aan weerszijden.

Tussen deze twee gebieden zijn verschillende bouwblokken geprojecteerd, die van elkaar worden gescheiden door woonstraatjes met een verblijfs­karakter. Enkele zichtlijnen, die hierdoor ontstaan vanuit de parkruimte, worden in het hele plangebied voortgezet.

In het middengebied worden vooral eengezinswoningen met tuin of terras gerealiseerd in 3 tot 4 lagen (inclusief eventuele kap).

 Bij de brede uitloop van het parkachtige middengebied aan de westzijde is een ruimtelijke verbijzondering door iets hogere bebouwing mogelijk.

Impressie middengebied

 

In het plangebied zullen verschillende woningtypes worden gerealiseerd. De verdeling van deze woningtypes over het plangebied hangt samen met de verschillende woonsferen die in het plan worden gerealiseerd. De uit­werking van het plan wordt door verschillende architecten gedaan, op basis van een architectonisch kwaliteitsbeeld, dat door de ontwikkelaar - in overleg met de gemeente - wordt opgesteld. Ingezet wordt op een hoge kwaliteit van het gebied, zowel qua architectuur als in inrichting van de openbare ruimte.

3.2       Functies

3.2.1     Bestaande situatie

Het grootste deel van het plangebied was tot 1 januari 2004 in gebruik als bedrijventerrein. VDD is een bedrijf dat groente, fruit en bloemen impor­teert, opslaat en in kleinere tranches verpakt en aflevert bij verschillende afnemers. Mooy is een transportbedrijf. Behalve deze bedrijven is in het plangebied een buitensportspeciaalzaak (S. de Jong) gevestigd en een garage/autodealer (Digo). In de voormalige oliemolen aan de Hoornseweg zit nog een bedrijf, dat gespecialiseerd is in relatiegeschenken en promo­tioneel textiel. In het plangebied bevinden zich verder drie woningen, twee aan de Hoornseweg (in eigendom van AM Wonen), een derde aan de Westlandseweg (particulier bezit).

 

3.2.2     Beleid

Eerder kwam al naar voren dat de functiewijziging van het plangebied van extensief bedrijventerrein naar hoogwaardig woonmilieu past binnen de beleidskaders van de gemeente (Ontwikkelingsvisie Delft 2025), het stadsgewest Haaglanden (Regionaal Structuurplan) en de provincie (Streekplan Zuid-Holland West). Voor wat betreft het woningbouw­programma is bij nieuwbouw met name van belang dat het aanbod wordt afgestemd op de vraag. Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP, februari 2002) besteedt aandacht aan de kwaliteitsvraag van het wonen, zowel wat betreft het woonmilieu als de woning zelf.
Centraal staat het vergroten van de toekomstwaarde van de woningen door beter in te spelen op de kwaliteitsvraag. Het RSP signaleert een sterke behoefte aan eengezinskoopwoningen in gevarieerde groen­stedelijke woonmilieus. De ontwikkeling van het VDD-terrein sluit hierbij aan. Gezien het binnenstedelijke karakter van de locatie en de nabijheid van voorzieningen en openbaar vervoer zal hierbij toch nog sprake kunnen zijn van een aanzienlijke dichtheid (40 tot 50 won/ha).

In het Streekplan Zuid-Holland West wordt voor binnenstedelijke locaties bovendien ingezet op een aandeel woningen in de goedkope sector (10%). Ook het beleid van de gemeente is erop gericht op nieuwbouwlocaties te voorzien in een bepaald percentage woningen in de sociale huursector.
De voorkeur gaat dan uit naar grondgebonden eengezinswoningen. De achterliggende gedachte hierbij is, dat deze woningen aantrekkelijk zijn voor jonge, startende gezinnen, die daarmee eenpersoonseenheden elders in de stad vrijmaken.

 

Het beleid van de gemeente (onder meer verwoord in recente bestem­mingsplannen) is erop gericht binnen de woonwijken een menging met kleinschalige werkgelegenheid mogelijk te maken, evenals het werken aan huis. Daarnaast is er binnen de gemeente een tekort aan ruimte voor maatschappelijke doeleinden.

 

3.2.3     Gewenste ontwikkeling

Voor het VDD-terrein wordt uitgegaan van ongeveer 500 woningen. Daarnaast is bepaald dat tenminste 10% van de woningen gerealiseerd moet worden in de sociale huursector (huurprijs tot maximaal € 585 per maand, prijspeil 2003) en circa 20 woningen / appartementen voor verstan­delijk gehandicapten. Op het plangebied wordt ingezet op kwaliteit. Dit heeft betrekking op de kwaliteit van de woningen (architectuur, toekomst­waarde, flexibiliteit, kavelgrootte, mogelijkheden voor combinatie wonen / werken) en op de inrichting van de openbare ruimte.

 

Ten aanzien van de menging met kleinschalige werkgelegenheid komt met name de zone langs de Kickert in aanmerking, omdat dit gebied ook vanuit historisch perspectief deze functiemenging kent. In het nieuwe bestem­mingsplan zal deze zone daarom worden aangewezen als “gemengde doeleinden”. Het gaat dan om bedrijvigheid tot maximaal categorie 1 van de Lijst van Bedrijfstypen, zodat geen sprake zal zijn van overlast voor omwonenden. Daarnaast zal in het bestemmingsplan binnen de functie “woondoeleinden” de standaardregeling worden opgenomen dat 30% van het oppervlak gebruikt mag worden voor de uitoefening van een bedrijf, praktijk aan huis, detailhandel, dienstverlening etc., mits behorend tot categorie 1 van de Lijst van Bedrijfstypen.

Het is wenselijk in het plangebied ruimte te reserveren voor maatschappe­lijke functies. Te denken valt hierbij aan kinderopvang, gezondheidszorg of welzijnsfuncties. Een mogelijkheid is de molen aan de Hoornseweg voor deze functie te bestemmen. Dit wordt in het vervolgtraject nader bestu­deerd.

Tenslotte wordt vooralsnog uitgegaan van een continuering van de bedrijfsvoering van S. de Jong, eventueel in gewijzigde (ruimtelijke) vorm.

 

3.3       Openbare ruimte

Voor het plangebied wordt uitgegaan van minimaal 2 speelplekken (van ongeveer 150 m2) en één trapveld (van ongeveer 600 m2). Met name gezien de compacte bouwwijze en de toegevoegde kwaliteit van een verkeersluw groengebied centraal in de wijk is dit aantal voldoende. De centrale parkruimte is met name geschikt voor speelplekken voor de kleinere kinderen. Aan de oostzijde van de parkruimte zal een trapveld worden gerealiseerd. De ecologische zone aan de oostrand is met name geschikt voor een waterspeelplek.

De openbare ruimte dient zodanig te zijn ingericht, dat er geen belemmeringen zijn voor rolstoel en rollator gebruikers.

Bij de locatiekeuze voor de speelplekken en trapveldjes en de inrichting ervan moet aandacht worden besteed aan een aantal punten. Zo is een gelijkmatige verdeling van de voorzieningen over het plangebied van belang. In de nota “Speelplaatsenbeleid” wordt een maximale afstand genoemd van 100 à 150 meter. Binnen deze afstand moet vanuit iedere woning een speelplek (makkelijk) bereikbaar zijn. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met al bestaande en makkelijk bereikbare speelplekken in omliggende woonwijken. In geval van het plangebied is er aan 3 zijden van de locatie sprake van een redelijk sterke fysieke schei­ding waardoor speelplekken in die aangrenzende buurten niet makkelijk toegankelijk zijn. De speelplek aan de andere zijde van de Drogerij is wel toegankelijk (ervan uitgaande dat het geluidsscherm verdwijnt). Verder moet natuurlijk rekening gehouden worden met de (sociale) veiligheid van de speelplek.

Van belang is verder dat er in het plangebied een duidelijke water- en groenstructuur wordt gerealiseerd. De centrale parkruimte, die in verbin­ding staat met verschillende ecologische zones door het gebied en de waterloop langs de buurtontsluitingsroute voldoen aan deze eis. Voor de belevingskwaliteit van het water is een hoogteverschil tussen maaiveld en water van 1 meter uitgangspunt. Restgroen of teveel versnipperd groen dient te worden voorkomen.

Indicatie speelplekken


4          MILIEU

 

4.1       Ecologie

4.1.1     Bestaande situatie

Het grootste deel van het plangebied is verhard, maar toch zijn er wel groenelementen aanwezig. Een terrein in de noordoostelijke hoek is niet bebouwd en kent momenteel een groene inrichting (weiland). Op de grens van dit gebied staat een rij populieren langs de hier aanwezige waterloop. Deze bomen variëren in kwaliteit van slecht tot matig. Ook langs de Hoornseweg staan bomen; het gaat dan om iepen van goede kwaliteit.

 

Bestaande water- en groenstructuur

 

Andere groenelementen zijn te vinden langs de oostrand van het plan­gebied (Westlandseweg). Hier is sprake van een brede strook groen (variërend van 20 tot 90 meter tot de weg). De beplanting bestaat uit hees­ters met bomen, voornamelijk populieren. Het terrein is verwaarloosd en er staan geen waardevolle bomen of boomgroepen. De zone is wel van belang voor de fauna en maakt onderdeel uit van de ecologische hoofd­structuur.

Aan de zuidzijde van het plangebied schermt een strook bomen/struik­gewas langs het water de bedrijfsbebouwing af van de zuidelijk gelegen woonbebouwing. Deze strook groen is niet van bijzondere kwaliteit en komt bovendien de kwaliteit van de waterloop niet ten goede. Ook deze strook maakt deel uit van de ecologische hoofdstructuur van Delft.

 

4.1.2     Beleid

Het vigerende beleid op het gebied van ecologie is vastgelegd in de nota Ruimte voor Natuur uit 1994. In deze nota wordt voor de stad op hoofdlij­nen een gewenste ecologische structuur aangegeven. Hoewel het plan­gebied destijds nog geen deel uitmaakte van de stad, is op de overzichts­kaart wel te zien, dat aan de oost- en zuidrand van het plangebied een ecologische zone staat aangegeven.

 

In het Ecologieplan Delft 2004-2015 : ‘Een groen netwerk, de groene aders van Delft’ worden uitspraken gedaan over de gewenste ecologische structuur in Delft op stads- en wijkniveau. Deze nota gaat, net als de nota Ruimte voor Natuur, uit van een tweetal (te versterken) ecologische zones die voor de ontwikkeling van het VDD-terrein van belang zijn. Deze ecolo­gische zones zijn gelegen aan de oost­rand van het plangebied (langs de Westlandseweg) en aan de zuidrand (langs de bestaande waterloop).

In de nota wordt in geval van herinrichtingprojecten uitgegaan van een breedte van de ecologische zones van minimaal 10 of 20 meter, afhanke­lijk van de prioriteit die aan de zone is toegekend. In de nota is over het VDD-terrein opgenomen dat deze wordt begrensd door ecologische zones langs de Westlandseweg en langs de zuidzijde van het terrein.

De breedte van de ecologische zone aan de zuidzijde is in het kader van de planvorming aangepast, met als voorwaarde dat er een goed stelsel van watergangen met voldoende maatvoering binnen het ontwikkelings­gebied wordt aangelegd die voorzien worden van natuurvriendelijke oevers. De watergangen binnen het ontwikkelingsgebied moeten voorzien worden van natuurvriendelijke oevers om bestaande problemen op het gebied van waterkwaliteit op te lossen.

Ecologische zones

 

4.1.3     Gewenste ontwikkeling

Aan de oostkant grenst het plangebied aan een belangrijke ecologische structuur in noordzuidrichting. Deze structuur zal ook na herontwikkeling van het plangebied tot woonlocatie in stand worden gehouden. Concreet betekent dit dat het bestaande water en oostelijke oeverzijde gehandhaafd blijft inclusief een westelijke oever van minimaal 5 meter. Naar het zuiden toe, krijgt de ecologische zone een bredere uitloop rondom de apparte­menten­blokken; hierdoor wordt de verbinding met de zuidelijke ecolo­gi­sche zone gegarandeerd. De zone rondom de appartementen wordt zodanig ingericht dat een natte zone ontstaat, die interessant is vanuit ecologisch perspectief maar indien noodzakelijk tevens (gedeel­te­lijk) kan dienen als waterberging.

 

In oostwestelijke richting zullen twee ecologische zones worden ontwik­keld. Hierdoor komt de gewenste oost-westverbinding tot stand komt, waarbij alternatieve routes mogelijk zijn. Op deze manier wordt bovendien het groen de buurt ín gehaald, wat van belang is voor de kwaliteit van de leefomgeving.

 

Eén van deze oostwestzones loopt aan de noordzijde van de bestaande watergang ten zuiden van het plangebied. De noordelijke oever van deze waterloop wordt zodanig ingericht dat, in aansluiting op de oostelijke zone, ook hier een interes­sante nat-droge gradiënt ontstaat. De breedte van deze zuidelijke zone varieert van 15 tot 30 meter (inclusief bestaand water en talud) en brengt daarmee een verbinding tot stand tussen de oostelijke ecologische zone en het water in het plangebied.

De zuidelijke oever van de bestaande waterloop behoudt haar huidige inrichting. Op termijn wordt ernaar gestreefd ook de zuidelijke oever een meer ecologische inrichting te geven.

 

Een tweede oostwestzone loopt door de woonwijk en wordt gekoppeld aan het water langs de buurtontsluiting. Omdat de noordelijke oever van het water zal worden uitgegeven als tuinruimte van de woningen aan de Hoornseweg is aan de zuidzijde van het water gekozen voor een oever­breedte van 8 à 10 meter, zodat een natuurvriendelijke inrichting kan wor­den gegarandeerd.

Alle oost-west georiënteerde ecologische zones hebben het natuurtype natte ruigte en zijn voornamelijk bedoeld voor amfibieën, insecten, vissen en watervogels. Deze twee zones zullen dus ook in de uitwerking hetzelfde karakter krijgen met de nadruk op een natte inrichting (natuurvriendelijke oevers). Hierbij zijn natuurlijk wel accentverschillen mogelijk.

De oostelijke zijde van de noordzuid georiënteerde ecologische zone omvat zowel het natuurtype natte ruigte als hooiland en (droge)ruigte en struweel. Naast de eerder genoemde natuurdoelgroepen is deze droge zone ook van belang voor plantensoorten en vogels.

Tenslotte kan ook het centrale groengebied in de wijk nog een betekenis hebben voor de verspreiding van soorten in de wijk.

 

Voorstel ecologische structuur

 

Behalve op het niveau van de ecologische (hoofd)structuur is het wenselijk bij de ontwikkeling van het plangebied ook op andere schaalniveaus (natuur van de woonomgeving) rekening te houden met een natuurvrien­delijke inrichting. Hierbij wordt gedacht aan een verrijking van speel­plaat­sen met bomen, een goede secundaire groenstructuur door het plange­bied, gekoppeld aan de waterstructuur en aan de langzaam ver­keers­routes. Daarnaast kan gedacht worden aan natuurvoorzieningen aan gebouwen (sedumdaken, nestvoorzieningen) en aan voorlichting omtrent de inrichting van een natuurvriendelijke tuin. Daarbij hoort ook het zoveel mogelijk realiseren van groene afscheidingen in plaats van schuttingen.

4.2       Water

4.2.1     Bestaande situatie

Het plangebied wordt aan 3 zijden door water begrensd. Het meest duide­lijk aanwezig is de Buitenwatersloot/Kickert aan de noordzijde. Aan de oostrand langs de Westlandseweg ligt een waterloop in de daar aanwezige groenzone. Beide waterlopen behoren tot het boezemwater en liggen op 0,40 m - NAP; het overige water in het plangebied ligt op 1,50 m - NAP. Aan de zuidzijde ligt een waterloop tussen de woonbebouwing aan de Rei­nier de Graafweg en het terrein van Mooy. Verder naar het westen krijgt deze waterloop een breder profiel. Tenslotte loopt door het plangebied nog een kleine waterloop, een afwateringssloot van het naastgelegen terrein. Deze maakt geen onderdeel uit van het hoofdwatersysteem.

 

4.2.2     Beleid

Het beleid ten aanzien van water is beschreven in verschillende beleids­nota’s: het Waterplan en het Duurzaamheidsplan 3D van de gemeente Delft, het Waterbeheersplan en het plan ABC Delfland van het Hoogheem­raadschap van Delfland, het beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 van de provincie Zuid-Holland, de 4de Nota Waterhuishouding en ander natio­naal waterbeleid.

In zijn algemeenheid is het beleid erop gericht water ‘zichtbaarder’ te maken. Dit resulteert in watergangen van formaat en het zoveel mogelijk beperken van ondergrondse verbindingen. Ook kan bijvoorbeeld de afvoer van regenwater zichtbaar worden gemaakt. Belangrijk is een goede door­stroming van het water; doodlopende watergangen moeten worden voor­komen. Voorts worden eisen gesteld aan de afmetingen van de water­lopen. Deze eisen worden zowel door de gemeente als door het hoog­heemraadschap gehanteerd. Voor een stedelijk watersysteem wordt een minimale breedte van 8 meter, een minimale waterdiepte van 1 meter en een taludhelling van 1:3 of flauwer aangehouden. Waar bovengrondse infrastructuur de waterstructuur kruist, hebben brugverbindingen de voor­keur boven duikers. Een natuurvriendelijke inrichting van oevers draagt bij aan de ontwikkeling van een duurzaam ecologisch watersysteem.

Voor het plangebied gelden de normen van het Hoogheemraadschap ten aanzien van de hoeveelheid waterberging. In nieuw te ontwikkelen of te herstructureren gebieden moet elke waterhuishoudkundige eenheid vol­doen aan de norm van 325 m3 bergingscapaciteit per ha. De waterberging wordt bij voorkeur als open water gerealiseerd, maar ook ecologisch ingerichte oevers kunnen als waterberging worden meegeteld. Bij plas-dras-gebieden is dat gelijk aan open water, bij ‘droge oevers’ is dit afhankelijk van het talud. Hoe flauwer een oever, hoe meer waterberging. Deze gebieden moeten dan wel als zodanig bestemd zijn en in stand gehouden worden. Overleg met het Hoogheemraadschap is vereist.

 

De waterkwaliteit dient minimaal te voldoen aan de MTR-waarden (Maxi­maal Toelaatbaar Risiconiveau) uit de Vierde Nota Waterhuishouding. Verbetering van de waterkwaliteit wordt voorgestaan door in eerste instan­tie een brongerichte aanpak van de vervuiling. In het Waterplan Delft is als streefbeeld voor 2015 voor het plangebied opgenomen: water als bele­vings­goed. Dit houdt in “licht tot matig eutroof (voedselrijk) water, voor zover mogelijk natuurvriendelijke oevers en een redelijke water- en ecolo­gische kwaliteit. Recreatie wordt toegestaan en bevorderd waar de water­kwaliteit dat toelaat en er is een gevarieerde visstand”.

 

Langs boezemwater moet rekening gehouden worden met de waterkering. Dit betekent dat tot op 8 meter uit de waterlijn beperkingen worden opge­legd aan eventuele bebouwing, beplan­ting e.d.. De feitelijke regels voor de beperkingen zijn opgenomen in artikel 60 van de Algemene Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland. Zo mag op een waterkering geen tuin aangelegd worden, mag niet gebouwd worden en mogen geen kabels, leidingen en goten aangebracht worden. Voor afwijkingen geldt een ver­gun­ningvereiste. Getoetst wordt in hoeverre het waterkerend vermogen wordt aangetast, de mogelijkheid voor controle en voor onderhoud blijft bestaan en of het beheer en onderhoud van de waterkering economisch neutraal blijft.

 

4.2.3     Gewenste ontwikkeling

De genoemde beleidslijnen hebben als uitgangspunt gediend voor de waterstructuur in het plangebied. Daarnaast is meerdere malen overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap. Dit heeft geresulteerd in een, grotendeels, doorlopende waterverbinding door het gebied, enerzijds gekoppeld aan de ecologische zones, anderzijds aan de hoofdinfrastruc­tuur. Daarmee vervult het water niet alleen een functie in het versterken van de ecologische kwaliteit, maar levert het ook een bijdrage aan de beeldkwaliteit in het gebied.

 

 

 

Gezien de waterkwaliteit is een aantakking op de Kickert niet gewenst. Er wordt wel uitgegaan van een inlaat vanaf het water langs de Westlandse­weg, waarmee het plangebied een schakel wordt in het te realiseren gebiedseigen watersysteem in het grootste deel van de Hoge Abtswoudse­polder. Daarmee is het gebied niet langer afhankelijk van de inlaat van boezemwater. Dit betekent ook dat in het gebied toegewerkt wordt naar flexibel peilbeheer.

 

Bij de bepaling van de bergingscapaciteit mag het bestaande water rond het plangebied niet meegerekend worden; de Kickert en het water langs de Westlandseweg zijn boezemwater; het water langs het terrein van Mooy is in de huidige situatie toegerekend aan de strook langs de Reinier de Graafweg. De natuurvriendelijke oevers die in het plangebied worden gerealiseerd, dragen (afhankelijk van de inrichting) wel bij aan het water­bergend oppervlak. Een bijkomend voordeel van natuurvriendelijke oevers is dat ze het water zuiveren. Uit berekeningen is gebleken dat het plan ruim voldoende bergingscapaciteit voor water bevat.

In de plannen is rekening gehouden met de waterkering langs de Hoornse­weg. Bij de inrichting van de openbare ruimte worden onder andere nieuwe boombeplanting buiten de kernzone geplaatst.

Uitgegaan wordt van een gescheiden rioleringsstelsel

met speciale voor­zieningen voor zandvang en afvoer van de "first flush" naar het vuilwater­riool voor delen van het plangebied (ivm de gewenste waterkwaliteit).

4.3       Milieuzonering

4.3.1     Bestaande situatie

Bij de ontwikkeling van het plangebied tot woonwijk moet rekening gehou­den worden met eventuele hinder van bedrijven in en in de omgeving van het plangebied. In het plangebied zijn twee bedrijven gevestigd, die op hun huidige locatie gevestigd zullen blijven.

Aan de Reinier de Graafweg bevindt zich de autoherstelinrichting DIGO. Bij deze inrichting bevinden zich een showroom, een wasplaats, twee ondergrondse tanks voor het bewaren van motorbrandstoffen (benzine en dieselolie) en twee bovengrondse tanks voor het bewaren van smeerolie en afgewerkte olie. Aan de Hoornseweg is Siem de Jong Funsport gevestigd, een detailhandelsbedrijf gespecialiseerd in watersportartikelen.

 

4.3.2     Beleid

In de nota “Bedrijven en bestemmingsplannen” (vastgesteld op 2 oktober 2003) wordt het gemeentelijk beleid uiteengezet over de wijze waarop bedrijven in bestemmingsplannen worden opgenomen. Dit heeft geresul­teerd in een indeling van de stad in verschillende typen gebieden.
Het plangebied valt nog buiten de gemaakte indeling, aangezien het des­tijds nog geen Delfts grondgebied was, maar is qua karakteristiek aan te wijzen als “woonwijken 2”.

Binnen de categorie “woonwijken 2” zijn categorie 1 bedrijven zonder meer toegestaan. Bedrijven die vallen in categorie 2 zijn alleen met vrijstelling toegestaan. Bedrijven in categorie 3 of hoger zijn niet toegestaan.

 

4.3.3     Gewenste ontwikkeling

S. de Jong is een detailhandelbedrijf in categorie 1 van de LvB. Gevoelige bestemmingen zijn mogelijk direct naast categorie 1. Het bedrijf S. de Jong legt derhalve geen beperkingen op aan de ontwikkelingen in het plangebied. DIGO is een categorie 2 bedrijf. Volgens het Delftse beleid hoeven er in dit geval geen afstanden tot gevoelige bestemmingen te worden aangehouden. Voor de ondergrondse opslag van 12.000 liter motorbrandstoffen dient op grond van de VNG-richtlijn ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit veiligheidsoverwegin­gen een afstand van 10 meter tot gevoelige bestemmingen te worden aangehouden. Gezien de positione­ring van de ecologische zones aan de noord en westrand van DIGO levert deze afstand geen beperkingen op voor de plannen.

 

4.4       Bodem

4.4.1     Bestaande situatie

Op het terrein zijn de afgelopen jaren verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Op een groot deel van het terrein zijn door (sloot)dempingen en ophogingen uit het verleden verontreinigde puin- en stortlagen aanwe­zig waarin vooral metalen en PAK, variërend van licht tot sterk verhoogde gehalten, worden aangetroffen. Tevens is in enkele puinhoudende bodem­lagen zintuiglijk en analytisch asbest aangetroffen, waarbij lokaal de rest­concentratienorm wordt overschreden. Als gevolg van bedrijfsactiviteiten zijn op een aantal plaatsen in de grond relatief kleine, sterk met olie ver­ont­reinigde spots aanwezig.

Het grondwater is veelal licht (tot lokaal sterk) verontreinigd met metalen, lokaal is tevens minerale olie en/of vluchtige aromaten in licht tot sterk verhoogde concentraties aangetroffen. In de watergangen is slib klasse 3 en/of 4 aanwezig.

 

4.4.2     Beleid

Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de wet Bodembescherming en het Bouwstoffenbesluit. Het Delftse bodembeleid is vastgelegd in het Handboek Bodem. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de bodemkwaliteit niet mag verslechteren. Waar mogelijk zou de kwaliteit op lokaal niveau verbeterd moeten worden.

 

4.4.3     Gewenste ontwikkeling

 

Er dient zo mogelijk te worden gewerkt met een gesloten grondbalans (uit­gezonderd ernstig verontreinigde saneringslocaties). Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is, dan dient dit zoveel mogelijk vanuit de regio te worden aangevoerd. Om de locatie geschikt te maken voor de toekom­stige bestemming is bodemsanering noodzakelijk. Ten behoeve van deze sanering is een saneringsplan opgesteld. Dit saneringsplan moet nog door het bevoegd gezag (gemeente Delft en provincie Zuid-Holland) worden beoordeeld.

 

4.5       Geluid

4.5.1     Bestaande situatie

Het plangebied ligt in de geluidzones van de Hoornseweg, Westlandseweg en de Reinier de Graafweg. Van deze wegen is met behulp van Standaard Rekenmethode I (eenvoudige methode) de geluidscontour berekend. Bij deze berekening is geen rekening gehouden met eventuele afscherming. De verkeersintensiteiten zijn afkomstig uit de verkeersmilieukaart, model 2010 en opgehoogd naar het jaar 2013 (groeipercentage 1,5%). Er is een flinke stijging in verkeersbewegingen verwacht, o.a. door de ontwikkelin­gen in Harnaschpolder. Daarbij is uitgegaan van de huidige verkeerscircu­latie. Een eventuele doortrekking van de Reinier de Graafweg naar de A4 (zie § 5.2.1) is hierin niet meegenomen.

 

Contourafstanden

50 dB(A)

55 dB(A)

60 dB(A)

65 dB(A)

Westlandseweg

123

62

31

15

Hoornseweg

141

70

35

17

R. de Graafweg

55

28

13

--

 

In bovenstaande tabel staan de contourafstanden vermeld. De afstanden (in meters) gelden vanaf de as van de weg. Op de afbeelding is aange­geven wat dit voor het plangebied betekent.

Indien op termijn sprake is van het doortrekken van de Reinier de Graaf­weg naar de A4, zal de intensiteit van de Hoornseweg en daarmee de geluidbelasting naar alle waarschijnlijkheid afnemen. De geluidbelasting van de Reinier de Graafweg neemt toe, wat met name consequenties zal hebben voor de daaraan gelegen bestaande woningen. Echter, aangezien de wijzigingen in de verkeerscirculatie naar alle waarschijnlijkheid pas plaats zullen vinden na de ontwikkeling van het plangebied, moet met bovenstaande afstanden rekening worden gehouden.

 

Geluidscontouren

 

4.5.2     Beleid

De van toepassing zijnde voorkeursgrenswaarde is bij bouwlocaties volgens de Wet geluidhinder 50 dB(A). Voor binnenstedelijke wegen bedraagt de maximaal te verlenen ontheffingswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen 65 dB(A). Vanuit milieu-optiek wil de gemeente bij voorkeur geen hogere waarden dan 60 dB(A) vast laten stellen. Een voorwaarde om toch mee te werken aan het verkrijgen van hogere grenswaarde is dat er in ieder geval een geluidluwe buitenruimte (<50 dB(A)) wordt gerealiseerd en dat geluidsgevoelige ruimtes in de woning zoveel mogelijk aan de geluidarme zijde worden gerealiseerd.

 

Van belang is verder dat onderzocht wordt wat de consequentie van de herontwikkeling van het gebied is voor de geluidbelasting van al bestaande, omringende woningen. In het kader van de Wet geluidhinder is sprake van reconstructie bij een stijging van meer dan 2 dB(A).

 

4.5.3     Gewenste ontwikkeling

Zowel voor de woningen aan de Hoornseweg als aan de Westlandseweg is een procedure voor het verkrijgen van een hogere grenswaarde gestart. Aan beide wegen bevinden de woningen zich binnen de 50 dB(A)-contour vanaf de weg. Aan de Westlandseweg ligt de bebouwingsgrens in ieder geval voorbij de 60 dB(A)-lijn. Aan de Hoornseweg liggen de woningen op de 65 dB(A)-lijn. Uit overleg met de provincie is gebleken dat het verkrijgen van hogere grenswaarde waarschijnlijk geen probleem zal zijn. Allereerst omdat voor de aanvraag van de ontheffing akoestische berekeningen moeten worden verricht met Rekenmethode II. Aangezien Rekenmethode II preciezer van aard is dan de vereenvoudigde Rekenmethode I, is de verwachting dat de daadwerkelijke geluidbelasting lager uit zal vallen. Daarnaast wordt in het plan tegemoet gekomen aan de eis dat aan de geluidluwe zijde de buitenruimte wordt gerealiseerd.

 

Voor wat betreft de geluidbelasting van bestaande woningen als gevolg van de herontwikkeling van het plangebied kan worden geconcludeerd dat de toename verwaarloosbaar zal zijn. De verwachte intensiteit van de Hoornseweg in 2013 ligt op 17.600 motorvoertuigen per etmaal. De toename van deze intensiteit op het omliggende wegennet door de bouw van 500 woningen wordt geschat op 3000 verkeersbewegingen (6*500). Zelfs indien de helft van deze verkeersbewegingen plaatsvindt via de Hoornseweg is de toename ten opzichte van de berekende intensiteit beperkt. Bovendien vermindert door het verdwijnen van de bedrijvigheid op het terrein de hoeveelheid vrachtverkeer, wat de geluidbelasting ten goede komt.

 

4.6       Luchtkwaliteit

Voor diverse luchtvervuilende stoffen (o.a. stikstofdioxide, fijn stof en ben­zeen) zijn grenswaarden vastgesteld die een wettelijke basis hebben gekregen in het Besluit Luchtkwaliteit. De gemeente heeft de taak na te gaan of de normen voor deze stoffen niet worden overschreden. Op het gebied van luchtkwaliteit vormt de Hoornseweg de enige mogelijke belem­mering, omdat alleen hier sprake is van woonbebouwing op korte afstand van de weg. Uit berekening blijkt dat, uitgaande van een rooilijn op 17 meter uit de as van de weg (overeenkomstig 65 dB(A)-lijn), de waarden t.a.v. bovengenoemde stoffen 10% onder de maximaal toelaatbare norm blijven. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn daarom geen problemen te verwachten.

 

4.7       Energie

Vanuit nationale regelgeving is de gemeente verplicht bij locaties groter dan 500 woningen een Energievisie op te stellen. In het 3E: Klimaatplan Delft 2003-2012 (vastgesteld april 2003) is opgenomen dat de gemeente al bij locaties vanaf 250 woningen een Energievisie opstelt. Een Energievisie bevat de milieu-ambitie voor het plangebied, de te nemen maatregelen op locatieniveau en welke consequenties deze maatregelen (ruimtelijk / finan­cieel) hebben.

 

Voor het plangebied is door de ontwikkelaars, in samenwerking met de gemeente, een gebiedsvisie opgesteld. De visie gaat uit van de “Trias Energetica”. Dit houdt in dat eerst onnodig gebruik van energie wordt voorkomen, vervolgens duurzame energiebronnen worden ingezet en als laatste stap efficiënt gebruik van eindige energiebronnen. Dit houdt dus achtereenvolgens in dat de woningen voldoen aan de eisen van de tijd op gebied van isolatie en andere energiebesparende maatregelen en dat voor de energie-opwekking wordt gekeken naar duurzame bronnen. Duurzame bronnen zijn bijvoorbeeld een collectieve voorziening of warmtelevering vanuit DSM Gist. De VDD-locatie is daarmee de eerste mogelijkheid voor de afzet van warmte van DSM Gist. Bij de uitwerking van het plan moet rekening worden gehouden met de technische eisen voor ondergrondse infrastructuur en ruimtereservering voor gebouwde nutsvoorzieningen.

 

De milieu-ambitie voor het VDD-terrein is op basis van het Klimaatplan gesteld op een EPL van minimaal 7,5. Indien tijdens het opstellen van de energievisie blijkt dat een EPL van 7,5 niet haalbaar is, wordt in overleg tussen de gemeente en ontwikkelende partijen een nieuwe waarde voor de EPL afgesproken. De haalbaarheid hangt af van zowel de economische haalbaarheid als van de aanbesteding, die uitgevoerd wordt voor collec­tieve systemen voor warmte-opwekking.

 

EPL als maat voor energiebesparing

De EPL (Energie Prestatie op Locatie) is een instrument van de rijksoverheid om besparingen op fossiele brandstoffen te realiseren. De EPL is net als de EPN een maat voor brandstof­besparing, maar dan voor een hele (nieuwbouw)locatie inclusief de energie-voorziening voor en/of op de locatie. Het is een maat voor het vooraf berekende verbruik van fossiele brand­stoffen voor die locatie. Hierbij geldt: hoe hoger de EPL, des te lager het verbruik. De EPL kent een schaal van 0 tot 10, waarbij 10 staat voor een ideaalsituatie waarbij geen fossiele brandstoffen meer worden gebruikt. Bij de aanleg van een aardgas- en elektriciteitsnet op een nieuwbouwlocatie met woningen met een EPC van 1,0 én voorzien van een CV-ketel is de EPL 6,0.

 


5          INFRASTRUCTUUR

 

5.1       Openbaar vervoer

5.1.1     Bestaande situatie en relevante ontwikkelingen

Het plangebied is goed ontsloten door het openbaar vervoer (bus).
De stadslijn 60-62 (Alette Jacobsstraat – Westlandseweg – Reinier de Graafweg) heeft een halte ter hoogte van de knik in de Reinier de Graaf­weg. Voor streeklijnen richting het Westland (128 en 132) vormt momen­teel de Westlandseweg/Hoornseweg de route. Daarbij is een halte aan de Westlandseweg gesitueerd (ter hoogte van de Aletta Jacobsstraat) en een halte op de Hoornseweg.

 

Relevante ontwikkelingen op het gebied van openbaar vervoer zijn met name de realisatie van de busbaan en -brug over de Gaag. De bestaande streeklijnen over de Hoornseweg zullen dan van de nieuwe route (via Rei­nier de Graafweg) gebruik gaan maken. Daarnaast zal de toekomstige Agglonetlijn 37 (Kijkduin-Delft-Pijnacker-Zoetermeer) eveneens een tracé krijgen over de Reinier de Graafweg.

Verder is van belang dat de Gemeente Midden Delfland voornemens is een brug over de Kickert (voor openbaar vervoer en langzaam verkeer) te realiseren ter hoogte van het plangebied. Een toekomstige stadslijn kan van deze brug gebruik gaan maken. Onduidelijk is nog waar een halte zal komen.

 

5.1.2     Beleid

Het gemeentelijk verkeersbeleid is neergelegd in het VVP (Verkeers- en Vervoersplan). Dit plan dateert uit 1997 en is op onderdelen verouderd. Momenteel wordt het LVVP (Lokaal Verkeers- en Vervoersplan) voor­bereid. Het LVVP bevat de beleidsdoelen op het gebied van verkeer en vervoer en de visie op het toekomstige verkeersnetwerk in samenhang met de andere Delftse plannen, inclusief maatregelen om dat doel te bereiken. De maatregelen hebben een toename van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer tot doel en een afname van het gebruik van de auto met behoud van het functioneren van de stad. Het LVVP zal in het voorjaar 2005 klaar zijn voor besluitvorming.

 

5.1.3     Gewenste ontwikkeling

De nieuwe situatie op het gebied van openbaar vervoer is op de afbeelding aan­gegeven. Voor het plangebied hebben de veranderin­gen met name consequenties omdat de oriëntatie van bewoners voor open­baar vervoer voorzieningen met name op de zuidzijde zal zijn gericht. Een logische voetgangersverbinding tussen de woonwijk en de Reinier de Graafweg is dan van groot belang.

 

5.2       Autoverkeer

5.2.1     Bestaande situatie en relevante ontwikkelingen

Het plangebied ligt direct aan een op dit moment belangrijke doorgaande route in oostwestrichting, de Hoornseweg/Westlandseweg. Aan de zuid­kant van het plangebied loopt de Reinier de Graafweg. De op het terrein aanwezige bedrijven, worden vanaf deze wegen ontsloten, het VDD-terrein en Siem de Jong vanaf de Hoornseweg, het terrein van Mooy en garage DIGO vanaf de Reinier de Graafweg.

Ten westen van het plangebied loopt een weg die het appartementen­gebouw de Drogerij ontsluit. Deze weg is privé-eigendom en loopt dood ter hoogte van de ingang tot de parkeergarage; er is geen aansluiting op het plangebied.

 

5.2.2     Beleid en onderzoek

De functie van de Hoornseweg als doorgaande route voor autoverkeer is al enige tijd onderwerp van discussie. Gemeente Delft is zelf wegbeheerder sinds 1 januari 2004 en heeft geenwe hebben geen bezwaar tegen ontsluiting van het VDD terrein op de Hoornse weg en Westlandse weg.

Bij de Hoornse weg bijvoorbeeld gaat het om een toename van  6,8 % autoverkeer terwijl daar het vrachtautoverkeer ten gevolge van oude veiling nog niet eens van afgetrokken is .

Het ontsluitingsverkeer is derhalve zo minimaal dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de omringende wegen dit niet aankunnen. Bij de uitwerking worden definitieve beslissingen over de definitieve oplossingen genomen.

 

Met betrekking op de inrichting van beide ontsluitingen is een aparte verkeersstudie uitgevoerd waaruit is gebleken dat een rotonde bij de Westlandseweg het verkeer in voldoende mate kan verwerken.welke wordt getoetst door de gemeente. Bij de Hoornseweg heeft een T-kruising met voorrangsregeling de voorkeur. Deze verkeersstudie is uitgevoerd in opdracht van de projectontwikkelaar en is geen onderdeel van het ontwikkelingsplan. In deze verkeersstudie zijn de huidige intensiteiten geëxtrapoleerd naar 2020. Hierbij is rekening gehouden met een autonome groei van het verkeer van 2% per jaar. Daarnaast is rekening gehouden met de ontwikkelingen van de nieuwbouw op het VDD-Mooij terrein, de nieuwe woningbouw in de omgeving van de Aletta Jacobstraat en de ontwikkeling in de Harnaschpolder. Door de ontwikkeling van de Har­naschpolder zal de verkeersintensiteit van de Hoornseweg in sterke mate toenemen. Het profiel van de route én de ligging door de kern van Den Hoorn vormen dan een knelpunt. Gedacht wordt daarom aan het door­trek­ken van de Reinier de Graafweg richting de A4, waarmee de Hoornse­weg een belangrijk deel van haar doorgaande verkeersfunctie verliest. Een eventuele doortrekking van de Reinier de Graafweg naar de A4 wordt in het Lokaal Verkeer en Vervoer Plan (LVVP) behandeld welke in het voorjaar van 2005 wordt afgerond.


Autoverkeer; bestaande situatie

 

 

Openbaar vervoer; bestaande situatie

Autoverkeer; nieuwe situatie

 

 

Openbaar vervoer; nieuwe situatie

 

5.2.3     Gewenste ontwikkeling

Het plangebied dient tenminste een tweezijdige ontsluiting voor autover­keer op het hoofdwegennet te krijgen. Dit in verband met gewenste flexibi­liteit en eventuele calamiteiten. Omdat er aan de zijde van de Westlandse­weg voldoende ruimte is om een volwaardige aansluiting te maken, wordt hier de hoofdontsluiting van het terrein gerealiseerd, ter hoogte van de Aletta Jacobsstraat. De exacte vorm wordt nog nader onderzocht.

Een ontsluiting voor autoverkeer vanaf de Reinier de Graafweg is niet gewenst, gezien de complexiteit van een nieuw kruispunt hier: de ligging in een S-bocht, nabij een verkeersregelinstallatie en met het oog op de even­tuele aanleg van een trambaan in de toekomst.

 

Een tweede aansluiting wordt gerealiseerd vanaf de Hoornseweg. Uitgegaan wordt van een aansluiting ter hoogte van de voormalige oliemolen. De oliemolen gaat hiermee fungeren als ‘poort’ naar de wijk, wat de bijzondere positie van het gebouw aan de Hoornseweg versterkt. Indien bij de planuitwerking blijkt, dat deze oplossing technisch niet haalbaar is of de cultuurhistorische waarde van het gebouw te zeer aantast, is een alternatief de wijk te ontsluiten ten westen van de oliemolen. De bestaande inrit naar de Drogerij zou hiermee dan gecombineerd moeten worden. De realisatie van dit alternatief is mede afhankelijk van medewerking van de vereniging van eigenaren van de Drogerij en de gemeente Midden Delfland. Bijkomend voordeel van deze alternatieve ontsluiting is, dat daarmee een meer autoluwe inrichting gerealiseerd kan worden aan de westzijde van de waterpartij die het water langs het hoefijzer met het zuidelijke water verbindt. Bovendien is er dan geen sprake meer van twee aansluitingen op de Hoornseweg dicht bij elkaar.

 

De wegen in het plangebied zullen worden ingericht als 30 km/h-gebied. Alleen de Westlandseweg en Hoornseweg behoren tot de hoofd­ontsluiting (50 km/h).

 

Voor de interne verkeersstructuur is gekozen voor een lus door het gebied (het ‘hoefijzer’). Het centrale deel van het plangebied is niet voor auto’s toegankelijk. Achter de woningen die aan het park zijn gesitueerd worden gezamenlijke parkeervelden gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen zijn vanaf het hoefijzer via smalle, verkeersluwe woonstraatjes ontsloten.

De woningen aan de Hoornseweg krijgen aan de Hoornseweg ook hun adres, en worden vanaf deze zijde ontsloten. Gezien de huidige intensi­teiten op de Hoornseweg kunnen niet alle woningen een aparte inrit krijgen, maar moeten deze gebundeld worden, zodat maximaal 3 extra in/uitritten ontstaan. Bij eventuele herontwikkeling van het terrein van Siem de Jong blijft de winkel vanaf de Hoornseweg ontsloten maar eventuele nieuwbouw op de achterzijde van het terrein moet vanuit het plangebied ontsloten worden.

 


5.3       Parkeren

5.3.1     Beleid

In november 2003 is de nieuwe nota ‘Parkeren en Stallen’ vastgesteld. In deze nota wordt uitgegaan van een gedifferentieerde parkeernorm. In plaats van één standaard voor de gehele stad, is onderscheid gemaakt in de gebiedstypen “binnenstad”, “schil” en “overig” en zijn verschillende woningtypen (van dure koop tot goedkope huur) onderscheiden. De parkeernormen zijn daaraan gerelateerd. Voor niet-woonfuncties wordt in de nota verwezen naar de richtlijnen van het CROW (juni 2003).

 

Tijdens de planontwikkeling en het overleg met de ontwikkelaar echter, is voor het plangebied al in een eerder stadium een parkeernorm opgesteld. In bestuurlijk overleg is afgesproken dat voor het VDD terrein de eerder geformuleerde minimale eis wordt toegepast. Daarnaast heeft de ontwikkelaar de inspanningsverplichting om te kijken in hoeverre de nu vastgestelde norm uit de nota ‘Parkeren en Stallen’ nog gehaald kan worden in de planuitwerking.

 

Het is van belang dat het plan voldoet aan de geformuleerde parkeernorm, zodat er in de toekomst een parkeerverbodzone van kan worden gemaakt. Dit betekent dat er nergens langs de weg geparkeerd mag worden; alleen in de daarvoor bestemde parkeervakken.

 

5.3.2     Gewenste ontwikkeling

Voor het plangebied wordt uitgegaan van een parkeernorm van minimaal 1,6 p.p. per woning. Voor de woningen in de sociale huursector geldt een parkeernorm van minimaal 1,4 p.p. per woning. Bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen, gelden bovendien de volgende eisen:

-   een parkeerplaats in een (particuliere) garage telt als 0,5 p.p.; in het openbaar gebied moet dan nog 1,1 p.p worden gerealiseerd;

-   de combinatie van een garage en oprit telt als 1,2 (garage 0,5 + oprit 0,7); in het openbaar gebied moet dan nog 0,4 p.p. worden gerealiseerd;

-   een oprit voor of naast de woning telt als 0,7 p.p.; in het openbaar gebied moet dan nog 0,9 p.p. worden gerealiseerd;

-   parkeerplaatsen in een parkeerkelder tellen als 1 p.p.; in het openbaar gebied moeten nog 0,6 p.p. worden gerealiseerd (overigens, p.p. in een openbaar toegankelijke garage vallen ook onder parkeerplaatsen in het openbaar gebied);

 

De ontwikkelaar zal bij de verdere uitwerking van het plan nog nagaan in hoeverre de parkeernorm uit de nota ‘Parkeren en Stallen’ haalbaar is. Het VDD-terrein valt in de gebiedscategorie “overig”. Voor vrije sector-woningen vanaf €300.000 geldt dan een norm van 1,85 p.p. per woning. Voor woningen tussen €150.000 en €300.000 een norm van 1,7 p.p. per woning. Voor sociale huur of sociale koop (tot €150.000) wordt uitgegaan van 1,4 p.p. per woning.

Ook in deze nota ‘Parkeren en stallen’ zijn nadere eisen geformuleerd:

-   parkeerplaatsen in een geclusterde (gebouwde) parkeervoorziening tellen als 1 p.p.;

-   een tuinparkeerplaats telt als 0,5 p.p.;

-   een oprit van minimaal 5 meter zonder garage telt als 0,8 p.p.;

-   een garage mét oprit van minimaal 5 meter telt als 1 p.p.;

-   een garage zonder oprit telt als 0,5 p.p.;

-   een garage met dubbele oprit (min. 4,5 meter diep en 5 meter lang) telt als 1,8 p.p.

 

Bij herontwikkeling op het terrein van Siem de Jong moet voldaan worden aan de nieuwe normen. Voor ‘detailhandel’ ligt deze norm op 2,5 tot 4 p.p. per 100 m2 b.v.o. (conform de richtlijnen van het CROW, juni 2003).

 

Gezien de beperkte uitwisselingsmogelijkheden bij een groot aandeel parkeerplaatsen op eigen terrein en gezien de handhavingsproblematiek die ontstaat wanneer bewoners hun garage en/of oprit voor andere doeleinden gebruiken, heeft het de voorkeur zoveel mogelijk openbare parkeervoorzieningen te realiseren. Om dezelfde redenen heeft het de voorkeur bij parkeerplaatsen in gebouwde parkeervoorzieningen één gemeenschappelijke garage te maken en niet uit te gaan van individuele garages.

 

Door het plangebied zal geen sprake zijn van doorgaand autoverkeer. De infrastructuur heeft dus met name het karakter van woonstraten. Extra aandacht wordt gevraagd voor het parkeren. Met name langs belangrijke routes voor fietser en voetganger vraagt de inpassing van parkeerplaatsen om extra aandacht, zowel uit veiligheids- als esthetische overwegingen. Langs de buurtontsluitingsweg worden bij voorkeur geen haaks parkeerplaatsen gerealiseerd. Er wordt ingezet op het concentreren van parkeerplaatsen met mogelijkheden voor dubbel grondgebruik. Bij gestapelde woningbouw dient het parkeren in het gebouw geïntegreerd te worden.

 

5.4       Langzaam verkeer

5.4.1     Bestaande situatie

Door de op het terrein aanwezige bedrijven is het gebied niet toegankelijk voor langzaam verkeer. Er zijn geen aansluitingen met de omgeving.

Met name de Buitenwatersloot vormt voor fietsers een belangrijke route tussen de kern van Den Hoorn en het centrum van Delft. Ter hoogte van het plangebied vormt de Hoornseweg door het krappe profiel, de auto-intensiteit en het ontbreken van fietsvoorzieningen een knelpunt. Fietsers wijken daarom uit naar de Hoornsekade (noordzijde van de Kickert). Een tweede belangrijke fietsroute in oost-westrichting is de Westlandseweg / Reinier de Graafweg. In noord-zuidrichting vormt het Polderpad / West­landseweg/Buitenhofdreef een belangrijke route.

 

LV-routes; bestaand

 

LV-routes; nieuw


5.4.2     Beleid

Zoals in § 5.1.2. al naar voren kwam, wordt momenteel een nieuwe beleidsnota op het gebied van mobiliteit voorbereid, het LVVP. In het LVVP zal ook aandacht worden besteed aan het fietsnetwerk in Delft. Bovendien zal een tweede fietsactieplan gemaakt worden. In dit plan wordt het LVVP-fietsbeleid vertaald in concrete maatregelen met als doel Delft weer in de top 3 van fietssteden te krijgen. In zijn algemeenheid wil de gemeente Delft het fietsverkeer zoveel mogelijk bevorderen. Het is daarom van belang vanuit de woonwijken goede verbindingen voor het langzaam verkeer te realiseren met het hoofdfietsnetwerk en de omliggende woon­wijken. Rondom het plangebied worden geen grote structuuringrepen verwacht. Met name de aansluiting van het plangebied op deze structuur is van belang.

 

5.4.3     Gewenste ontwikkeling

De belangrijkste doorgaande routes voor fietsers lopen langs het plan­gebied; de aansluiting op dit fietsnet moet vanuit het plangebied goed worden vormgegeven. De nieuwe brug over de Kickert maakt voor het langzaam verkeer een aansluiting mogelijk op het noordelijk gelegen woongebied. In de uitwerking van het stedenbouwkundig plan moet deze aansluiting én het verdere verloop van een interne route naar de Reinier de Graafweg verder vorm worden gegeven.

 

Ook voor voetgangers zijn extra verbindingen met omliggende gebieden van belang. De bestaande onderdoorgang in de Drogerij, die aansluit op het centrale groen- en speelgebied van dit buurtje, vormt een aankno­pings­punt voor een nieuwe oost-westroute voor voetgangers, die de woonwijken met elkaar verbindt. In noord-zuid richting is het van belang goede aanlooproutes naar de openbaar vervoerhaltes op de Reinier de Graafweg te realiseren (ook geschikt voor scootmobiel).

 

 


6          Cultuurhistorie

 

6.1       Archeologie

De ondergrond van het plangebied bestaat uit komklei die is afgezet in de Duinkerke I- transgressiefase (300 – v.Chr. – 0). In de daarop volgende Romeinse tijd (0 – 260 na Chr.) werd er intensief gewoond op de oever­wallen die langs de restgeulen van de Duinkerke I- transgressiefase waren ontstaan. Dergelijke geulafzettingen komen ten noorden van het plan­gebied voor.

In het naastgelegen komkleigebied kunnen verkavelingsporen voorkomen in de vorm van (ondiepe) greppels en sloten. Grondboringen in de omgeving wijzen erop dat door het bouwrijp maken voor de (recente) bebouwing de bovengrond vrij diep is verstoord, waardoor eventuele ondiepe sporen uit de Romeinse tijd of daarna zullen zijn verstoord.

Uit zeventiende-eeuwse kaarten blijkt dat er geen bewoning langs de Kickert, de vaart van Den Hoorn naar Delft heeft plaatsgevonden. Gelet op de lage ligging van het terrein en het nederzettingspatroon van de boerderijen uit de Middeleeuwen, is het niet waarschijnlijk dat hier bewoning in die tijd heeft plaatsgevonden.

 

Samenvattend geldt voor het plangebied een geringe kans op het aantref­fen van verkavelingsporen uit de Romeinse tijd en een zeer geringe kans op bewoningssporen uit de Middeleeuwen. Tijdens de sloopwerkzaam­heden zal archeologische inspectie ter controle op deze constatering worden uitgevoerd.

 

Voordat ingrepen in de bodem worden verricht, is geen verkennend archeologisch onderzoek nodig vanwege de geringe verwachting op het aantreffen van sporen. Als gevolg van de verstoring van de bovengrond zullen eventueel toch aanwezige sporen ernstig of geheel zijn verstoord waardoor de archeologische waarden gering zullen zijn. Het is niet nodig om voor (delen van) het plangebied in het bestemmingsplan een archeologische aanlegvergunning op te nemen.

 

6.2       Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

In de noordwestelijke hoek van het plangebied bevindt zich het complex van de voormalige olieslagerij Mercurius. Het complex is van aanzienlijke cultuurhistorische waarde. Het is een industrieel monument dat de overgang van windkracht op stoomkracht illustreert. De oudste delen dateren uit 1829 en de overige uit de tweede helft van de 19de eeuw. Ondanks dat de originele installaties eruit zijn verdwenen is de oude functie nog steeds herkenbaar. Het complex is nog een duidelijke afspiegeling van het deels industriële karakter van het gebied tussen Delft en Den Hoorn langs de Buitenwatersloot. Grote industriële molens met zware vierkante onderbouwen zijn in ons land bovendien relatief zeldzaam, ook als molenrestant. Het complex is van een zodanig hoge cultuurhistorische waarde dat bescherming als gemeentelijk monument zeker gerechtvaardigd is. De procedure tot aanwijzing als gemeentelijk monument zal, zodra het plangebied onderdeel wordt van Delfts grondgebied, worden opgestart. Hierop vooruitlopend wordt in het ontwikkelingsplan het complex als te handhaven beschouwd.

 

Overigens laat de toekomstige bescherming van het complex als gemeentelijk monument volgens de geldende vergunningsprocedures de mogelijkheid open om wijzigingen uit te voeren en/of delen af te breken. Voor het ontwikkelingsplan is dit van belang, omdat de noordelijke ontsluiting van het terrein door de tussenvleugel van het complex voert. Het lijkt mogelijk hier een voldoende brede doorgang te maken, en tegelijkertijd delen van de tussenvleugel te behouden, als verwijzing naar de oude situatie. Verdere uitwerking van het bouwplan moet hierover uitsluitsel geven. Indien deze doorgang bouwtechnisch niet haalbaar is of de cultuurhistorische waarde van het pand te zeer aantast, moet voor een alternatieve ontsluitingsroute worden gekozen (zie ook § 3.1.3).

Oliemolen Mercurius anno 1900

Oliemolen Mercurius anno nu

 

In principe te behouden deel

6.3       Welstand

In het kader van de planvorming heeft op verschillende momenten overleg plaatsgevonden over het stedenbouwkundig plan en het ontwikkelingsplan met de welstandscommissie.

Op basis van de vastgestelde gemeentelijke welstandsnota zal de gebruikelijke sturing aan de woningontwerpen worden gegeven, zodat deze aan redelijke eisen van welstand voldoen.

 

Met betrekking tot het plan zijn opmerkingen geplaatst die bij de verdere uitwerking aandacht behoeven.

Gelet op de parkstad-gedachte, die als basis van het plan geldt, is het op een vrije wijze plaatsen van de gestapelde woongebouwen in de zone langs de Westlandseweg gewenst. Hierdoor ontstaat een duidelijker constrast met de rest van het plangebied, dat een formele verkaveling heeft.

Het parkeren onder een halfverhoogd dek verdient de nodige aandacht bij de uitwerking in verband met mogelijke beheersproblemen en problemen met de leefbaarheid. De oplossingen uit de Aanzet tot Beeldkwaliteit zijn als uitgangspunt gewenst.

Bij de uitwerking van de woningen in de driehoekige ruimte tussen het middengebied en het hoefijzer is het gewenst deze woningen zodanig in te passen dat ook de bijbehorende buitenruimte kwaliteit krijgt.


7          Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid

 

7.1       Inspraak & overleg

Het concept ontwikkelingsplan is, na accordering door B&W, onderwerp geweest van inspraak en overleg. Het concept ontwikkelingsplan is aan diverse overlegpartners als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) aangeboden en in het kader van inspraak voor een periode van 4 weken ter inzage gelegd voor omwonenden en andere belangheb­benden, met de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke inspraakreacties. Gedurende die periode is, tijdens een inspraakbijeenkomst, tevens de gelegenheid gegeven voor mondelinge inspraak.

Alle overleg- en inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en Overleg. Het concept ontwikkelingsplan is naar aanleiding van de reacties aangepast. Het aangepaste plan en de Nota Inspraak en Overleg worden behandeld door de commissie Duurzaamheid. Indieners van overleg- en inspraakreacties worden uitgenodigd bij deze behandeling aanwezig te zijn en kunnen desgewenst gebruik maken van hun inspreekrecht. Bij een positief advies van de commissie Duurzaamheid zal het ontwikkelingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad worden aangeboden. Tegen dit vaststellingsbesluit staat geen mogelijkheid open van bezwaar en beroep.

 

7.2       Financiële uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het gebied is een particuliere ontwikkeling. Gronden die een openbare functie krijgen, zullen op kosten van deze particulier worden ingericht, volgens een vooraf afgesproken kwaliteitsniveau. Gelijktijdig met de vaststelling van het ontwikkelingsplan in de gemeenteraad wordt tevens een overeenkomst vastgesteld met de financiële afspraken tussen gemeente en ontwikkelaars. Een voor­waarde is dat sprake is van een, voor de gemeente, budgettair neutrale ontwikkeling.

Met betrekking tot eventuele planschadeclaims zal aanvrager aan moeten tonen welke de mogelijke claims zullen zijn en hoe aanvrager denkt te kunnen voorzien in de planschadeclaims. Conform de in december 2002 vastgestelde raadsnota’s “Exploitatieverordening”, “Evaluatie WRO” en “Planschadeverordening” wordt op deze wijze het financiële risico bij de aanvrager neergelegd.


 

 

 

 

WSZ – Duurzaamheid

Vakteam RO

 

Beeldmateriaal door vakteam RO en KOW-S

 

Informatie verkrijgbaar bij dhr. S. Wierda,

Projectleider gemeente Delft 015-2602120

 

augustus 2004