9      Milieu en gezondheid

9.1     Hoofdpunten

  • Van alle Delftse huishoudens ervaart 42% hinder door stank van verkeer, industrie of oppervlaktewater en 73% hinder van geluidsbron(nen).
  • Bij de verschillende milieuklachtentelefoons kwamen 533 klachten binnen in 2003, bijna een kwart meer dan in 2002.
  • De niet bindende waarde voor het groepsrisico wordt langs de A13 en het spoor op een aantal plaatsen (bijna) overschreden. Bij nieuwe ontwikkelingen op die locaties is dit een aandachtspunt.
  • Er worden ook in 2003 geen bindende normen wat betreft externe veiligheidsrisico’s overschreden.
  • De gemeente voldoet wat betreft rampenbestrijdingsplannen aan de geldende wetgeving. Er is één bedrijf dat een veiligheidsrapport moet hebben en dat is adequaat. In februari 2004 heeft het bedrijf aangegeven geen gevaarlijke stoffen meer op te slaan en is de vergunning ingetrokken.
  • Het beleidsterrein externe veiligheid is flink in beweging. Daarom zal het vakteam Milieu ca. 20 uur per jaar inplannen in de werkplannen voor 2005-2006 om kennis over externe veiligheid actueel te houden en hierover te adviseren bij ruimtelijke plannen.

9.2     Hinder

9.2.1     Indicatoren

In 2003 is geen meting verricht naar hinder en overlast via het Delft Internet Panel. De onderstaande gegevens gaan dan ook over 2004, in tegenstelling tot overige kwantitatieve gegevens in deze duurzaamheidsmonitor. Wel worden relevante gegevens uit een milieubelevingsonderzoek van de provincie Zuid-Holland[1] opgenomen. Hierin zijn Delftse inwoners van het centrum en Oost gepeild. Alle overige figuren en gegevens zijn afkomstig uit Statistische en Panel Informatie Delft Interactief (SPIDI) gemeente Delft.

 

Stankoverlast

Doelstelling

Landelijke doelstelling is dat het percentage stankgehinderden door wegverkeer of industrie in 2000 gelijk is aan dat in 1985 (12%). De provincie Zuid-Holland acht dit voor het eigen beheersgebied niet haalbaar en heeft het maximale percentage stankgehinderden voor 2000 gesteld op 17%.

 

Totale stankoverlast in Delft

 

In 2004 had 42% van de Delftse huishoudens last van stank veroorzaakt door verkeer, industrie of oppervlaktewater. Dit is ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van 2002.

Industrie

Ook in 2004 heeft met name het noorden van Delft[2] last van industriële stank. Ten opzichte van 2002 is in Vrijenban en de binnenstad de hinder echter afgenomen van respectievelijk 37% naar 33% en van 48% naar 38%. In Voordijkshoorn/Hof van Delft is de hinder gestegen van 40% in 2002 naar 43% in 2004.

Evenals in 2002, ondervond in totaal 25% van de Delftse huishoudens hinder van stank veroorzaakt door de industrie of bedrijven. Dit staat tegenover 19% in 2001 en 21% in 2000. De verdeling van gehinderden is wel gewijzigd over de wijken: in Voorhof, Buitenhof en Tanthof is het percentage gestegen[3] en in Wippolder gedaald (van 26% in 2002 naar 14% in 2004).

 

 

Verkeer

Opnieuw steeg het percentage stankgehinderden als gevolg van wegverkeer en wel van 16% in 2002 naar 22% in 2004. Net als in 2002 was de stijging in Vrijenban met 15% het grootst: van 23% in 2002 naar 38% in 2004. Gevolgd door Wippolder met 13% : van 17% in 2002 naar 30% in 2004 en Voorhof met 12% : van 15% naar 27%.

Conclusie

Het percentage gehinderden door stank neemt over heel Delft toe. De doelstelling van de provincie Zuid-Holland wordt niet gehaald. Het percentage gehinderden door stank van industrie, wegverkeer of oppervlaktewater is in Delft veel hoger, namelijk 42%.

 

Geluidsoverlast

Doelstelling

De landelijke doelstelling is om in 2010 ernstige geluidhinder volledig te hebben uitgebannen. Het gaat hierbij om gehinderden door een of meerdere geluidsbronnen.

 

Resultaat

Met behulp van een enquête wordt het percentage gehinderden door geluid van zeven verschillende bronnen bepaald. In onderstaande grafiek en tabel zijn de resultaten samengevat voor heel Delft. In 2003 is deze enquête niet uitgevoerd. Daarom zijn alleen de gegevens voor 2004 opgenomen.

 

 

Percentage huishoudens dat overlast ervaart door geluidsbronnen

 

2001

2002

2004

sirenes hulpdiensten

16

20

20

vliegverkeer

11

14

17

wegverkeer

32

37

44

horeca

6

8

9

trein

9

12

17

industrie

3

6

8

buren

26

28

31

Bron: Spidi (Statistische en Panel Informatie Delft Interactief), gemeente Delft

 

De twee grootste bronnen van geluidsoverlast zijn over de jaren heen wegverkeer en buren. In totaal ondervindt 73% van de huishoudens geluidsoverlast ten opzichte van 70% in 2002 en 60% in 2001. Tussen de wijken onderling bestaan grote verschillen wat betreft de oorzaken van de geluidhinder. Dit geldt onder meer voor vliegverkeer, wegverkeer en treinverkeer.


Wegverkeer


In alle wijken is de gerapporteerde geluidhinder toegenomen. Daardoor is het percentage huishoudens met geluidshinder door wegverkeer met 7% gestegen naar 44% gemiddeld. In Vrijenban, Voorhof en Wippolder heeft de helft of meer van de huishoudens last van geluidhinder door verkeer, in de binnenstad iets minder dan de helft (49%). Met name in Voorhof en Wippolder was de stijging het grootst, respectievelijk 17% en 12% ten opzichte van 2002. Dit is opmerkelijk omdat deze wijken over 2001- 2002 een

afname van de geluidhinder rapporteerden. Alleen in Tanthof en de binnenstad is de hinder niet toegenomen.

 

 

 

 

 

Vliegverkeer

Het percentage geluidgehinderden vanwege vliegverkeer is het grootst in Tanthof, namelijk 38%. Ten opzichte van 2002 is dit gelijk gebleven. Daarmee zet de grote stijging ten opzichte van 2001 (26%) zich niet voort. In Voorhof is het percentage met 5% gedaald in tegenstelling tot alle overige wijken waar de hinder is toegenomen ten opzichte van 2002. De grootste toename is te zien in de Binnenstad en Voordijkshoorn/Hof van Delft: van 8 procent in 2002 naar 14% in 2004.

Treinverkeer

Ook in 2004 is de grootste geluidshinder door treinverkeer gerapporteerd in de Binnenstad, Voordijkshoorn/Hof van Delft en Voorhof. In heel Delft is het percentage geluidshinder door treinverkeer toegenomen met 5% ten opzichte van 2002. De toename was het grootst in Voorhof waar 24% van de huishoudens last had van treinverkeer ten opzichte van 10% in 2002. Ook in Tanthof en Vrijenban steeg de geluidhinder, met respectievelijk 6% en 5% ten opzichte van 2002. In Buitenhof, Wippolder en de Binnenstad is de geluidhinder gelijk gebleven.

Conclusie

73% van alle Delftse huishoudens ondervindt hinder van één of meerdere van de genoemde geluidsbronnen. Deze huishoudens hebben in het onderzoek aangegeven van een of meerder bronnen ‘middelmatig’ of ‘veel last’ te hebben. 27% had ‘weinig’ of ‘geen last’.

 

Resultaten Zuid-Hollandse milieupeiling

Bron: Onderzoek Milieubeleving Zuid-Holland 2003.

 

In de Zuid-Hollandse milieupeiling voor Delft blijkt dat in 1998, 2001 en 2003 eerst een daling in 2001 en vervolgens een stijging in 2003 te zien is wat betreft stankhinder door verkeer en industrie. Voor industrie is deze ontwikkeling extremer: van 54% in 1998 naar 35% in 2001 en 64% in 2003. Hetzelfde geldt voor hinder door industriestof en geluidhinder door verkeer en vliegtuigen. Daarentegen neemt de geluidhinder door industrielawaai steeds verder af. In de overige Zuid-Hollandse meetlocaties is stankhinder door industriële activiteiten sterk toegenomen ten opzichte van 2001 en ligt iets hoger dan in 1998. De meeste hinder wordt ervaren in Delft en de aandachtsgebieden Rijnmond-Noord en Zuid.

 

Algehele conclusie hinderbronnen

Over de hele linie (stank en geluid) blijft het percentage gehinderden stijgen, alhoewel deze stijging minder groot is dan van 2001 naar 2002. De ervaren geluidhinder lijkt licht gestegen ten opzichte van 2002, terwijl de stijging in 2002 10% bedroeg. De ervaren stankhinder is ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van 2002, tegenover een stijging van 14% van 2001 naar 2002. De stijgende trend uit 2002 wordt daardoor afgezwakt maar zet zich wel voort.

Een mogelijke verklaring voor deze afzwakking van de stijgende trend kan liggen in het meetmoment. In 2004 zijn de vragen wederom in mei gesteld in tegenstelling tot eind juni/begin juli in 2002. Over het algemeen zijn mensen in de zomer meer buiten dan in het voorjaar. De ervaren overlast zou hierdoor in vergelijking tot 2002 licht positief beïnvloed kunnen zijn.

 

Klachten

Doelstelling

Doel van de gemeente is de burgers zo weinig mogelijk aan hinderbronnen bloot te stellen. Een maat voor de ervaren hinder is het aantal klachten over stank, stof, lawaai of verontreiniging.

 

Resultaat

In 2003 kwamen bij de verschillende klachtentelefoonnummers in totaal 533 klachten binnen over het Delftse milieu, 102 meer dan in 2002. De meeste klachten hebben betrekking op luchtverontreiniging ofwel stank: 347. Een groot deel betreft geuroverlast door DSM Gist[4] (104) alhoewel de klachten wel afnemen (152 in 2002 en 222 in 2001). Daarnaast werd er 172 keer geklaagd over geluidsoverlast. Het grootste deel hiervan betrof lawaai van vliegverkeer.

 

Bron:    Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond, milieuklachtentelefoon

            Provincie Zuid-Holland, milieuklachtentelefoon

            DSM Gist

            Gemeente Delft, vakteam Milieutoezicht

            Jaarboek Bestuursinformatie 2003, gemeente Delft

Conclusie

Het aantal klachten is in 2003 met bijna een kwart (24%) toegenomen. De stijging is voornamelijk te wijten aan lucht- en geluidsklachten, waarvan vliegverkeer een belangrijke bron is van klachten. Een eventuele verklaring hiervoor is de warme en droge zomer van 2003 (lange periode van hitte en hoge temperaturen). De warmte beïnvloedt de luchtkwaliteit en zorgt er tevens voor dat mensen vaker en langer buiten zijn. Daardoor ervaren zij wellicht meer stank- en geluidoverlast.


9.3     Milieurisico’s

9.3.1     Actuele ontwikkelingen in 2003/2004

Vuurwerkbesluit

In 2003 is het Vuurwerkbesluit van kracht geworden. In dit besluit worden de regels voor de opslag en de verkoop van vuurwerk aangescherpt. Naar aanleiding daarvan hebben een aantal vuurwerkbedrijven in Delft besloten te stoppen met hun bedrijfsvoering. Eén vuurwerkbedrijf breidt echter uit.

 

Risico-inventarisatie gestart

In oktober 2003 is de risico-inventarisatie bij inrichtingen gestart. De gemeente gaat voor alle bedrijven in Delft na of er risico’s door de opslag van gevaarlijke stoffen voor de omgeving bestaan. De resultaten worden gebruikt voor het actualiseren van de gemeentelijke rampenplannen en het opstellen van de provinciale risicokaart in 2005.

 

Externe veiligheid vanuit VROM

In 2004 is het VROM project ‘Programmafinanciering externe veiligheid’ gestart. Het stadsgewest en de hulpverleningsregio Haaglanden hebben hiervoor acht projecten ingediend. Twee van deze acht projecten ‘Regionale deskundigheidsbevordering EV’ en ‘Risico-inventarisatie’ zijn gehonoreerd. In het eerste project wordt bij het stadsgewest Haaglanden een kenniscentrum opgezet, dat als doel heeft de deskundigheid op het gebied van de externe veiligheid bij de gemeenten in Haaglanden te bevorderen. Bij het project risico-inventarisatie gaat een externe veiligheidsdeskundige van het stadsgewest Haaglanden de gemeenten ondersteunen bij de risico-inventarisatie. Het doel hiervan is om de risico-inventarisatie te versnellen doordat extra capaciteit en kennis beschikbaar is. Vijf projecten zijn op de reservelijst geplaatst en een project voldeed niet aan de randvoorwaarden.

 

Incidenten

Brand in historisch pand in de binnenstad

In de nacht van 27 op 28 oktober 2003 woedde een hevige brand in twee historische panden in de binnenstad van Delft. Het pand was onbewoond. Daardoor raakten geen inwoners of winkelend publiek gewond. De milieuaspecten van deze brand betroffen luchtverontreiniging door de rook en lozing van bluswater op het oppervlaktewater. De effecten van de luchtverontreiniging zijn niet of nauwelijks terug te vinden in meetgegevens.

Dit geldt ook voor de oppervlaktewaterkwaliteit. De gracht waar het bluswater grotendeels naar toe is afgevoerd, staat in open verbinding met het boezemwater van het Rijn-Schiekanaal waardoor er al snel verdunning kon plaatsvinden. De lokale effecten op de slibkwaliteit zullen waarschijnlijk eveneens beperkt zijn gezien de huidige kwaliteit van de bagger in de binnenstad. Na bemonstering (naar verwachting in 2005-2006) zal geëvalueerd worden in hoeverre de kwaliteit verslechterd is door middel van een analyse van het gebaggerd materiaal.

 


Lekkage opslagtank zoutzuur DSM Gist

In juni 2003 rukte de gemeentebrandweer uit om een lekkage van een opslagtank voor 30% zoutzuur bij DSM Gist te voorkomen. Dit gebeurde door middel van een waterscherm waardoor de zoutzuuroplossing is neergeslagen. Zodoende is de oplossing sterk verdund en via het interne rioolstelsel naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie afgevoerd. Er hebben zich geen persoonlijke ongevallen voorgedaan en ook is er geen gevaar geweest voor de omgeving of het milieu. Dit incident viel binnen de zogenaamde V4 categorie. Dit betreft incidenten waarbij het bedrijfsnoodplan van DSM Gist is opgestart, een ambulance of brandweer op het bedrijfsterrein komt en wanneer energiestoringen optreden. De opslagtank is conform de veiligheidsregels buiten werking gesteld en gesaneerd. Actuele informatie over incidenten bij DSM Gist is te vinden op: http://www.dsm.com/nl_NL/html/dgs/homepage.htm onder ‘ongewone voorvallen’.

 

9.3.2       Indicatoren

Externe Veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers. Het gaat hierbij om activiteiten die plaats vinden op het spoor, op de weg of bij bedrijven. Het beleid is geformuleerd aan de hand van de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico van een activiteit is de kans dat er per jaar op een bepaalde plaats een continu aanwezig gedachte persoon die onbeschermd is, komt te overlijden. Het groepsrisico is de kans dat er per jaar in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

 

Doelstelling

De landelijke doelstelling is dat kwetsbare bestemmingen[5] niet voorkomen op plaatsen waar het plaatsgebonden risico groter is dan 1:1.000.000. Deze waarde geldt voor nieuwe situaties als grenswaarde en voor bestaande situaties als streefwaarde.

Voor het groepsrisico geldt dat de kans op een ongeval met 10 doden slechts 1:10.000 mag zijn, de kans op een ongeval met 100 doden 1:1.000.000, etc. Deze waarden zijn oriënterend en gelden tot op een afstand van 200 meter van de activiteit met gevaarlijke stoffen. De oriënterende waarde is nul. Als het groepsrisico van een locatie hoger is dan nul dan is het een aandachtspunt. In kader van de herziening van bestemmingsplannen tot en met 2006 wordt voor die bestemmingsplannen waar de groepsrisiconorm (bijna) wordt overschreden, dit meegenomen in de planvorming[6].

 

Resultaat

Er zijn in Delft circa 50 woningen die niet aan de streefwaarde voor het plaatsgebonden risico voor bestaande situaties voldoen. Deze woningen liggen in de nabijheid van een LPG-station. De situatie bestaat reeds een geruim aantal jaren. Het bedrijf voldoet aan de wetgeving.

Langs de A13 en het grootste gedeelte van het spoor wordt de oriënterende, niet-bindende waarde voor het groepsrisico overschreden vanwege de dichte bebouwing. Daarom wordt in het kader van de herziening van bestemmingsplannen onderzocht hoe het risico op deze locaties verlaagd kan worden tot onder de oriënterende waarde.

 

Conclusie

De norm voor het plaatsgebonden risico wordt nergens in Delft overschreden.

 


Vervoer gevaarlijke stoffen

Doelstelling

Er dient te worden voldaan aan de normen uit de nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In 2004 is de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uitgekomen waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij het besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen. Voor de normen, zie het stukje over externe veiligheid.

 

Resultaat

In Delft zijn de A13 en de Kruithuisweg aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontouren voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en de weg liggen in Delft allen geheel binnen de tracés van het spoor en de weg. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs de A13 en het spoor op een aantal plaatsen (bijna) overschreden. Bij nieuwe ontwikkelingen op die locaties is dit een aandachtspunt[7]. Voor het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan Delftse Poort Zuid is daarom een veiligheids-effectrapportage uitgevoerd.

 

Rampenbestrijdingsplannen

Doelstelling

De landelijke doelstelling[8] houdt in dat gemeenten verplicht zijn een rampenbestrijdingsplan op te stellen voor elke ramp waarvan plaats, aard en gevolgen voorzienbaar zijn. Het Besluit rampenbestrijdingsplannen inrichtingen[9] wijst veiligheidsrapport -plichtige (VR) bedrijven[10] aan als inrichtingen waarvoor in ieder geval een adequaat rampenbestrijdingsplan moet worden vastgesteld. Adequaat houdt hierbij in dat de gemeente in het gemeentelijk

rampenbestrijdingsplan of in een ander document ingaat op de risico’s van de betreffende bedrijven en de maatregelen die getroffen moeten worden bij eventuele calamiteiten.

 

Resultaat

Er was in 2003 in Delft één VR-plichtig bedrijf. Voor dit bedrijf heeft de gemeente in 2000 een adequaat rampenbestrijdingsplan vastgesteld. In februari 2004 heeft het bedrijf aangegeven geen gevaarlijke stoffen meer op te slaan en is de vergunning ingetrokken.

 

Conclusie

De gemeente Delft voldoet aan de geldende wetgeving, deze situatie is ongewijzigd ten opzichte van 2002.

 



[1] Provincie Zuid-Holland, Onderzoek milieubeleving Zuid-Holland 2003. Onderzoek naar de milieubeoordeling door de bevolking. Project 6634., 9 april 2004.

[2] Dit zijn de wijken Voordijkshoorn/Hof van Delft, Binnenstad en Vrijenban.

[3] Voorhof: van 9% naar 19%, Buitenhof: van 5% naar 10% in 2004 en Tanthof: van 6% naar 10% in 2004.

[4] Dit betreft de geregistreerde klachten door DSM Gist. Vanaf 2003 onderzoekt DSM Gist de bron van de door hen geregistreerde klachten. Daardoor neemt het aantal klachten af dat specifiek over DSM Gist gaat.

[5] Nu wordt dit aangeduid met ‘objecten’. Voorbeelden hiervan zijn woningen, scholen, zorginstellingen, en dergelijke.

[6] Zie ook paragraaf 4.2 Ruimte.

[7] Dit geldt binnen een afstand van 200m van de inrichting dan wel de transportroute, in dit geval de A13, Kruithuisweg en het spoor.

[8] Wet Rampen en Zware Ongevallen (WRZO).

[9] Bri, 1999.

[10] zwaarste categorie bedrijven op basis van Besluit Risico’s Zware Ongevallen, 1999.