Inhoudsopgave

 

Inhoudsopgave. 1

1      Inleiding. 2

1.1       Probleemstelling. 2

1.2       Doelstelling. 2

1.3       Proces. 2

1.4       Opzet 2

2      Structuur van de stad. 4

2.1       Stadshistorie. 4

2.2       Huidige verkeersvraag. 5

2.3       Claims. 7

2.4       Van conflicten naar harmonie. 8

3      Leefomgeving. 9

3.1       Luchtverontreiniging en verkeerslawaai 9

3.2       Verkeersveiligheid. 11

3.3       Van knelpunten naar randvoorwaarden. 15

4      Bereikbaarheid. 16

4.1       Fiets. 16

4.2       Openbaar vervoer 20

4.3       Autoverkeer 21

5      Vervoerwijzekeuze. 25

6      Richtinggevende uitspraken voor de raad. 26

6.1       Uitspraak 1: Procedure bereikbaarheid. 26

6.2       Uitspraak 2: Grote fietsverbindingen. 26

6.3       Uitspraak 3: Servicenet Openbaar Vervoer 26

6.4       Uitspraak 4: Hoofdwegennet Delft 27

6.5       Uitspraak 5: Grote maatregelen autoverkeer 27

6.6       Uitspraak 6: Aanpak Verkeersveiligheid. 27

 


1           Inleiding

 

Deze tussenrapportage van het Lokale Verkeers- en Vervoersplan (LVVP) gaat in op uitgangspunten en keuzes die binnen het onderzoek gemaakt moeten worden alvorens tot een prioriteitsstelling van de diverse mogelijke maatregelen te kunnen komen. De richting van deze keuzes wordt door middel van deze notitie afgestemd. In het eindrapport komen de definitieve maatregelen aan de orde.

 

1.1          Probleemstelling

Het vigerende verkeers- en vervoersplan past niet meer bij de huidige stedenbouwkundige ontwikkelingen in Delft. Bij ongewijzigd beleid blijft de automobiliteit groeien. De ruimte en middelen ontbreken om deze groei te faciliteren. Bovendien leidt verdere groei tot forse knelpunten voor de leefomgeving. Het vigerende beleidsplan heeft onvoldoende effect om Delft bereikbaar en leefbaar te houden en de gewenste veranderingen in de vervoerwijzekeuze te bereiken: het stimuleren van het fietsverkeer en het gebruik van het openbaar vervoer en het afremmen van (verdere groei van) het autoverkeer.

 

1.2          Doelstelling

Het Delftse verkeers- en vervoersbeleid moet leiden tot een toename van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer en tot het beperken van het gebruik van de auto met behoud van het functioneren van de stad: voor iedereen een gezonde leefomgeving in een bereikbare, economische florerende en verkeersveilige stad, die behoort tot de beste fietssteden van Nederland.

 

Om deze doelstelling te realiseren worden een middellange termijn visie voor het verkeers- en vervoerbeleid en een visie op het toekomstige verkeersnetwerk in samenhang met de andere Delftse plannen inclusief de bijbehorende maatregelen opgesteld. Deze maatregelen zijn voldoende om Delft tot de beste fietssteden van Nederland te laten horen. De planvorming en uitwerking dient te passen binnen de bestaande en toekomstige kaders die het rijks-, provinciaal en regionaal beleid biedt en aan te sluiten op de ruimtelijke ontwikkelingen in de omliggende gemeenten.

 

1.3          Proces

Deze tussenrapportage geeft beknopt de structuur van de stad en de knelpunten voor de leefomgeving weer. In deze tussen rapportage wordt nadrukkelijk stilgestaan bij de bereikbaarheidsproblemen per vervoerswijze. Er worden een aantal keuzes voorgelegd, die gemaakt moeten worden alvorens tot een prioriteitsstelling van de diverse maatregelen te kunnen komen. Na deze tussenrapportage zal in een GDR-workshop (Group Decision Room) het thema vervoerwijzekeuze in relatie met het milieu aan de orde komen. De nationale implementatie van de Europese richtlijnen met betrekking tot geluid en luchtkwaliteit zal gevolgen hebben voor de wijze waarop met de verkeersstructuur omgegaan wordt. Strengere eisen en een doorzettende groei van het autoverkeer maken dat de gemeente vooruit moet kijken. Voor geluidhinder schrijft de Europese richtlijn voor dat vanaf 2007 gemeenten de plicht hebben om geluidbelastingen inzichtelijk te maken. Het daaropvolgende jaar dient voor die locaties waar de geluidbelasting de norm overschrijdt een Plan van Aanpak te worden geschreven om die geluidbelastingen te reduceren. Voor luchtkwaliteit is een vergelijkbare verplichting reeds in nationale wetgeving opgenomen. Omdat een grootschalige intrede van emissie-arme brandstofmotoren de komende jaren niet te verwachten is, zullen andere maatregelen moeten worden voorgesteld. Op basis van deze workshop wordt geïnventariseerd welke maatregelen de grootste effectiviteit hebben en welke op het grootste draagvlak kunnen rekenen.

 

In de eindrapportage van het verkeers- en vervoersplan zullen vervolgens de definitieve maatregelen worden voorgelegd. De maatregelen zullen worden getoetst aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit en geluidhinder. In de eindrapportage wordt ook het provinciaal, regionaal en nationaal beleid voor zover relevant voor Delft geschetst en verwerkt. In oktober wordt namelijk het beleidsvoornemen van de nationale Nota Mobiliteit (PKB deel I) vastgesteld in de Ministerraad.

In het eindrapport van het LVVP worden de structuur van de stad en de knelpunten voor de leefomgeving nader uitgewerkt. Tevens zullen de randvoorwaarden voor bereikbaarheid worden aangevuld met eisen vanuit de beleidsvelden openbare ruimte en groen.

1.4          Opzet


De tussenrapportage is opgebouwd vanuit twee peilers (zie Figuur 1‑1). De eerste peiler wordt gevormd door de structuur van de stad, die de mogelijkheden bepaalt voor het verkeersnetwerk. De tweede peiler wordt gevormd door de leefomgeving, die randvoorwaarden stelt aan het verkeersnetwerk. Op basis van deze mogelijkheden en randvoorwaarden wordt de bereikbaarheid per vervoerwijze beschreven.

Figuur 11: Twee peilers voor bereikbaarheid

Omdat de bereikbaarheid per vervoerswijze soms onderling strijdige maatregelen oplevert moeten er keuzes worden gemaakt. Deze keuzes worden aan het einde van deze rapportage voorgelegd.


2           Structuur van de stad

 

2.1          Stadshistorie

Delft is een historische stad die door de eeuwen heen gegroeid is tot een stad van ruim 90.000 inwoners. Met de Oude Delft als basis groeide de plaats voorspoedig. Delft kreeg stadsrechten in 1246. Delft werd steeds groter en er kwamen steeds nieuwe wijken bij (zie Figuur 2‑1).

 

Figuur 21: Groei van Delft

 

Delft vormde en vormt nog steeds een centrum voor de omringende kernen. In de historie als marktplaats waar agrariërs uit de omgeving hun producten aan de man brachten, tegenwoordig als voorzieningencentrum, werkgelegenheid- en winkelgebied. De oorspronkelijke routes van en naar het historisch centrum van Delft zijn nog steeds in het huidige stratenpatroon zichtbaar (zie Figuur 2‑2). Zij vormden de routes voor voetganger, paard en wagen, (trek-)schuit en fiets.

 

Ook nu staat de Delftse binnenstad bekent om haar gezelligheid en historie. Diverse voorzieningen als winkels, maar ook terrasjes en cafés bieden de bezoeker vermaak. Delft ademt een monumentale sfeer uit met de Markt, grote kerk, statige grachtenpanden, verstilde hofjes en grachten.

De bereikbaarheid van de binnenstad voor omliggende wijken een plaatsen is daarmee nog steeds van groot belang.

 

Figuur 22: Historische routes naar Delft
(kaartbeeld Grote Historische Atlas van Nederland 1839 – 1859)

 

2.2          Huidige verkeersvraag

Naast voetgangers en fietsers moet Delft nu plaats bieden aan vele auto’s, vrachtwagens en bussen. Dit levert nogal eens problemen op. Oude, vaak smalle routes en verbindingen zijn niet berekend op het verkeer van vandaag. Deze directe verbindingen vormen, wanneer ze gevrijwaard zijn van (al te veel) gemotoriseerd verkeer, charmante routes voor het langzame verkeer (zie Figuur 2‑3).

 

Voor het autoverkeer zijn in de loop der jaren nieuwe routes toegevoegd; soms op charmante wijze ingepast, soms als een grootschalige ingreep in de structuur van de stad. De functie van wegen is divers. Enerzijds zijn er straten waar de verblijfsfunctie overheerst, anderzijds zijn er wegen met voornamelijk een verkeersfunctie. Juist verbindingen met zowel een grote verblijfs- als verkeersfunctie geven een complexe ontwerpopgave met ruimteclaims vanuit de diverse functies. Hier conflicteren het verkeersgedrag en het sociale gedrag nogal eens. De diverse verkeerssoorten “botsen” met elkaar; (vracht-)auto, bus, fietser, voetganger en skater vragen ruimte en stellen ieder specifieke eisen aan die ruimte. De knelpunten tussen verblijfsgebieden en verkeersfunctie worden juist op de historische routes steeds zichtbaarder.

 

Figuur 23: Historische wandel- en fietsroutes in huidig Delft

 

Voor de fiets is een hiërarchisch opbouw van het netwerk van belang.

Het regionale net en het stadsnet hebben een optimale maaswijdte van maximaal 400 tot 600 meter. Op dit net is doorstroming van het fietsverkeer leidend. Het wijk- en buurtnet zorgt voor de fijnmazige bereikbaarheid.

 

Bij het openbaar vervoer kan onderscheidt worden gemaakt in nationaal, regionaal en lokaal openbaar vervoer. Op nationaal en regionaal niveau is de snelheid en gestrektheid van de lijnen van belang. Op lokaal niveau is vooral de ontsluitende functie van belang. Iedereen moet de beschikking hebben over een opstapmogelijkheid in de nabijheid. Voor het lokale openbaar vervoer vormt tramlijn 1 de ruggengraat. Dit net wordt aangevuld met buslijnen. Om de nabijheid van een opstapmogelijkheid voor een ieder te garanderen is daarnaast een systeem op maat nodig. Om het gebruik van het nationaal en regionaal openbaar vervoer te stimuleren, is het van belang het invloedsgebied van NS-stations te vergroten (zie Figuur 2‑4). Dit is te bewerkstelligen door:

·         de cirkel van 500 meter rond de stations te beschouwen als stationslocatie. Dat wil zeggen: intensief bebouwen rond stations, om het draagvlak te vergroten;

·         het benutten van de mogelijkheden van de locatie voor functies die per trein gebruikt/bezocht worden;

·         het gebied tot 15 minuten loopafstand van station (1250 m) als het maximale invloedsgebied van het station te bestempelen. De inrichting van het gebied dient daarop aangepast te worden. Dit kan door de geschikte functies te combineren met een goede bereikbaarheid voor het langzaam verkeer door middel van voetpaden, fietspaden en goede parkeermogelijkheden voor de fiets.


Figuur 24: Invloedsgebieden NS-stations

 


Het netwerk voor de auto moet zo worden ingericht dat automobilisten in een acceptabele tijd ontsluitingswegen en stroomwegen bereiken. Er moet een balans gevonden worden tussen enerzijds creëren van grote verblijfsgebieden en anderzijds het verkeer zo snel mogelijk naar het hoofdwegennet leiden. Het netwerk moet zo worden opgebouwd dat ook bij de toekomstige auto-intensiteit knelpunten voor de leefomgeving worden geminimaliseerd.

In figuur 2-5 is het toekomstige Delftse hoofdwegennet definieerd. Dit netwerk wordt gevormd door de A13, de A4, de Kruithuisweg en de Provincialeweg. Deze wegen zijn nu al zodanig vormgegeven dat ze grote hoeveelheden verkeer vlot en veilig kunnen verwerken. Door deze wegen de status hoofdwegennet te geven betekent dit dat in de toekomst het wegontwerp gericht zal blijven op doorstroming en capaciteit binnen de grenzen van geluidhinder en luchtkwaliteit. In het eindrapport van het LVVP zal de wegcategoriesering verder worden uitgewerkt. De andere wegen in Delft zullen dan worden gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen of erftoegangswegen.

 

Figuur 2-5. Verkeersaders in Delft

2.3          Claims

 

Binnen het bestaand stedelijk gebied van Delft liggen ruimteclaims van diverse functies. In de toekomst zal de omvang van die ruimteclaims verder toenemen. Binnen het bestaand stedelijk gebied moet ruimte gevonden worden voor extra woningen. Het Rijk en de provincie hebben de opgave gesteld om 40% binnenstedelijk te bouwen. Het vinden van locaties waarop binnenstedelijk gebouwd kan worden is binnen Delft een lastige opgave. De nog vrije zones in Delft liggen vaak dicht bij verkeerswegen. Die locaties zijn vaak belast met verkeerslawaai en een slechte luchtkwaliteit.

 

Delft heeft een ecologieplan. In dit plan staat aangeven welke zones en verbindingen gevrijwaard moeten worden ten behoeve van de ecologie. Een deel van deze verbindingen loopt parallel aan belangrijke verkeerswegen. De berm van de weg vormt een voor dieren handige route, die door de vaak aanwezige ophoging van de weg interessante begroeiing kent. Echter, een verkeersweg vormt ook een enorme barrière. De oversteekbaarheid van drukke wegen is voor dieren vaak een groot probleem. Vele ecologische zones worden doorsneden door verkeersinfrastructuur. Innovatieve oplossingen zijn dan noodzakelijk om de ecologische zone de wegen te laten kruisen.

 

De laatste jaren heeft in Delft zichtbaar wateroverlast plaatsgevonden. De wateroverlast in de vorm van wateroverschotten maar ook –tekorten vraagt om een gedegen antwoord. Meer oppervlaktewater en water met een betere kwaliteit zijn het streven. Dat betekent dat ruimte gezocht moet worden voor oppervlaktewater en dat vervuild (regen-)water gescheiden moet worden van schoon water. Vaak zijn waterlopen en (auto-)routes van oudsher gecombineerd. Regenwater dat van de wegen afstroomt voert allerlei olie en vetten mee evenals PAK’s. Om de waterkwaliteit te verhogen is het van belang dat dit vervuilde regenwater eerst gereinigd wordt voordat het bij het schone oppervlaktewater komt. Voor een dergelijke zuivering kunnen ecologische oevers en helofytenfilters gebruikt worden. Ook deze reinigingsmethoden kennen een ruimteclaim.

 

Ook de buurt- en wijkvoorzieningen voor sport, spel en recreatie vragen ruimte. Sommige van deze voorzieningen liggen naast de belangrijkste verkeerswegen. Deze voorzieningen horen bij de buurten en daardoor kunnen vanwege de schaarse ruimte niet eenvoudig andere locaties gevonden worden.

 

 

2.4          Van conflicten naar harmonie

In het LVVP wordt gezocht naar de juiste balans tussen de kwaliteit van de leefomgeving en de bereikbaarheid. De historisch gegroeide structuur van de stad vormt een randvoorwaarde en biedt handreikingen voor de zoektocht naar oplossingen. Deze oplossingen moeten ook de leesbaarheid van de stad vergroten, waardoor iedere verkeersdeelnemer eenvoudig zijn of haar weg kan vinden.

 

De diverse ruimteclaims en combinaties van functies kunnen behoorlijk wat conflicten opleveren. Dit betekent dat verkeerskundige en milieukundige maatregelen noodzakelijk zijn. Maar naast deze knelpunten zijn ook mogelijkheden te vinden. Denk bijvoorbeeld aan het combineren van een ecologische zone met een waterloop en een recreatieve langzaam verkeer route. In het LVVP wordt gezocht naar dergelijke sterke combinaties. Er wordt gezocht naar duurzame ruimtelijke ordening waarbij de balans tussen mobiliteit, ecologie en menselijke leefomgeving gevonden wordt.

 

Na een inventarisatie van de structurerende mogelijkheden van de stad en de randvoorwaarden die de leefomgeving met zich mee brengt, wordt in het LVVP het verkeers- en vervoerssysteem monofunctioneel geanalyseerd. Na deze analyse volgt een afweging. Daarbij kan op basis van onder meer de hier geschetste structuur een koppeling plaatsvinden met de andere disciplines. Er wordt daarbij gezocht naar mogelijkheden waar verkeer en vervoer en de andere disciplines elkaar kunnen versterken. Waar dat niet kan, zullen keuzes moeten worden gemaakt.


3           Leefomgeving

 

Voor bestaande knelpunten voor de leefomgeving op het gebied van luchtverontreiniging, verkeerslawaai en verkeersveiligheid dienen oplossingen gezocht te worden. Knelpunten in de toekomst dienen te worden voorkomen. Zo schept de leefomgeving randvoorwaarden voor de bereikbaarheidsmaatregelen. Dat wordt des te harder door de regels van geluid en luchtkwaliteit. De nationale implementatie van de Europese richtlijnen met betrekking tot geluid en luchtkwaliteit zal gevolgen hebben voor de wijze waarop met de verkeersstructuur omgegaan wordt. In de eindrapportage van het verkeers- en vervoersplan zullen de definitieve maatregelen worden voorgelegd, welke zijn getoetst aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit en geluidhinder. 

3.1          Luchtverontreiniging en verkeerslawaai

Eisen aan lucht bestaan om mensen tegen ongezonde effecten van luchtverontreiniging te beschermen. Van ongezonde lucht merken mensen meestal niet direct de gevolgen, maar de lucht kan op lange termijn gezondheidsklachten veroorzaken. Geluid is voor mensen wel direct hinderlijk. Niet iedereen heeft echter de financiële ruimte of keuzevrijheid om een woning te vinden op een plek zonder ernstige geluidhinder. Lucht- en geluidknelpunten verdienen dan ook beide aandacht.

 

3.1.1          Huidige situatie

Verkeer en vervoer levert een forse bijdrage aan de problematiek van verschillende milieuthema’s. De problemen beperken zich niet alleen tot de bijdrage van verkeer aan de zogenaamde ‘emissieproblematiek’, ook geluidsoverlast is belangrijke aandachtspunt. Verkeer en vervoer is de (hoofd)veroorzaker van de milieuproblemen geluidshinder en luchtkwaliteit.

Luchtverontreiniging

Verkeer levert een belangrijke bijdrage aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen, die op hun beurt weer bijdragen aan de problemen als het broeikaseffect (15%), ozonlaagaantasting (4%), verzuring (32%) en verspreiding van gevaarlijke stoffen naar de omgeving (33%).

 

Belangrijke indicatoren bij bovenstaande problemen zijn koolstofdioxide (CO2), stikstofoxides (NOx) en fijn stof (PM10). Het wegverkeer veroorzaakt 16,5% van de totale landelijke uitstoot van CO2. Daaraan levert de personenauto een bijdrage van 61%.

Verkeersemissies veroorzaken langs een aantal doorgaande wegen in Delft leefbaarheidproblemen (zie Figuur 3‑1). Door slechte luchtkwaliteit worden hier mensen blootgesteld aan te hoge concentraties van met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof. Dit geeft een verhoogd risico op gezondheidsklachten. De belangrijkste bron van luchtverontreiniging in Delft is de A13. Daarnaast veroorzaken ook de doorgaande wegen in het TU Noord gebied, de Westvest / Zuidwal en de Wateringsevest / Vrijenbanselaan lokale leefbaarheidproblemen (‘Rapport luchtkwaliteit 2003’, gemeente Delft, 17 mei 2004).

 


Figuur 31: Luchtkwaliteit 2010

 


Verkeerslawaai

Landelijke onderzoeken geven aan dat 25% van de mensen ernstige hinder ondervindt van wegverkeerslawaai. Buiten voertuigkenmerken wordt deze hinder veroorzaakt door het type verharding, de verkeersintensiteit, de rijsnelheid en de acceleratie van het verkeer.

 

3.1.2          Toekomstige ontwikkelingen en knelpunten

Luchtverontreiniging

De groei van het autoverkeer tot 2020 zal naar verwachting technische verbeteringen aan de brandstofmotor en brandstofsamenstelling grotendeels teniet doen en het fossiele energieverbruik doen toenemen. Grootschalige toepassing van innovaties zoals de waterstofmotor of de brandstofcel worden pas na 2020 verwacht.

Verkeerslawaai

Grootschalige verbeteringen aan voertuigen ter beperking van de geluidsemissies zijn de komende 10 jaar niet te verwachten. Vooralsnog is een invoering van een stil type autobanden de meest realistische vooruitgang.

 

3.1.3          Oplossingsrichting

Luchtverontreiniging

Uitgangspunt voor de oplossingsrichting is de zogenaamde drie-stappen-strategie:

 

1.       Voorkom verplaatsingen.

Door bijvoorbeeld telewerken en functiemenging kan het aantal verplaatsingen en de lengte ervan worden gereduceerd.

 

2.       Realiseer verplaatsingen met schone vervoersmiddelen.

Stimuleren van fiets- en openbaar vervoer gebruik in Delft door deze modaliteiten aantrekkelijker te maken t.o.v. van de auto.

 

3.       Maak tenslotte de resterende autoverplaatsingen zo min mogelijk belastend voor het milieu.

 

4.       Ontlast knelpunten door verkeer over minder kritische routes te sturen, zoals bijvoorbeeld de Provincialeweg. De routes van het doorgaande verkeer zouden bij voorkeur moeten liggen op wegen waar woonbebouwing op enige afstand van de weg ligt.

 

Verkeerslawaai

Voor het tegengaan van verkeerslawaai kan ook drie-stappen-strategie gevolgd worden:

1.       Maatregelen aan de bron (emissiemaatregelen).

Kansrijke maatregelen zijn:

·         Stimuleren van fiets- en openbaar vervoer gebruik in Delft door deze modaliteiten aantrekkelijker te maken ten opzichte van de auto;

·         Sturing van verkeer: knelpunten ontlasten door verkeer over minder kritische routes te sturen, zoals bijvoorbeeld de Provincialeweg. De routes van het doorgaande verkeer zouden bij voorkeur moeten liggen op wegen waar woonbebouwing op enige afstand van de weg ligt;

·         Noodzaak tot acceleratie van verkeer zo veel mogelijk beperken. Te denken valt aan het buiten werking stellen (oranje knipperen) van verkeerslichten bij weinig aanbod, het bij voorkeur toepassen van rotondes, invoering van LARGAS-principe (LAngzaam Rijden GAat Sneller).

2.       Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen.

3.       Maatregelen in het ontvangstgebied, met name woningsanering. Voor dit type maatregelen is nauwelijks budget beschikbaar zodat dit in Delft alleen bij zeer hoge uitzondering en op zeer beperkte schaal een optie is.


3.2          Verkeersveiligheid

 

3.2.1          Waarom verkeersveiligheidsbeleid?

Tekstvak: Registratiegraad
Hoe ernstiger de aard van het ongeval hoe beter de registratiegraad: 
·	verkeersdoden 	
(registratiegraad circa 92%)
·	ziekenhuisgewonden
(registratiegraad circa 60%)
·	spoedeisende-hulp-gewonden
(registratiegraad circa 15%) 
·	overige ongevallen 
- lichtgewonden en UMS) -
(registratiegraad circa 22%)
Er wordt onderscheid gemaakt in letselongevallen – waarbij doden en gewonden vallen – en ongevallen met uitsluitend materiele schade (UMS). In Figuur 3‑2 is te zien dat het aantal geregistreerde ongevallen in Delft in 2003 ten opzichte van eerdere jaren sterk gedaald is. In 2003 vonden 25% minder letselongevallen plaats en wel 50% minder UMS-ongevallen. De verklaring kan waarschijnlijk deels als winst worden geboekt, maar moet waarschijnlijk ook deels worden toegeschreven aan een verminderde registratie van UMS-ongevallen. De andere verkeersveiligheidscijfers vertonen een redelijk stabiel beeld over de periode 1998-2001. 2002 was vanuit verkeersveiligheidsoogpunt een bijzonder onveilig jaar. De jaarlijkse cijfers zijn onder andere afhankelijk van weer: bij veel regen gebeuren er meer ongelukken.


 

 


Totaal

7594

 

1003

 

1189

 

1170

 

19

 

16387

 

Figuur 32: verkeersveiligheidscijfers, overzicht 1998 –2003

3.2.2          Strategie

Hierna is van de letselongevallen uit 2002 de spreiding over Delft gevisualiseerd (zie Figuur 3‑3). Dit geeft een zeer diffuus beeld, de plek van het ongeval lijkt vaak toevallig. Als de ongevallen per vervoerwijze worden bekeken zijn er nog minder ongevallenconcentraties te vinden.


 


Figuur 33: letselongevallen 2002

Daarom wordt de volgende strategie gevolgd:

1.       Voor blackspots – locaties met 6 of meer letselongevallen of 11 of meer UMS-ongevallen per 3 jaar – zullen de gangbare oplossingen op kruispuntniveau worden gevolgd.

Om voor de overige meer diffuus optredende ongevallen tot een afname van slachtoffers te komen moet een andere aanpak worden gevolgd:

2.       Er zullen wegtypen en wegsituaties worden geïnventariseerd die speciale aandacht behoeven.

3.       Daarnaast zullen er doelgroepen worden aangewezen van verkeersdeelnemers die relatief vaak bij ongevallen betrokken zijn (bromfietsers en ouderen) of vanwege de risico’s in hun bewegingsvrijheid beperkt worden (kinderen)

 

 

3.2.3          Wegtypen met speciale aandacht

In Delft worden jaarlijks tussen 140 en 185 letselongevallen geregistreerd. Daarvan vindt slechts 7% plaats op de erftoegangswegen (≤ 30 km/u), dat wil zeggen dat 93% van de ongevallen plaats vindt op het hoofdwegennet (≥ 50 km/u) (zie Figuur 3‑4). Daarvan gebeurt het overgrote deel (77%) op de

50 km-wegen. Deze wegen verdienen dan ook bijzondere aandacht in het verkeersbeleid.

Figuur 34: ongevallen naar wegcategorie

 

Uit Tabel 3‑1 blijkt dat de meeste ongevallen worden veroorzaakt door onvoldoende afstand houden, geen voorrang verlenen, geen doorgang geven en door rood licht rijden. Dat zijn oorzaken die nauwelijks via een ander wegontwerp beïnvloed kunnen worden. De snelheid is bepalend voor de ernst van deze ongevallen. Effectieve snelheidsverlaging binnen de bebouwde kom is het  meest probate middel om ernstige ongevallen te voorkomen. De remweg van een auto is bij 30 km/uur meer dan de helft korter dan bij 50 km/uur. Met name kwetsbare verkeersdeelnemers zijn dus erg gebaat bij deze algemene snelheidsverlaging. Tevens wordt het voor groepen mensen voor wie het huidige verkeer een belemmering vormt, zoals kinderen, ouderen en gehandicapten beter mogelijk om veilig te voet, per fiets of bv. scootmobiel zelfstandig aan het verkeer deel te nemen. Daar tegenover staat een –zeker op de schaal van Delft- minimale verlenging van de reistijd voor de automobilist van enkele minuten.

 

Er wordt daarom voorgesteld om op basis van nadere studie te komen tot een uitbreiding van het aantal 30-km straten, met als uitgangspunt dat op vrijwel alle ontsluitingswegen die door de woonwijken heen lopen, de snelheid naar 30 km per uur wordt teruggebracht. Als alternatief hiervoor, mogelijk ook in combinatie, wordt invoering onderzocht van een “40-km-regime” op de wijkontsluitingswegen. Voor een dergelijk 40-km regime zal een daarbij passend wegontwerp worden ontwikkeld.

 

Tabel 31: Aantal letselongevallen naar toedracht (2001 t/m 2003)

Toedracht

 

Afloop

Onvoldoende afstand houden

Geen voorrang geven

Geen doorgang geven

Door rood licht rijden

Overig

Letselongevallen

Letselongevallen

98

77

62

32

216

485

 

3.2.4          Doelgroepen

Er is met het verkeersveiligheidsbeleid vooral winst te halen bij groepen verkeersdeelnemers, die relatief vaak letsel oplopen of letsel veroorzaken.

 

Als de letselongevallen – inclusief die met dodelijke afloop – worden bekeken, kan het volgende worden geconcludeerd. Zo’n 60 % van de slachtoffers wordt veroorzaakt door autoverkeer. De fiets en bromfiets volgen op afstand, met beide zo’n 15%. Deze cijfers zijn niet geheel vreemd als men bedenkt dat per auto ook de meeste kilometers afgelegd worden. Echter als het aantal ongevallen wordt gerelateerd aan het aantal afgelegde kilometers, dan is de bromfiets veruit de gevaarlijkste vervoerwijze.

Het aantal slachtoffers per afgelegde bromfietskilometer is meer dan 15 maal groter dan per auto en meer dan 10 maal groter dan per fiets. De bromfiets wordt vooral veel gebruikt door jongeren tot 24 jaar. Zij verdienen dan ook bijzondere aandacht.

Ook 60-plussers zijn relatief vaak betrokken bij verkeersongevallen. Het verkeersveiligheidsbeleid moet dan ook op hen worden gericht.

Automobilisten mogen per kilometer dan relatief weinig betrokken zijn bij ongevallen, de auto verdient door het grote aantal slachtoffers toch aandacht. De 18 t/m 49-jarigen veroorzaken veel ongevallen, zij gebruiken de auto ook het vaakst. De 18 t/m 24 jarige automobilisten veroorzaken echter de meeste ongevallen veel per kilometer.

 

In de Startnotitie is al aangegeven dat het vergroten van de zelfstandigheid in het verkeer van kinderen tot en met 11 jaar aandacht zal krijgen. Voor risicogroepen zal in de eindrapportage beleid worden opgesteld op het gebied van infrastructuur, voorlichting en/of handhaving.

 

3.3          Van knelpunten naar randvoorwaarden

Waar extra verkeer uit milieutechnische overwegingen ongewenst is of zelfs moet worden teruggedrongen zal worden gezocht naar andere oplossingen voor het verkeer. Het verkeersveiligheidsbeleid stelt randvoorwaarden aan het wegontwerp op specifieke locaties en aan de totale wegcategorisering.


4           Bereikbaarheid

 

4.1          Fiets

Uit cijfers van Haaglanden is gebleken dat ongeveer 75% van de korte verplaatsingen fietsend wordt afgelegd. Dit aandeel neemt af naarmate de afstand groter wordt. Een afstand van 4,5 km wordt door zo’n 50% van de reizigers per fiets afgelegd en boven de 10 km is dit aandeel minder dan 5%.

 

4.1.1          Regionale fietsverplaatsingen

Voor alle verplaatsingen van Delft naar de omliggende kernen tot een afstand van 7,5 km is met behulp van het verkeersmodel van Haaglanden uitgerekend welk deel van de mensen fietst (zie Figuur 4‑1).

Relaties met een relatief groot aandeel fietsers zijn:

·         Delft-centrum - Pijnacker (5,5 km)

aandeel fietsers 66%

·         Delft-centrum - Den Haag Laakkwartier (6,6 km)

aandeel fietsers 61%


Er zijn echter ook relaties waar het aandeel fietsers veel lager dan gemiddeld is. De relaties met Rijswijk NS/Plaspoelpolder en Hoornwijck hebben een bijzonder laag aandeel fietsers.

Figuur 41: aandeel fietsers op regionale relaties

Vervolgens is een lijst opgesteld van fietsrelaties met een relatief laag aandeel fietsers en hoog aantal potentiële fietsers (Tabel 4‑1). Door het nemen van maatregelen moet het aandeel fietsers op die relaties de komende jaren ten minste tot het gemiddelde aandeel (rode lijn) worden verhoogd.

 

Tabel 41: fietsrelaties met grote potentie

Herkomst

Bestemming

Hemelsbrede afstand

Fiets-verplaatsingen

Percentage fietsers

Streefwaarde (rode lijn)

Potentie extra fietsverpl.

Delft-centrum

Rijswijk-station/ Plaspoelpolder

4,0

57

15%

56%

151

Delft-Zuid

Rijswijk-station/ Plaspoelpolder

5,9

44

10%

36%

121

Delft-Zuid

Rijswijk A4-zone

6,3

110

21%

32%

53

Delft-centrum

Den Haag zuidwest

6,8

84

17%

26%

45

Delft-Zuid

A4-zone

6,3

119

26%

32%

28

Delft-centrum

Den Haag zuidwest

6,8

61

19%

26%

24

 

Veel zwakke fietsrelaties zijn te verklaren door de goede bereikbaarheid per auto. De Plaspoelpolder en de A4-zone hebben een directe aansluiting op de A4. Op die relaties bleek het niet mogelijk om maatregelen te benoemen om mensen op de fiets te krijgen. Alleen de verbinding met Den Haag zuidwest kan aanzienlijk verbeterend worden.

Oplossing

·         De fietsroute naar Den Haag zuidwest is niet duidelijk en niet compleet. Er een ontbreekt een schakel: een fietsbrug over de Zweth tussen Wateringseveld en de Harnaschpolder.

4.1.2          Lokaal fietsverkeer

De afstand is een van de grootste invloedsfactoren gebleken op de keuze om al dan niet te fietsen. Om fietsafstanden zo kort mogelijk te houden moeten omwegen voor fietsers zoveel mogelijk worden beperkt. Voor de relaties in en met Delft zijn met behulp van het Delftse verkeersmodel de omwegfactoren bepaald. Een omwegfactor is de afstand over de weg gedeeld door de hemelsbrede afstand. Op de meeste relaties liggen de omwegfactoren tussen de 1,1 en 1,2. Omwegfactoren van 1,5 zijn voor een fietser al groot. Waar de omwegfactoren het grootste zijn, is toevoeging van nieuwe infrastructuur nodig. Een samenvatting van relaties met de grootste omwegfactoren staat in Tabel 4‑2.

 

Uit de tabel wordt duidelijk dat in het Delftse fietsroutenetwerk extreem grote omwegen voorkomen. Vooral een zuidelijke verbinding onder de A13 (langzaam-verkeer-tunnel A13, Emerald) is gewenst. Hierdoor komt Emerald voor fietsers veel dichter bij Delft te liggen. Ook wordt een zuidelijke verbinding over de Schie gemist (fietsbrug ter hoogte van de Makro). Om deze fietsroute te completeren is op dezelfde hoogte ook een fietstunnel onder de spoorlijn gewenst. Wateringseveld kan voor fietsers dichter bij Delft komen als een fietsbrug over de Zweth wordt aangelegd.

 

Tabel 42: Omwegfactoren fiets

Van

Naar

Omweg factor

Barrière

Oplossing

Delfgauw / Emerald / Ruyven

TU-wijk (midden en zuid)

4 tot 5

A13

fietstunnel A13

Schieweg (zuid)

Rotterdamseweg (zuid)

4

Schie

fietsbrug Schie (t.h.v. Makro)

Voorhof-oost

Schieweg (noord)

TU-midden

3

Schie

Spoorlijn

fietsbrug Schie en fietstunnel spoor (t.h.v Gelatinefabriek)

Indische buurt

Rijswijk

3

Vliet

fietsbrug Vliet

Delfgauw

Schieweg (zuid)

3

Schie en A13

fietstunnel A13, fietstunnel Schie

Harnaschpolder

Wateringseveld

3

Zweth

fietsbrug Zwethzone

Tanthof-oost

Schieweg (zuid)

3

Spoorlijn

fietstunnel Tanthof

 


Onderstaande figuur (Figuur 4‑2) illustreert de omweg van Tanthof-oost (Vogelbuurt) naar Schie-oevers zuid. Hart op hart is de afstand tussen beide zones 700 meter. De fietser legt nu echter 2,3 kilometer af.

Figuur 42: De omweg van Tanthof-oost (Vogelbuurt) naar Schie-oevers zuid

 


Oplossing

Samengevat worden de volgende schakels voorgesteld (zie Figuur 4‑3):

1.       fietstunnel A13 ter hoogte van TU-middengebied;

2.       fietsbrug Schie ter hoogte van de Makro;

3.       fietstunnel Tanthof;

4.       fietsbrug Schie ter hoogte van de Gelatinefabriek;

5.       fietstunnel spoor ter hoogte van de Gelatinefabriek;

6.       fietsbrug Zwethzone ter hoogte van de molen (gem. Den Haag);

7.       fietsbrug Vliet (gem. Rijswijk).

 

Veel van deze tunnels en bruggen staan al in diverse plannen. Om de daadwerkelijke realisatie te bespoedigen is het benadrukken van het belang van deze schakels in dit LVVP en het uitdragen van hun waarde in de regio echter noodzakelijk. In het eindrapport LVVP zal een prioriteitsvolgorde op basis van het potentieel aantal gebruikers worden aangegeven. Naast deze grootschalige maatregelen heeft de bereikbaarheidsstudie een lijst opgeleverd met kleinschalige aanvullingen in het netwerk. In het fietsactieplan II zullen de overige fietsmaatregelen worden opgenomen en/of uitgewerkt.

 

Figuur 43: voorgestelde fietsschakels

 


4.2          Openbaar vervoer

Haaglanden is de openbaar vervoersautoriteit in de regio. Dat betekent dat de beleidsruimte voor Delft beperkt is. Het is voor Delft desalniettemin van belang te bepalen wat de eigen openbaar vervoerprioriteiten zijn, opdat het juiste signaal richting het stadsgewest gegeven kan worden. Algemeen kan gesteld worden dat tramlijn 1 het goed doet, maar dat de bezetting en daarmee kostendekkingsgraad van de stadsbussen (te) laag is. Met de komst van tramlijn 19 naar Delft zal het lijnennet van de streekbussen en de stadsdienst worden aangepast. Het gebruik van lokaal en regionaal openbaar vervoer blijkt nogal te verschillen. Voor het openbaar vervoer wordt daarom onderscheid gemaakt in openbaar vervoer binnen Delft (stadsvervoer) en openbaar vervoer op externe relaties (streekvervoer).

 

4.2.1          Regionaal openbaar vervoer

In Haaglanden heeft het regionale openbaar vervoer (trein, tram, bus) een marktaandeel van 23%. Op de beste verbindingen (bijvoorbeeld naar Den Haag centrum) scoort het openbaar vervoer meer dan 60%. Het regionale openbaar vervoer en met name het tramnet, kan dus een substantiële bijdrage leveren aan de bereikbaarheid. Voor tramlijn 19 wordt dan ook een goede bezetting verwacht. Sommige regionale openbaar vervoerrelaties scoren echter slecht (zie Tabel 4‑3). Er is onderzocht wat de oorzaak is van de slechte score op deze relaties. Daarbij is steeds de vergelijking getrokken met de reistijd per fiets en per auto. Er is bekeken of het wenselijk is die oorzaak weg te nemen, en te streven naar een openbaar vervoeraandeel van ten minste 23% op deze relaties.

 

Tabel 43:        relaties met laag aandeel openbaar vervoer
en totaal minimaal 500 verplaatsingen

Herkomst

Bestemming

Hemelsbrede afstand

Percentage openbaar vervoer

Delft

Pijnacker

4,6 km

5%

Delft

Rijswijk

5,5 km

5%

Delft

A4-zone Rijswijk

5,2 km

7%

Delft

Westland

8,9 km

8%

Delft

Den Haag zuidwest

6,8 km

8%

 

Op alle bovenstaande relaties is de reistijd zelfs in de spits met de auto nog 2 x korter dan per openbaar vervoer. Bovendien zijn er op de meeste bestemmingen goede (gratis) parkeergelegenheden (Plaspoelpolder, A4‑zone). Op enkele relaties (Pijnacker, Rijswijk/Plaspoelpolder) is ook de fiets sneller dan het openbaar vervoer. De fiets wordt op deze korte verplaatsingsafstanden vaker gekozen dan de auto.


Om het aandeel openbaar vervoer op deze relaties te verbeteren worden de volgende maatregelen voorgesteld:

·         eindpunten evalueren: alle streeklijnen hebben station Delft als eindbestemming. Veel reizigers hebben dat echter niet. Er zal onderzocht worden of het eindpunt van bussen misschien elders kan: in de TU‑wijk, op een route langs middelbare scholen of bij het Reinier de Graafziekenhuis. Dit scheelt voor veel gebruikers een overstap op het station en dus reistijd;

·         sneller openbaar vervoer naar Pijnacker: de bus staat samen met de auto's in de file. Van deur tot deur is de auto daardoor sneller. De N470, de afsluiting van de Rijksstraatweg en de OV-tunnel onder de A13 ter hoogte van het TU-middengebied zullen dit in de toekomst verbeteren;

·         verkorten reistijd naar Westland/Den Haag zuidwest: Aanleg van HOV-buslijn 37 (hoogwaardig openbaar vervoer) zal de reistijd verkorten en als voor een tram wordt gekozen ook aanzienlijke kwaliteitsverbetering en meer reizigers opleveren;

·         verhogen frequentie openbaar vervoer van en naar Rijswijk: de spoorverdubbeling en verhoging van de frequentie kan de openbaar vervoerbereikbaarheid verbeteren.

 

4.2.2          Stadsvervoer

Uit onderzoek blijkt dat op korte afstanden de keus voornamelijk tussen de fiets en de auto gaat, en dat het openbaar vervoer slechts enkele keren per maand wordt gebruikt [Fietsberaad feb-2004]. Op de relaties binnen Delft is het aandeel openbaar vervoer volgens gegevens van Haaglanden inderdaad zeer klein (2%). Het interne openbaar vervoer mag dan wel een klein aandeel hebben, maar door het grote aantal totaalverplaatsingen binnen Delft is het aantal reizigers voldoende om een vorm van stadsdienst te laten functioneren. Bovendien heeft het interne openbaar vervoer een sociale functie. Er zijn mensen die niet over een auto beschikken en – bijvoorbeeld vanwege leeftijd of handicap – niet kunnen of durven te fietsen.

 

Het toekomstig Delftse openbaar vervoer

De concurrentie van de fiets en de auto voor openbaar vervoer binnen Delft is groot. Door het geringe aandeel van het openbaar vervoer op relaties binnen Delft is de toekomst van het stadsvervoer al lange tijd bron voor discussie. Het regionale openbaar vervoer kan bovendien ook een positieve bijdrage aan de vervoersbehoefte binnen Delft leveren. De tramlijnen 1 en 19 en de streeklijnen zullen de kern vormen van de nieuwe Delftse stadsdienst. Daarnaast is er dus een duidelijke behoefte aan een lokaal vervoerssysteem dat slim aansluit op het regionale openbaar vervoer en dat een alternatief kan bieden voor de andere vervoerwijzen.

 

Hieruit is het idee ontstaan om binnen Delft een servicenet te introduceren: een doelgericht en efficiënt stadsvervoerssysteem dat directe verbindingen biedt met belangrijke bestemmingen binnen Delft (zoals onderwijsinstellingen, het ziekenhuis en winkelcentra) en dat goed aansluit op het bestaande stad- en streekvervoer. Voor deze algemene bestemmingen biedt deze bus de oplossing. Daarnaast blijft een systeem van vraagafhankelijk vervoer – zoals regiotaxi – noodzakelijk voor meer bijzondere bestemmingen en vervoer van deur tot deur.

 

Het openbaar vervoer binnen en buiten Delft staat of valt met de promotie van het vervoerssysteem. De gemeente Delft zal zich optimaal inzetten voor een positief imago van het openbaar vervoer. Hierin zijn de eerste stappen gezet met de tariefacties waaronder de introductie van het Dalkaartje. Verdere acties zoals bijvoorbeeld een introductiepakket voor nieuwkomers en promotiedagen voor openbaar vervoer (waaronder de Regiotaxi) dienen het gebruik van het openbaar vervoer een nieuwe stimulans te geven.

 

4.3          Autoverkeer

De beleidsruimte van de gemeente Delft voor het verbeteren van de regionale bereikbaarheid is beperkt. Alleen over wegen waarvan de gemeente wegbeheerder is kunnen zelfstandig beslissingen genomen worden. Voor ingrepen bij de buurtgemeenten, in het provinciale net (Kruithuisweg) of Rijkswegennet (A4 en A13) kan Delft alleen voorstellen bij die wegbeheerder indienen maar zij heeft niet bevoegdheid hierover beslissingen te nemen.

 

4.3.1          Externe autorelaties

Bij de bereikbaarheidsstudie van het autoverkeer is gebruik gemaakt van het regionale verkeersmodel van Haaglanden. Met behulp van dit model is vastgesteld op welke relaties de autoreistijd in het spitsuur meer dan 1,5 x zo lang is als de reistijd in de nacht. Vervolgens is vastgesteld of fiets en openbaar vervoer nu al een alternatief zijn of dat de knelpunten in de autobereikbaarheid in de toekomst met fiets of openbaar vervoer maatregelen kunnen worden opgelost. Als dat niet het geval is zullen auto-maatregelen worden voorgesteld. Er wordt gesteld dat:

·         de fiets een alternatief is als de verplaatsingsafstand korter is dan 7,5 kilometer.

Ø       Dit betekent dat de autobereikbaarheid van de Plaspoelpolder en Den Haag zuidwest vanuit Delft niet verbeterd zal worden.

·         het openbaar vervoer een goed alternatief is als de reistijd per openbaar vervoer van deur tot deur niet meer dan 1,5 keer langer is dan de reistijd per auto in de spits.

Ø       In de huidige situatie is het openbaar vervoer snel genoeg naar de centra van Rotterdam, Schiedam, Den Haag en Leiden.

 

Uit de modelstudie blijkt dat de reistijd op bijna alle relaties die gebruik maken van de A4, de A12 en de A13 een verliestijd hebben van meer dan een factor 1,5 (spitstijd/nachttijd). Over deze wegen heeft Delft echter geen zeggenschap. Deze verliestijd wordt vooral veroorzaakt bij de aansluitingen van het onderliggend wegennet op de hoofdwegennet en op de wegen die de grote steden ingaan. In Delft zijn dat de Kruithuisweg en alle aansluitingen op de A13.

Voor sommige relaties is de fiets of het openbaar vervoer geen alternatief voor de auto. Als op die relaties de verhouding spits/nachtreistijd extreem is (>1,5), is dit – vanwege het ontbreken van alternatieven – voor de reiziger erg vervelend. Dat is het geval op de relatie Delft-Westland.

 

Door Haaglanden is recent een regionale studie naar korte termijnmaatregelen ter verbetering van de autobereikbaarheid uitgevoerd. De volgende maatregelen worden voor de corridor Rotterdam - Den Haag voorgesteld:

·         Prins Clausplein: extra verbinding voor verkeer uit A13 Rotterdam naar Den Haag (via bestaand viaduct over de A4).

·         A13 westbaan: Aanleg spitsstrook tussen Delft-Zuid en Doenkade (N209)

·         A13 oostbaan: Aanleg spitsstrook tussen Delft Zuid en Ypenburg

·         Kruithuisplein: aanpassing markering, bewegwijzing en optimalisatie verkeerslichtenregeling

·         Verbreding Beatrixlaan tussen Delft en A4 naar 2x2 rijstroken (geheel of gedeeltelijk)

De realisatie van de extra spitsstroken van de A13 is afhankelijk van de uitkomst van de tracéstudie naar de A4 Delft-Schiedam. In die studie worden ook de A54 (Harnaschknoop - Westland) en de verbreding van de A13 plus aanleg van de verbindingsweg A13/A16 onderzocht als alternatieven voor de A4 . Of verbreding van de Beatrixlaan voor Delft ook noodzakelijk is zal in de eindrapportage LVVP worden uiteengezet.

 

De gemeente Rijswijk stelt voor om de zogenaamde Zuidweg aan te leggen. Dit is een verbindingsweg tussen de Harnaschknoop (A4) en de aansluiting Delft-noord. De westtak van de Zuidweg, dat is het gedeelte van de Harnaschknoop tot aan de Beatrixlaan, dient als ontsluitingweg voor de nieuwbouw in de Harnaschpolder. De weg ontlast daarmee de Hoornseweg. De oosttak (Beatrixlaan - A13) kan de Ruys de Beerenbrouckstraat ontlasten. De realisatie van de volledige Zuidweg heeft als risico dat veel verkeer dat thuis hoort op de A4 en A13 via het onderliggend wegennet gaat rijden. In modelstudies zullen deze effecten nog nader worden onderzocht. Het is nu al wel duidelijk dat de westtak voor Delft gewenst is. Voorstel:

·         Aanleg van de westelijke tak van de Zuidweg (Harnaschknoop - Beatrixlaan)

 

In het voorkeursalternatief voor Technopolis Innovation Park is een aantal maatregelen opgenomen om Delft en Technopolis in het bijzonder, in de toekomst per auto bereikbaar te houden. De raad heeft met deze maatregelen ingestemd. Voor de bereikbaar per auto in de bestemmingsplanperiode 2005 – 2015 wordt het volgende voorgesteld:

·         verdubbeling van de capaciteit van het kruispunt Schoemakerstraat – Kruithuisweg·      

·         ongelijkvloerse kruising Kruithuisweg-Voorhof/Tanthofdreef

·         aanleg brug over de Schie

·         verdubbeling van de capaciteit kruispunt Schieweg – Kruithuisweg

Voor de periode 2015-2025 is daarnaast de volgende maatregel voor de afwikkeling van het autoverkeer nodig:

·         rechtstreekse aansluiting van Technopolis op de A13 ter hoogte van de verzorgingsplaats Ruyven.

 

Wanneer in Delft de spoorverdubbeling voltooid is en Stedenbaan[1] en Randstadrail[2] zijn ingevoerd zal de kwaliteit en het aanbod van het openbaar railvervoer aanzienlijk toenemen. De frequentie gaat omhoog, er komen elders meer treinstations (o.a. Schiedam Spaland, Ypenburg) en de reistijd per spoor wordt korter zodat nog beter en op meer relaties met de auto kan worden geconcurreerd. Dat zal een aanzienlijke verlichting op de A4 en A13 opleveren omdat 80% van dit spitsverkeer een herkomst én bestemming heeft in de Haagse en Rotterdamse regio (bron; Cie Luteijn). Pas wanneer deze openbaar vervoersmaatregelen zijn gerealiseerd zal de autobereikbaarheid opnieuw onderzocht moeten worden.

 

4.3.2          Autorelaties Delft Intern

Het autoverkeer zal in Delft worden geconcentreerd op een beperkt aantal routes. Op deze routes staat de doorstroming van het verkeer binnen de grenzen van luchtkwaliteit en geluidhinder centraal. Als gevolg van de toename van het aantal woningen en arbeidsplaatsen in en rondom Delft zal het autoverkeer de komende jaren toenemen. Daarnaast is er nog steeds een autonome groei van het autoverkeer: afhankelijke van de verplaatsingsafstand en het motief: 1 tot 2 % per jaar. In het Delftse verkeersmodel is gerekend met een groei van 20% in de periode 2002 tot 2020. Figuur 4‑4 geeft aan welke wegvakken in de toekomst zwaar of overbelast zullen worden. Als een wegvak zwart gekleurd is betekent dit dat er meer verkeer over de weg wil rijden dan de weg kan verwerken. Voor dit verkeer ontbreken alternatieve routes of die hebben onvoldoende restcapaciteit. Ook de wegvakken van met een belasting tussen de 80 en 90% zijn problematisch. De figuur niet aan waar de files zullen staan. Dit kan het overbelaste wegvak zijn maar meestal zijn dit ook de toeleidende wegen.

 

Uit de berekeningen van 2020 blijkt dat op de volgende wegen bij ongewijzigd beleid, (ernstige) capaciteitsproblemen zullen ontstaan:

·         Kruithuisweg, tussen A13 en Voorhofdreef;

Ø       zie maatregelen voorkeursalternatief Technopolis

·         Westlandseweg (van Centrum - Delft tot in Den Hoorn);

·         Omgeving Zuidpoortgebied;

·         kruising van Foreestweg -Provincialeweg;

Ø       Er zal onderzocht worden of een aansluiting provincialeweg- van der Dussenweg een goede keuze is.

·         Prinses Beatrixlaan (Delft - A4 - Rijswijk);

Enkele op- en afritten A4 richting Den Haag.

Figuur 44
: Verzadigingsgraad Delftse wegennet (intensiteit/capaciteit)

 


In het kader van de Poptahof is inmiddels al besloten om de Martinus Nijhofflaan ongelijkvloers aan te sluiten op de Provincialeweg en Papsouwselaan te versmallen. Deze maatregelen zullen overgenomen worden in het LVVP.

 

In het eindrapport LVVP zal worden aangegeven of en hoe de knelpunten kunnen worden verminderd. Dat kan zowel zijn door het toevoegen van auto-infrastructuur maar ook door het verbeteren van het openbaar vervoer of de fietsvoorzieningen.

 


5           Vervoerwijzekeuze

 

Het beïnvloeden van vervoerwijzekeuze is een van de belangrijkste middelen om een toename van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer en een beperking van het gebruik van de auto te bewerkstellingen. De methoden voor deze beïnvloeding zullen in het vervolgonderzoek dan ook verder moeten worden uitgewerkt. Het is van belang te weten aan welke knoppen de gemeente kan draaien om de vervoerwijzekeuze te beïnvloeden. De gemeentelijke mogelijkheden zijn echter zeer beperkt. Er wordt daarom een GDR-sessie (Group Decision Room) georganiseerd. Deze is gepland op 13 september 2004. In deze workshop worden de deelnemers gevraagd realistische maatregelen aan te dragen voor de beïnvloeding van de vervoerwijzekeuze in relatie tot het milieu. Deze maatregelen kunnen door alle deelnemers van commentaar worden voorzien. Ten slotte zal een prioriteitstelling van maatregelen worden gevraagd. Uit deze prioriteitstelling zal blijken welke maatregelen op een draagvlak kunnen rekenen, welke maatregelen omstreden zijn en welke overbodig worden gevonden.

 


6           Richtinggevende uitspraken voor de raad

 

De tussenrapportage van het LVVP geeft een overzicht van de tot nu toe bereikte onderzoeksresultaten. Enkele onderdelen zijn inmiddels zo ver uitgewerkt dat uitspraken door de commissie Duurzaamheid wenselijk zijn. Deze uitspraken zullen richtinggevend zijn voor de afronding van het LVVP. Hieronder staat een overzicht van de uitspraken die voor overleg aan de raadscommissie worden voorgelegd.

 

6.1          Uitspraak 1: Procedure bereikbaarheid

Het beïnvloeden van de vervoerwijzekeuze ten gunste van de fiets en het openbaar vervoer wordt bereikt door prioriteit te geven aan het verbeteren van de fiets- en openbaar vervoervoorzieningen en daar bij de auto terughoudend mee om te gaan. De gemeentelijke mogelijkheden om bereikbaarheid te beïnvloeden zijn beperkt. Delft kan alleen maatregelen realiseren op het eigen wegennet. Voor het overige is Delft afhankelijk van de het rijk, de provincie, de buurtgemeenten en/of Haaglanden.

In het bereikbaarheidsonderzoek zijn per vervoerwijze knelpunten opgespoord. Bij de selectie van maatregelen is de volgende procedure gevolgd:

1.       Is de verplaatsingsafstand korter dan 7,5 km?

JA >           Indien nodig fietsmaatregelen, geen automaatregelen

2.       Is het openbaar vervoer qua reistijd een alternatief voor de auto?

JA >           Indien nodig Openbaar vervoermaatregelen, geen automaatregelen

indien 1 en 2.    NEE >

3.       Relaties met groot aandeel auto en omvangrijke stromen?

4.       Bovendien verhouding autoreistijd spits/nacht extreem

JA >           dan automaatregelen ontwikkelen

 

Wij verzoeken u om in te stemmen met de procedure bereikbaarheid.

 

6.2          Uitspraak 2: Grote fietsverbindingen

In het hoofdstuk bereikbaarheid heeft de vervoerwijze fiets nadrukkelijk aandacht gekregen. Een zeer effectieve manier om het fietsgebruik te stimuleren is de verplaatsingsafstand te verkorten.

Dit gebeurt door het toevoegen van ontbrekende schakels:

·         Fietstunnel A13 ter hoogte van TU-middengebied

·         Fietsbrug Schie ter hoogte van de Makro

·         Fietstunnel Tanthof

·         Fietsbrug Schie ter hoogte van de Gelatinefabriek

·         Fietstunnel spoor ter hoogte van de Gelatinefabriek

·         Fietsbrug Zwethzone (gem. Den Haag)

·         Fietsbrug Vliet (gem. Rijswijk)

Voor enkele van deze fietsverbindingen is de financiële dekking uit regionale fondsen al gedeeltelijk gedekt.

In het eindrapport LVVP zal een prioriteitsvolgorde op basis van het potentieel aantal gebruikers, de investeringskosten en de financieringsmogelijkheden worden aangegeven.

 

Wij verzoeken u om te onderschrijven dat voor het verbeteren van de bereikbaarheid voor fietsers deze grootschalige fietsverbindingen noodzakelijk zijn.

6.3          Uitspraak 3: Servicenet Openbaar Vervoer

Met de komst van nieuwe regionale openbaar vervoerverbindingen (lijnen 19 en 37) en de aanleg van de Calvébrug en de brug over de Gaag is een belangrijke stap gezet naar een hoogwaardig en efficiënter regionaal openbaar vervoersysteem dat kan concurreren met het regionale autoverkeer.

Binnen Delft is de concurrentie van de fiets en de auto voor openbaar vervoer groot. Door het geringe aandeel van het openbaar vervoer op relaties binnen Delft is de toekomst van het stadsvervoer al lange tijd onderwerp van discussie. Er is behoefte aan een lokaal vervoerssysteem dat slim aansluit op het regionale openbaar vervoer en dat verziet in de vervoersbehoefte van mensen die geen gebruik kunnen maken van de andere vervoerwijzen. De Regiotaxi voorziet voor een deel al in de vervoersbehoefte van deur tot deurverplaatsingen binnen Haaglanden. De Regiotaxi is echter niet geschikt om de stadsdienst te vervangen: de reizigersaantallen zijn daarvoor te groot.

Hieruit is het idee ontstaan om binnen Delft een servicenet te introduceren: een doelgericht en efficiënt stadsvervoerssysteem dat directe verbindingen biedt met belangrijke bestemmingen binnen Delft (zoals onderwijsinstellingen, winkelcentra, het ziekenhuis en winkelcentra) en dat goed aansluit op het andere openbaar vervoer. De belangrijkste kenmerken van dit systeem zijn rijden volgens een dienstregeling, service bij het in- en uitstappen, en route die alle belangrijke bestemmingen dekt zodat er minder overgestapt hoeft te worden. Dit systeem zal een alternatief moeten worden voor de uren dat de stadsdienst weinig gebruikt worden.

 

Wij verzoeken u om in te stemmen met de ontwikkeling van een servicenet binnen Delft in plaats van delen van de stadsdienst. Een concreet voorstel van dit servicenet zal parallel aan het LVVP aan de Raad worden aangeboden.

 

6.4          Uitspraak 4: Hoofdwegennet Delft

In figuur 2-5 is het toekomstige Delftse hoofdwegennet definieerd.

Het toekomstig netwerk wordt gevormd door de A13, de A4, de Kruithuisweg en de Provincialeweg. Op dit net zal bij de vormgeving prioriteit geven worden aan een vlotte en veilige doorstroming van het autoverkeer.

 

Wij verzoeken u te onderschrijven dat het hoofdwegennet door deze vier wegen gevormd wordt.

 

6.5          Uitspraak 5: Grote maatregelen autoverkeer

In het hoofdstuk bereikbaarheid zijn een aantal maatregelen genoemd om de bereikbaarheid voor het autoverkeer te verbeteren. Het gaat om de volgende maatregelen:

·         Aanleg van de westelijke tak van de Zuidweg (Harnaschknoop - Beatrixlaan)

·         verdubbeling van de capaciteit van het kruispunt Schoemakerstraat – Kruithuisweg

·         ongelijkvloerse kruising Kruithuisweg-Voorhof/Tanthofdreef

·         aanleg brug over de Schie

·         verdubbeling van de capaciteit kruispunt Schieweg – Kruithuisweg

·         rechtstreekse aansluiting van Technopolis op de A13 ter hoogte van de verzorgingsplaats Ruyven

·         ongelijkvloerste aansluiting van de Martinus Nijhofflaan op de Provincialeweg

·         versmalling van de Papsouwselaan tot 1 rijstrook per richting

 

Wij verzoeken u om te onderschrijven dat voor het verbeteren van de bereikbaarheid voor het autoverkeer deze grootschalige ingrepen noodzakelijk zijn.

 

6.6          Uitspraak 6: Aanpak Verkeersveiligheid

Gezien de kerncijfers verkeersveiligheid is Delft een relatief veilig stad. Er zijn weinig locaties meer waar veel ernstige verkeersongevallen gebeuren. Toch zijn telt Delft per jaar gemiddeld 200 gewonden en 3 dodelijke slachtoffers. De meeste ongevallen gebeuren verspreid over de hele stad waardoor de voorheen gehanteerde blackspot-analyse niet meer effectief is.

 

Er wordt voorgesteld om:

1. De laatste blackspots op de gangbare wijze aan te pakken

2. De maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid te richten op de huidige 50-km-uur wegen. Daarvoor twee alternatieven in samenhang onderzoeken, te weten een uitbreiding van het aantal 30-km straten en de invoering van een 40-km regime op de wijkontsluitingswegen. Nadere afweging zal plaatsvinden bij de vaststelling van het definitieve LVVP.

3. Speciale aandacht wordt gegeven aan reduceren van de ongevalrisico’s voor ouderen, bromfietsers en kinderen.

 

Wij verzoeken u om deze aanpak te steunen.

 

 



[1] lighrailmaterieel (dat extra haltes aandoet) in plaats van stoptreinen over bestaand spoor

[2] lightrail tussen onder meer Den Haag, Zoetermeer en Rotterdam