NOTA ZIENSWIJZEN

 

 

BESTEMMINGSPLAN

 

Station Zuid

---------------------

 

 

 

 

Delft, 12 mei 2004

 

 

Het ontwerp-bestemmingsplan Station Zuid heeft ter inzage gelegen in de periode van 29 september 2003 tot 27 oktober 2003. In reactie op de ter inzagelegging zijn 5 brieven met zienswijzen ingekomen. In het onderstaande zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord.

 

1.                  ProRail te Utrecht

2.                  Belangenplatform Tanthof Delft

3.                  H.M. van Rijn, Roland Holstlaan 1060, 2624 JR Delft

4.                  Kamer van Koophandel Haaglanden

5.                  B.V. Transportnet Zuid-Holland

 

1.         ProRail te Utrecht

 

1.1     

In de reactie op het voorontwerp bestemmingsplan is verzocht om een goede afstemming tussen de spoorverdubbeling en de stedenbouwkundige opgave rondom Delft-Zuid. In het afgelopen jaar is in het kader van de, samen met de gemeente Delft uitgevoerde, planstudie ook het spoorontwerp voor Delft-Zuid uitgewerkt. Daarnaast heeft er enkele malen een afstemmingsoverleg plaatsgevonden om te waarborgen dat beide projecten niet conflicteren.  Geconstateerd wordt dat aan het verzoek om rekening te houden met de viersporigheid ter hoogte van station Delft-Zuid geen gehoor  is gegeven en dat de beoogde afstemming tot niets heeft geleid. Van een “rekening houden met de denkbare varianten voor de spoorverdubbeling” waarover in paragraaf 8.2 onder 3.1 wordt gesproken, is geen sprake.

Het ontwerp-bestemmingsplan conflicteert met het spoorontwerp omdat het allereerst onvoldoende ruimte bevat om viersporigheid ter plaatse mogelijk te maken; de bestemming Spoorwegdoeleinden is onvoldoende breed voor een viersporig tracé. Daarnaast wordt het oprichten van bestemmingen als Kantoordoeleinden, Bedrijfsdoeleinden en Nutsvoorzieningen mogelijk gemaakt welke een toekomstige viersporigheid ernstig zullen bemoeilijken en in ieder geval de hiermee gepaard gaande kosten substantieel verhogen.

Vanwege de nog onbekende gevolgen van de niet sluitende inpassing van de spoorinfra die dit ontwerp-bestemmingsplan met zich meebrengt kunnen wij deze projectnota die wij in samenwerking met de gemeente Delft hebben opgesteld nu niet verder afronden.

Gelet op het bovenstaande wordt verzocht het ontwerp-bestemmingsplan aan te passen zodat geen met het spoorontwerp conflicterende bestemmingen mogelijk zijn.

 

Antwoord

Intussen heeft nader overleg plaatsgevonden tussen ProRail en de gemeente Delft.

Op basis van dit overleg is het bestemmingsplan zodanig aangepast dat nader is gewaarborgd dat voldoende ruimte voor de aanleg van een viersporig tracé in de toekomst bestaat, zonder fricties met de bebouwing die mogelijk wordt gemaakt.

 

2.         Belangenplatform Tanthof Delft

 

2.1

Het ontwerp-bestemmingsplan is op diverse punten nauwelijks aangepast sinds september 2002. Zo was tijdens de bijeenkomst van 11 september 2002 bijvoorbeeld al bekend dat hoogbouw boven het station niet haalbaar is. In een aantal opzichten wordt het ontwerp-bestemmingsplan niet meer actueel geacht.

 

Antwoord

De mogelijkheid van (hoog)bouw boven het spoor – hetgeen zou passen in het op intensief ruimtegebruik gerichte beleid – dient nader te worden onderzocht. Het bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke bouw, maar houdt daar waar nodig en mogelijk (bijvoorbeeld voor wat betreft bouwhoogtes in de omgeving) wel rekening mee. Overigens is niet duidelijk in welk opzicht het bestemmingsplan niet meer actueel zou zijn.

 

2.2

Het wordt bezwaarlijk geacht dat de Nota Inspraak en het verslag van de inspraakavond van 11 september 2002 – bij welke gelegenheid was toegezegd dat alle aanwezigen een exemplaar zouden krijgen toegestuurd – pas op 18 oktober 2003 werden ontvangen. Zodoende restte er korte tijd voor het indienen van zienswijzen.

Tevens vindt men het bezwaarlijk dat nog niet bij alle vragen voldoende onderzoek lijkt te hebben plaatsgevonden. Blz. 10 van de Nota Inspraak verwijst naar onderzoeken waar men nog geen kennis van heeft kunnen nemen. Graag ontvangt men hierop nog een schriftelijke reactie.

 

Antwoord

De inspraaknota, waaronder het verslag van de informatie- en inspraakavond, is helaas aanvankelijk abusievelijk slechts toegezonden aan degenen die een schriftelijke inspraakreactie hadden ingediend. Dit wordt betreurd. Dat deze gang van zaken heeft meegebracht dat men is belemmerd in het geven van een zienswijze op het ter inzage gelegde ontwerp-plan, is echter niet gebleken.

De resultaten van de verkeersonderzoeken zijn op 11 mei 2004 tijdens de informatieavond voor Station Zuid gepresenteerd. De conclusies zijn opgenomen in het verslag van deze avond. 

 

2.3

De noodzaak om het gebied rondom Station Zuid te herontwerpen, wordt onderschreven. Aan zowel de “Tanthof-zijde” als aan de “Voorhof-zijde” is sprake van een onoverzichtelijke situatie, die vooral in de nachtelijke uren als “unheimisch” kan worden beschreven. Veel gebruikers en passanten van Station Zuid ervaren het gebied ’s avonds en ’s nachts als slecht verlicht en sociaal onveilig. Daarin wordt eerder aanleiding tot herontwerp gezien dan het in de inleiding van het plan aangehaalde woonklimaat in de zuidoosthoek van Voorhof dat dringend verbetering zou behoeven. Helaas wordt aan die motivering voor herontwikkeling echter geen aandacht besteed in de inleiding van het ontwerp-bestemmingsplan.

 

Antwoord

In de inleiding van het ontwerp-bestemmingsplan is aangegeven wat voor de gemeente de hoofdredenen zijn om een nieuw bestemmingsplan voor het gebied te maken. Daarmee is niet beoogd een uitputtende opsomming te geven van alle aspecten die in het kader van een herontwikkeling van het gebied een positieve verandering kunnen ondergaan. Positieve gevolgen van herinrichting voor de sociale veiligheid worden thans in de inleiding wel genoemd.

 

2.4

De noodzaak van het ontwikkelen van kantoren in het bewuste gebied wordt niet ingezien. Landelijk is sprake van grote leegstand van kantoorruimte. Hoewel het plangebied aantrekkelijk gelegen lijkt bij een NS-station en nabij autosnelwegen, lijkt er vooralsnog geen economische groei te gaan optreden. Hierdoor is het risico van langdurige leegstand aanwezig. Leegstaande kantoren zullen het karakter van het gebied geen goed doen en lijkt niet in het belang van de gemeente.

 

Antwoord

Zoals in de toelichting bij het bestemmingsplan is aangegeven, sluit het bestemmingsplan aan op de in het Regionaal structuurplan Haaglanden opgenomen behoefte aan kantoorontwikkeling in een bepaald marktsegment. In die behoeftenraming is voor wat betreft het betrokken plangebied geen wijziging opgetreden.Voorts wordt ernaar gestreefd dat feitelijke ontwikkeling zal plaatsvinden op basis van de vraag naar ruimte.  

 

2.5

Als wankel punt in het ontwerp-bestemmingsplan  dat een werkelijk gezamenlijk plan van gemeente én NS voor wat betreft de feitelijke “upgrading” van het Station Zuid nog ontbreekt. De getoonde schetsen van het “nieuwe” Station Zuid tijdens de inspraakavond lijken meer te suggereren dan feitelijk haalbaar is. Afstemming tussen het ontwerp voor toekomstige spoorverdubbeling en de stedenbouwkundige plannen voor het gebied lijkt gewaarborgd, maar de mate waarin de NS wil investeren in een nieuw station is onduidelijk. Graag zoumen daarvoor meer waarborgen zien, voordat het bestemmingsplan definitief kan worden gemaakt. Anders loopt men het risico een herontwikkeld gebied te krijgen met een inferieur station.

 

Antwoord

Het bestemmingsplan dient om bepaalde functies ruimtelijk mogelijk te maken ten behoeve van de gewenste herontwikkeling. De wijze waarop bestemmingen en daarbij gegeven bouwmogelijkheden concreet worden ingevuld, kan niet in het bestemmingsplan worden geregeld. Overigens is het ook niet wenselijk de ontwikkeling van het gehele plangebied te laten afhangen van initiatieven van de NS ten aanzien van stationsvernieuwing.

 

2.6

Er is begrip voor het voornemen om een extra ontsluiting voor bus- en (zwaar) vrachtverkeer te maken onderlangs het viaduct bij Station Zuid ter ontlasting van de wijk Voorhof. Gevreesd wordt echter voor de effecten die dit zal hebben op de verkeersafwikkeling via de Tanthofdreef in Tanthof-Oost. Nergens kan worden gelezen van een onderzoek naar de gevolgen voor de verkeersstromen, waaruit onderbouwde cijfers naar voren komen die aantonen dat de wijk Tanthof-Oost de verkeerstoename op de Tanthofdreef goed kan verwerken. In paragraaf 4.2 worden slechts verwachtingen uitgesproken. Er is klaarblijkelijk ook nog geen verkeers- en vervoersplan (par. 4.2) opgesteld, waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de aan te leggen rotonde en de kruising Tanthofdreef – Kruithuisweg de extra verkeersstromen (vooral gedurende spitstijden) daadwerkelijk goed kunnen verwerken. Men wijst er op dat tijdens de inspraakavond door de wethouder is toegezegd dat een nader onderzoek naar de te verwachten gevolgen van de gewijzigde verkeersafwikkeling zou worden uitgevoerd. Men is van mening dat er geen sprake kan zijn van het omzetten van het ontwerp-bestemmingsplan naar een feitelijk bestemmingsplan zolang de resultaten van dat onderzoek niet bekend zijn. Gevraagd wordt om toezending van of nadere inzage in de (toekomstige) resultaten van het toegezegde onderzoek.

 

Antwoord

Uit de resultaten van de verkeersonderzoeken (gepresenteerd op de informatieavond dd. 11 mei) is gebleken, dat de voorgestelde rotonde de te verwachten verkeersstromen goed kan verwerken.

De capaciteit van de kruising Tanthofdreef-Kruithuisweg daarentegen wordt op het ogenblik al volledig gebruikt. Ten gevolge van de toe te voegen kantoren rond Station Zuid worden echter niet of nauwelijks extra problemen op dit kruispunt verwacht. Dit komt omdat dit verkeer tegen de spitsrichting in het gebied in of uit gaat. De discussie over de verkeersafwikkeling ter plaatse wordt mede gevoerd in het kader van de vier-sporigheid, de spoortunnel en Stedenbaan Zuidvleugel. In Haaglanden-verband wordt onderzoek gedaan naar verdere ontwikkelingsmogelijkheden. De discussie is dus actueel en nog gaande.   

 

2.7

Mocht uit het onderzoek naar de verkeersgevolgen blijken dat er geen verkeersproblemen te verwachten zijn, dan is men voorstander van het realiseren van een rotonde op de hoek Tanthofdreef – Forensenweg. Een zelfregulerend verkeerssysteem lijkt dan effectiever dan verkeerslichtinstallaties, temeer daar er sprake zal zijn van elkaar kruisende (toegenomen) verkeersstromen van verkeer de wijk uit (wijkbewoners én vrachtverkeer) respectievelijk de wijk in (kantoorpersoneel én vrachtverkeer). Het herplaatsen van verkeerslichten bij de kruising Kalfjeslaan – Tanthofdreef moet wél serieus worden overwogen. Die verkeerslichten zouden wellicht alleen tijdens de spitsuren in werking hoeven te zijn. Een opening in de verkeersstroom bij de beoogde rotonde biedt immers geen soelaas als er in de ochtendspits een file tot voorbij de Kalfjeslaan staat. Net zomin als het nu helpt als er een onderbreking in de verkeersstroom is bij de verkeerslichten ter plaatse van de beoogde rotonde.

 

Antwoord

Het plaatsen van verkeerslichten op de Kalfjeslaan geeft weliswaar enige verlichting, maar is zeker geen afdoende oplossing. Het probleem wordt namelijk vooral veroorzaakt door de wachtrij voor het verkeerslicht bij de kruising Tanthofdreef-Kruithuisweg.

In het nog op te stellen Lokaal Verkeer- en Vervoersplan (LVVP) zal worden onderzocht op welke wijze de capaciteit van deze kruising verbeterd kan worden, waardoor onder andere het verkeer op de Tanthofdreef beter kan doorstromen. De problematiek wordt in een breder kader aangepakt. Ten behoeve van de ontwikkelingen in TU-zuid (Technopolis) is een Milieu Effect Rapportage (MER) opgesteld. Op basis van de onderzoek wordt in de MER geconcludeerd dat een ongelijkvloerse kruising op termijnen van circa 5 tot 8 jaar de voorkeur verdient. Deze oplossing is in de MER aangewezen als Voorkeursalternatief (VKA).

 

2.8

Mocht uit het onderzoek naar de verkeersgevolgen blijken dat er geen verkeersproblemen te verwachten zijn, dan wordt er met de grootst mogelijke nadruk voor gepleit om de ontsluiting Tanthof-Oost – Voorhof via Station Zuid geschikt te maken als calamiteitenontsluiting voor alle gemotoriseerd verkeer. Ongetwijfeld is het technisch mogelijk om een te verzinken barričre te maken die wél door (zwaar) vrachtverkeer en bussen kan worden gepasseerd, maar niet door ander gemotoriseerd verkeer zoals personenauto’s. Deze barričre moet echter kunnen worden weggenomen bij calamiteiten, zoals een ernstig ongeluk op de kruising Tanthofdreef – Kruithuisweg waardoor de toegang tot de wijk Tanthof-Oost geheel geblokkeerd zou zijn voor gemotoriseerd verkeer. Opgemerkt wordt dat die situatie zich recentelijk bijna voordeed ten gevolge van een ernstig ongeluk op het bewuste kruispunt.

 

Antwoord

In de Forensenweg zal een bussluis worden aangebracht, die zodanig zal worden uitgevoerd – bijvoorbeeld met een zogeheten poller – dat de weg in geval van nood bruikbaar is als tweede ontsluiting voor Tanthof-Oost. Hiermee is de ontsluiting bij calamiteiten voldoende geregeld.

 

2.9

Over de noodzaak tot aanpassen van de scherpe bocht richting Kruithuisbrug op de kruising Tanthofdreef – Kruithuisweg wordt in het ontwerp-bestemmingsplan niet gesproken. Het wordt echter noodzakelijk geacht dat bij een toename van het (zware) vrachtverkeer dat de wijk uit zal gaan richting Kruithuisbrug vereiste aanpassingen aan deze kruising worden uitgevoerd.

 

Antwoord

De toename van het vrachtverkeer zal niet groot zijn. Daarbij functioneert de, weliswaar scherpe, bocht wel. Toch zal in het kader van de capaciteitsverbetering van het kruispunt ook worden onderzocht of hier een comfortabeler situatie kan worden gerealiseerd.

 

2.10

Tenslotte wordt gepleit voor het sterk uitbreiden van parkeervoorzieningen voor wijkbewoners die gebruik maken van het ‘Park and Ride’-principe (met de auto naar het station en daarna met de trein naar de feitelijke bestemming). De parkeervoorzieningen aan de ‘ENECO-zijde’ van het station zijn nu al onvoldoende, omdat daarvan intensief gebruik wordt gemaakt door onder meer ENECO-personeel en bezoekers. Er is nu al een ontoereikend aantal parkeerplaatsen aan de Tanthofzijde van het station. Met het toenemen van het (bezoekers)verkeer voor de eventuele kantoorlocaties in het gebied, zal de beschikbaarheid van parkeervoorzieningen voor wijkbewoners immers alleen maar verder afnemen.

 

Antwoord

De P+R voorzieningen zullen aan de oostzijde van het station worden geconcentreerd en zo mogelijk worden uitgebreid. Overigens zijn deze parkeervoorzieningen niet in de eerste plaats bestemd voor bewoners van wijken die in de directe nabijheid van het station zijn gelegen. Op langere termijn zijn ontwikkelingen in deze richting denkbaar op de huidige ENECO locatie.

 

3.         H.M. van Rijn

 

3.1

Bij het hoofdstuk ‘Verkeer’ ontbreekt een onderdeel ‘toegankelijkheid voor minder validen’, dat bij dergelijke plannen niet mag ontbreken.

Allereerst zou helder geformuleerd dienen te worden hoe de gemeente het uitstappen, de toegankelijkheid van het station en de parkeergelegenheid voor mindervaliden denkt te regelen. En als daar aspecten in zouden zitten, die onder de N.S. zouden vallen, zou de gemeente in het ontwerp-bestemmingsplan, als overheid die de rechten en de gerechtvaardigde belangen van ŕlle burgers dient te behartigen, eisen voor de mindervaliden moeten kunnen formuleren en duidelijk onder woorden dienen te brengen.

 

In de eerdere brief van 30 september 2002, zijn aangaande het uitstappen, de toegankelijkheid van het station en de parkeergelegenheid voor mindervaliden een aantal suggesties gedaan en de nodige vragen gesteld. Verzocht wordt daarop alsnog in te gaan.

 

Het ontbreken van het onderdeel ‘toegankelijkheid voor mindervaliden’ bij het hoofdstuk ‘Verkeer’ in dit plan, vraagt erom dat vanaf nu bij alle nieuwe plannen (en nog niet afgeronde plannen) die voor openbare voorzieningen in brede zin en voor verkeerszaken worden ontwikkeld, steeds de visie van de mindervaliden wordt gevraagd. Zo zou in het rijtje instellingen die hun mening wordt gevraagd, automatisch een organisatie als de OGD dienen te staan, zodat altijd tijdig vanuit gehandicaptenwereld nuttige opmerkingen kunnen worden overgenomen.

Graag wordt vernomen hoe voor de mindervaliden een en ander bij Station Zuid wordt opgelost en of komende plannen automatisch ook aan de OGD worden voorgelegd.

 

Antwoord

De ontvangen inspraakreactie van 30 september 2002 is een andere dan de thans bij de zienswijze overgelegde brief van die datum. De brieven hebben wel grotendeels dezelfde strekking, maar de bij de zienswijze overgelegde brief bevat een toevoeging t.a.v. toelating van een seksinrichting.

 

Ten aanzien van dit laatste wordt opgemerkt dat sinds een wijziging van het Wetboek van Strafrecht, seksinrichtingen als zodanig niet meer zijn verboden. Toelaatbaarheid dient daarom via bestemmingsplannen te worden geregeld. Daartoe heeft de gemeenteraad een paraplu-bestemmingsplan vastgesteld, waarin is geregeld in welke gebieden onder welke voorwaarden een seksinrichting kan worden toegelaten. In het onderhavige plan, en andere bestemmingsplannen, is die regeling overgenomen. Daarmee wordt niet beoogd om voorkeurslocaties voor dergelijke inrichtingen aan te wijzen, maar wordt geregeld op welke plaatsen zo’n inrichting niet is toegelaten.

 

De zienswijze ten aanzien van toegankelijkheid van het station voor mindervaliden, houdt de suggestie in om een gebouw over de spoorlijn te voorzien van publieke liften of een andere oplossing voor toegankelijkheid van perrons. Voorts is de vraag gesteld of mindervaliden hun auto vlakbij het station kunnen parkeren, zodat zij geen weg hoeven over te steken.

 

Dienaangaande wordt opgemerkt dat het belang van toegankelijkheid voor minder validen wordt onderkend. Een bestemmingsplan is echter bedoeld om te regelen welke functies op welke plaats zijn toegelaten en in hoeverre bebouwing mag plaatsvinden. Zo’n plan is niet bedoeld om concrete uitvoerings- en inrichtingsdetails te regelen. Bij de herinrichting van het stationsgebied zal rekening worden gehouden met de toegankelijkheid van het station voor mindervaliden, waarbij zonodig overleg met (een) betrokken organisatie(s) kan plaatsvinden.

Voor het overige zal dit punt, onder meer op grond van het Bouwbesluit, moeten worden meegenomen in de ontwikkeling van concrete bouwplannen.

In het plan is aan de westzijde van het spoor geen ruimte gereserveerd voor  invalidenparkeerplaatsen. Bij de inrichting van een P&R-plaats aan de oostzijde van het spoor (buiten het plangebied van dit bestemmingsplan) zal rekening worden gehouden met enige invalidenparkeerplaatsen, zo dicht mogelijk bij de entree van het station. Dit is echter pas zinvol, indien door de Spoorwegen zodanige voorzieningen worden getroffen, dat de perrons ook voor mindervaliden bereikbaar zijn.

 

 

4.         Kamer van Koophandel Haaglanden

 

De Kamer van Koophandel deelt mede geen opmerkingen te hebben bij het bestemmingsplan.

 

 

5.         B.V. Transportnet Zuid-Holland

 

In het plangebied bevindt zich een gedeelte van de ondergrondse telecommunicatieverbinding Delft – Westerlee (KT-078) van het bedrijf, te weten het gedeelte gelegen langs de Frederik van Eedenlaan, het Marcellus Emantspad, de Forensenweg en de Energieweg. Ter informatie is een afdruk van de plankaart bijgevoegd, waarop in groen onze verbinding is aangegeven, alsmede een afdruk van de detailtekeningen nrs. WK 1289, wijz. I en WK 1290, wijz. P.

Ofschoon op basis van de richtlijnen opgenomen in de Nota Planbeoordeling 2002 van de provincie Zuid-Holland, de betrokken verbinding in bestemmingsplannen geen nadere bescherming behoeft, wordt het van belang geacht, dat aan de aanwezigheid van deze verbinding toch enige aandacht wordt besteed. Deze verbinding maakt namelijk onderdeel uit van een omvangrijk telecommunicatienetwerk, dat – gekoppeld met het Regionaal Centrum in Voorburg van waaruit het beheer wordt gevoerd over alle aangesloten bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsverbindingen – tot taak heeft om via signalering de verschillende onderdelen van het elektriciteitsnet te bewaken en aan te sturen, teneinde een veilige en betrouwbare energievoorziening te waarborgen. Onderbreking van deze verbindingen kan aanleiding geven tot storingen in de energievoorziening. Derhalve wordt verzocht om met de telecommunicatieverbinding rekening te houden en deze voor de duidelijkheid en ter bescherming op de plankaart met een aanduiding aan te geven, alsmede in de toelichting van het bestemmingsplan hieromtrent een passage op te nemen.

Voorts wordt verzocht om bij het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden in de directe nabijheid van de kabelverbinding met een ongestoorde ligging ervan rekening te houden en zonodig het bedrijf, gelet op de ligging van de verbinding in toekomstige bouwkavels, bij het verdere overleg te betrekken.

 

Antwoord

De zienswijze is gedateerd 7 november 2004 en bij de gemeente ingekomen op 10 november 2004. De zienswijze is derhalve niet ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn, zodat de indiener niet in haar zienswijze kan worden ontvangen. Geheel ten overvloede wordt overigens het volgende opgemerkt.

In het plangebied liggen diverse kabels en leidingen. Specifieke, bijzondere kabels en leidingen dienen in een bestemmingsplan te worden opgenomen vanwege het feit dat deze zich naar hun aard niet verdragen met bepaalde bestemmingen en/of bouw- of aanlegmogelijkheden. Deze kabels en leidingen zijn in de Nota planbeoordeling genoemd. Een leiding als de onderhavige behoort niet tot een categorie die nadere regeling in het bestemmingsplan behoeft. Bij de uitvoering van werkzaamheden zal echter steeds rekening moeten worden gehouden met aanwezige kabels en leidingen. Herinrichting van het gebied kan overigens meebrengen dat een aantal kabels en/of leidingen zullen moeten worden verlegd. Daarover vindt uiteraard overleg plaats met de eigenaar/beheerder.

Voor het hebben liggen van deze kabels wordt geen precario geheven en derhalve zullen deze verlegd moeten worden als deze in de weg liggen voor de uitvoering van werken. Met specifieke uitvoeringstechnische eisen kan in de voorbereiding rekening worden gehouden.