VOORSCHRIFTEN
Ontwerp-bestemmingsplan
“Delftse Poort Zuid”
Gemeente Delft
augustus 2004
Inhoudsopgave Pag.
Hoofdstuk I Algemene
bepalingen 1
Artikel 1 Begripsbepalingen 1
Artikel 2 Wijze
van meten 3
Hoofdstuk II Bestemmingen
en gebruik 4
Artikel
3 Bedrijfsdoeleinden,
grootschalige detailhandel 4
Artikel
4 Hotel 5
Artikel
5 Verkeersdoeleinden 2 6
Artikel
6 Verkeersdoeleinden 3 7
Artikel
7 Natuurgebied 8
Artikel
8 Recreatieve doeleinden
(extensief) 9
Artikel
9 Openbaar groen 10
Artikel
10 Waterkering 11
Artikel
11 Kabel- en leidingentracé 12
Artikel
12 Water 14
Hoofdstuk III Overige
bepalingen 15
Artikel
13 Algemene vrijstellingsbevoegdheid 15
Artikel
14 Wijzigingsbevoegdheden 16
Artikel
15 Dubbeltelbepaling 17
Artikel
16 Gebruiksbepalingen 18
Artikel
17 Aanlegvergunningsstelsel 19
Artikel
18 Procedureregels 21
Artikel
19 Overgangsbepalingen 22
Artikel
20 Strafbepaling 24
Artikel
21 Titel 25
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1. plan: het bestemmingsplan Delftse Poort
Zuid;
2. plankaart: de kaart nr. RO-06-21-06 waarop
de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
3. bestemmingsvlak: een op de plankaart
aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
4. bouwvlak: een op de plankaart aangegeven
vlak waarop gebouwen zijn toegelaten;
5. bestemmingsgrens: een op de plankaart
aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
6. bouwwerk: elke constructie van enige
omvang van hout, steen metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
7. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop
aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en
leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending andere dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
8. gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
9. grootschalige detailhandel:
Bedrijven in volumineuze artikelen die een groot
vloeroppervlak vergen, zoals:bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven, inclusief
in ondergeschikte mate: woninginrichting/stoffering.
10. hotel: een horecabedrijf dat in hoofdzaak
gericht is op het bieden van overnachtingsgelegenheid waarbij het verstrekken
van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is.
11. kantoor: een bedrijf dat niet op het publiek
gericht is dat zich richt op het administratieve, adviserende of daarmee gelijk
te stellen werkzaamheden;
12. peil:
a. voor gebouwen waarvan
de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter
plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere gevallen: de
gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij
de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
a. Lengte,
breedte en diepte van een gebouw
Tussen (de lijnen,
getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
gemeenschappelijke scheidsmuren).
b. Oppervlakte
en vloeroppervlakte van een gebouw
Tussen (de buitenste
verticale projecties van) de buitenzijden van de gevels (en/of van
gemeenschappelijke scheidingsmuren).
c. (Bouw)hoogte/nokhoogte
van een bouwwerk
Vanaf het peil tot het
hoogste punt van het bouwwerk; voor wat betreft gebouwen worden antennes,
schoorstenen, borstweringen, liftopbouwen en soortgelijke ondergeschikte
dakopbouwen niet meegerekend.
d. Goothoogte
van een gebouw
Vanaf het peil tot de
bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
e. Inhoud
van een gebouw
Tussen de buitenwerkse
gevelvlakken (en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de
dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, en boven peil.
f. Bruto
vloeroppervlakte van een bouwlaag
Op de vloer van een
bouwlaag, tussen de binnenzijden van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke
scheidsmuren).
g. Bedrijfsvloeroppervlakte
Binnenwerks, op de vloer
van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
h. Verkoopvloeroppervlakte
Binnenwerks, op de vloer van de voor het
publiek zichtbare en toegankelijke
overdekte winkelruimten, inclusief de etalageruimte.
Hoofdstuk II Bestemmingen
en gebruik
Artikel 3 Bedrijfsdoeleinden
grootschalige detailhandel
1. Gronden, aangewezen voor
bedrijfsdoeleinden grootschalige detailhandel, zijn bestemd voor:
- één grootschalig detailhandelsbedrijf
met kantoren met dien verstande dat kantoren uitsluitend zijn toegestaan als
niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf en met uitzondering van detailhandel
in brand- en explosiegevaarlijk goederen;
- parkeervoorzieningen met dien verstande
dat de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeervoorziening” op de plankaart
uitsluitend zijn bestemd voor een gebouwde parkeervoorziening;
- horeca
- water
- overige
bij de bestemming behorende voorzieningen.
Bebouwing
2. Op de tot bedrijfsdoeleinden
grootschalige detailhandel bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming met
dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd
binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag
bedragen dan op de plankaart staat aangegeven;
c. ten hoogste 2500 m2
bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van horeca mag worden
gerealiseerd;
d. ondergronds bouwen uitsluitend is
toegestaan binnen het bouwvlak tot ten hoogste 5
m
onder peil;
e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, ten hoogste mag bedragen 15 m
Artikel 4 Hotel
1. Gronden, aangewezen voor hotel, zijn
bestemd voor een hotel, daaronder begrepen vergader- en conferentieruimtes
alsmede voor parkeervoorzieningen ten dienste van het hotel en groen.
Bebouwing
2. Op de tot hotel bestemde gronden mogen
uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste
van de bestemming met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd
binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;
b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag
bedragen dan
op de plankaart staat aangegeven;
c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, ten hoogste mag bedragen 4 m
Artikel 5 Verkeersdoeleinden
2
1. Gronden, aangewezen voor verkeersdoeleinden
2, zijn bestemd voor verblijfs- en verkeersruimte, daaronder begrepen verzamelstraten,
groenvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen, alsmede voor een reclamemast
ter plaatse van de aanduiding “reclamemast” op de plankaart met dien verstande
dat in het totale plangebied slechts één reclamemast is toegestaan.
Voor zover de gronden op de kaart mede zijn bestemd voor
waterkering is het bepaalde in artikel 10 van toepassing. Voor zover de gronden
op de kaart mede zijn bestemd voor kabel- en leidingentracé is het bepaalde in
artikel 11 van toepassing.
Gebruiksvoorschriften
2. De gronden mogen uitsluitend gebruikt
worden ten behoeve van verkeersvoorzieningen met daarbij behorende
verhardingen, voor groenvoorzieningen, water, kunstuitingen, kunstwerken,
geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Bebouwing
3. Op de tot verkeersdoeleinden 2 bestemde
gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouw
zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, ten hoogste mag bedragen:
voor lichtmasten 9
m
voor overig wegmeubilair 6
m
voor overige bouwwerken 3
m
voor de reclamemast 40
m
b. de bouw van een motorbrandstofverkooppunt
alsmede de opslag van motorbrandstoffen niet is toegestaan.
Vrijstelling
4. Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van het plaatsen van
fietstrommels en ondergrondse afvalverzameling containers, indien daardoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden, de stedenbouwkundige kwaliteit en de verkeersafwikkeling
ter plaatse.
Artikel 6 Verkeersdoeleinden
3
1. Gronden, aangewezen voor
verkeersdoeleinden 3, zijn bestemd voor verkeersruimte, waterberging en
groenvoorzieningen alsmede voor nutsvoorzieningen. Voor zover de gronden op de
kaart mede zijn bestemd voor waterkering is het bepaalde in artikel 10 van toepassing.
Voor zover de gronden op de kaart mede zijn bestemd voor kabel- en
leidingentracé is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.
Bebouwing
2. Op de tot verkeersdoeleinden 3 bestemde
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, en voorzieningen
ten dienste van de bestemming, daaronder begrepen wegen, kunstwerken,
geluidwerende of beperkende voorzieningen, paden, kunstuitingen en wegmeubilair
met dien verstande dat:
a. de bouw van een motorbrandstofverkooppunt
alsmede de opslag van motorbrandstoffen niet is toegestaan.
b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
ten hoogste mag bedragen:
voor lichtmasten 15
m
voor overig wegmeubilair 8
m
voor overige bouwwerken 3
m
Artikel 7 Natuurgebied
1. Gronden, aangewezen voor natuurgebied,
zijn bestemd voor behoud en/of herstel en/of ontwikkeling van actuele en potentiële
natuur- en landschapswaarden daar onder begrepen een ecologische
verbindingszone, alsmede een langzaamverkeersroute ter plaatse van de
betreffende aanduiding op de plankaart.
Bebouwing
2. Op de tot natuurgebied bestemde gronden
mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste
van de bestemming met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 3 m
bedraagt.
Artikel 8 Recreatieve
doeleinden (extensief)
1. Gronden, aangewezen voor recreatieve
doeleinden (extensief) zijn bestemd voor:
a. extensieve dagrecreatie met kleinschalige
dagrecreatieve voorzieningen;
b. behoud en/of herstel en/of ontwikkeling
van actuele en potentiële natuurwaarden, mede in de vorm van ecologische verbindingszones;
c. langzaamverkeersverbindingen en
ruiterpaden;
d. water.
Bebouwing
2. Op de tot recreatieve doeleinden
(extensief) bestemde gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat
de bouwhoogte ten hoogste 3
m
mag
bedragen.
Vrijstelling
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, ten behoeve van de
realisering van gebouwen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
a. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3 m
mag bedragen;
b. het vloeroppervlakte per gebouw ten
hoogste 8 m2
mag bedragen;
c.
gebouwen
uitsluitend zijn toegestaan indien de belangen van de natuur niet onevenredig
worden geschaad;
d.
een verzoek om
toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid ter toetsing wordt voorgelegd aan
de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of door de bouw van het
gebouw/ de gebouwen de natuurwaarden niet in onevenredige mate worden geschaad.
Artikel 9 Openbaar groen
1. Gronden aangewezen voor openbaar groen
zijn bestemd voor groenvoorzieningen.
Gebruiksvoorschriften
2. De gronden bestemd voor openbaar groen
mogen uitsluitend worden gebruikt voor recreatieve voorzieningen,
nutsvoorzieningen kunstwerken, waterberging, voet- en fietspaden.
Bebouwing
3. Op de tot openbaar groen bestemde gronden
mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming
worden gebouwd met dien verstande dat:
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw
zijnde, bedraagt ten hoogste
voor straatverlichting 6
m
voor overige bouwwerken 3
m
b. het maximaal te bebouwen oppervlakte per
bouwwerk, geen gebouw zijnde, 8 m2
bedraagt.
Vrijstelling
4. Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van het plaatsen van fietstrommels
en ondergrondse afvalverzameling containers, indien daardoor geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden, de stedenbouwkundige kwaliteit en de verkeersafwikkeling
ter plaatse.
Artikel 10 Waterkering
1. Gronden, aangewezen voor waterkering,
zijn primair bestemd voor een waterkering. Voor zover deze gronden mede zijn
bestemd voor kabel- en leidingentracé is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.
Bebouwing
2. Op de tot waterkering
bestemde gronden moge ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend worden
gebouwd bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van het normale beheer en onderhoud.
Gronden waaraan mede de in lid 1 bedoelde bestemming is gegeven mogen pas
worden bebouwd en ingericht indien burgemeester en wethouders daarvoor
vrijstelling hebben verleend. Vrijstelling wordt verleend indien het belang van
de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens omtrent het
verlenen van vrijstelling te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk
advies in bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 11 Kabel- en leidingentracé
(medebestemming)
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor LEIDINGEN zijn mede bestemd
voor:
a.. binnen een afstand van 25 m van de
medebestemming: een ondergrondse hoogspanningsleiding, 150 kV;
b. binnen een afstand van 25 m van de
medebestemming: een persleiding.
2. Bouwvoorschriften vanwege de bestemming
Leidingen
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1
bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen worden gebouwd met een maximale
bouwhoogte van 2,5 m, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de
bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer dan 25 m mag bedragen.
3. Bouwvoorschriften vanwege samenvallende
bestemmingen
Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn
op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het
college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien de
belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
4. Adviesprocedure voor bouwen
Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling ten
behoeve van de samenvallende bestemmingen te beslissen, wint het college
schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag
of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet
onevenredig worden geschaad.
5. Aanlegvoorschriften
I Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
a. het aanleggen van wegen, paden, banen en
andere oppervlakteverhardingen;
b. het veranderen van het huidige
maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
c. het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen en/of bomen;
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het
op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
e. diepploegen;
f. het aanleggen van andere kabels en
leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband
houdende constructies;
g. het aanleggen van watergangen of het
vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
II Het verbod als bedoeld in lid 5, onder
I, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en
beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens
een verleende bouwvergunning.
III De werken of werkzaamheden als bedoeld in
lid 5, onder I, zijn slechts toelaatbaar voorzover het leidingbelang hierdoor
niet onevenredig wordt benadeeld.
6. Adviesprocedure voor aanlegvergunningen
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te
beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de
leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en
werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Water
1. Gronden, aangewezen voor water, zijn
bestemd voor waterberging, oevers en taluds alsmede voor de bescherming van de
waterkwaliteit, alsmede voor een reclamemast ter plaatse van de aanduiding
“reclamemast” op de plankaart met dien verstande dat in het totale plangebied
slechts één reclamemast is toegestaan.
Voor zover de
gronden op de kaart mede zijn bestemd voor waterkering is het bepaalde in
artikel 10 van toepassing.
Bebouwing
2. Op de tot water bestemde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming
worden gebouwd met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2
m
met
uitzondering van de hoogte van de reclamemast, welke niet meer mag bedragen dan 40 m
Hoofdstuk III Overige
bepalingen
Artikel 13 Algemene
vrijstellingsbevoegdheid
1. Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd- tenzij op grond van hoofdstuk II terzake reeds vrijstelling kan
worden verleend- overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan
voor:
a. afwijkingen van maten met
ten hoogste 10%
waarbij voor de
bouwhoogte een afwijkingsmarge geldt van maximaal 1 m
b. overschrijding van
bebouwingsgrenzen, voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke
toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m
bedragen en geen
vergroting van bebouwingsstroken inhouden anders dan bedoeld onder a;
2. Vrijstelling wordt niet verleend indien
daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 14 Wijzigingsbevoegdheden
1. Algemene
wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het
bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding
van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere
realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk
is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen
mogen echter niet meer dan 3 m
Bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 %
Worden vergroot.
2. Wijzigingsbevoegdheid
ecologische verbindingszones.
Burgemeester en wethouders zijn –met toepassing van artikel
11 WRO- bevoegd om ten behoeve van de realisering van ecologische
verbindingszones de bestemming Recreatieve doeleinden (extensief) te wijzigen
in de bestemming Natuurgebied, met inachtneming van het volgende:
a.
een besluit
tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden als
ecologische verbindingszone aan een terreinbeherende instantie in eigendom zijn
overgedragen.
b.
het bepaalde
in artikel 7 is van toepassing.
Artikel 15 Dubbeltelbepaling
Gronden,
welke eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een
bouwvergunning, waaraan uitvoering is of nog kan worden gegeven, blijven de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Gebruiksbepalingen
1. Het is verboden de in het plan begrepen
gronden, open erven of terreinen en de daarop overeenkomstig de uit het plan
voortvloeienede bestemming(en) gebouwde opstallen te gebruiken, in gebruik te
geven of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met de
bestemming(en).
2. Onder een in lid 1 bedoeld strijdig
gebruik van onbebouwde gronde wordt in ieder geval verstaan:
a.
het storten
van puin en afvalstoffen;
b.
opslag van
gerede of ongerede goederen zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen,
machines en onderdelen hiervan;
c.
opslag van
onklare, dan wel aan hun normale bestemming ontrokken voer- of vaartuigen of
onderdelen hiervan.
3. Onder strijdig gebruik wordt eveneens in
ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen voor:
a. speelautomaten;
b. het geheel of in overwegende mate
verkopen van softdrugs;
c. seksinrichtingen;
d. opslag van meer dan 10.000 kg
consumentenvuurwerk.
4. Het in lid 2 bepaalde is niet van
toepassing op opslag van goederen ten behoeve van de krachtens het plan
toegestane bedrijfsvoering, op het tijdelijk opslaan van materialen en
werktuigen, die nodig zijn voor de realisering of handhaving van de in dit plan
aangewezen bestemmingen.
5. Burgemeester en wethouders verlenen
vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing
leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik van de grond en de
bebouwing, die niet om dringende reden gerechtvaardigd is.
Artikel 17 Archeologisch
waardevol gebied (medebestemming)
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor
Archeologisch waardevol gebied zijn
mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
2. Bouwvoorschriften
In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor
archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
3. Vrijstellingsbevoegdheid
I Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende
bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor
vrijstelling door het college is verleend. Vrijstelling wordt verleend, indien
mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad.
II Vrijstelling, zoals onder I bedoeld, is
niet vereist, indien:
a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande
fundering wordt benut.
4. Aanlegvoorschriften
I Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen,
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere
wateren en het aanleggen van
drainage;
b. het verlagen van het waterpeil;
c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben
worden verwijderd;
d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties
of apparatuur.
II De werken of werkzaamheden, waarvoor het
verbod van lid 4 sub I geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis
van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet
onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
III Het verbod, zoals in lid 4 sub I bedoeld,
is niet van toepassing, indien:
de werken of werkzaamheden reeds mogen worden uitgevoerd
krachtens een verleende vergunning;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op
de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de werken en werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan;
de werken en werkzaamheden op archeologisch onderzoek zijn
gericht.
5. Wijzigingsbevoegdheid
Het college is bevoegd
met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het
bestemmingsplan te wijzigen door:
de
medebestemming Archeologisch waardevol gebied geheel of gedeeltelijk te doen
vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de
betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
aan gronden alsnog de medebestemming Archeologisch
waardevol gebied toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat
de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige
archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 18 Procedureregels
Bij toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid,
wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht, zoals deze onderdeel uitmaakt van
dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:
b. het college maakt deze terinzagelegging
tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente
worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van
de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
d. gedurende de onder 0 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het
college zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 19 Overgangsbepalingen
1. Ten aanzien van bouwen.
Bouwwerken die op het
tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan reeds bestaan, in
uitvoering zijn of gebouwd kunnen worden bij of krachtens de Woningwet en die,
hetzij door hun aard, hetzij door hun afmetingen, in strijd zijn met het plan,
mogen behoudens de bevoegdheid tot onteigening overeenkomstig de wet:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of
gedeeltelijk worden veranderd, mits de bestaande afwijkingen van het plan
daarbij naar aard en afmetingen niet zullen worden vergroot en geen nieuwe
afwijkingen ten opzichte van het plan zullen ontstaan;
b. geheel worden vernieuwd, zonodig met
overschrijding van de bebouwings- en bestemmingsgrenzen, ingeval zij zijn verwoest
ten gevolge van een calamiteit, mits de bestaande afwijkingen niet zullen
worden vergroot en een aanvraag om bouwvergunning voor de herbouw wordt
ingediend binnen 2 jaar nadat de calamiteit heeft plaatsgevonden.
2. Burgemeester en wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het geheel vernieuwen
anders dan na een calamiteit, alsmede voor het in geringe mate vergroten van de
in het eerste lid bedoelde bouwwerken, mits de vergroting ten opzichte van de
bestaande afmetingen niet meer dan 10 %
zal bedragen en mits de bestaande afwijkingen van het plan
daarbij naar hun aard niet zullen worden vergroot.
3. Ten
aanzien van gebruik.
Het gebruik, dat op het tijdstip waarop het plan
rechtskracht verkrijgt, van in het plan begrepen gronden en bouwwerken in afwijking
van het plan –behoudens het in dit artikel bepaalde- wordt gemaakt, mag:
a.
worden
voortgezet;
b.
worden
veranderd, mits daardoor de bestaande afwijkingen van het plan worden
verkleind.
Het in de vorige zin
bepaalde geldt niet, indien:
-
het een
gebruik betreft dat reeds in strijd met het vorige, voor het onderhavige plan
geldende bestemmingsplan werd gemaakt; en
-
dat gebruik
een aanvang heeft genomen, nadat dat vorige bestemmingsplan rechtskracht heeft
verkregen.
Artikel 20 Strafbepaling
Overtreding van de voorschriften, vervat in:
Artikel 16 lid 1;
Artikel 17 lid 1;
Artikel 19 lid 3,
wordt aangeduid als een strafbaar feit, als
bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Artikel 21 Titel
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam bestemmingsplan
“Delftse Poort Zuid” van de gemeente Delft.