6  Water en Ecologie

6.1     Hoofdpunten

·       Sinds het gereedkomen van de noodmaatregelen is wateroverlast in de binnenstad voorkomen.

·       De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap hebben een watersysteemanalyse afgerond en een start gemaakt met het opstellen van een maatregelpakket voor het wegnemen van knelpunten.

·       De gemeente is gestart met een waterstructuurvisie teneinde meer ruimte te vinden voor water en het oppervlaktewatersysteem verder te verbeteren.

·       De oppervlaktewaterkwaliteit is licht verbeterd, maar de algehele waterkwaliteit kan nog worden verbeterd.

·       De zwemwaterkwaliteit is voor alle locaties constant gebleven, ondanks de hete zomer in 2003.

·       Van 70 strekkende kilometer oever in beheer bij de gemeente is 8 kilometer natuurvriendelijk ingericht. In 2004 zijn daar weer 2 locaties bij gekomen.

·       Het Ecologieplan en het Bomenbeleidsplan zijn vastgesteld door de Raad.

·       In het licht van deze plannen is aan te bevelen een duidelijke doelstelling voor de oppervlakte openbaar groen te formuleren op basis van de norm van het Ministerie van LNV, zijnde 75 m2 groen per woning in de bebouwde kom.

·       Het aantal soorten broedvogels en bijzondere planten voldoet aan de landelijke streefwaarde van 25 voor stedelijk gebied. Het aantal vlindersoorten ligt onder de landelijke streefwaarde en is een aandachtspunt. Herziening van het maaibeleid is hiervoor een noodzakelijke maatregel die begin 2004 is gestart.

·       Het totaal aantal amfibieën dat in 2003 is overgezet, is 5% lager dan in 2002. Het percentage levende dieren is daarentegen toegenomen van 86% in 2002 naar 88% in 2003.

 

6.2     Water

6.2.1     Actuele ontwikkelingen in 2003/2004

Watersysteemanalyse

In 2003 is de studie naar de waterhuishouding in Delft - de watersysteemanalyse - uitgevoerd. De watersysteemanalyse levert inzicht in de waterhuishouding van Delft in relatie tot de doelstellingen van het waterplan, de knelpunten rond overstorten uit gemengde rioolstelsels en het verwerken van een extreem zware bui (de wateropgave). De watersysteemanalyse heeft geresulteerd in een integraal maatregelpakket bestaande uit emissiereducerende maatregelen in en aan de riolering (ten behoeve van basisinspanning en het waterkwaliteitsspoor), de herinrichtingsmaatregelen voor de kwantitatieve wateropgave en de ecologische ontwikkelingen. De knelpunten met een ruimtelijke consequentie worden verder uitgewerkt in een waterstructuurvisie waar in 2003 ook een start mee is gemaakt. In de waterstructuurvisie worden de kansen voor het watersysteem van Delft vanuit milieu, ruimtelijke ordening en openbare inrichting inzichtelijk gemaakt. In de waterstructuurvisie worden oplossingsrichtingen uitgewerkt uitgaande van een verbetering van het watersysteem in zowel kwalitatieve als kwantitatieve zin.

 

Afkoppelvisie en grondwatervisie

Als nadere uitwerking van het waterplan Delft is een afkoppelvisie en een grondwatervisie opgesteld. In deze twee visiedocumenten wordt aangegeven hoe we in Delft omgaan met hemelwater en grondwater. De visiedocumenten zijn geconcretiseerd door middel van een afkoppel- en grondwaterkansenkaart waarin beschreven is - aan de hand van de werkzaamheden die in de stad gaan plaatsvinden in de komende jaren - waar kansen zijn om hemelwater af te koppelen van het vuilwater riool en/of grondwateroverlast weg te nemen of te beperken.


6.2.2     Indicatoren

Emissiebeperking riolering

De indicator ‘Sanering van risicovolle overstorten’ is hernoemd omdat Delft geen risicovolle overstorten[1] heeft. Net als andere gemeenten moet wel de emissie vanuit het rioolstelsel gereduceerd worden.

 

De ISV en 3D doelstelling is dat per 01-01-2005 een emissiereductie van de vuillast als gevolg van riooloverstort bereikt is van 25% ten opzichte van 1999[2].. Op lange termijn zou een verdergaande reductie doorgevoerd moeten worden om waterkwaliteitsproblemen door optredende overstorten te voorkomen.

 

Resultaat

In 2003 is circa een halve hectare verhard oppervlak afgekoppeld. Dit wil zeggen dat regenwater niet langer op de vuilwaterriolering geloosd maar in plaats daarvan naar het oppervlaktewater geleid wordt of direct infiltreert in de grond. Daardoor is een emissiereductie bereikt van 13% ten opzichte van 1999. De uitvoeringsplannen voorzien in verdere emissiereductie van 37% in 2005. In 2004 worden afspraken gemaakt met het Hoogheemraadschap Delfland (HHD) over maatregelen om deze emissiereductie te bereiken.

 

Conclusie

De doelstelling is voor ruim de helft behaald. Indien de voorziene uitvoeringsplannen succesvol afgerond worden, is de doelstelling heel ruim behaald.

 

Afwatering verhard oppervlak

Doelstelling

De doelstelling uit het Duurzaamheidsplan Delft geeft aan dat in 2003 tenminste 20% van het daarvoor geschikte verharde oppervlak[3] afgekoppeld is van het rioolstelsel. Op de lange termijn (2010-2020) geldt dit voor alle daarvoor geschikte verharde oppervlakken. Het percentage heeft betrekking op de verharde oppervlakken die in de uitgangssituatie aangesloten zijn op een gemengd stelsel.

De doelstelling uit het ISV DOP kijkt iets verder en stelt dat per 1 januari 2005 tenminste 55% van het daarvoor geschikt verhard oppervlak afgekoppeld is van het rioolstelsel.

 

Resultaat

In Delft is er in totaal 1.385 ha. verhard oppervlak. 560 Ha. (40%) hiervan watert af op een gemengd stelsel en circa 825 ha. (60%) watert af op een gescheiden stelsel. Dit betekent dat 560 ha. geschikt is voor afkoppeling. Het overige oppervlak is óf nooit aangekoppeld geweest óf inmiddels afgekoppeld.

In 2003 is circa 85 ha afgekoppeld. Het gaat hierbij om 55 ha. weg- en 30 ha. dakoppervlak. Er is in 2003 een afkoppelvisie en –uitvoeringsprogramma opgesteld. De huidige werkwijze is dan ook ‘werk met werk maken’ en afkoppelen te laten aansluiten op reguliere dan wel herstructureringswerkzaamheden.

 

 

Conclusie

De doelstelling voor 2003 uit het Duurzaamheidsplan wordt voor ruim 75% gehaald omdat 85 van de 112 ha. geschikt verhard oppervlak zijn afgekoppeld. Om op de lange termijn te voldoen aan de doelstellingen is extra inspanning vereist.

 

Ongerioleerde panden

Doelstelling

Het doel is om lozing van ongezuiverd afvalwater op het oppervlaktewater of in de bodem te voorkomen.

 

Resultaat

In 2003 zijn geen nieuwe panden aangesloten. Daarmee blijft het aantal ongerioleerde panden gelijk aan dat in 2002. In 2003/2004 heeft de gemeente in overleg met het HHD alle ongerioleerde panden bekeken en concrete plannen gemaakt voor aansluiting van de panden waar dit rendabel is (afweging milieu-effectiviteit versus kosten). Vervolgens is voor alle resterende panden die niet worden aangesloten op de riolering ontheffing aangevraagd bij de Provincie Zuid-Holland. In 2004 zijn bij de gemeentelijke herindeling een aantal panden overgegaan naar de gemeente Midden Delfland en vice versa. Na de gemeentelijke herindeling en de uitvoering van het aansluitplan zullen er in de gemeente Delft nog 17 ongerioleerde panden overblijven.

 

Conclusie

Het aantal ongerioleerde panden verandert door de gemeentelijke herindeling. Het beleid is erop gericht om daar waar het rendabel is panden aan te sluiten op de riolering.

 

Herstructurering watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof[4]

Doelstelling

De doelstelling uit het Duurzaamheidsplan Delft is dat in 2003 enkele deelwatersystemen, zoals in Tanthof-west, geherstructureerd zijn volgens de principes ‘schoonhouden en vasthouden’. Op de lange termijn geldt dit voor het hele watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof in het stedelijk gebied.

 

Resultaat

In 2003 heeft geen opschaling plaatsgevonden omdat een deel van de veenbodem in de watergangen van Tanthof-West omhoog is gekomen. Dit leverde problemen op voor het baggeren. De situatie is daarmee ongewijzigd ten opzichte van 2002.

 

Conclusie

Het resultaat blijft achter bij de doelstelling vanwege de opgetreden complicaties. Echter, door ontwikkeling van de waterstructuurvisie zal het ontwikkelen van gebiedseigen watersystemen in heel Tanthof, Buitenhof en Voorhof sneller verlopen vanwege de aanpassing van de waterstructuur.

 

Oppervlaktewaterkwaliteit

De doelstelling van het HHD[5] betreft het bewaken en verbeteren van de ecologische kwaliteit van de binnenwateren. Hierbij moet voor verschillende karakteristieken minimaal het middelste kwaliteitsniveau[6] bereikt dan wel gehandhaafd worden. De drie belangrijkste karakteristieken zijn: beheer van oevers en water, saprobie (zuurstofhuishouding) en trofie (voedselrijkdom).

 

Resultaat

 

Bron: Hoogheemraadschap van Delfland

 

Het STOWA-beoordelingssysteem scoort op een schaal van 5 waarbij 1 het laagste en 5 het hoogste niveau voorstelt. De kwaliteit van het oppervlaktewater in de Schie is qua beheer en zuurstofhuishouding verbeterd in 2003. De trofie is gelijk gebleven.

 

Conclusie

De doelstelling om het kwaliteitsniveau 3 te behalen is qua beheer behaald in 2003. De belasting van het oppervlaktewater met verontreinigende stoffen vanuit zowel de stedelijke als de agrarische omgeving van Delft blijft groot en lastig te beïnvloeden.

 

Zwemwaterkwaliteit

Doelstelling

De doelstelling van de provincie Zuid-Holland[7] behelst een uitstekende zwemwaterkwaliteit (klasse 1) voor oppervlaktewater met de functie zwem- en recreatiewater. Recreatiewater moet een voldoende kwaliteit (klasse 2) hebben. Deze doelstellingen komen overeen met de Europese zwemwaterrichtlijnen. De kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van de concentratie van een bepaalde bacteriesoort[8] in het water en uitgedrukt in een cijfer tussen 1 en 4, respectievelijk de hoogste en de laagste kwaliteit. De komende jaren wordt er gewerkt aan een nieuwe richtlijn voor zwemwater waarin ook concentraties van andere micro-organismen[9] meegenomen worden.

 


Resultaat

In Delft wordt de zwemwaterkwaliteit gemeten op vijf locaties: drie in de grote plas van de Delftse Hout (Zuid-West-, Oost- en Westzijde), één in de waterspeeltuin aan de Korftlaan (WS) en één in de Kinderboerderij Tanthof (KBT). Deze locaties zijn allemaal zwem- en recreatiewateren. De zwemwaterkwaliteit is in 2003 op alle locaties voldoende (klasse 2), evenals in 2002.

 Bron: Hoogheemraadschap van Delfland

Dit mag opmerkelijk genoemd worden gezien de extreem hete zomermaanden in 2003. Normaliter hadden deze omstandigheden namelijk tot een achteruitgang van de waterkwaliteit geleid.

 

Conclusie

De provinciale doelstelling van uitstekende kwaliteit van zwem- en recreatiewater wordt evenals in voorgaande jaren niet behaald. Echter, gezien de extreme en aanhoudende warmte in de zomer van 2003 is het op niveau blijven van de waterkwaliteit een teken van verbetering.

 

Extra indicator voor 2002/2003

Belevingskwaliteit van Delftse stadswateren en -oevers

In 2002 en 2003 heeft een onderzoeksbureau de ecologische waarde van water en oevers en tevens de belevingswaarde van Delftse wateren getoetst op 11 locaties. De resultaten zijn in vijf klassen onderverdeeld:

 

Klasse

Omschrijving

V

IV

III

II

I

Zeer Goed

Goed

Voldoende

Slecht

Zeer slecht

 

Uit deze resultaten blijkt dat de belevingswaarde van Delftse wateren is gestegen. Het aantal locaties met waardering ‘voldoende’ is gedaald van 7 naar 6 in 2003, terwijl het aantal locaties met waardering ‘goed’ gestegen is van 3 naar 5 in 2003. Daar staat tegenover dat voor één locatie de waardering van ‘zeer goed’ naar ‘goed’ is gegaan.

 

De ecologie van Delftse oevers is in 2003 verbeterd ten opzichte van 2002. De meetlocatie Koningin Emmalaan is als ‘zeer goed’ gekwalificeerd. Daarmee lijken de inspanningen voor de natuurvriendelijke oevers langzaam maar zeker hun vruchten af te werpen.

 

De waardering van de ecologie van stadswateren is ongewijzigd ten opzichte van 2002 en komt op een waardering van ‘goed’ op 4 locaties en ‘voldoende’ op 7 locaties.

 

Een relativering bij deze scores is wel dat deze een momentopname weergeven qua tijd en qua locatie. De cijfers dienen daarom eerder als een indicatie voor trends dan als ‘harde gegevens’.

 

Waterbodemkwaliteit ???????

Doelstelling

Landelijke doelstelling (Vierde Nota Waterhuishouding, 1998): de MTR-waarden (Maximaal Toelaatbaar Risico) voor vervuilende stoffen in de waterbodem worden niet overschreden.

 

Resultaat

Voor 2003 zijn geen data ontvangen, daarom is hier volstaan met de tekst uit 2002.

 

In 2001 is een nauwkeurige inschatting gemaakt van de hoeveelheid aanwezige slib in de watergangen waarvoor de gemeente Delft onderhoudsplichtig is. In 2001 was de totale hoeveelheid 46.175 m3. Van het in 2001 aanwezige slib, valt 87% in klasse 0-2. Dit slib mag op de oever gestort worden. 7% van het aanwezige slib is van kwaliteitsklasse 3 en de resterende 6% van klasse 4.

Jaarlijks neemt de hoeveelheid slib toe. Slib ontstaat voornamelijk door bezinking van afgestorven plantenmateriaal, inwaaiend stof en bladeren, afkalving van kades, aanvoer van bezinksel uit rioolstelsels en de aanvoer van zwevend stof uit bovenliggende afstromende waterlopen. Uit onderzoek van STOWA blijkt dat de sliblaag met gemiddeld drie centimeter per jaar toeneemt. De slibaanwas is niet in bovenstaande grafiek verwerkt.

 

Conclusie

De MTR-waarden verschillen per stof. De klasse-indeling geeft een indicatie van de vervuilingsgraad van de waterbodem. De klasse waarin een waterbodem valt, bepaalt wat er mee dient te gebeuren (klasse 3 = onderzoeksplicht; klasse 4 = saneringsplicht). De omvang van de sliblaag is sinds 1999 afgenomen, enerzijds omdat er nu meer nauwkeurig bepaald is wat de baggervoorraad werkelijk is en anderzijds door uitgevoerde baggerwerkzaamheden (onder meer in de binnenstad waar met name baggerspecie met klasse 3 en 4 voor komt). Er is sinds 2001 relatief weinig klasse-3 of -4-slib aanwezig.

 

Baggerslib

Doelstelling

Doelstelling Hoogheemraadschap van Delfland (Nota Bagger): de achterstand met het uitbaggeren is in acht jaar ingelopen. Het slib dient verwijderd te worden om voldoende doorstroming en waterberging in het systeem te houden, vaarverkeer mogelijk te maken en een gezond ecosysteem te kunnen handhaven.

Resultaat

In het winterseizoen 1998-1999 werd 15.603 m3 bagger uit de Delftse watergangen verwijderd. In het seizoen 1999-2000 was dat 13.790 m3, in 2000-2001 7.398 m3, en in 2001-2002 5.639 m3. Voor 2003 zijn geen data ontvangen, daarom is hier volstaan met de tekst uit 2002.

 

Conclusie

De resultaten van de hoeveelheid aanwezige slib en de hoeveelheid gebaggerd slib, lijken niet altijd overeen te stemmen. Dit kan veroorzaakt zijn door de grove manier waarop tot 2001 het aanwezig slibvolume is bepaald. Daarnaast speelt de slibaanwas die jaarlijks zo’n 3 cm per jaar bedraagt. De aanwezige hoeveelheid bagger (zie vorige indicator) neemt af . Dit impliceert dat de achterstand wordt ingelopen.

 

6.3     Ecologie

6.3.1     Actuele ontwikkelingen in 2003/2004

Ecologieplan

De gemeente heeft in haar duurzaamheidsprogramma opgenomen haar ecologiebeleid uit te werken in een ecologieplan. In de loop van 2004 is het Ecologieplan Delft 2004-2015 bestuurlijk vastgesteld. In dit plan wordt aangegeven wat de baten zijn van ecologie en een ecologische structuur voor de stad Delft. Ecologie is verankerd in het grote aantal ontwikkelingsplannen dat in voorbereiding is. Het beschermen en ontwikkelen van natuur heeft daarmee een plaats gekregen in de ontwikkeling van Delft. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat het ecologiebeleid geen sluitpost is, maar erkend wordt als voorwaarde voor een aangenaam, natuurlijk en leefbaar stedelijk milieu. Het is daarmee integraal onderdeel van het gemeentelijk beleid.

 

De juiste boom op de juiste plaats

Evenals het Ecologieplan is ook het bomenbeleidsplan ‘De juiste boom op de juiste plaats’ in 2004 vastgesteld. Hierin geeft de gemeente aan hoe zij omgaat met bomen in Delft en komen onder meer ecologische boomstructuren in de stad aan de orde. Ambities hierbij zijn:

·         afstemmen van het bomenbeleid op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit;

·         verhogen van natuurwaarden;

·         zorg voor en behoud van structuurbepalende en monumentale bomen;

·         bestaande boomruimte behouden en versterken.

Delft telt meer dan 40.000 bomen[10]. Hiervan zijn circa 35.000 in beheer bij de gemeente. Het streven is de gemiddelde levensduur van de bomen in Delft te verhogen door onder- en bovengrondse knelpunten in beleid en beheer op te lossen.

Uitgangspunten hierbij zijn:

·         diversiteit houden in de boombeplanting;

·         meer aandacht geven aan bomen bij nieuwbouw en herstructurering;

·         bomen beschermen bij graafwerkzaamheden;

·         monumentale bomen beschermen;

·         bomen gespreid verjongen, om kaalslag te voorkomen;

·         bomen groeikansen bieden;

·         bij het vervangen van dode bomen rekening houden met de resterende levensduur van de omringende bomen;

·         het beleid voor privé-tuinen richten op kortdurende aanwezigheid van veel jonge bomen.

Een greep uit de voorgestelde maatregelen is het opzetten van een geautomatiseerd groenbeheersysteem waarin het noodzakelijk onderhoud van bomen wordt vastgelegd en gepland en dat het overzicht van monumentale bomen in de stad uitgebreid wordt met bomen van particulieren.

 

Vlinders en gierzwaluwen

Bewoners stellen natuur in hun omgeving op prijs. Vogels en vlinders zijn overal welkom, maar ze moeten zich wel kunnen verplaatsen en hebben groen nodig om zich te kunnen handhaven. Helaas zijn er in 2003 opvallend weinig vlinders waargenomen in Delft. Landelijk gezien neemt het aantal dagvlinders de laatste jaren af. Dit geldt voor de zeldzame en bedreigde soorten maar ook de algemenere soorten vlinders verminderen sterk in aantal. Dit is gedeeltelijk te wijten aan afname van biotopen en de versnippering van het leefgebied van vlinders. Ook komt de Kleine Vos en de voorheen algemene Citroenvlinder steeds minder voor, terwijl deze vlinders niet zo kieskeurig en in mooie zomers altijd wel te zien zijn.

De muurplanten doen het daarentegen goed op de grachtenmuren en ook de gierzwaluwen hebben hun plek weer gevonden in het stedelijk gebied van Delft. Deze soorten krijgen ook speciale aandacht. Zo zijn er in Zuidpoort voor gierzwaluwen en vleermuizen nestvoorzieningen gecreëerd.

 

6.3.2          Indicatoren

Ecologieplan Delft 2004-2015

Doelstelling

De overkoepelende doelstelling uit het Ecologieplan Delft is een grotere verscheidenheid aan soorten (waaronder zeldzame soorten) en grotere aantallen van deze soorten te verkrijgen in Delft. Het beheer wordt daarop afgestemd en op die wijze worden condities gecreëerd om een aantrekkelijke habitat voor bijzondere soorten te scheppen. De natuurmonitor is een instrument om met behulp van indicatorsoorten mede sturing te geven aan het groenbeleid van de gemeente.De indicatoren zijn attractieve aandachtsplanten[11], broedvogels en vlinders. Incidenteel zijn tellingen verricht naar gierzwaluwen en muurplanten in Delft. Hieronder worden deze indicatoren nader toegelicht.

 

Resultaten

Bijzondere plantsoorten

Streefwaarde voor het aantal soorten AA planten binnen de ecologische zones is 25 tot 30 soorten. In tegenstelling tot de eerdere monitorperiode 1999-2001, is voor het monitoren van AA-planten in de periode 2003-2005 gekozen voor drie zones die behoren tot de ecologische hoofdstructuur. Dit zijn de Provinciale weg, Tanthof en Biesland. Bij Tanthof en Biesland wordt een onderverdeling

in berm, oever en water gemaakt. Er is een lichte toename in de aantrekkelijkheid van de berm, oever en water zichtbaar. De streefwaarde van 25 voor het aantal soorten AA planten wordt voor de som van de drie zones in 2003 net gehaald. Per zone ligt het aantal soorten AA planten ver beneden de streefwaarde. Het totaal aantal planten daarentegen is bijna verdubbeld: van 9.182 in 2002 naar 17.477 in 2003. Hiermee wordt het streven naar grotere aantallen per soort wel behaald. De muurplanten doen het echter goed op de grachtmuren in vergelijking met voorgaande jaren: het aantal is gestegen van 87 in 2002 naar 104 in 2003.

 

 

Broedvogels en gierzwaluwen

Het streven is minimaal 25 soorten broedvogels binnen het stedelijk gebied aan te treffen. In tegenstelling tot de eerdere monitorperiode 1999-2001 is voor het monitoren van broedvogels in de periode 2003-2005 gekozen voor het monitoren van het aantal broedvogels in de kerngebieden van Delft. Het aantal broedvogels in de kerngebieden van Delft ligt in 2003 op 28 en daarmee boven de streefwaarde van 25 soorten broedvogels in stedelijk gebied.

 

Vlinders

Er zijn in Delft 10 soorten vlinders waargenomen. Dit aantal ligt daarmee ver onder de streefwaarde van 25 binnen stedelijk gebied[12]. Dit geldt ook voor het aantal vlinders per soort. Naast het feit dat het aantal vlinders ook landelijk gezien lager lag dan voorgaande jaren, is het lage aantal soorten in Delft ook in verband te brengen met groenbeheer. Dit geldt ook voor het aantal attractieve aandachtssoorten planten. Naar aanleiding van deze resultaten zal in 2004-2005 extra aandacht besteed worden aan vlinders aan de hand van materiaal van de Vlinderstichting. Tevens wordt gekeken in hoeverre beheersmatig het aantal soorten vlinders kan worden bevorderd.

 

Conclusie

Mede naar aanleiding van de aanbevelingen in het Ecologieplan Delft en de resultaten van de natuurmonitor is in 2004 gestart met een herziening van het maaibeleid en de uitgangspunten die aan het maaibeleid ten grondslag liggen. Dit heeft tot doel het aantal vlinders en AA planten te verhogen.

 

Natuurvriendelijke oevers

Doelstelling

De doelstelling uit het Duurzaamheidsplan behelst dat tenminste 20% van de daarvoor geschikte oevers natuurvriendelijk ingericht is in 2003. Op de lange termijn (2010-2020) geldt dit voor alle daarvoor geschikte oevers.

De doelstelling uit het Stedelijke Vernieuwing 2000-2010, Delfts OntwikkelingsProgramma (ISV DOP) stelt dat in 2005 tenminste 15% van de daarvoor geschikte oevers natuurvriendelijk ingericht is.

 

Resultaat

In 2003 is de voorbereiding voor de herinrichting van oevers in Delft voortgezet. Dit heeft in 2004 geleid tot de omvorming van de oever langs de Maria Duystlaan en de oever langs de oostzijde van de TNO strook in 2004. De effecten van de herinrichting van de Koningin Emmalaan zijn reeds zichtbaar. Wat eens een “dode” watergang was, is nu een gebied waar onder meer kikkers, libellen en hommels voorkomen.

 

Van het totaal aantal strekkende kilometer oevers in de gemeente is 50 km geschikt voor natuurvriendelijke inrichting. In 2003 zijn er geen oevers ingericht, maar wel voorbereidingen getroffen voor de uitvoering daarvan in 2004. Dit betekent dat in 2003 in totaal 8 km oever natuurvriendelijk is ingericht, wat neerkomt op 16% van het totaal.

 

Conclusie

De doelstelling van het ISV DOP is behaald, die uit het Duurzaamheidsplan voor 80%. Het is daarom zinvol op de lange termijndoelstelling te focussen om in 2010

50 km natuurvriendelijke oevers gerealiseerd te hebben.

Amfibieën

Doelstelling

In 2002 heeft de KNNV het beschermingsplan amfibieën opgesteld. Dit plan is bestuurlijk opgenomen in de programmabegroting 2002-2006. Een van de maatregelen uit dit plan betreft de overzetactie voor padden, kikkers en salamanders tijdens de jaarlijkse trek door Delft.

 

Resultaat

Ook in 2003 heeft de KNNV deze

actie georganiseerd. In de afgelopen jaren is het aantal locaties en het aantal vrijwilligers fors toegenomen: van 4 locaties in 2000 naar 9 in 2003 en van 65 in 2000 naar 165 in 2003.

Het totaal aantal amfibieën dat in 2003 is overgezet, is 5% lager dan in 2002. Tegelijkertijd is het aantal dat is doodgereden afgenomen met 25%, van 1273 naar 952. Het percentage levende dieren op het totaal aantal overgezette dieren is derhalve toegenomen van 86% in 2002 naar 88% in

2003. De oorzaak hiervoor is niet duidelijk. Op sommige locaties in Delft is het aantal overgezette amfibieën afgenomen, op andere locaties sterk toegenomen. Ook waarnemingen in andere gebieden in Nederland geven hetzelfde beeld. Begin 2004 was het aantal amfibieën dat is overgezet met 3070 toegenomen, evenals het aantal dode dieren.

 

Conclusie

De dalende trend van het aantal overgezette padden vanaf 2000 wordt in 2004 weer omgebogen. Door steun van de gemeente en inzet van vele vrijwilligers neemt de aandacht voor amfibieën toe en worden deze kwetsbare dieren beter beschermd. Dit blijkt noodzakelijk vanwege de toename van het auto- en andere gemotoriseerde verkeer en het rijgedrag van automobilisten en andere weggebruikers.

 

Openbaar groen

De indicatoren voor het openbaar groen zullen in 2004 herzien worden vanwege de actuele ontwikkelingen en het vastgestelde Ecologieplan en Bomenbeleidsplan. De indicatoren worden op dit moment in een nationale context geplaatst in plaats van over de jaren te vergelijken.

 

Oppervlakte openbaar groen

Doelstelling

Doelstelling van de gemeente uit de nota Ruimte voor Natuur (1994) behelst het vergroten van de totale oppervlakte openbaar groen.

Het ministerie van LNV stelt als norm 75 m2 groen per woning in de bebouwde kom. Onder ‘groen’ worden particuliere tuinen, begraafplaatsen, parken, e.d. verstaan. De vraag is hoe deze verhouding in Delft ligt en waar de gemeente minimaal naar zou moeten streven.

 


Resultaat

Voor de totale oppervlakte openbaar groen in beheer bij de gemeente[13] wordt sinds 1997 209 ha. als schatting gehanteerd.

 

Conclusie

Er is geen kwantitatieve doelstelling voor de oppervlakte groen geformuleerd voor Delft. Derhalve wordt deze oppervlakte niet expliciet gemonitord. In het licht van het nieuwe Ecologieplan en Bomenbeleidsplan valt te overwegen een duidelijke doelstelling te formuleren op basis van het uitgangspunt van het Ministerie van LNV.

 

Aantal straat- en laanbomen

Doelstelling

Er is geen kwantitatieve doelstelling voor het aantal straat- en laanbomen vastgesteld en derhalve wordt dit aantal niet gemonitord. Een indicator die wel in het nieuwe Bomenbeleidsplan is opgenomen betreft het aantal monumentale bomen die in beheer zijn van de gemeente.

 

Resultaat

In 1999 stonden er circa 27.000 straat- en laanbomen in Delft. Met dit aantal wordt nog steeds gewerkt omdat de gemeente in 2004 bezig is de gegevens in het beheersysteem te verwerken en te actualiseren.

 

Wat betreft de monumentale bomen ligt het aantal veel lager, namelijk rond de 200. In samenspraak met eigenaren wordt de lijst met monumentale bomen verder aangevuld met bomen op particulier terrein.

 

Conclusie

In het licht van het nieuwe Bomenbeleidsplan is de vraag relevant welke doelstellingen op welke manier gemonitord moeten worden. In de monitor over 2004 kunnen dan resultaten hiervoor meegenomen worden.

 



[1] Dit zijn overstorten vanuit de riolering op het oppervlaktewater, die een gevaar vormen voor de gezondheid van mens en dier.

[2] Te bepalen via berekeningen.

[3] Dit komt neer op 20% van 560 ha.= 112 ha.

[4] Zie ook paragraaf 2.4.3

[5] Waterbeheerplan 1999-2003.

[6] Volgens het beoordelingssysteem van de Stichting Toegepast Onderzoek Water (STOWA).

[7] Waterhuishoudingsplan, partiële herziening, 1995.

[8] De E.coli bacterie die ook in het menselijke maagdarmkanaal huist. Infectie hiermee leidt dan ook tot maagdarmklachten.

[9] Het betreft hier de intestinale enterococcen.

[10] De bomen in de Delftse Hout niet meegerekend.

[11] Dit zijn planten die opvallend en onmiskenbaar zijn en een ecologische indicatiewaarde bezitten.

[12] Op grond van gegevens van de Vlinderstichting.

[13] Exclusief de Delftse Hout, sportparken, begraafplaatsen en particuliere terreinen.