Doel van Patrick:
In mei a.s. nota aanbieden met uitsluitend de
volgende bedoeling:
1.Goedkeuring voor de huidige
uitgangspunten van het model
1.Vaststelling dat met de
huidige uitgangspunten het rekenmodel werkt
1.Goedkeuring voor
startpositie defintief en voor scenario’s 1 en 2
Aandachtspunten zijn in willekeurige volgorde:
àScenario 6 is niet meer
logisch, moet gebaseerd zijn op scenario 4, indien dat niet lijdt tot een
positief saldo, de twee additionele tariefsverhogingen in 2010 en 2015 meenemen
àIndien inderdaad wordt
besloten, de toepassing van inflatiecorrectie op stand van reserve per 1.1. van
elk jaar op € 0 te zetten moeten de consequenties daarvan voor de stand van de
reserve in 2034 worden berekend
àConcrete actiepunten voor
de komende 4 maanden uitzetten
à
Nota
“Reserve parkeervoorzieningen”
Cluster Wijk- en Stadszaken
Vakteam Mobiliteit
1.1. Algemene opmerkingen, doel nota
1.2. Geschiedenis van het rekenmodel
1.4. Oud en nieuw rekenmodel in vergelijk
Hoofdstuk 2 De reserve parkeervoorzieningen
2.1. Geschiedenis van de reserve
parkeervoorzieningen
2.2. Ontwikkeling van de reserve in de
laatste tien jaar
2.3. Onttrekkingen uit de reserve nu en in de
toekomst
Hoofdstuk 3 Algemene uitgangspunten van het rekenmodel
3.1. Algemene uitgangspunten van het
rekenmodel
3.4. Exploitatie Phoenixgarage
3.5. Exploitatie Zuidpoortgarage
3.6. Exploitatie Koepoortgarage
3.5. Peildatum aanleveren en invoeren van
brongegevens
3.6. Vaststelling van het definitieve
startpunt
3.7. Vaststelling van financiële
doelstellingen per hoofdproduct
Hoofdstuk 4 Onderkende risico’s in het rekenmodel
4.2. Risico’s inzake de geprognosticeerde
stand van de reserve in 2034
4.3. Risico’s inzake omzet en kosten
Hoofdstuk 5 Toelichting op berekende scenario’s
5.1. Toelichting op definitieve startpositie
5.2. Toelichting op scenario 1 (Verlaging
structurele storting)
5.3. Toelichting op scenario 2
(Exploitatiebijdrage bewaakte fietsenstalling)
5.4. Toelichting op scenario 3
(Tariefsverhoging obv inflatiecorrectie)
5.5. Toelichting op scenario 4 (Diverse
wijzigingen)
5.6. Toelichting op scenario 5 (Taakstellende
opdracht)
5.7. Toelichting op scenario 6
(Boventrendmatige tariefsverhoging)
Hoofdstuk 6 Conclusie en voorstellen
Deze nota heeft tot doel de besluitvorming over de
reserve parkeervoorzieningen te onderbouwen. De reserve parkeervoorziening
bestaat sinds 1988 en dient als egalisatie- en bestemmingsreserve voor alle
maatregelen op het gebied van parkeren.
Het rekenmodel is het instrument dat gebruikt wordt
om de financiële gevolgen op zowel inkomsten als uitgaven over een lange
periode tot en met 2034 te berekenen om effecten van beleidsbeslissingen
zichtbaar te maken en in de afweging van het beleid te betrekken.
Het jaar 2034 is gekozen zijnde het einde van de
veronderstelde economische levensduur van de parkeergarage Zuidpoort
(oplevering eind 2004).
In de periode van 1997 tot en met 2002 zijn
financiële gevolgen van bestuurlijke beslissingen met betrekking tot het
beleidsterrein parkeren met behulp van een door de gemeente in eigen beheer
ontwikkeld ‘oud rekenmodel’ berekend.
Het door de Gemeente zelf ontwikkelde oude
rekenmodel bleek op den duur niet voldoende flexibel en voldeed niet meer aan
de bestuurlijke behoefte: het was niet mogelijk, financiële effecten van de
uitbreiding van het gereguleerd-parkeren-gebied, de komst van nieuwe garages of
van nieuwe productsoorten op een efficiënte manier in te voeren en zodanig te
verwerken, dat het berekende resultaat logisch en juist was. Daarom is besloten
door een externe partij (Deloitte) een nieuw rekenmodel te laten ontwikkelen,
gebaseerd op de door de Gemeente geformuleerde eisen.
Het nieuwe rekenmodel heeft eveneens tot doel, de
financiële gevolgen van bestuurlijke beslissingen zichtbaar te maken door
berekening van de stand van de reserve parkeervoorzieningen tot dertig jaar na
ingebruikname van de Zuidpoortgarage (stand
2034).
De in het nieuwe rekenmodel (in het vervolg rekenmodel genoemd) verwerkte
gegevens zijn gebaseerd op bestuurlijk goedgekeurde beslissingen. Het
rekenmodel is gelaagd opgebouwd, waarbij de exploitatieberekeningen voor het
straatparkeren en het garageparkeren belangrijke ‘bouwstenen’ zijn. Met
inflatiecorrectie op kosten en opbrengsten is in het nieuwe rekenmodel geen
rekening gehouden, wel met de prijscompensatie over het saldo van de reserve.
Bij berekening van de reserve in 2034 is rekening
gehouden met de stand van de reserve per 1.1.2004 en met bestuurlijk wel of nog
niet goedgekeurde onttrekkingen, die in de toekomst nog administratief verwerkt
moeten worden.
Het onderwerp onttrekkingen is nader uitgewerkt in
hoofdstuk 2. De meest belangrijke uitgangspunten zijn genoemd in hoofdstuk 3 en
de onderkende risico’s zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 4.
De
bestuurlijke uitgangspunten van het oude en het nieuwe rekenmodel zijn, voor
wat betreft het omgaan met de reserve (stortingen en onttrekkingen,
prijscompensatie) gelijk maar de uitkomst, dat wil zeggen de stand van de
reserve in 2034 is niet gelijk. De meest belangrijke oorzaken hiervoor zijn:
|
|
Oud
rekenmodel
|
|
Nieuw
rekenmodel
|
Zuidpoortgarage |
|
Opgenomen met geschatte investeringskosten ad ƒ
53,7 miljoen. Exploitatie garage in model verwerkt |
|
Niet opgenomen in rekenmodel. Exploitatie garage
niet in model verwerkt . |
|
|
|
|
|
Phoenixgarage |
|
Inclusief afschrijving voor restantinvestering
naar maxi-max-methode |
|
Geen afschrijving (afrekening investeringskosten
direct met reserve); restantkrediet wordt direct t.l.v. reserve gebracht |
|
|
|
|
|
Schillen |
|
Invoer van schillen niet mogelijk met uitzondering van Buitengebied (In de
Hoven). |
|
Wel begrepen in model |
|
|
|
|
|
Tarievendifferentiatie |
|
Geen schillen, dus niet nodig. Wel v.w.b.
verschillen tussen straat- en garageparkeren |
|
Verwerkt |
|
|
|
|
|
Actuele/recente exploitatiegegevens |
|
Verwerking van actuele gegevens was niet mogelijk |
|
Verwerking van actuele gegevens is mogelijk. |
|
|
|
|
|
Een analyse van het verschil tussen de stand van de
reserve volgens het oude en het nieuwe rekenmodel is tijdrovend, draagt onzes
inziens niet bij aan een betere informatieverstrekking en is om deze reden
achterwege gelaten.
De reserve parkeervoorzieningen bestaat sinds 1988
en was in eerste instantie bedoeld als ‘egalisatiereserve’, dat wil zeggen om
de exploitatieresultaten van het ‘gesloten circuit parkeren’ over de jaren heen
te egaliseren. Met ingang van het boekjaar 1992 heeft de reserve een tweeledig
doel: de reserve is tegelijk egalisatiereserve én bestemmingsreserve voor het
creëren van (gebouwde) parkeervoorzieningen.
Bestemmingsreserves zijn reserves met een concreet
omschreven bestemming. Financieel behoren reserves tot het eigen vermogen van
de Gemeente.
Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de
reserve parkeervoorzieningen weer. Hierin zijn o.a. ook de
exploitatieresultaten van het parkeren op straat als toevoegingen verwerkt:
|
Bedragen in ƒ of in € (x 1.000) |
||||||||||
Jaar |
Begin- Stand 1.1. |
A Rente
c.q. prijscomp |
B Extra compens. |
C Bijdrage tlv algem. |
D Expl.resultaat Straatparker. |
E Overige toevoeg. |
Ont-trekk. |
Eind- Stand 31.12. |
|
||
|
|
Toevoegingen |
|
|
|
||||||
1994 |
ƒ 2.934 |
ƒ 257 |
|
|
ƒ 591 |
|
ƒ -513 |
ƒ 3.268 |
|
||
1995 |
ƒ 3.268 |
ƒ 262 |
|
|
ƒ 1.340 |
|
ƒ -540 |
ƒ 4.329 |
|
||
1996 |
ƒ 4.329 |
ƒ 325 |
|
ƒ 200 |
ƒ 1.758 |
|
ƒ -259 |
ƒ 6.353 |
|
||
1997 |
ƒ 6.353 |
ƒ 477 |
|
ƒ 400 |
ƒ 1.494 |
|
ƒ -565 |
ƒ 8.158 |
|
||
1998 |
ƒ 8.158 |
ƒ 245 |
ƒ 424 |
ƒ 600 |
ƒ 1.580 |
ƒ 10.000 |
ƒ -323 |
ƒ 20.684 |
|
||
1999 |
ƒ 20.684 |
ƒ 414 |
ƒ 424 |
ƒ 700 |
ƒ 1.433 |
|
ƒ -4.785 |
ƒ 18.869 |
|
||
2000 |
ƒ 18.869 |
ƒ 330 |
ƒ 424 |
ƒ 700 |
ƒ 1.863 |
|
ƒ -5.229 |
ƒ 16.957 |
|
||
2001 |
€ 7.695 |
€ 173 |
- |
€ 510 |
€ - 215 |
|
€ - 5.862 |
€ 2.301 |
|
||
2002 |
€ 2.301 |
€ 69 |
|
€ 533 |
€ 187 |
€ 3.398 |
€ - 851 |
€ 5.637 |
|
||
2003 |
€ 5.637 |
€ 169 |
|
€ 530 |
€ -21 |
|
€ - 567 |
€ 5.748 |
|
||
De overige
toevoeging aan de stand van de reserve in 1998 is een extra storting ten laste
van de reserve ‘Zicht op Delft’, de overige toevoeging in 2002 betreft een
terugbetaling van kosten voor de Zuidpoortgarage, die eerder abusievelijk als
onttrekking ten laste van de reserve waren gebracht. Vanaf 1996 zijn jaarlijks
stortingen aan de reserve toegevoegd ten laste van de algemene middelen.
De onttrekkingen in de periode 1999 tot en met 2001
betreffen onder andere direct met de reserve afgerekende investeringskosten
voor de Phoenixgarage en de Zuidpoortgarage; de laatste zijn in 2002 door de
juridische eigenaar van de Zuidpoortgarage geretourneerd.
De
exploitatieresultaten van het parkeren worden in het kader van de jaarrekening
jaarlijks ten gunste of ten laste van de reserve gebracht. Ook de tot en met
ultimo 2003 werkelijk gemaakte kosten voor door de Raad in het verleden
goedgekeurde investeringen zijn reeds ten laste van de reserve gebracht.
Bij berekening van de meest realistische stand van
de reserve in 2034 is bij berekening van de uitgangspositie in het rekenmodel
eveneens rekening gehouden met volgende bedragen, die nog per ultimo 2003 of in
2004 ten laste van de reserve moeten worden gebracht:
|
|
|
Bestuurlijke
besluitvorming |
* |
Restantbedragen van reeds goedgekeurde
investeringen ad € 0,223 miljoen |
|
Heeft reeds plaatsgevonden |
* |
Afboekingen van boekwaardes met het doel, de in
de exploitatiekosten parkeren begrepen kapitaallasten blijvend te verlagen ad
€ 3,235 miljoen |
|
Zal plaatsvinden bij goedkeuring jaarrekening
2003 (gepland in mei 2004) |
* |
Geplande onttrekkingen waarvoor goedkeuring apart
is geregeld € 0,229 miljoen |
|
Goedkeuring is apart geregeld of in hoofdstuk 6.2
(zie beslispunt nr. 3) |
Met ingang van 2004 is de regelgeving voor de
verantwoording van investeringen van overheidsinstellingen veranderd. Volgens
het Besluit Begroting en Verantwoording moeten activa met economisch nut altijd
worden geactiveerd (en afgeschreven), investeringen in de openbare ruimte met
een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd. Het is nog onduidelijk
hoe de restanten van investeringen vanaf 2004 moeten worden verantwoord. Daarom
is ervoor gekozen de restantwaarden met betrekking tot parkeren in één keer ten
laste van de reserve te brengen, en niet via kapitaallasten (rente en
afschrijving) een aantal jaren.
Een specificatie van de genoemde onttrekkingen ad
totaal € 3,688 blijkt uit bijlage 1.
In hoofdstuk 6.2. “Voorstellen” nummer 2 is om toestemming voor deze
werkwijze verzocht en in hoofdstuk 6.2. nummer 3 om toestemming voor afboeking
van de restantboekwaarde van de pollers ad
€ 131.465 ten laste van de reserve parkeervoorzieningen per 1 januari
2004.
Het rekenmodel heeft tot doel de stand van de reserve in 2034 te
berekenen. Dat gebeurt onder andere door exploitatieresultaten van de
hoofdproducten straatparkeren, garageparkeren en van de bijzondere exploitaties
en de bekende structurele en incidentele stortingen en onttrekkingen af te rekenen
met de reserve. Exploitatieresultaten bestaan uit de rekensom ‘omzet minus
kosten’. Na toevoeging van prijscompensatie op elk saldo per 1.1. en nadat alle
structurele stortingen en onttrekkingen zijn verwerkt is de stand van de
reserve in 2034 bekend.
Bij berekening van de stand van de reserve in 2034 wordt uitgegaan van
de veronderstelling dat het totale exploitatieresultaat van het recente
boekjaar ook van toepassing is voor alle
boekjaren tot en met 2034. Met wijzigingen in de toekomst, bij voorbeeld door
de komst van de Zuidpoortgarage of de Koepoortgarage, houdt het rekenmodel geen
rekening, omdat beide garages door externe partijen worden ontwikkeld en
geëxploiteerd. Ook met uitbreiding of inkrimping van zones is in de
uitgangspositie op dit moment nog geen rekening gehouden.
Afgesproken is in het rekenmodel de meest recente jaar-gegevens in te
voeren. Dat zijn voor wat betreft de omzetgegevens de gerealiseerde aantallen
van het voorgaande boekjaar (nu:
2003) en voor wat betreft de kosten de door de Raad goedgekeurde kosten conform
begroting van het lopende boekjaar
(nu: 2004). Ingevoerd in het rekenmodel is bovendien de laatst bekende stand
per 31 december 2003 ad € 5,748 miljoen positief.
Zoals reeds gezegd is het rekenmodel gelaagd opgebouwd. De
hoofdproducten zijn:
§
De hoofdproductsoort ‘Straatparkeren’ met subproductsoorten
§
Bezoekersparkeren (= betaald parkeren)
§
Terreinparkeren (= achteraf betaald parkeren)
§
Runshopparkeren (= kort parkeren binnenstad)
§
Vergunningenparkeren
§
Handhaving (naheffingen en handhavingskosten)
§
Garageparkeren met de subproductsoorten
§
Phoenixgarage
§
Kampveldgarage ‘De Hoed’
§
Bijzondere exploitaties met de subproductsoorten:
§
PRIS
§
Bezoekersparkeren (= betaald parkeren)
§
Terreinparkeren (= achteraf betaald parkeren)
§
Runshopparkeren (= kort parkeren binnenstad)
§
Vergunningparkeren
§
Handhaving (kosten)
§
Garageparkeren met de subproductsoorten
§
Phoenixgarage
§
Kampveldgarage
§
Bijzondere exploitaties met de subproductsoorten
§
PRIS
§
Pollers
§
Controlekamer
§
Bewaakte fietsenstallingen
De omzetten voor de hoofdproductsoorten worden in het rekenmodel
berekend door de formule ‘aantal * tarief’. Aantallen zijn brongegevens. Alle
aantallen zijn op basis van nacalculatie in het model ingevoerd, dat wil zeggen
aantallen op basis van realisatie van het voorgaande boekjaar 2003. Het tarief
is het door de Raad goedgekeurde tarief voor 2004 (conform verordening); een tabel
van de in 2004 geldige meest belangrijke tarieven blijkt uit bijlage 1.
Aantallen (brongegevens) op basis van nacalculatie/realisatie zijn (goeddeels)
afkomstig van de sector TOR. Bij de hoofdproductsoort straatparkeren worden de
aantallen per gebied ingevoerd; de meest belangrijke aantallen zijn de
aantallen verstrekte parkeervergunningen per gebied en de betaalde parkeer-uren
per gebied.
De hoofdproductsoorten ‘worden verder onderverdeeld in verschillende
subproducten, per subproduct wordt vervolgens een exploitatieresultaat
berekend. In bijlage 4 zijn de meest belangrijke kengetallen (aantallen)
genoemd, die in het rekenmodel zijn ingevoerd om de uitgangspositie te
berekenen.
De in het rekenmodel ingevoerde kosten zijn de begrote kosten 2004, ook
de kosten voor de hoofdproductsoort straatparkeren. Begrotingsgegevens zijn
brongegevens.
Het rekenmodel onderscheidt directe en indirecte kosten. Directe kosten
worden direct toegerekend, of aan een hoofdproductsoort (straatparkeren,
garageparkeren of bijzondere exploitaties) of aan de betreffende
subproductsoort straatparkeren, zoals in hoofdstuk 3.2. genoemd. Indirecte
kosten zijn uitsluitend bij de hoofdproductsoort straatparkeren van toepassing
en worden aan een subproductsoort straatparkeren toegerekend naar rato van de
omzet. Handhavingskosten worden door middel van de formule ‘tarief * uren’
verdeeld over alle producten, die tot hetzelfde hoofdproductsoorten behoren.
Kostentoerekening aan gebieden én aan de subproducten (van directe en
indirecte kosten) gebeurt naar rato van de omzet. Bij berekening van scenario’s
betekent dit, dat - indien bij voorbeeld door een tariefsverhoging de omzet
voor één gebied of één subproductsoort stijgt - ook de kosten stijgen.
De begrotingsgegevens zijn (goeddeels) afkomstig van de sector TOR. De
sector TOR is op dit moment bezig met de specificatie van begrotingsposten
2004. Het doel hiervan is een op bedrijfseconomische principes gebaseerde
toerekening van directe maar vooral van
indirecte kosten aan kostendragers (= productsoorten) en het verkrijgen
van begrotingsgegevens die gebaseerd zijn op gewijzigd inzicht en op de huidige
organisatiestructuur (zie ook verder op hoofdstuk 3.8.).
In het exploitatieresultaat
van de Phoenixgarage zijn ook de kosten begrepen voor de exploitatie van de
controlekamer. Deze heeft meerdere functies, te weten
ü
toezichthoudende functie voor de exploitatie van de Phoenixgarage,
ü
toezichthoudende functie voor de exploitatie van de pollers in de binnenstad
ü
meldkamerfunctie voor de handhavers van vakteam TOR.
De kosten uit het
rekenmodel zijn gebaseerd op de begroting 2004 en in deze begroting zijn de
kosten van de controlekamer in de Phoenixgarage nog niet uitgesplitst. Om
invulling te kunnen geven aan het bestuurlijke uitgangspunt, het beheer en de
exploitatie van de Phoenixgarage onder te brengen bij de Parking BV, wordt de
uitsplitsing voor de kosten van de controlekamer op dit moment gemaakt. Zodra
deze bekend zijn wordt het model hierop aangepast. Het totale bedrag van de
begrote kosten kan door de uitsplitsing alleen niet toenemen.
In hoofdstuk 6.2.
“Voorstellen” nummer 10 is verzocht,
voorstellen over mogelijke verkoop van de Phoenixgarage aan de Parking BV af te
wachten alvorens het model hier op aan te passen.
De exploitatie van de Zuidpoortgarage is niet opgenomen in het
rekenmodel, omdat deze plaatsvindt door Parking Delft. De resultaten zijn
echter niet minder belangrijk, omdat een eventueel negatief exploitatieresultaat
door de gemeente zou moeten worden afgedekt, ten laste van het parkeerfonds.
Een afwijkend parkeertarief voor alleen de Zuidpoortgarage is ongewenst. Uit de
bijgevoegde notitie blijkt dat bij het nu voorgestelde tarief voor het
garageparkeren de Zuidpoortgarage kostendekkend geëxploiteerd kan worden.
Naar waarschijnlijkheid zal ook de Koepoortgarage straks extern worden
geëxploiteerd, mogelijk ook door parking Delft. Besluitvorming hierover vindt
in later stadium plaats. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat deze garage
evenals de Zuidpoort kostendekkend kan worden geëxploiteerd bij het nu
voorgestelde tarief. De afname van het aantal parkeerplaatsen op straat en dito
afname van omzet daarvan is nu in de berekeningen verdisconteerd.
Als peildatum voor het inbrengen van de begroting van het lopende
boekjaar en voor het aanleveren van brongegevens op basis van nacalculatie
hebben de sector TOR en het vakteam Mobiliteit gezamenlijk de maand maart van
elk boekjaar vastgesteld. Door te werken met een vaste peildatum wordt geborgd
dat de scenario’s van verschillende jaren goed met elkaar vergelijkbaar zijn.
Scenario’s die gedurende het jaar opgesteld worden zullen de stand van
de basisgegevens van maart als basis hebben.
Op basis van de in de hoofdstukken 3.2 en 3.3. beschreven methode in het
rekenmodel ingevoerde omzetgegevens en ingevoerde kosten is het saldo van de
reserve parkeervoorzieningen berekend op 14,516
miljoen (positief) in 2034: Let op, dit wijzigt nog!. €
22,616 miljoen (positief) in 2034. Aan het tot stand komen van dit bedrag
liggen de volgende gegevens ten grondslag (alleen de meest belangrijke zijn
genoemd):
ü Stand van de reserve per
31.12.2003 volgens de jaarrekening 2003.
ü Prijscompensatie op stand
reserve per 1.1.: jaarlijks 2 %.
ü De bezuiniging op de
structurele storting ad € 300.000 in 2004 en 2005.
ü Onttrekkingen 2004 ad €
3,688 miljoen, zoals in hoofdstuk 2 toegelicht en in bijlage 1 gespecificeerd.
ü door onttrekking Omzetgegevens
op basis van gerealiseerde aantallen 2003.
ü Kostengegevens op basis van
begrotingscijfers 2004 exclusief kapitaallasten zoals hieronder toegelicht.
ü Met ingang van 2004 vermindering
van kapitaallasten ter hoogte van ca. € 215.000 als gevolg van de geplande
afboeking van restant-boekwaardes van de garages.
ü Areaaluitbreidingen van de
gereguleerd-parkeren-gebieden in 2004 en de gevolgen van de geplande
ingebruikname van de Zuidpoortgarage in de loop van 2004 zijn nog niet
verwerkt.
De genoemde stand van de
reserve in 2034 ad € 22,616 miljoen is het startpunt voor alle in de toekomst
uit te voeren berekeningen en scenario’s. De ontwikkeling van de stand van de
reserve tot en met 2034 is gespecificeerd in kolom 1 van bijlage 3.
In hoofdstuk 6.2. “Voorstellen” nummer 1 is om instemming verzocht voor
alle in hoofdstuk 3 genoemde uitgangspunten en de als definitieve
uitgangspositie berekende stand van de reserve in 2034.
In hoofdstuk 3.2 zijn de in het rekenmodel gedefinieerde producten
genoemd. Het is wenselijk, voor elk
hoofd- en subproduct een principe-uitspraak over de financiële doelstelling te
doen. Deze principe uitspraken worden taakstellend voor het opstellen van
toekomstige begrotingen.
De doelstelling is per product als volgt geformuleerd:
Hoofd- en Subproducten |
Financiële doelstelling is: |
1. 0 Straatparkeren |
Het exploitatieresultaat van het hoofdproduct straatparkeren
moet
in principe positief maar minimaal kostendekkend zijn. Een positief
resultaat van hoofdproduct straatparkeren wordt gebruikt, om de negatieve
resultaten van de productsoort ‘bijzonder exploitaties’ zo veel mogelijk te
dekken. |
1.1. Bezoekersparkeren |
Het bezoekersparkeren op straat kent hogere tarieven dan het parkeren
op terreinen en in de garages om het parkeren op terreinen c.q. in de garages
te stimuleren. Het exploitatieresultaat
bezoekersparkeren op straat moet (ruim) positief zijn, uitgaande van
de veronderstelling dat de handhavingskosten aan dit subproduct niet worden
toegerekend (zie 1.5). |
1.2 Terreinparkeren |
Het terrein- en garageparkeren kent lagere tarieven dan het
bezoekersparkeren op straat. Het exploitatieresultaat moet minimaal
kostendekkend zijn. |
1.3 Runshopparkeren |
Het exploitatieresultaat van het runshopparkeren
nu (en in de toekomst als het standaard bezoekersparkeersplaatsen zijn) moet
(ruim) positief zijn, conform 1.1. |
1.4 Vergunningparkeren |
Het exploitatieresultaat van het
vergunningen-parkeren moet kostendekkend zijn, inclusief
integrale kosten en opbrengsten van de handhaving. Het exploitatieresultaat mag
niet positief zijn. |
1.5 Handhaving |
Het exploitatieresultaat van het subproduct ‘handhaving’ wordt
berekend door de formule ‘omzet naheffingen minus directe kosten voor handhaving’. Voor dit subproduct wordt gestreefd naar minimaal kostendekkend. Een licht negatief saldo kan, mits goed
onderbouwd. |
Hoofd- en Subproducten |
Financiële doelstelling is: |
2.0 Garageparkeren |
Het exploitatieresultaat garageparkeren moet
minimaal minimaal kostendekkend zijn. |
2.1 Phoenixgarage |
Het exploitatieresultaat van het subproduct ‘Phoenixgarage’ moet – na
afboeking van de restantboekwaarde ten laste van de reserve –
positief zijn. Daarbij zijn in het exploitatieresultaat van dit subproduct de kosten
voor exploitatie van de controlekamer niet begrepen. |
2.2. Garage de Hoed |
Het exploitatieresultaat van het subproduct ‘Garage de Hoed’ moet – na
afboeking van de restantboekwaarde ten laste van de reserve – minimaal
kostendekkend zijn. |
3.0 Bijzondere
exploitaties |
De hoofdproductsoort ‘bijzondere exploitaties’ bestaat uit een viertal
subproductsoorten waarvan de negatieve exploitatieresultaten of
direct met de reserve worden afgerekend of met exploitatieresultaten van het
hoofdproduct straatparkeren of garageparkeren moeten worden geëgaliseerd. |
3.1 PRIS |
PRIS staat voor ‘ParkeerRouteInformatieSysteem’. Het subproduct kent een negatief
resultaat (onderhoudskosten). Tegenover de onderhoudskosten van PRIS staan geen direct aan dit
subproduct toerekenbare inkomsten. De Raad heeft toestemming verleend de onderhoudskosten direct ten laste van de reserve
parkeervoorzieningen te
brengen. |
3.2 Pollers |
Het subproduct ‘pollers’ kent een negatief resultaat
(onderhoudskosten). Tegenover de onderhoudskosten van de pollers staan geen direct aan dit subproduct
toerekenbare inkomsten. De Raad heeft daarom toestemming verleend de
onderhoudskosten voor de pollers |
3.3. Controlekamer |
De controlekamer heeft een drieledig doel: meldkamer voor vakteam TOR,
controlekamer voor de garage en meldkamer voor de pollers. Tegenover de kosten van de controlekamer staan geen direct aan dit subproduct
toerekenbare inkomsten en dit subproduct kent daarom |
3.4 Bewaakte
fietsenstallingen |
De verwachte omzetten zijn niet voldoende hoog om alle kosten te
dekken, die ontstaan door de exploitatie van bewaakte fietsenstallingen en
dit subproduct heeft derhalve een negatief resultaat.. Daarom is de Raad met aparte besluitvorming om toestemming verzocht,
de negatieve exploitatie |
|
|
In hoofdstuk 6.2. ‘voorstellen’ is onder nr. 4 verzocht, de in dit
hoofdstuk beschreven principe-uitspraken over de financiële doelstellingen per
product te accorderen. Met accordering van deze principe-uitspraken zou het
parkeren in Delft nagenoeg kostenneutraal voor de algemene middelenmoeten
kunnen zijn.
In hoofdstuk 3.3. is toegelicht, dat het concrete voornemen bestaat de
begrotingsgegevens met ingang van het boekjaar 2004 aan te passen aan de meest
recente gegevens op basis van realisatie (omzetten) en aan gewijzigd inzicht
(kosten). Het doel daarvan is tweeledig: er zullen op de realiteit én meest
recente organisatiestructuur gebaseerde begrotingscijfers worden verkregen en
een bedrijfseconomisch verantwoorde toerekening van kosten aan producten zal
mogelijk worden gemaakt, ook, om realistisch te kunnen rapporteren en
analyseren en om het rekenmodel verder te kunnen verfijnen. Door middel van
begrotingswijzigingen zal uiteindelijk de begroting van 2004 worden aangepast
waarbij tegelijk in het reeds lopende proces realistische gegevens zullen
worden verkregen, die bruikbaar zijn voor de begroting 2005.
E.e.a. houdt in dat (de ambtelijke organisatie) de volgende
verfijningtaakstelling uitgevoerd moet worden:
|
Wie |
Wat |
Wanneer |
1. |
Sector
TOR i.o.m. CS |
Voorbereiden van begrotingswijzigingen 2004 voor het aanpassen van à Omzetten 2004 op basis
van realisatie 2003 à kosten 2004 op basis van
gewijzigd inzicht en op basis van de huidige organisatiestructuur |
Uiterlijk met 3e ATW in
september 2004 |
2. |
Sector TOR i.s.m. vakteam Mobiliteit en CS |
Analyse van kosten met het doel, de
toerekening van kosten aan producten op basis van verantwoorde
bedrijfseconomische grondslagen mogelijk te maken (in plaats van naar rato
van de omzet). |
Uiterlijk oktober 2004 |
3. |
CS ism Vakteam Financiën , TOR en
Mobiliteit |
Voorbereiden van begrotingswijzigingen voor het ten laste brengen van
restant-boekwaardes aan de reserve parkeervoorzieningen en het overdragen van
het gebouwenbeheer aan vakteam TOR: à Phoenixgarage (bouw,
grond en tuin) à Garage de Hoed |
Tezamen met goedkeuring jaarrekening 2003
in mei 2004 |
4. |
CS ism Vakteam Mobiliteit |
Voorbereiden van begrotingswijzigingen voor het ten laste brengen van
de reserve parkeervoorzieningen van de restant-boekwaardes: à Pollers à Rekenmodel |
Tezamen met goedkeuring jaarrekening 2003
in mei 2004 |
5. |
Vakteam Mobiliteit ism CS en sector TOR |
Regelen beheer rekenmodel en database parkeerplaatsen |
Uiterlijk december 2004 |
|
|
|
|
In hoofdstuk 6.2. ‘voorstellen’ is onder nr. 5 verzocht, ook de in dit
hoofdstuk beschreven taakstellende opdrachten (aan de ambtelijke organisatie)
te accorderen.
Zoals
in hoofdstuk 1 toegelicht, is in het rekenmodel uitgegaan van bestuurlijk
goedgekeurde uitgangspunten. Deze uitgangspunten werken door in de toekomst en
zijn gedeeltelijk gebaseerd op schattingen en aannames, waardoor de berekende
stand van de reserve in 2034 altijd een prognose is.
De ontwikkeling van de rente in de toekomst - van
belang voor berekening van de rentevergoeding op de stand van de reserve op
basis van prijscompensatie - is onbekend. Daarom is - conform het gemeentelijke
beleid voor alle reserves - in het rekenmodel wél rekening gehouden met
toerekening van prijscompensatie tot en met 2034 ad jaarlijks 2 % op het saldo
van de stand van de reserve per 1 januari. Het genoemde rentepercentage is een
schatting.
Bij
de presentatie van berekende uitkomsten van het rekenmodel moet rekening worden
gehouden met volgende onderkende risico’s en onzekerheden, opgesomd in
willekeurige volgorde:
o Bij berekening van het
saldo van de reserve in 2034 wordt uitgegaan van de meest recente gegevens.
o In principe is géén
rekening gehouden met inflatiecorrecties op de kosten en opbrengsten.
o Het rekenmodel berekent
exploitatieresultaten voor de hoofdproductsoort straatparkeren door middel van
een aantal brongegevens op detailniveau, waardoor een bepaalde
‘schijnnauwkeurigheid’ van de berekende uitkomst wordt voorgespiegeld.
o In de begrote kosten voor
de Phoenixgarage zijn nog geen kosten voor de eigenaarslasten van het object en
voor structureel groot onderhoud begrepen.
o Met de komst van andere
garages (Zuidpoort en Koepoort) is qua kosten en opbrengsten geen rekening
gehouden.
o De begroting van de
verschillende vakteams die werken voor het “parkeerbedrijf” zijn geschoeid op
de gemeentebrede begrotingssystematiek. Door wijzigingen in deze systematiek
wordt het saldo van de reserve (sterk) beïnvloed. Wijzigingen worden immers op
de reserve afgewenteld en niet op de algemene dienst.
o Kosten worden aan gebieden
en aan producten naar rato van de omzet toegerekend. Dit betekent dat
exploitatieresultaten niet zonder meer met elkaar kunnen worden vergeleken:
stijgt bij voorbeeld door een tariefsverhoging de omzet voor één gebied of één
subproductsoort dan stijgen ook de kosten daarvoor (naar rato).
Het is uiteraard niet mogelijk de stand van de
reserve in 2034 te berekenen. De gepresenteerde stand van de reserve in 2034 is
daarom altijd als een prognose te beschouwen c.q. als een geprognosticeerd
bedrag.
In deze nota zijn naast de
uitgangspositie vijf scenario’s doorgerekend die de basis vormen voor de
voorstellen. Hieronder wordt per scenario een korte toelichting gegeven.
In kolom 1 is de
uitgangspositie berekend, dat wil zeggen de stand van de reserve in 2034
uitgaande van volgende uitgangspunten:
|
|
In € |
||
1. |
Stand reserve per
31.12.2003 volgens jaarrekening 2003 |
5.748.564 |
||
2. |
Onttrekkingen 2004 als
gevolg van restantkredieten vlg. opgave Financiën: |
223.791 |
|
|
|
Plus: |
Geplande afboekingen
restantboekwaardes, zie specificatie (bijlage 1) |
3.234.981 |
|
|
Plus: |
Overige geplande
onttrekkingen 2004 vlg. specificatie (bijlage 1) |
229.250 |
3.688.021 |
3. |
Omzet op basis van de formule ‘aantal op basis van realisatie in 2003 * tarief 2004’ |
|
|
|
4. |
Kosten op basis van de
begrote kosten 2004 en exclusief kapitaallasten voor de Phoenixgarage
en de Kampveldgarage ‘de Hoed’ |
|
|
|
5. |
Verlaging storting in
2004 en 2005 met jaarlijks |
|
300.000 |
|
6. |
Prijscompensatie op stand
reserve per 1.1. vanaf 2004 |
|
2 % |
|
|
|
|
|
De stand van de reserve in 2034 op basis van de genoemde uitgangspunten
is positief en bedraagt € 22,616 miljoen. Dit bedrag is de startpositie voor
alle in de toekomst met behulp van het rekenmodel uit te voeren berekeningen en
scenario’s.
In hoofdstuk 6.2 Voorstellen” nummer 1 is toestemming gevraagd voor de
genoemde uitgangspunten.
Het 1e scenario
is in kolom 2 op basis van de definitieve uitgangspositie in kolom 1
uitgewerkt. Het betreft met ingang van 2006 een structurele bezuiniging ad €
300.000 op de jaarlijkse storting ten laste van algemene middelen.
De vermindering van de
structurele storting heeft tot gevolg dat de stand van de reserve in 2034 ten
opzichte van de definitieve uitgangspositie afneemt met € 15.450 en in 2034
niet meer € 22,616 miljoen bedraagt maar € 7,166 miljoen (positief). De
uitgangspunten voor scenario 1 zijn in hoofdstuk 6.2 “Voorstellen” verwoord als
beslispunt nummer 6.
In scenario 2 (kolom 3) is
de stand van de reserve in 2034 berekend uitgaande van een jaarlijkse
onttrekking ten behoeve van een exploitatiebijdrage voor bewaakte
fietsenstallingen. De hoogte van de jaarlijkse exploitatiebijdrage is voor de
periode van 2005 tot en met 2034 geschat op maximaal € 70.000.
De berekening van scenario
2 is gebaseerd op de uitkomsten van scenario 1. De stand van de reserve in 2034
neemt volgens scenario 2 ten opzichte van scenario 1 af met € 2,840 miljoen
en bedraagt in 2034 nog € 4,327 miljoen (positief).
De uitgangspunten voor
scenario 2 zijn verwoord in hoofdstuk 6.2. “Voorstellen” als beslispunt nummer
7.
In kolom 3 is, op basis van het 2e scenario in kolom 3,
berekend welke invloed een tariefsverhoging in 2005 heeft voor het
bezoekersparkeren op straat, terreinen en in de garage indien de
tariefsverhoging niet meer bedraagt dan een correctie op het achterstallige
inflatiepercentage van de laatste vijf jaar. De tarieven na de tariefsverhoging
voor de periode van 2005 tot en met 2034 zijn genoemd in de toelichting op
kolom 4 in bijlage 4.
De stand van de reserve neemt in scenario 3 ten opzichte van scenario 2
toe met € 19,317 miljoen en dat betekent dat de stand van de reserve in 2034
volgens scenario 3 positief is en € 23,644 miljoen bedraagt.
De uitgangspunten voor
scenario 3 zijn in hoofdstuk 6.2 “Voorstellen” verwoord als beslispunt nummer
8.
In scenario 4 (kolom 5)
zijn de financiële gevolgen van de gefaseerde wegval van 792 bezoekersplaatsen
in zone B vanaf 2005 als gevolg van de ingebruikname van de Zuidpoortgarage in
2004 berekend én de financiële gevolgen van een verhoging van de
vergunningentarieven voor de zones B t/m F. Het uitgangspunt voor scenario 4 is
de berekende stand van de reserve in 2034 volgens scenario 3 in kolom 4. Bij de
berekening van scenario 4 is uitgegaan van volgende veronderstellingen:
Door ingebruikname van de Zuidpoortgarage in 2005
en de Koepoortgarage in 2008 komen in de periode van 2005 tot en met 2008 in
zone B gefaseerd 792 bezoekersparkeerplaatsen op straat te vervallen,
voornamelijk terreinplaatsen. Het directe gevolg daarvan is een omzetdaling.
Het saldo van de handhavingkosten en van de handhavingsopbrengsten voor
terreinplaatsen zijn bijna nihil en daarom is uitgegaan van de veronderstelling
dat de kosten voor de handhaving – ondanks het lagere aantal parkeerplaatsen in
zone B – nagenoeg op hetzelfde niveau zullen blijven.
De ontwikkeling van het
aantal parkeerplaatsen in zone B blijkt uit de parkeerbalans van zone B in
bijlage 6.
De stand van de reserve neemt in scenario 4 ten opzichte van scenario 3
af met € 52,311 miljoen en dat betekent dat de stand van de reserve in 2034
volgens scenario 4 negatief is en - € 28,667 miljoen bedraagt.
Het aantal betaalde
straatparkeerplaatsen in de binnenstad (zone B) zal in de komende jaren snel
afnemen, waardoor ook de inkomsten sterk terug lopen. Sector TOR geeft aan dat
als gevolg van de daling van het aantal plekken geen kostenreductie verwacht
wordt. Ondanks de aanpassing van het tarief voor vergunninghouders vanaf 2006
(verwerkt in scenario 4) neemt het tekort in het fonds snel toe. Parkeren c.q.
het exploiteren van parkeerplaatsen kan kostendekkend zijn, ook in Delft zou
kostendekkendheid bereikt moeten kunnen worden.
Uit de voorliggende
scenario’s blijkt dat kostendekkendheid gerealiseerd kan worden als het saldo
van baten en lasten, dat jaarlijks ten laste van de reserve
parkeervoorzieningen wordt gebracht, met € 757.000 wordt geoptimaliseerd (op
een totale omvang van kosten ad € 5,6 mijloen). Uitgangspunt bij berekening van
het genoemde bedrag ter hoogte van € 757.000 is, dat het saldo van de reserve in
2034 ongeveer gelijk moet zijn aan de uitgangspositie, dat wil zeggen het saldo
per 1 januari 2005 ad € 2,035 miljoen. Bij het operationaliseren van het
rekenmodel zijn onder andere de volgende vraagpunten in de relatie tussen model
en begroting (-systematiek) aan het licht gekomen:
1.
In de discussie is vast komen te staan dat
het uitgangspunt dat de salariskosten van de handhaving kleiner of gelijk zijn
aan de opbrengsten uit naheffingen ook in Delft moet kunnen worden gehanteerd.
Dit principe is nog niet taakstellend in de begroting opgenomen.
2.
Uit de analyses van begrotingscijfers blijkt
dat de tarieven voor het vergunningenparkeren waarschijnlijk te laag zijn. Om
dit daadwerkelijk te kunnen onderbouwen (conform het uitgangspunt dat
vergunningenparkeren kostendekkend moet zijn) moet het inzicht in de begroting
van kosten aanzienlijk verbeterd zijn en de toerekeningsystematiek van de
overhead niet op basis van omzet maar op basis van kostenveroorzaking
geschieden.
3.
De sector TOR doet aan integrale handhaving.
Handhavingskosten worden nagenoeg geheel ten laste van de reserve
parkeervoorzieningen gebracht terwijl een deel van de handhavingskosten
logischerwijs aan meer dan alleen de kostendrager parkeren kan worden toegewezen.
4.
Er is geen directe link gelegd tussen de
private parkeergarages en het parkeerfonds. Kosten van het
parkeerverwijssysteem (PRIS) worden niet deels naar de private garages
doorbelast terwijl zij hier wel van profiteren.
5.
Tussen de begrote formatie en de werkelijke
bezetting bij de sector TOR bestaat een groot verschil. Daarom is het reëel om
kritisch naar de omvang van de begrote formatie te kijken.
6.
De exploitatie van het parkeren is
arbeidsintensief en dat betekent dat volgens de in Delft gekozen
begrotingssystematiek aan de sector TOR (en daarmee ook aan de reserve
parkeervoorzieningen) relatief veel overhead wordt toegerekend. Het is reëel te
onderzoeken of dit ook bij op de markt opererende partijen wenselijk is of dat
er gezocht moet worden naar een reële omvang van de doorbelaste overhead.
Het alternatief voor de
‘saldoverbetering’ is dat Delft de tarieven (sterk) boventrendmatig verhoogt,
wat op dit moment echter niet wenselijk wordt geacht. Daarom is in scenario 5
(in kolom 6) het financiële gevolg van een taakstellende opdracht tot verhoging
van de omzet (consequentie voor reserve: positief = +) en/of tot verlaging van
de kosten (consequentie voor reserve: negatief = -) met een gesaldeerd
resultaat van – € 0,757 miljoen berekend.
De stand van de reserve neemt in scenario 5 ten opzichte van scenario 4
toe met € 30,710 miljoen en bedraagt dan in 2034 volgens scenario 5 € 2,044
miljoen positief.
De uitgangspunten voor
scenario 5 zijn in hoofdstuk 6.2 “Voorstellen” verwoord als beslispunt nummer
9.
Bij deze taakstellende
opdracht zal een strikte volgorde van werken worden gehanteerd.
Allereerst zullen de totaal haalbare kostenreductie worden bepaald, inclusief
kostenreductie als gevolg van bijstelling van de interne doorberekening van
overheadkosten. Deze laatste zullen dan overigens elders binnen de
gemeentebegroting dienen te worden opgevangen.
In tweede instantie zullen de diverse vergunningtarieven op het dan exact te bepalen
kostendekkende niveau worden gebracht, met inachtneming van de
gewenningstermijnen zoals in de verschillende discussies in de stad toegezegd.
In derde instantie zal, voor zover nog noodzakelijk, een extra boventrendmatige verhoging
van de tarieven voor het betaalde bezoekersparkeren worden bepaald, waarbij als
ingangsdatum 1 januari 2007 of 2008 wordt gekozen. Derhalve in 2006 zullen de
tarieven gelijk blijven aan de nu voorgestelde tarieven voor 2005.
Scenario 6 is berekend om
de hoogte van tarieven te bepalen die leiden tot een saldo in 2034 dat ongeveer
gelijk is aan de uitgangspositie (= saldo per 31.12.2004) ad € 2,035 miljoen
bij het niet kunnen realiseren van een gedeelte van de kostenreductie of opbrengstverhoging als bedoeld in
scenario 5. Daarbij is uitgegaan van scenario 4 in kolom 5 (= uitgangspositie
plus structurele bezuiniging op de jaarlijkse storting + structurele
exploitatiebijdrage voor bewaakte fietsenstallingen + tariefsverhoging
straatparkeren m.i.v. 2005 + gefaseerde vermindering van parkeerplaatsen in
zone B en tariefsverhoging vergunningenparkeren m.i.v. 2006).
De boventrendmatige
tarieven vanaf 2005 zijn genoemd in de toelichting op kolom 7 in bijlage 4.
De stand van de reserve in
2034 neemt in scenario 6 ten opzichte van scenario 4 toe met € 31,043 miljoen, is positief en bedraagt
in 2034 € 2,377 miljoen. Dat is ongeveer gelijk aan de stand van de
uitgangspositie per 31.12.2004 (= € 2,035 miljoen).
De uitgangspunten voor
scenario 6 zijn niet als beslispunt geformuleerd
Uit de in hoofdstuk 5 beschreven scenario’s blijkt
het berekende resultaat bij verschillende scenario’s van de reserve
parkeervoorzieningen in 2034. Scenario 3 is dient als basis voor de volgende
voorstellen:
Op basis van het bovenstaande stellen wij U het
volgende voor:
Op basis van de beschreven uitgangspunten
van het nieuwe rekenmodel:
1.
In te stemmen met de in hoofdstuk 3 beschreven uitgangspunten voor het
berekenen van de startpositie van de stand van de reserve in 2034 en daarmee
ook in te stemmen in de beschreven financiële doelstellingen voor alle hoofd-
en subproducten, in de uitgangspunten voor het beheer van de reserve
parkeervoorzieningen en in de taakstellende opdrachten voor de ambtelijke
organisatie.
2.
In principe in te stemmen met het voornemen per 31.12.2003 de actuele boekwaardes
ad € 3,234 miljoen, zoals beschreven in hoofdstuk 2.3 van deze nota en zoals
gespecificeerd in bijlage 1, ten laste te brengen van de reserve
parkeervoorzieningen en de instemming te bekrachtigen en definitief te
beslissen bij het vaststellen van de jaarrekening 2003. Hiertoe zal in het
kader van de vaststelling van de jaarrekening 2003 in mei a.s. een concreet
voorstel worden c.q. zijn gedaan.
3.
In te stemmen met de afboeking van de restantboekwaarde van de pollers
ad € 131.465 ten laste van de reserve parkeervoorzieningen per 1 januari 2004
en dit te verwerken in het 2e atw van het jaar 2004.
4.
De financiële doelstelling per hoofdproduct in het parkeren in principe
te onderschrijven.
5.
Opdracht te geven het inzicht in de kosten en opbrengsten conform het
voorstel in paragraaf 3.8 te vergroten.
Op basis van de scenario’s:
6.
In te stemmen met een verlaging van de structurele storting in de
reserve vanaf 2006 met € 300.000, zoals beschreven in hoofdstuk 5.2.
7.
In te stemmen met een structurele bijdrage in de exploitatie van
bewaakte fietsenstallingen vanaf 2005 ter hoogte van maximaal € 70.000
jaarlijks ten laste van de reserve parkeervoorzieningen, zoals beschreven in
hoofdstuk 5.3.
8.
In principe in te stemmen met een tariefwijziging per 1.1. 2005 ter
hoogte van achterstallige inflatiecorrectie (en dit definitief te bekrachtigen
bij het vaststellen van de gemeentelijke tarieven voor 2005):
à Voor tarieven
straatparkeren in de zone B van € 2,00 nu tot € 2,20 vanaf 1.1.2005
à Voor tarieven
straatparkeren in de zones C t/m F van € 1,50 nu tot € 1,70 vanaf 1.1.2005
à Voor tarieven straatparkeren
in het buitengebied van € 1,00 nu tot € 1,10 vanaf 1.1. 2005
à Voor tarieven
terreinparkeren in de zones B, C en E van € 1,30 nu tot € 1,60 vanaf 1.1.2005
à Voor parkeertarieven in de
Phoenixgarage van € 1,30 bruto nu tot € 1,60 bruto vanaf 1.1.2005
à Voor runshopplaatsen het
tarief van € 2,00 per 30 minuten te verlagen naar het tarief straatparkeren dat
in zone B geldt.
9.
Om te komen tot een (bijna) kostendekkende parkeerexploitatie
taakstellend met ingang 1 januari 2006 het saldo van kosten en opbrengsten in het
parkeren met
€ 757.000 te verbeteren en hiertoe voorstellen te laten uitwerken en deze voor
1 januari 2005 vast te stellen (conform scenario 5).
Tarieven straatparkeren alle zones
Berekend op
basis van volgende uitgangspunten:
Aantallen producten
Parkeerbalans
zone B (Binnenstad)
Ontwikkeling
van de in de binnenstad van Delft aanwezige parkeerplaatsen
In
een Quick Scan zijn de huidige parkeertarieven in de ons omliggende gemeenten
geïnventariseerd, alsmede naar de concrete plannen voor 2005 gevraagd.
·
In Pijnacker-Nootdorp kent men 2 garages, die de 1e twee uur
gratis zijn en daarna een tarief kennen van € 1,50 per uur.
·
In Zoetermeer kennen de garages ook een tarief van € 1,50 per uur, maar
zijn de 1e drie uur gratis. Het straatparkeren kost maximaal € 1,05,
een toename t.o.v. 2003 van 5%.
·
Rotterdam heeft t.o.v. 2003 haar straatparkeren met maximaal 33% duurder
gemaakt. De parkeergarages worden geëxploiteerd door derden en kennen een
maximaal uurtarief van € 2,20 (toename t.o.v. 2003 van 19%).
·
Leidschendam-Voorburg kent slechts zeer beperkte betaalde voorzieningen.
·
Naaldwijk kent één garage met een uurtarief van € 1,00 en de 1e
drie uur gratis.
· Rijswijk kent zowel in de
garages (geëxploiteerd door derden) als op straat een maximaal uurtarief van €
1,50.
· Den Haag kent een tarief in
de garages (geëxploiteerd door derden) van maximaal € 2,40 per uur en op straat
van maximaal € 1,80. Het maximale straattarief zal in 2005 zeer waarschijnlijk
toenemen naar € 2,40 per uur.
· Schiedam kent een tarief in
de garages van € 1,20 per uur (voor 2005 ongewijzigd) en op straat van maximaal
€ 1,30. In 2005 zal het straattarief toenemen naar maximaal € 1,40 per uur. Het
maximale garagetarief is t.o.v. 2003 met 20% gestegen.
· De garagetarieven in Delft
zijn vergelijkbaar met de omringende gemeenten; de maximale straattarieven
liggen boven het gemiddelde van de ons omringende gemeenten. Het maximale
garagetarief is in Delft 65% van het maximale straattarief. Rotterdam kent een
percentage van 73%. Voor de overige gemeenten liggen de tarieven ongeveer
gelijk of zijn op straat zelfs lager dan in de garages (Den Haag, Zoetermeer).
|
garage (max per uur) |
straat (max per uur) |
||
|
2004 |
2005 |
2004 |
2005 |
Pijnacker-Nootdorp |
1e 2 uur gratis 1,50 |
|
- |
|
Zoetermeer |
1e 3 uur gratis 1,50 |
|
1,05 |
|
Rotterdam |
2,20 |
|
3,00 |
|
Leidsch-Voorburg |
0,50 |
|
1,00 |
|
Naaldwijk |
1e 3 uur gratis 1,00 |
|
- |
|
Rijswijk |
1,50 |
|
1,50 |
|
Den Haag |
2,40 |
|
1,80 |
2,40 |
Schiedam |
1,20 |
1,20 |
1,30 |
1,40 |
Delft |
1,30 |
|
2,00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Nominale ontwikkeling
2000-2004 |
4,2% |
|
Nominale ontwikkeling
2005-2030 |
3,0% |
|
|
|
Jaar |
Tarief per 1-1 |
Verhoging % |
2000 |
1,30 |
|
2005 |
1,60 |
23% |
2010 |
1,85 |
16% |
2015 |
2,15 |
16% |
2020 |
2,49 |
16% |
2025 |
2,88 |
16% |
2030 |
3,34 |
16% |
|
|
|
* gemiddelde o.b.v. de vastgestelde nominale
ontwikkeling gemeentelijke tarieven |
Controle berekening |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Jaar |
Tarief per 1-1 |
Nom ontw |
Tarief per 31-12 |
2000 |
1,30 |
3,10% |
1,34 |
2001 |
1,34 |
3,00% |
1,38 |
2002 |
1,38 |
5,75% |
1,46 |
2003 |
1,46 |
6,00% |
1,55 |
2004 |
1,55 |
3,20% |
1,60 |
2005 |
1,65 |
|
|