· Er zijn in 2003 geen overtredingen van bepalingen in bestemmingsplannen buitengebied geconstateerd.
· Het percentage rioolbuis van minder-milieubelastend materiaal is in 2003 op hetzelfde niveau gebleven (20%). · Er zijn circa 10 bodemsaneringen uitgevoerd. Het totale aantal bekende locaties van bodemverontreiniging schommelt rond de 200. · Er zijn geen bouwvergunningen voor utiliteitsgebouwen verleend.
|
Handboek bestemmingsplannen
In oktober 2003 heeft de Raad ‘Het
plan van aanpak actualiseren bestemmingsplannen’ vastgesteld. Op basis hiervan
is besloten dat de gemeente Delft in een periode van vijf jaar al haar
bestemmingsplannen uniformeert en actualiseert. Het aantal bestemmingsplannen zal
in de komende vijf jaar teruggebracht worden tot zestien plannen. Als leidraad
voor de nieuw op te stellen bestemmingsplannen is het Handboek
Bestemmingsplannen opgesteld. In het handboek is een standaard
hoofdstukindeling voor het opstellen van bestemmingsplannen opgenomen. In deze
standaard krijgt duurzaamheid en milieuaspecten, waaronder water, ruimschoots
aandacht.
Nota ‘Bedrijven en bestemmingsplannen’
De nota ‘Bedrijven en bestemmingsplannen’ is eveneens in oktober 2003 vastgesteld. In deze nota wordt het gemeentelijk beleid uiteengezet over de wijze waarop bedrijven in bestemmingsplannen worden opgenomen.
Doelstelling van het nieuwe beleid is het
ontwikkelen van regels die enerzijds voldoen aan de nieuwe eisen en die
anderzijds recht doen aan de specifieke situatie in Delft. Uitgangspunt voor
het nieuwe beleid is de VNG-methodiek, waarbij minimale afstanden tussen
milieubelastende[1] en milieugevoelige[2] bestemmingen worden gegeven per milieucategorie. Bedrijven zijn
ingedeeld in 6 categorieën, waarbij categorie 1 (bijvoorbeeld een kapper) de
minste hinder veroorzaakt en categorie 6 (bijvoorbeeld een luchthaven) de
meeste. De gemeente Delft is ingedeeld in 8 verschillende gebiedstypen (zie
kaartje). Per gebiedstype wordt aangegeven welke categorieën bedrijven zijn
toegestaan. Dit beleid wordt in de bestemmingsplannen vastgelegd. |
|
Duurzaamheidsaspecten per
plangebied
Technopolis[3]
In 2003 en de eerste helft van
2004 is er gewerkt aan het opstellen van een milieueffectrapport (MER) voor het
bedrijventerrein Technopolis (TU-Zuid). In het MER worden de milieueffecten van
verschillende alternatieve bouwplannen bestudeerd. Een alternatief is gebaseerd
op het Masterplan voor het gebied dat in 2002 is opgesteld. In het meest
milieuvriendelijke alternatief wordt aangegeven hoe de situatie voor
verschillende milieuthema’s geoptimaliseerd kan worden. Hierbij is de volgende
prioritering toegepast indien de verschillende thema’s tegenstrijdige
resultaten hebben:
1. verkeer (bereikbaarheid)
2. externe veiligheid
3. water en ecologie
4. landschap, cultuurhistorie en archeologie
Ter vergelijking van de milieueffecten is ten slotte de huidige situatie[4] opgenomen. In 2004 heeft de gemeente op basis van dit MER een voorkeursalternatief (VKA) opgesteld. Hierin wordt ingezet op een groot aandeel van openbaar vervoer en langzaam verkeer om Technopolis bereikbaar te houden. Daarnaast worden er ook maatregelen genomen om de bereikbaarheid met de auto te garanderen in de toekomst. Er is bij de planvorming rekening gehouden met de bestaande risicocontouren in het gebied en toekomstige risico’s worden zoveel mogelijk voorkomen. Er is gekozen voor een gebiedseigen watersysteem met flexibel peilbeheer. Het gebied wordt integraal opgehoogd. Er wordt uitgegaan van minimaal 3 ecologische zones in noord-zuid richting en 3 zones in oost-west richting. Om verbinding met omliggende gebieden mogelijk te maken worden faunapassages gemaakt. Minimaal 30% van de oevers zal worden uitgevoerd als natuurvriendelijke oever. Er is gekozen voor een harde stadsrand aan de zuidzijde. Er is een energievisie opgesteld. Er wordt ingezet op het realiseren van een energieprestatie vergelijkbaar met EPL woningbouw 7,5 en een reductie van CO2- uitstoot van 37,5% in 2015. Dit moet worden bereikt door het toepassen van:
· EPC 20% lager dan vigerende Bouwbesluit door gebouwgebonden maatregelen
· Energievoorziening op basis van warmte-/koudeopslag in de bodem, in combinatie met individuele en/ of collectieve elektrisch aangedreven warmtepompen
· Eventuele aanvullende maatregelen tot 2015 om een aanvullende CO2-reductie te realiseren binnen parkmanagement
· Alle vaste maatregelen + 50% variabele Nationaal Pakket Duurzaam bouwen Utiliteitsbouw
Ten slotte is er voor de bedrijven
de verplichting om lid te worden van de parkmanagementorganisatie.
Het VKA komt grotendeels overeen met het voorontwerpbestemmingsplan dat in 2004 is opgesteld. In het VKA staan ook echter zaken die een planningshorizon hebben van meer dan 10 jaar of die geen ruimtelijke relevantie hebben. Deze zijn niet in het bestemmingsplan opgenomen. Het MER en het VKA zijn in mei 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Beide stukken hebben samen met het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen in juni en juli 2004. In het najaar van 2004 zal de commissie voor de milieueffectrapportage (commissie m.e.r.) een toetsingsadvies opstellen. Dan wordt tevens een ontwerpbestemmingsplan opgesteld waarin de inspraakreacties geďntegreerd worden.
VDD-terrein
In 2003 is gewerkt
aan het opstellen van een ontwikkelingsplan voor het VDD-terrein.
De speerpunten van
milieu waren een goede water- en ecologische structuur en een correcte EPC voor
de woningen, bij voorkeur door het toepassen van restwarmte van DSM. Een ander
aandachtspunt is geluidhinder in verband met het verkeer op de Hoornseweg, de
Westlandseweg en de Reinier de Graafweg. Met name ecologie en energie zorgde
voor een aantal pittige discussies met de ontwikkelaars. Op deze onderdelen is
na bestuurlijke tussenkomst gekomen tot een compromis.
Op het VDD-terrein
is de bodem ernstig vervuild. Een saneringsprogramma is opgesteld en wordt
momenteel uitgevoerd.
TNO-terrein
Het TNO-terrein aan de Schoemakerstraat krijgt een nieuwe bestemming. De komende jaren zal er eerst nieuwbouw komen voor TNO-functies, oude gebouwen worden herontwikkeld en er is ruimte voor 330 woningen. Bovendien is ruimte gereserveerd voor een toekomstige Hoogwaardig Openbaar Vervoer-lijn via het TNO-terrein onder de A13 naar Emerald. Een regionaal fietspad tussen Delft-Zuid en Pijnacker maakt hier deel van uit. Om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken is een planologisch kader nodig. Daartoe heeft het college van Burgemeester en wethouders het Ontwikkelingsplan TNO-terrein vastgesteld, met daarin voorschriften voor een duurzame inrichting van het terrein. De belangrijkste aandachtspunten zijn de ligging nabij de A13 in verband met de geluidsbelasting, de ecologische zones aan de randen van het TNO terrein en langs de A13, water en de milieuzonering tussen de onderzoeksfuncties die worden gehandhaafd en de nieuwe woningen. Het ontwikkelingsplan vormt de basis voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan voor het gehele gebied. Het voorontwerpbestemmingsplan is in juni 2004 ter inzage gelegd. In het najaar 2004 wordt een ontwerpbestemmingsplan opgesteld waarin de inspraakreacties worden meegenomen.
Harnaschpolder
In de Harnaschpolder ontwikkelen de gemeenten Delft, Schipluiden[5] en Den Haag gezamenlijk een nieuw bedrijventerrein en woningbouwlocaties. Het bedrijventerrein wordt gebouwd op het grondgebied van de gemeente Schipluiden, maar ook de gemeenten Delft en Den Haag bezitten hier veel grond. Delft en Schipluiden nemen de woningbouwlocaties voor hun rekening. In 2003 hebben de gemeenten Delft en Schipluiden een m.e.r.beoordelingsnotitie opgesteld met daarin de bijzondere omstandigheden en de milieueffecten van alle ontwikkelingen in de Harnaschpolder. Op basis van deze notitie hebben de gemeenteraden van Delft en Midden Delfland in 2004 besloten dat het opstellen van een milieueffectrapportage voor de Harnaschpolder niet nodig is.
Begin 2004 heeft het Masterplan Harnaschpolder ter inzage gelegen. Dit Masterplan is vertaald in een voorontwerpbestemmingsplan. Water, ecologie en energie zijn belangrijke milieuthema’s in dit plan. In juni en juli 2004 heeft dit plan ter inzage gelegen. In het najaar 2004 wordt een ontwerpbestemmingsplan opgesteld waarin de inspraakreacties worden meegenomen.
Spoorzone Delft
De m.e.r. Spoorzone heeft geleid tot een
milieueffect rapport (MER) met daarin een meest milieuvriendelijk alternatief,
dat in oktober 2003 vastgesteld is door de Raad. Hiermee ondersteunt het MER de
bestuurlijke voorkeur van de gemeente Delft: een lange tunnel met een station
zo dicht mogelijk bij de binnenstad. Het ontwerpbestemmingsplan Spoorzone,
waaraan de MER is gekoppeld, wordt in het najaar van 2004 in procedure
gebracht. Tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan wordt het MER ter inzage
gelegd.
Met de
Rijksoverheid zijn nog steeds onderhandelingen gaande over een financiële
bijdrage aan de bouw van de spoortunnel. In samenwerking met de provincie
Zuid-Holland en het stadsgewest Haaglanden is de gemeente begonnen aan de
voorbereiding van de tunnelbouwaanbesteding. Daaruit moet blijken of de
beschikbare middelen, inclusief de in de Tweede Kamer gevraagde rijksbijdrage
van € 344 miljoen, voldoende zijn.
Momenteel
stelt de Wet Ruimtelijke Ordening alleen voor gebieden buiten de bebouwde kom
een bestemmingsplan verplicht. Bij het invoeren van de nieuwe Wro, gaat dit
echter veranderen. Dan zal binnen en buiten de bebouwde kom een bestemmingsplan
jonger dan 10 jaar moeten gelden. Indien dat niet het geval is, kunnen er geen
bouwvergunningen worden verleend. Dit is dan ook een belangrijke reden dat het
vakteam Ruimtelijke Ordening bezig is met het actualiseren van de
bestemmingsplannen.
Bestemmingsplannen en
duurzame inrichting bedrijventerreinen
In Delft zijn momenteel twee bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen vastgesteld, Schie-oevers en Delftechpark. Het bestemmingsplan voor Schie-oevers is gemaakt voor een reeds bestaand bedrijventerrein en is daardoor overwegend conserverend van aard. Delftechpark is een nieuw bedrijventerrein. Daardoor heeft duurzaamheid een belangrijkere rol in het bestemmingsplan dan in een conserverend plan.
Voor de overige bedrijventerreinen geldt het volgende.
Voor het terrein van DSM Gist ten oosten van de spoorlijn en het terrein van Calvé geldt geen bestemmingsplan. Bouwplannen in dit gebied kunnen daarom alleen worden getoetst aan het Bouwbesluit. DSM Gist heeft een provinciale milieuvergunning, in tegenstelling tot Calvé die een gemeentelijke milieuvergunning heeft. Ten westen van de spoorlijn geldt het "Plan in onderdelen 1932". Voor DSM Gist/Calvé heeft de gemeente begin 2003 een conceptontwikkelingsplan opgesteld. In 2004 is gestart met het opstellen van een bestemmingsplan voor dit bedrijventerrein. Voor Technopolis wordt gewerkt aan een bestemmingsplan voor het zuidelijke TU Delft-gebied.
Voor actuele ontwikkelingen wordt verwezen naar paragraaf 2.2.
Duurzame nieuwbouw
Sinds 2000 is de Verordening Duurzaam Bouwen van kracht.
Nieuwbouwwoningen moeten bij bouwaanvraag voldoen aan de verordening, anders
wordt er geen bouwvergunning afgegeven. Met
de inwerkingtreding van het Klimaatplan is eveneens beleid geformuleerd voor
duurzame nieuwbouw in Delft, waarbij de nadruk ligt op grootschalige
nieuwbouwprojecten. In het vervolg zal in het kader van de Klimaatmonitor
gerapporteerd worden in hoeverre nieuwbouw voldoet aan de eisen van het
Klimaatplan[6].
Duurzame renovatie
Het merendeel van de renovatie-ingrepen blijft buiten het zicht van de gemeente. Dat komt omdat hiervoor geen bouwvergunning nodig is. Dit brengt met zich mee dat er vanuit de gemeente geen duurzaamheideisen opgesteld worden. Omdat een belangrijk percentage van de renovaties in Delft uitgevoerd wordt door de woningcorporaties, werkt de gemeente met hen aan een ‘Convenant duurzaam beheren en renoveren’. In 2003 is weinig vooruitgang geboekt bij de totstandkoming van het convenant. Belangrijke reden hiervoor is het verschil in ambitie van de gemeente en de woningcorporaties en de financiële afwikkeling van de maatregelen.
Materiaalgebruik in rioolstelsel
Doelstelling
De doelstelling van de gemeente[7] is het hergebruik van grondstoffen te bevorderen in de grond-, weg- en waterbouw. De gemeente past in de riolering minder milieubelastende materialen toe als gres (aardewerk) en gerecycled PVC.
Resultaat Ten opzichte van 2002 is het aantal kilometers rioolbuis in de woonomgeving niet gewijzigd en ook het percentage van het rioolstelsel vervaardigd van minder milieubelastend materiaal is gelijk gebleven (20%). Conclusie Het percentage rioolbuis van minder milieubelastend materiaal is de laatste jaren (2002 en 2003) constant gebleven. |
|
In 2004 zal door de grenscorrectie met Schipluiden de totale lengte van het rioolstelsel toenemen. Het toegepaste materiaal bij de toegevoegde stukken zal een belangrijke stempel drukken op de rapportage over 2004.
Bodemsaneringen
In het kader van herinrichting en herontwikkeling
van bouwlocaties heeft in 2003 een groot aantal bodemsaneringen plaatsgevonden.
Dit betrof verontreinigde locaties rondom het Zuidpoortgebied (Zuiderstraat,
Zuidergracht, Ezelsveldlaan) maar ook op andere plekken in de stad zoals de
Paardenmarkt 1, de Oostsingel (voormalig terrein Laatse Eer en omstreken) en de
Rotterdamseweg 150.
Landsdekkend Beeld
In het kader van het Landsdekkend beeld heeft een
uitgebreide inventarisatie plaatsgevonden van alle mogelijke locaties met
bodemverontreiniging in Delft. Aan de hand hiervan wordt in de tweede helft van
2004 een nieuwe bodemkwaliteitskaart en grondstromenplan opgesteld. Daarnaast
wordt een werkprogramma geschreven waarin aangegeven staat wanneer welke
locaties nog nader onderzocht en/of
gesaneerd dienen te worden.
Sanering ondergrondse tanks
Doelstelling
De landelijke doelstelling[8] is dat alle ondergrondse tanks die op 1 januari 1999 niet meer in gebruik waren, volgens de regels uit BOOT gesaneerd zijn. Tanks die voor 1991 zijn gesaneerd, voldoen niet aan BOOT en moesten daarom hergesaneerd worden voor 1 juli 2001.
Resultaat In 2003 was een
kleine stijging te zien van het aantal gesaneerde tanks volgens BOOT. Alle
nog te saneren tanks zijn voor 1991 al eens gesaneerd. De Actie Tankslag die
in 1999 van start ging, richtte zich op de hersanering van deze tanks. Conclusie
De werkwijze bij
de actie Tankslag is ongewijzigd ten opzichte van 2002 en laat een positieve
trend zien. |
|
Hergebruik vrijgekomen grond
Doelstelling
De doelstelling van de gemeente Delft[9] is het hergebruik van grondstoffen in de grond-, weg- en waterbouw te bevorderen.
|
Resultaat In 2003 is 11.432 m3 schone grond hergebruikt die is vrijgekomen bij werken van de gemeente. Daarnaast is 2.500 m3 licht verontreinigde grond hergebruikt. |
Conclusie
In vergelijking met 2002 is minder vervuilde grond hergebruikt. Dit kwam doordat in 2002 een enorme hoeveelheid grond vanuit de parkeergarage Zuidpoort is hergebruikt. Wel is over de afgelopen jaren sprake van een stijgende trend in de totale hoeveelheden hergebruikte grond.
Delft steekt energie in het klimaat In april 2003 is het 3E:
Klimaatplan Delft 2003 – 2012 door de Raad goedgekeurd. Met het Klimaatplan
geeft de gemeente Delft aan op welke wijze men in de komende jaren op lokale
schaal een forse reductie van de CO2-uitstoot[10]
wil realiseren, door middel van concrete projecten gekoppeld aan haalbare
doelstellingen. |
|
Vastleggen
van energieambities in energievisies
Aan
de hand van de energieambities uit het Klimaatplan stelt de gemeente samen met
de ontwikkelaars voor grote bouwlocaties een energievisie op. Hierin staan de
mogelijkheden om per locatie de 3E energiedoelstellingen te realiseren. Op
basis van deze energievisies worden overeenkomsten gesloten tussen de
verschillende partijen om afspraken te verankeren. Voorbeelden hiervan zijn
afspraken over het percentage verlaging van de energieprestatiecoëfficiënt
(EPC) ten opzichte van het Bouwbesluit en de financiële bijdrage vanuit de
gemeente via de reserve energiebesparende maatregelen (REM).
Inkoop
groene stroom
In het
collegeprogramma 2002-2006 is de doelstelling opgenomen dat de gemeente als
grote stroomverbruiker overgaat op de inkoop van groene stroom. De gemeente
koopt sinds 1 januari 2003 groene stroom in, waarvan 50% afkomstig van
biomassa., 9,5% van windenergie en 40,5% van waterkracht. In 2003 heeft de
gemeente 8,5 miljoen kW elektriciteit verbruikt. Door de inkoop van groene
stroom betekent dit 5.700 ton CO2-reductie ten opzichte van het
gebruik van ‘grijze’ energie.
100 Delftsblauwe daken voor huurders
Het koepelproject 100
Delftsblauwe Daken richt zich op de toepassing van zonnepanelen in de bestaande
bouw. Naar aanleiding van de succesvolle actie ‘PV[11]
voor doe-het-zelvers’ gericht op particuliere huiseigenaren, stelde het Delfts
Energie Agentschap samen met drie Delftse woningcorporaties (Vidomes,
DelftWonen en Vestia) een plan op voor een soortgelijke actie voor huurders. De
actie richtte zich op huurders van een woning met een eigen dak en eigen
elektriciteitsmeter (eengezinswoningen en maisonettes) in de wijk Tanthof. Dit
project werd mogelijk gemaakt door bijdragen van de gemeente Delft, Eneco,
corporaties en door de bewoners via een kleine huurverhoging. Per huishouden
levert een systeem van vier zonnepanelen naar verwachting gemiddeld 382,5 kWh
elektriciteit per jaar op. Los daarvan verdient elk huishouden per jaar € 36,-
aan het PV-systeem. In totaal deden er 266 huishoudens mee. Tezamen stoten zij
ca. 60 ton CO2 minder per jaar uit.
Poptahonk
De gemeente Delft heeft in de
wijk Poptahof het buurthuis Poptahonk ontwikkeld. Uitgangspunt bij het ontwerp
was de ambitie een energie-efficiënt gebouw te ontwikkelen. Om dit gestalte te
geven zijn een aantal maatregelen in het gebouw getroffen, zoals extra isolatie
en een verwarmingsinstallatie met warmteterugwinning. Dit levert een besparing
op van 68 ton CO2 per jaar.
Windenergie De
realisatie van een windpark binnen de Delftse gemeentegrenzen levert een
belangrijke bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen uit het
Klimaatplan. In 2003 zijn de plannen voor het windpark ten zuiden van
bedrijventerrein Schieoevers en de Karitaatmolensloot uitgewerkt en met de
Raad bediscussieerd. De Raad stemde uiteindelijk in met een windpark van drie
windturbines met een totaal vermogen van circa 7,5 MW[12].
In het bestemmingsplan Buitengebied wordt het windpark mogelijk gemaakt. Het
is nu aan de ontwikkelaars om met een passend plan te komen. |
|
De belangrijkste indicator uit het Klimaatplan Delft is de jaarlijkse hoeveelheid CO2 –reductie die in Delft gerealiseerd is. Verder komen naast een selectie van actuele projectresultaten[13] de volgende indicatoren aan bod.
Bestaande bouw[14].
Voor 2003 was dit voor de bestaande bouw in totaal circa 6300 ton CO2 –reductie.
Dit is bereikt
door toepassing van de volgende maatregelen: · 100% groene stroomgebruik door de gemeente Delft : 5700 ton; · aanbrengen van zonnepanelen in de gebouwde omgeving: 120 ton; · Energieprestatie adviezen en de daarbij behorende maatregelen; ·
energiezuinige armaturen verkeerslichten. |
|
Nieuwbouw
Sinds de vaststelling van het Klimaatplan zijn de volgende energievisies opgesteld en overeenkomsten gesloten.
VDD-terrein |
EPC kleiner of gelijk aan 0,8, te realiseren door gebouwgebonden maatregelen |
Koepoort |
EPC voor woningen 40% scherper en EPC voor utiliteitsgebouwen 20% scherper dan Bouwbesluit |
Technopolis |
inspanningsverplichting van minimaal 30% CO2-reductie, o.a. door gebouwgebonden maatregelen en energievoorziening, en afspraken over het niveau van duurzaam bouwen zijn vastgelegd in bestemmingsplan |
Veld 10 Zuidpoort |
EPC 30% scherper dan Bouwbesluit en het duurzaam bouwen niveau ligt op groenfinanciering |
Veld 9 Zuidpoort: overeenkomst in ontwikkeling |
EPC meer dan 30% scherper dan Bouwbesluit en afspraken over niveau van duurzaam bouwen |
Duurzame energie
Het totaal opgestelde duurzame energievermogen in
Delft wordt jaarlijks gemonitord en vergeleken met het totaal verbruik in
Delft. Als dat mogelijk is, wordt na realisatie de werkelijke opbrengst
gemonitord. Over 2003 zijn nog geen gegevens beschikbaar.
Energiebesparing
Corporaties rapporteren jaarlijks het aantal
energieprestatie adviezen (EPA’s) en de getroffen maatregelen aan het Delfts
Energie Agentschap (DEA). Op basis hiervan kan de potentiële besparing worden
ingeschat en uitgedrukt in CO2 reductie. Er zijn reeds ruim 2700
EPA’s uitgevoerd tot en met 2003. Hiermee is de doelstelling uit het
Klimaatplan (2400 EPA’s) reeds ruim behaald. De aanname is dat bij alle
particuliere woningen maatregelen zijn getroffen en dat dit voor 25% van de
corporatiewoningen is gebeurd. Daarmee komt in 2003 de CO2-reductie
op 480 ton per jaar.
Energiebesparing bij
bedrijven
Het monitoren van het aantal Energie efficiency
(EE)- en Duurzame Energie (DE)-scans en het monitoren van de getroffen
maatregelen bij Delftse bedrijven door het vakteam Milieutoezicht maakt
inschatting van potentiële besparing en CO2 reductie op termijn
mogelijk.
Overige indicatoren
Het verzamelen van gegevens over het
energieverbruik per doelgroep in Delft en over de toepassing van duurzame
energie in Delft is nog in volle gang. Zodra er met de corporaties een
convenant Duurzaam Beheren en Renoveren[15]
ondertekend is, kunnen ook de afspraken in dit kader gemonitord worden.
EPN nieuwbouwwoningen
Doelstelling
Landelijke
doelstelling is dat alle nieuwbouwwoningen voldoen aan de geldende
energieprestatienorm (EPN) welke is vastgelegd in het Bouwbesluit.
In
2003 was de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) voor nieuwbouwwoningen 1,0.
Wanneer een nieuwbouwwoning niet voldoet aan de EPC geeft de gemeente geen
bouwvergunning af.
Het
Klimaatplan heeft de ambitie nieuwbouwwoningen te realiseren met een EPC die
15-20% scherper is dan de geldende landelijke norm[16].
Resultaat
In
2003 verleende de gemeente bouwvergunningen voor in totaal 93 nieuwbouwwoningen
en -wooneenheden. Voor alle woningen is de opgegeven
EPC
1,0. Het percentage nieuwbouwwoningen dat voldoet aan de geldende EPC is
daarmee 100%. Geen van de woningen voldoet aan de ambities van het Klimaatplan.
Conclusie
De landelijke
EPN wordt voor alle nieuwe woonruimten gehaald. Naar aanleiding van het
Klimaatplan zal de doelstelling voor deze indicator aangepast worden aan de
Delftse ambitie. De eerste resultaten van het klimaatbeleid worden in 2004
verwacht, wanneer de eerste bouwvergunningen á la Klimaatplan afgegeven worden.
EPN nieuwbouw
utiliteitsgebouwen
Doelstelling
Landelijke doelstelling is dat alle nieuwe
utiliteitsgebouwen voldoen aan de norm. Bij utiliteitsbouw is meestal sprake
van een verzameling van gebouwtypen. Getoetst wordt aan een samengestelde
EPN-index op basis van de EPN’s voor de verschillende gebouwtypen. Eis is een
EPN-index kleiner dan 1,0.
In het Klimaatplan is de ambitie opgenomen
nieuwbouw utiliteiten te realiseren met een EPC die 8 –12 % scherper is dan de
landelijke norm.
Resultaat
Er zijn in 2003 geen bouwvergunningen voor
utiliteitsbouw verleend.
[1] Bijvoorbeeld bedrijven,
LPG-stations e.d.
[2] Bijvoorbeeld woningen,
scholen, e.d.
[3] Zie ook paragraaf 2.2.4 Duurzame ontwikkeling TU Zuid-gebied.
[4] Dit is de situatie dat het bedrijventerrein niet wordt ontwikkeld.
[5] Op 1 januari 2004 is de
gemeente Schipluiden gefuseerd met de gemeente Maasland tot de gemeente Midden
Delfland.
[6] Zie ook paragraaf 4.4 Energie.
[7] Duurzaam Bouwen in de Steigers, 1997.
[8] Besluit Opslag Ondergrondse Tanks, 1998.
[9] Duurzaam Bouwen in de
Steigers, 1997.
[10] Jaarlijks 33.500 ton CO2
-reductie ten opzichte van 1999.
[11] Photo Voltaďsche (PV) cellen zijn zonne-energiecellen.
[12] 7,5 MW is vergelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van
circa 4600 woningen.
[13] Een uitgebreide
tussenrapportage over alle klimaatprojecten zal in november 2004 naar VROM
gestuurd worden.
[14] Bestaande
bouw: energieverbruik huidige situatie t.o.v. energieverbruik nieuwe situatie,
uitgedrukt in CO2 reductie.
[15] Zie ook paragraaf 2.3.1 Duurzaam Bouwen.
[16] Voor 2003 was dit een EPC van 1,0.