Nota
Overleg
en Inspraak
Voorontwerpbestemmingsplan
Buitengebied 2003
Gemeente
Delft
Vakteam
Ruimtelijke Ordening
september
2004
1
Inleiding
In deze Nota Overleg en Inspraak is een overzicht
opgenomen van de binnengekomen reacties in het kader van de overlegverplichting
van artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 en de
binnengekomen inspraakreacties in het kader van artikel 6a van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening. Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2003 heeft in
verband met de inspraak van 10 juni tot 8 juli 2003 ter inzage gelegen bij de
Publieksbalie van de gemeente Delft en bij het gebouw van de sector Grondgebied
van de toenmalige gemeente Schipluiden. Daarnaast is op 16 juni 2003 een
inspraakbijeenkomst gehouden, waarbij het voorontwerpbestemmingsplan aan de
gebruikers van het plangebied en andere belangstellenden is toegelicht en
waarbij er gelegenheid was voor vragen en opmerkingen. De aankondiging van de
bijeenkomst is gepubliceerd in de Stadskrant en in Den Maasluider van de
voormalige gemeente Schipluiden. Het verslag van deze inspraakbijeenkomst maakt
onderdeel uit van de Nota Overleg en Inspraak.
2
Resultaten overleg ingevolge artikel 10 Besluit op de
ruimtelijke ordening 1985
Op basis van artikel 10 van het Besluit op de
ruimtelijke ordening 1985, is het plan aan de navolgende instanties voorgelegd:
1.
Provinciale Planologische Commissie van Zuid-Holland;
2.
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek;
3.
Rijkswaterstaat;
4.
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
5.
VROM-Inspectie;
6.
Ministerie van Defensie;
7.
College van Burgemeester en Wethouders van Schipluiden;
8.
Stadsgewest Haaglanden;
9.
Hoogheemraadschap van Delfland;
10.
Dienst Landelijk Gebied voor ontwikkeling en beheer;
11.
Zuid-Hollandse Milieufederatie;
12.
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haaglanden;
13.
Recreatieschap Midden-Delftland;
14.
N.V. Nederlandse Gasunie: Gastransport Services;
15.
Pro Rail;
16.
Rijksdienst voor de Monumentenzorg;
17.
Nederlandse Spoorwegen, Afdeling Productmanagement;
18.
College van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam;
19.
College van Burgemeester en Wethouders van Schiedam;
20.
College van Burgemeester en Wethouders van
Pijnacker-Nootdorp;
21.
Ministerie van Economische Zaken;
22.
Landbouwschap, gewestelijke Raad voor Zuid-Holland;
23.
Stichting het Zuidhollands Landschap;
24.
Agrarische Natuurvereniging Vockestaert;
25.
Eneco Energie;
26.
PTT Telecom Netwerkdiensten.
De eerste 18 instanties hebben
schriftelijk gereageerd. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de afdeling
Productmanagement van de Nederlandse Spoorwegen en de gemeente Rotterdam hebben
laten weten dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van inhoudelijke
opmerkingen. De overige 15 instanties hebben wel inhoudelijk commentaar
geleverd. De resterende instanties hebben niet gereageerd.
2.1
Provinciale Planologische Commissie van Zuid-Holland,
Postbus 90602,
2509 LP
Den Haag.
2.1.1 IODS
Zodra het IODS (Integrale
Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam) verder is uitgekristalliseerd moet naar
de mening van de PPC een ‘nieuw’, daarop geënt, plan worden opgesteld. De
bedoeling van het IODS alsmede de bereidheid te zijner tijd een ‘nieuw’ plan op
te stellen, ware in het bestemmingsplan expliciet op te nemen.
Antwoord
Wanneer een verdere
uitwerking van het IODS juridische consequenties heeft voor het voorliggende
bestemmingsplan zal het bestemmingsplan te zijner tijd herzien worden.
Het
milieubeschermingsgebied van stilte van Midden-Delfland moet op de plankaart
aangegeven worden.
Antwoord
Hiermee
kan worden ingestemd.
Een besluit hogere grenswaarde in
verband met het wegverkeerslawaai moet genomen zijn voordat de gemeenteraad het
plan vaststelt.
De hogere
grenswaarden in verband met het wegverkeerslawaai zijn bij besluit van 8
december 2003 vastgesteld.
Alvorens de bestemming na
beëindiging van een bedrijf in de bestemming 'Woondoeleinden' kan worden
gewijzigd op basis van artikel 11 van het bestemmingsplan, dient in verband met
industrielawaai akoestisch onderzoek uit te wijzen of de voorkeursgrenswaarde
niet wordt overschreden dan wel dat een verzoek om een hogere grenswaarde bij
Gedeputeerde Staten moet worden aangevraagd.
De drie bedrijven, die binnen het
voor geluid gezoneerde bedrijventerrein Schieoevers vallen worden uitgezonderd
van de wijzigingsbevoegdheid.
In artikel 11 'Bedrijfsdoeleinden' moeten
inrichtingen, als bedoeld in artikel 41 van de Wet Geluidhinder en artikel 4.2
van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit, uitgesloten worden.
Antwoord
Artikel 11 zal aangepast worden.
Overigens vallen dergelijke inrichtingen in de hoogste categorieën van de Lijst
van bedrijfstypen. Op basis van artikel 11 zijn slechts bedrijven vallend in de
categorie 1, 2 en met vrijstelling
artikel 3.1-bedrijven mogelijk gemaakt.
2.1.3 Luchtkwaliteit
In de toelichting dient aandacht
te worden besteed aan de geurhinder ten gevolge van het Overlaadstation Delftse
Schie.
Antwoord
Hiermee
kan worden ingestemd.
2.1.4 Water
De toelichting dient te worden
uitgebreid met een passage over de veiligheid met betrekking tot de bescherming
tegen hoge boezemstanden. Medio september 2003 zal een door de provincie
geïnitieerd onderzoek naar de veiligheid van boezemkaden worden afgerond. In
planologische zin zal rekening moeten worden gehouden met eventuele verbetering
en/of verhoging van de kaden.
De toelichting wordt uitgebreid.
De voorschriften vormen geen beletstel voor verbetering dan wel ophoging van de
kaden. Indien tijdens de bestemmingsplanprocedure blijkt, dat de waterkeringen
breder aangegeven moeten worden, zal de plankaart daarop aangepast worden.
De Delftse Schie zal als vaarweg
moeten worden bestemd. In samenhang met de vaarweg zal ook de veiligheid van
het transport te water aan de orde moeten komen in het hoofdstuk over de
externe veiligheid.
De Delftse Schie heeft de
bestemming 'Water'. Binnen de doeleindenomschrijving van deze bestemming is
binnenscheepvaart expliciet genoemd. Een verdere aanpassing is dan ook overbodig.
In de toelichting zal nog aandacht besteed worden aan veiligheid van het
transport te water.
De zone langs de Schie is zoekgebied voor
piekberging/calamiteitenberging van het Hoogheemraadschap van Delfland. Wanneer
concrete locaties bekend worden, zou een wijzigingsfunctie in artikel 4 van de
voorschriften ten dienste van de bergingsfunctie opgenomen kunnen worden.
Antwoord
Wanneer de concrete
locaties bekend zijn, zal in overleg met het hoogheemraadschap bekeken worden
of en hoe in planologische zin met de betreffende wens rekening gehouden kan
worden. Piekberging verdient niet de voorkeur omdat het - bij gebruik -
gebiedsvreemd water introduceert. Daarnaast wordt een dergelijke voorziening
slechts incidenteel gebruikt en levert het verder geen bijdrage aan extensieve
recreatie of natuurontwikkeling. Mogelijk kan wel meegewerkt worden aan een
zogenaamde voorraadberging, die gebruikt kan worden om het stedelijk gebied van
Delft in tijden van droogte te voeden met oppervlaktewater van een goede kwaliteit.
Een dergelijke berging kan ook bijdragen in de regionale wateropgave, omdat
minder water naar de boezem wordt gepompt.
Het plangebied ligt in de invloedssfeer van de
grondwateronttrekking van DSM-Gist. In het algemeen geldt dat men bij de bouw
van grote werken, binnen de invloedssfeer van grote grondwateronttrekkingen,
rekening moet houden met mogelijke veranderingen van de stijghoogten.
Antwoord
Het bestemmingsplan heeft
een conserverend karakter. Het ligt dan ook niet voor de hand om in de toelichting
in te gaan op mogelijke veranderingen van de stijghoogten. Het is duidelijk dat
er problemen zullen ontstaan indien de grondwateronttrekking vermindert of
stopt. Nadrukkelijk wordt gesteld dat dan ook de provincie Zuid-Holland en het
Hoogheemraadschap van Delfland een verantwoordelijkheid hebben. In dit stadium
valt deze vraag buiten het kader van onderhavig bestemmingsplan.
2.1.5 Archeologie
Het bestemmingsplan dient ook de
gebieden met een redelijke tot hoge kans op archeologische sporen aan te geven.
Daarnaast is in het zuidwesten een gebied met een zeer grote kans op
archeologische sporen niet opgenomen in het plan. Verder is het gebied met het
nummer 9395 aangegeven als gebied met hoge waarde, terwijl dat zeer hoge waarde
moet zijn.
In een gebied met een redelijke
tot zeer grote kans op archeologische sporen bij verstoring van de ondergrond
moet een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Antwoord
Het plan wordt conform de
hierboven vermelde reactie aangepast.
2.1.6 Fietspaden
Het fietspad ten oosten van de A13
dient op de plankaart te worden aangegeven.
Antwoord
Het betreft de
Rijksstraatweg. Die weg is echter ook voor autoverkeer toegankelijk. In het
voorontwerp is de weg ten onrechte van de bestemming 'Verkeersdoeleinden 3'
voorzien, terwijl de bestemming 'Verkeersdoeleinden 1' van toepassing is. De
plankaart wordt aangepast.
2.1.7
Leiding
De brandstofleiding moet in
het bestemmingsplan opgenomen worden.
Antwoord
Hiermee
kan worden ingestemd.
2.1.8 Wijzigingsbevoegdheid
niet-agrarische vervolgfuncties
De wijzigingsbevoegdheid van
artikel 4, lid 10 biedt te veel ruimte aan ongewenste functies in het
buitengebied. Door de verspreid liggende percelen wordt er belang aan gehecht
om de mogelijkheden voor functiewijziging te beperken. Daarnaast moet worden
aangesloten op de vereisten uit de Nota Planbeoordeling 2002. In het artikel
moeten verwijzingen opgenomen worden naar de van toepassing zijnde
voorschriften. Tevens dient aansluiting te worden gezocht bij de voorschriften
van het bestemmingsplan Abtswoude van de gemeenten Schipluiden, Vlaardingen en
Schiedam.
Antwoord
In het buitengebied is vrijwel
altijd sprake van verspreid liggende percelen. Overigens hebben relatief weinig
percelen nog een agrarische bestemming. Artikel 4, lid 10 is afgestemd op de eisen uit de Nota
Planbeoordeling 2002. Ondanks dat in artikel 4, lid 10 onder k een verwijzing
naar de van toepassing zijnde artikelen is opgenomen, zal de verwijzing
explicieter gekoppeld worden aan het sublid waarin de specifieke functiewijziging
is benoemd.
De voorschriften sluiten
grotendeels aan op de voorschriften uit bestemmingsplan Abtswoude van de
genoemde gemeenten. De meeste agrarische bedrijven vallen sinds 1 januari 2004
binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Midden-Delfland. De voormalige
gemeente Schipluiden kan zich vinden in de opgenomen regeling.
2.1.9 Windturbines
De locatie is als studielocatie in
het streekplan en in de provinciale ontwerpnota Wervel opgenomen, maar valt ook
in de rijksbufferzone. Uit nadere studies zou daarom moeten blijken of in dit
natuur- en recreatiegebied plaats is voor windturbines en zo ja hoeveel
windturbines. Verder moet aangegeven worden in samenhang met welke omliggende
locaties deze locatie mogelijk wordt gemaakt, en waarom voor de uitkomst is
gekozen dat deze locatie niet aan de orde is als de locatie Schie-oevers en/of
A13 Delft/Pijnacker wordt gerealiseerd. Dit moet in de voorwaarden van de
wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de windmolens opgenomen worden.
De planologische noodzaak voor een
maximale doelstelling van 10 MW ontbreekt. Een nadere uitleg is gewenst.
Tenslotte moeten meer voorwaarden
gesteld worden aan uiterlijk, ruimtelijke ritmiek en dergelijke van de
eventueel te plaatsen windmolens.
Antwoord
Uit studie is gebleken, dat de
voorgestelde opstelling niet gezien moet worden als verstedelijking van het
natuur- en recreatiegebied, maar meer als accentuering van de overgang van het
stedelijk naar het landelijk gebied. De opstelling zorgt, met name op afstand,
voor een visuele accentuering van de rand van het stedelijk gebied. Door de ruimtelijke verdichting in het
gebied, met name veroorzaakt door bosontwikkeling en de toekomstige
ontwikkeling van Technopolis Innovation Park, is aantasting van de openheid
niet in het geding.
De locatie wordt mogelijk
ontwikkeld in samenhang met de locatie A13 Pijnacker. Afstemming vindt plaats
met de gemeente Pijnacker-Nootdorp, zodat de landschappelijk inpasbaarheid van
het windpark gewaarborgd blijft. De locatie Schie-oevers is na nader onderzoek
komen te vervallen, omdat met deze locatie niet kon worden voldaan aan een
gewenste lijnopstelling van tenminste 3 turbines. De noodzaak ontbreekt dan ook
om de voorgestelde voorwaarde in het bestemmingsplan op te nemen.
De provincie heeft in de Nota van
Beantwoording van bedenkingen op de ontwerpnota Wervel aangegeven dat zij
welwillend staat tegenover een combinatie bestaande uit de opstellingen A13
Pijnacker en de locatie aan de stadsrand van Delft, mits voorzien van een goede
ruimtelijke en landschappelijke onderbouwing. In bovengenoemde studie is ook de
ruimtelijke kwaliteit van de opstelling beoordeeld. Er wordt geconcludeerd dat
met de gecombineerde opstelling wordt voldaan aan bijna alle aandachtpunten en
kenmerken van de ruimtelijke kwaliteit van lijnopstellingen. De enige afwijking
is dat de twee lijnen van de opstelling een andere onderlinge afstand voor de
windturbines hebben. Dit wordt echter niet als bezwaarlijk gezien, omdat vanuit
de meeste zichtpunten dit niet zal opvallen.
De
maximale doelstelling van 10 MW was gekoppeld aan de doelstelling van het 3
E Klimaatplan Delft 2003-2012. Een nadere haalbaarheidstudie heeft
ondertussen aangetoond dat op de locatie 3 windturbines te realiseren zijn. De
doelstelling van maximaal 10 MW komt hierdoor te vervallen.
De
voorwaarden aan uiterlijk, ruimtelijke ritmiek en dergelijke worden gekoppeld
aan de landschappelijke inpasbaarheid van het windpark.
Dit zal nog in de toelichting
verwerkt worden. De voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid worden nog
aangepast.
2.1.10 Maatschappelijke
doeleinden
Er moet duidelijkheid worden
verschaft met betrekking tot de in artikel 14 'Maatschappelijke doeleinden'
toegestane oppervlakte ten behoeve van horeca.
Antwoord
Het betreft het perceel aan de
Rotterdamseweg 205. Het is een expositieruimte voor derdewereldkunst annex
studie- en documentatiecentrum met ruimte voor workshops en trainingen. De
bijbehorende catering vindt daar ook plaats. In het geldende bestemmingsplan
heeft het perceel de bestemming 'Gemengde doeleinden'. In de
doeleindenomschrijving wordt horeca aangehaald. De bestemming zoals aangegeven
in het voorontwerp biedt meer duidelijkheid. Overigens worden de voorschriften
zodanig aangepast, dat duidelijk is dat het alleen om het perceel aan de
Rotterdamseweg 205 gaat.
2.1.11
Handhaving
Het is gewenst om een
handhavingsparagraaf zoals bedoeld in de reactie van de VROM-Inspectie op te
nemen.
Antwoord
Voor de beantwoording van deze
reactie wordt verwezen naar de beantwoording van de reactie van de
VROM-Inspectie.
2.1.12
Overlegreacties
Er wordt verwezen naar de adviezen
van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, het ministerie van
Verkeer en Waterstaat, het ministerie van Landbouw, Verkeer en Visserij en het
Stadsgewest Haaglanden.
Antwoord
De
betreffende adviezen worden hieronder van commentaar voorzien.
2.1.13
Economische uitvoerbaarheid
In het plan is geen aandacht
besteed aan de economische uitvoerbaarheid.
Antwoord
Hier zal
nog aandacht aan worden besteed.
2.2 Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Kerkstraat
1, 3811 CV Amersfoort.
2.2.1 Peilverlaging
en archeologische waarden
In paragraaf 3.3.2 staat
aangegeven, dat het waterpeil ten westen van Abtswoude met 40 cm is verlaagd.
Het verlagen van het polderpeil zal het verdwijnen van archeologisch erfgoed
ten gevolge hebben. Het besluit tot peilverlaging is in strijd met rijks- en
provinciaal beleid op het gebied van archeologie, zodat er mitigerende
maatregelen ondernomen zullen moeten worden.
Het betreffende peilbesluit is al
op 10 december 1996 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Bij
de goedkeuring heeft Gedeputeerde Staten meegegeven dat de begrenzing van de
hoogwatervoorzieningen en veiligstelling van de archeologische vindplaatsen in
de Lage Abtswoudse polder nader bezien zullen worden bij de uitvoering van het
peilbesluit. Het bestemmingsplan is niet het instrument om voorstellen te doen
voor mitigerende maatregelen. Dit moet in het kader van een eventueel nieuw
peilbesluit worden bepaald. Overigens is er al in 1992 een onderzoek verricht
naar de mogelijkheden om beschermende maatregelen te treffen om verdroging van
archeologische terreinen te voorkomen. De uitkomst van dit onderzoek heeft
uitgewezen dat de haalbaarheid van de aanbevolen maatregelen laag werd
ingeschat.
Voorschrift en plankaart archeologisch
waardevol gebied
Het aanlegvergunningstelsel moet
ook van kracht zijn voor de terreinen waar een redelijk tot hoge kans op
archeologisch erfgoed bestaat.
In artikel 23 (Archeologisch
waardevol gebied) is niet gedefinieerd wie bedoeld wordt met de archeologisch
deskundige. Daarnaast ontbreekt in lid 6 een aantal werkzaamheden, die schade
kunnen toebrengen aan het bodemarchief.
Zoals al bij de
beantwoording van de reactie van de PPC is aangegeven zal het
aanlegvergunningstelsel ook toegepast worden voor de terreinen met een
redelijke tot hoge kans op archeologisch erfgoed.
Artikel 23 zal zodanig worden
aangepast, dat de gemeentelijk archeoloog de adviserende rol vervult. In lid 6
worden nog enkele werkzaamheden toegevoegd.
2.3 Rijkswaterstaat,
Directie Zuid-Holland, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam.
2.3.1 Geluid
In het plan is niet helder
aangegeven voor welk jaar de geluidsberekeningen zijn uitgevoerd. Het verdient
daarom aanbeveling om ook in de tekst een verwijzing op te nemen naar de Wet
geluidhinder en het jaar waarop de berekening betrekking heeft.
Antwoord
De geluidsberekeningen zijn in
2002 uitgevoerd. Dit zal nog in de tekst opgenomen worden. De verwachte geluidsbelasting
voor het jaar 2013 is aangegeven. Dit is reeds in de toelichting opgenomen. Ook
een verwijzing naar de Wet geluidhinder is daar al in verwerkt.
2.4 Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Directie Zuidwest,
Burgemeester
De Raadtsingel 69, Postbus 1167, 3300 BD Dordrecht.
2.4.1 Windturbines
In het plan is de mogelijkheid
opgenomen om via een wijzigingsbevoegdheid windturbines te plaatsen in twee
zones in het natuur- en recreatiegebied tussen de spoorlijn en de A13. Vanwege
de ligging in een Rijksbufferzone is de plaatsing van windturbines in het
natuur- en recreatiegebied in principe ongewenst. Het is van belang, dat de
resultaten van het te houden onderzoek mede ter toetsing worden voorgelegd aan
de natuur- en landschapsdeskundige.
Antwoord
Het inmiddels uitgevoerde
onderzoek is mede door natuur- en landschapsdeskundigen uitgevoerd. Bufferzones
moeten zorgen voor afwisseling tussen stedelijk en landelijk gebied en moeten
voorkomen dat tussenruimten tussen stadsgewesten dichtslibben. Met de
realisatie van de betreffende windmolens komt dit uitgangspunt niet in het
geding. Ook de algemene
beleidsuitgangspunten van de rijksoverheid inzake windmolens worden
gerespecteerd. De te plaatsen windmolens vallen namelijk niet in een waardevol
natuurgebied. Ze sluiten bovendien aan bij bedrijventerreinen en op lijnen in
het landschap. In het uitgevoerde onderzoek is aandacht besteed aan deze
randvoorwaarden.
2.5 VROM-Inspectie,
Regio Zuid-West, Weena 723, Postbus 29036, 3001 GA
Rotterdam.
2.5.1 Open
ruimte
Er wordt geadviseerd om het
toestaan van nieuwe bedrijfsfuncties in vrijkomende agrarische
bedrijfsbebouwing te beperken tot slechts die functies die naar aard en functie
passen binnen de doelstelling van het plan. Ook uitbreidingsmogelijkheden van
bebouwingsstroken worden in dit verband niet wenselijk geacht. De in artikel 4
lid 8 genoemde bebouwingsstroken dienen aan een maximum van 1 ha gebonden te
zijn en de strook mag niet nog eens met 50% vergroot worden. Het in artikel 4
lid 1 sub b genoemde medebestemmen van agrarische bouwvlakken voor niet
agrarische
neventakken zoals een
hoveniersbedrijf is niet zondermeer gewenst. Daarnaast dient de categorie
‘verwante bedrijvigheid’ gespecificeerd te worden.
Antwoord
Vanzelfsprekend is er rekening
gehouden met het karakter van het gebied. Wanneer er sprake is van
bedrijfsbeëindiging worden nieuwe functies in vrijkomende agrarische bebouwing
slechts met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Bij toepassing van
wijzigings- en vrijstellingsbevoegdheden moet de Beschrijving in hoofdlijnen
worden gehanteerd. Hierin is expliciet opgenomen, dat de effecten voor
landschap, natuur en cultuurhistorie in de belangenafweging worden meegenomen.
Daarnaast zijn er alleen bedrijven in de categorie 1 en 2 toegestaan, moet de
verkeersaantrekkende werking en de ontsluiting in de afweging betrokken worden
en zijn er nog andere voorwaarden aan de wijzigingsbevoegdheid verbonden. De
voorschriften bevatten dan ook voldoende waarborgen om te voorkomen, dat de doelstellingen
van het plan niet gehaald zouden worden.
In artikel 4, lid 8 is expliciet
aangegeven, dat de omvang van de nieuwe bebouwingsstroken niet meer dan 1 ha
mag bedragen. Mogelijk wordt gedoeld op de wijzigingsbevoegdheid zoals
aangegeven in artikel 4, lid 7. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk
om bebouwingsstroken te vergroten. Gezien de schaalvergroting in de landbouw
kan het wenselijk zijn om in enkele gevallen de bebouwingsstrook te vergroten
met 50%. De bij deze wijzigingsbevoegdheid aangegeven voorwaarden bieden
voldoende waarborgen tegen onevenredige schade aan natuur en landschap.
De in artikel 4, lid 1, sub b
aangehaalde niet-agrarische neventakken zullen geen grote verkeersaantrekkende
werking hebben en de milieugevolgen zijn gering. Een hoveniersbedrijf
bijvoorbeeld is blijkens de lijst van bedrijfstypen een categorie 1-bedrijf.
Bovendien is blijkens de begripsbepalingen detailhandel daarbij nadrukkelijk
uitgesloten. De in het aangehaalde artikellid genoemde bedrijvigheid past als
neventak in het buitengebied.
De categorie 'agrarisch verwante
bedrijvigheid' is helder omschreven in artikel 1 'Begripsbepalingen'. Een
verdergaande specificatie is overbodig.
2.5.2 Handhaving
In de toelichting onder 12.6 wordt aangegeven dat bedrijven
die al gedurende langere tijd in het plangebied zijn gevestigd en waarvoor geen
actief saneringsbeleid wordt gevoerd, in principe positief bestemd zijn. Niet
duidelijk is om welke bedrijven het hier precies gaat en of er verdere illegale
bebouwing aanwezig is en/of welke bedrijven onder het overgangsrecht gebracht
worden, welke bedrijven worden wegbestemd en waar in het plangebied dan nog
sprake is van illegaal gebruik en illegale bebouwing.
Antwoord
In de toelichting wordt aangegeven
dat bedrijven, die in het vigerende bestemmingsplan positief bestemd zijn, of
bedrijven die al gedurende langere tijd in het plangebied zijn gevestigd en
waarvoor geen actief saneringsbeleid wordt gevoerd, in principe positief
bestemd zijn. Het overgrote deel van de bedrijven was al in het geldende
bestemmingsplan positief bestemd. Alleen de niet-agrarische bedrijven aan de
Lau Mazirelweg met de subbestemmingen, autosloperij, autohandel en -reparatie
en aan de Rotterdamseweg 221 met de subbestemming autosloperij waren niet als
zodanig bestemd. De aangehaalde passage uit de toelichting zal aangevuld worden
met deze informatie.
Verder is in een aantal gevallen
de bedrijfsbestemming of de bestemming 'Gemengde doeleinden' uit het geldende
bestemmingsplan omgezet in een woonbestemming, omdat die percelen niet meer als
zodanig in gebruik zijn. Op die percelen was al een woning aanwezig. Het gaat
om de percelen Abtswoude 19, Abtswoude 54a, Abtswoude 62, Abtswoude 70,
Schieweg 146 en Schieweg 148. Tenslotte is de bestemming van het perceel aan de
Abtswoude 52 omgezet van een agrarische bestemming naar de bestemming
'Recreatieve doeleinden (intensief)' met de subbestemming paardenpension. Bij
het perceel horen nauwelijks nog agrarische gronden. Een agrarisch bedrijf is
daarom niet meer mogelijk. Met de nieuwe bestemming wordt aan dit perceel een
gewenste invulling gegeven aan deze vrijkomende agrarische bebouwing.
2.6.1
Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en
Terreinen, Directie West, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Postbus 8002, 3503 RA
Utrecht.
In het plangebied zijn twee
ondergrondse brandstofleidingen van het Ministerie van Defensie gelegen, een
12“ leiding en een buiten bedrijf zijnde 4” leiding. De 12” leiding moet op de
plankaart(-en) worden ingetekend met een bestemmingsstrook van 5 meter aan
weerzijden van de leiding en met als aanduiding 'brandstofleiding'. In artikel
22 Kabel en leidingentracé (dubbelbestemming) dient 4” vervangen te worden door
12” en op bladzijde 68 van de toelichting moeten de diameter en de
toetsingsafstand aangepast worden. De buiten gebruik zijnde 4” brandstofleiding
behoeft geen planologische bescherming meer. Om te voorkomen dat bij het
uitvoeren van werkzaamheden in de nabijheid van deze leiding zich problemen voordoen,
verdient het aanbeveling om deze leiding wel op de plankaart(-en) in te tekenen
en aan te duiden als een buiten bedrijf zijnde leiding. In de toelichting
opnemen dat indien ter plaatse van deze leiding werkzaamheden worden uitgevoerd
contact opgenomen kan worden met het Ministerie van Defensie, zodat deze
leiding zonodig kan worden verwijderd.
Antwoord
De 12” leiding zal op de plankaart
worden aangegeven. Het aangehaalde artikel en het van toepassing zijnde deel
van de toelichting zal worden aangepast.
De 4” leiding zal niet op de
plankaart aangegeven worden, omdat wij ter voorkoming van verwarring over de
juridische status van de aanduiding alleen planologisch relevante informatie op
de plankaart aangeven. In de toelichting zal wel informatie over de 4” leiding
opgenomen worden.
2.7 Het College van Burgemeester en
Wethouders van Schipluiden, Keenenburgweg 55, Postbus 1, 2636 ZG Schipluiden.
2.7.1 Paardenbakken
In artikel 4 lid 1 onder d
(bestemming Agrarisch gebied met natuur-, landschaps- en cultuurhistorische
waarde), artikel 6, lid 1 b (bestemming Recreatieve doeleinden (intensief)) en
in artikel 9, lid 3 (bestemming Voortuin) is de mogelijkheid opgenomen om
paardenbakken te realiseren zonder dat hiervoor vrijstelling verleend behoeft te
worden. In de gemeenten Schipluiden en Maasland wordt ter zake een terughoudend
beleid gevoerd, waardoor paardenbakken, door middel van een vrijstelling,
alleen bij agrarische bedrijven zijn toegestaan. Gelet op het feit dat een deel
van het buitengebied van Delft in 2004 zal overgaan naar de nieuwe gemeente
‘Midden-Delfland’, is het qua eenduidigheid en duidelijkheid aan te bevelen aan
te sluiten op het bestemmingsplan van Schipluiden.
Antwoord
De mogelijkheid om paardenbakken
te realiseren is slechts bij agrarische bedrijven, maneges en paardenpensions
toegestaan. Binnen de bestemming “Voortuin” is het gebruik van paardenbakken
juist expliciet uitgesloten. Om beter aan te sluiten op het bestemmingsplan van
de voormalige gemeente Schipluiden zullen paardenbakken bij agrarische
bedrijven nog aan een vrijstelling gekoppeld worden.
2.7.2 Snijmaïs
Verder is in het bestemmingsplan
de teelt van ruwvoeder aan een aanlegvergunning verbonden. In het
bestemmingsplan van Schipluiden is besloten het telen van snijmaïs tot 20% van
het areaal niet meer aan voorwaarden te verbinden. Schipluiden verzoekt dan ook
de aanlegvergunning niet van toepassing te verklaren op de teelt van snijmaïs.
Antwoord
Uit de toelichting blijkt,
dat maïsteelt milieuvoordelen heeft. Maïs kan als bestanddeel van veevoeder het
mineralenoverschot op bedrijfsniveau terugdringen en maïs kan voor
graslandverbetering zorgen. Daarnaast kleven er echter bezwaren aan de
maïsteelt vanwege het grote bestrijdingsmiddelenverbruik, de consequenties voor
de landschappelijke openheid en omdat kritische weidevogelsoorten niet op
maïsland broeden. De regeling in het voorontwerp zal dan ook niet aangepast
worden.
2.7.3 Bebouwingsgrenzen
In het bestemmingsplan zijn
bebouwingsgrenzen aangegeven, waarbinnen bebouwing gerealiseerd mag worden. In
het bestemmingsplan ‘Abtswoude’ is bebouwing toegestaan tot een maximale omvang
van 1 ha, waarbij uitbreiding boven 1 ha onder voorwaarden en door middel van
een wijzigingsbevoegdheid is toegestaan. Er moet bovendien advies gevraagd
worden van een landschapsdeskundige en een agrarisch deskundige. Schipluiden
verzoekt een dergelijke uitbreiding ook in het plan op te nemen.
Antwoord
Een dergelijke
uitbreidingsmogelijkheid is reeds in artikel 4, lid 7 van de voorschriften van
het plan opgenomen.
2.8 Stadsgewest Haaglanden, Koninginnegracht
8, Postbus 66, 2501 CB Den Haag.
2.8.1 Calamiteitenberging
In de toelichting van het
bestemmingsplan is aangegeven dat een piekberging voor calamiteiten niet de
bedoeling is, vanwege de kwaliteit van het boezemwater. In het RSP is het
plangebied onder andere aangegeven als studiegebied voor calamiteitenberging
langs de Schie. Het Stadsgewest gaat er vanuit dat de studie in overleg met het
Hoogheemraadschap van Delfland zal worden verricht en dat daarna pas definitief
een keuze gemaakt kan worden. Het Stadsgewest gaat er daarom van uit dat het
bestemmingsplan een dergelijke calamiteitenberging in de toekomst niet
onmogelijk maakt.
Antwoord
Het hoogheemraadschap zal samen
met de provincie en de betrokken gemeenten verder onderzoek doen naar de te
realiseren calamiteitenbergingen.
Wanneer de concrete locaties bekend zijn en een berging is geprojecteerd
in onderhavig bestemmingsplangebied, zal in overleg met het hoogheemraadschap
bekeken worden of en hoe in planologische zin met de betreffende locaties
rekening gehouden kan worden. Voor het overige wordt naar ons antwoord in
paragraaf 2.1.4 verwezen.
2.8.2 Relatie
tot andere bestemmingsplannen
Het Stadsgewest Haaglanden vraagt
zich af in hoeverre afstemming heeft plaats gevonden met andere
bestemmingsplannen in Midden-Delfland en verzoekt daar in de toelichting meer
aandacht aan te besteden.
Antwoord
Bij de voorbereiding van het
bestemmingsplan heeft overleg plaats gevonden met de voormalige gemeente
Schipluiden. Bovendien hebben diverse gemeenten het voorontwerpbestemmingsplan
in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke
ordening 1985 ontvangen. Voor de overlegreactie van de voormalige gemeente
Schipluiden op het voorontwerp verwijzen wij naar paragraaf 2.7 van deze nota.
Een verdere uitwerking van de afstemming is in de toelichting niet
noodzakelijk.
2.9 Hoogheemraadschap van Delfland, Sector
Beleid en Onderzoek, Phoenixstraat 32, Postbus 3061, 2601 DB Delft.
2.9.1 Waterhuishouding
Ten
aanzien van de waterhuishouding kan opgemerkt worden dat het plan niet
inzichtelijk maakt of de norm voor
een passende waterberging van 170 m3/ha in het plangebied gehaald
wordt. Verder geeft het plan aan dat er geen ruimte gereserveerd wordt voor
extra waterberging voor boezemwater, omdat deze niet binnen de planperiode
gerealiseerd kan worden. Gelet op het plan ABC Delfland, waarin een zoeklocatie
voor de berging van boezemwater staat aangegeven, geeft het hoogheemraadschap
in overweging een zoeklocatie waterberging in het recreatiegebied via een
wijzigingsbevoegdheid op te nemen.
Antwoord
Het plangebied van het
voorontwerpbestemmingsplan strekt zich uit over meerdere polders, maar
bestrijkt er niet één volledig. Concreet gaat het om de Lage Abtwoudse polder
(landelijk), de Noord-Kethelpolder, de Zuidpolder van Delfgauw en de
Akkerdijksche polder. Volgens de ABC-polderstudie voldoet de Zuidpolder van
Delfgauw en de Lage Abtwoudse polder (landelijk) niet aan de door het
Hoogheemraadschap van Delfland gehanteerde (werk-)normen voor waterberging. De
Zuidpolder van Delfgauw omvat 1425 ha, waarvan ca.77 ha behoort tot het
plangebied. In deze polder is - vanwege de geringe toelaatbare peilstijging van
21 cm - een bergingstekort van ca. 3%. De Lage Abtwoudse polder (landelijk)
omvat 323 ha, waarvan ca. 315 ha tot het plangebied behoort. In deze polder zou
globaal genomen ca. 1 ha extra wateroppervlak dienen te worden gerealiseerd
uitgaande van de toelaatbare peilstijging van 37 cm. In de overige twee polders
is er een overschot. Deze informatie zal nog in de toelichting op het
bestemmingsplan verwerkt worden.
Ten tijde van het opstellen van onderhavig bestemmingsplan waren er nog geen
concrete plannen voor het realiseren van extra waterberging. Ook zijn er bij de
gemeente Delft geen klachten bekend van wateroverlast. Omdat het plangebied
slechts een deel van de polders bestrijkt, zou op een hoger schaalniveau
gekeken moeten worden naar de waterberging. Hierbij dient niet alleen de
gemeente Delft betrokken te worden, maar ook de buurgemeenten, het
Hoogheemraadschap van Delfland en de provincie Zuid-Holland.
Overigens vormt de bestemming
'Recreatieve doeleinden (extensief)' geen belemmering voor het realiseren van
extra waterberging. Waterberging past echter niet in de overige bestemmingen,
waaronder de agrarische bestemming. Deze bestemmingen kunnen nog niet gewijzigd
worden ten behoeve van waterberging, omdat de zoeklocatie juridisch gezien nog
te weinig houvast biedt.
2.9.2 Rijpingslocatie
baggerspecie
Voorts verzoekt het
hoogheemraadschap om een opslag voor baggerspecie in het plangebied mogelijk te
maken.
Antwoord
Voor de opslag van baggerspecie in
de categorie 1 en 2 wordt elders binnen de gemeente een mogelijkheid gecreëerd.
Voor baggerspecie uit een hogere categorie gaat onze voorkeur uit naar een
regionale voorziening. De baggerspecie uit de watergangen in het buitengebied
kan overigens op de kant gezet worden. Het planologisch mogelijk maken van een
dergelijke voorziening is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet
noodzakelijk.
2.9.3 Riolering
Daarnaast wordt in het plan geen
aandacht besteed aan het rioleren van het buitengebied, zodat dit een
belangrijke bijdrage kan leveren aan de waterkwaliteit en daarmee de
ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.
Antwoord
Er wordt in het plan (paragraaf
3.3.2) wel enige aandacht besteed aan het rioleren van het buitengebied.
Inmiddels is er een gemeentelijk Aansluitplan Riolering Buitengebied vastgesteld.
In dit aansluitplan worden voorstellen gedaan voor het al dan niet aansluiten
van ongerioleerde percelen. Voor 49 percelen weegt het milieurendement niet op
tegen de kosten en zal ontheffing van de zorgplicht bij de provincie
Zuid-Holland worden aangevraagd. Deze informatie zal nog in de toelichting
verwerkt worden.
2.9.4 Plankaart
Verder staat een aantal
hoofdwatergangen en waterkeringen niet als zodanig aangegeven op de plankaart
en in een enkel geval staat deze foutief of onduidelijk aangegeven. Het
hoogheemraadschap verzoekt dan ook de plankaart aan het meegezonden overzicht
aan te passen.
Antwoord
De
plankaarten worden aangepast.
2.9.5 Bestemmingslegging
gemalen
Het hoogheemraadschap verzoekt
tevens om de gemalen die op de plankaart als nutsvoorziening zijn bestemd,
specifiek als gemaal te bestemmen.
Antwoord
De gemalen worden niet specifiek
als gemaal bestemd. De bestemming 'Nutsvoorzieningen' biedt de gewenste
planologische bescherming. Bovendien past een dergelijke mate van detaillering
niet bij de mate van detaillering van het plan.
2.9.6 Gemeentelijke
monumentenlijst
Tot slot kondigt het
hoogheemraadschap aan dat zij in ander verband bezwaar zal maken tegen de
plaatsing van een tweetal gemalen op de gemeentelijke of rijksmonumentenlijst,
daar de gemalen primair een functie in het kader van de waterhuishouding
hebben.
Antwoord
In het kader van de
bestemmingsplanprocedure hebben wij de aankondiging voor kennisgeving
aangenomen. De procedure om de gemalen aan te wijzen als gemeentelijk monument
moet overigens nog starten.
2.10 Dienst Landelijk Gebied voor ontwikkeling
en beheer, Provincie Zuid-Holland, Burgemeester Feithplein 2, Postbus 3010,
2270 JB Voorburg.
2.10.1
Algemeen
De Reconstructiecommissie
Midden-Delfland verzoekt aandacht te schenken aan de afstemming met het
bestemmingsplan voor de buitengebieden van Schipluiden, Vlaardingen en
Schiedam, zodat betrokkenen in dezelfde omstandigheden kunnen wonen, werken en
recreëren.
Antwoord
Voor de beantwoording van deze
opmerking wordt verwezen naar het antwoord op de vooroverlegreactie van het
Stadsgewest Haaglanden (zie paragraaf
2.8.2).
2.10.2
Natuur en landschap
In het voorontwerpbestemmingsplan
wordt op veel plaatsen aangeduid dat in het recreatiegebied (zone 1) sprake is
van aanleg van natuur en recreatie in het kader van de reconstructie van
Midden-Delfland. Dergelijke aanduidingen geven geen duidelijk beeld van de
doelstellingen in het kader van de reconstructie. De natuurwaarden zijn van
belang, maar de primaire functie blijft recreatiegebied. De
Reconstructiecommissie verzoekt de toelichting op het plan meer in aansluiting
te brengen met de feitelijke doelstellingen vanuit de reconstructie en meer
duidelijkheid te scheppen over de bestemming van de gebieden.
Antwoord
Uit de conclusie van hoofdstuk 11
'Afweging sectorale wensbeelden en gebiedsvisie' blijkt duidelijk dat zone 1
primair bestemd is voor extensieve vormen van recreatie. Voor de duidelijkheid
zullen wij de toelichting op het plan nog enigszins aanscherpen.
2.10.3 Landbouw
Daarnaast verzoekt de Dienst om
meer ruimte te scheppen in het kader van ruwvoeder-winning en daarbij meer aan
te sluiten bij de teksten van het buitengebied in de bestemmingsplannen van
Schipluiden, Vlaardingen en Schiedam.
Antwoord
Voor de beantwoording van dit
onderdeel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording van de
vooroverleg reactie van de voormalige gemeente Schipluiden (zie paragraaf
2.7.2).
2.10.4 Recreatie
De reconstructiecommissie stelt
verder voor om de vrijstellingsbevoegdheid voor de mogelijkheid om bebouwde
voorzieningen zoals een horeca, boten/fietsenverhuur of gebouwen voor beheer en
onderhoud aan te brengen in de recreatiegebieden voor extensieve recreatieve
doeleinden ruimer te formuleren dan 8 m2.
Het uitsluitend toetsen aan
natuurwaarden bij vrijstellingen doet geen recht aan het gegeven dat het
primair om een recreatiegebied gaat.
Ten aanzien van het realiseren van
paardenbakken dient meer aansluiting gezocht te worden bij de plannen van
Schipluiden, Vlaardingen en Schiedam en zodoende een meer terughoudend beleid
te voeren, waarbij de realisatie in alle gevallen aan een vrijstelling
gekoppeld dient te worden.
Antwoord
Het is de bedoeling dat slechts
kleinschalige gebouwen gerealiseerd kunnen worden. Om wel kleine verkoop- en
informatiepunten zoals bijvoorbeeld een kiosk mogelijk te maken, wordt de
oppervlakte vergroot naar maximaal 9 m2. Horeca en
boten/fietsenverhuur zijn slechts mogelijk op een aantal percelen met de
bestemming “Recreatieve doeleinden (intensief)”.
Uit de bestemming blijkt
duidelijk, dat het om een recreatiegebied gaat. In het recreatiegebied zijn
echter ook natuurwaarden aanwezig. Met deze natuurwaarden dient in planologisch
opzicht rekening gehouden te worden.
In het antwoord op de
vooroverlegreactie van de voormalige gemeente Schipluiden wordt ingegaan op de
reactie met betrekking tot de paardenbakken. Zie paragraaf 2.7.1.
2.10.5 Overige
opmerkingen
De bestemming “Natuurgebied” voor
een deel van de Tanthofkade dient vervangen te worden door de bestemming
“Recreatiegebied (extensief)”.
In figuur 9 is direct ten zuiden
van de Mandjeskade een geprojecteerd fietspad aangegeven. Dit fietspad is in
het kader van de reconstructieplannen niet gewenst.
Op de plankaart ontbreekt het
fietspad vanaf de Tanthofdreef, direct ten zuiden van de sportvelden, parallel
aan de spoorlijn naar de fietstunnel.
De fietspaden die als gepland op
figuur 9 staan (met uitzondering van het pad onder de Mandjeskade) zijn
inmiddels gerealiseerd.
Op de plankaart is de Mandjeskade
tussen spoorlijn en de weg Abtswoude aangegeven als dubbelbestemming
(waterkering en recreatie). De arcering voor recreatiegebied is tekenkundig
verkeerd aangegeven.
Antwoord
In het verlengde van de
Tanthofkade ten westen van de spoorlijn is een moerasgebiedje gesitueerd met
een grootte van circa 1,6 ha. Deze grond is in eigendom bij Staatsbosbeheer.
Een natuurbestemming is voor dit moerasje de aangewezen bestemming.
Het
fietspad aan de Mandjeskade is opgenomen in het provinciaal fietspadenplan. Om
deze reden is het fietspad in figuur 9 terecht gekomen. In het deelplan
Abtswoude in het kader van de Reconstructie Midden-Delfland staat de
Mandjeskade echter slechts als te realiseren voetpad aangegeven. Om deze reden
zullen wij het geprojecteerde fietspad uit figuur 9 halen.
Het
fietspad parallel aan de spoorlijn zal op de plankaart aangegeven worden.
Figuur 9 uit de toelichting wordt
aangepast in verband met inmiddels gerealiseerde fietspaden.
De arcering voor de Mandjeskade
zal op de plankaart aangepast worden.
2.11 Zuid-Hollandse
Milieufederatie, Goudsesingel 6, Postbus 22344, 3003 DH
Rotterdam.
2.11.1 Natuur- en
landschapsdoeleinden
Het is naar de mening van de Milieufederatie van
belang dat er duidelijke natuur- en landschapsdoeleinden worden opgenomen in
het plan, zodat niet alleen wordt ingezet op behoud van de huidige situatie,
maar ook op ontwikkeling en verbetering van natuur- en landschapsdoeleinden in
het hele plangebied. Door afname van het aantal agrarische bedrijven komt er
ruimte vrij en de provinciale Nota Ruimte voor Ruimte biedt deels oplossingen
hoe hiermee om te gaan. De Milieufederatie acht het van belang dat de stad de
rug niet toekeert naar het landelijk gebied en omgekeerd, maar dat er een
duurzame verbinding bestaat tussen beiden, met respect voor de aanwezige
waarden.
Antwoord
In de toelichting op het
bestemmingsplan Buitengebied 2004 wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan te
ontwikkelen natuur- en landschapswaarden. Ook in de voorschriften wordt hier
aandacht aan besteed. Dit blijkt onder meer uit de doeleindenomschrijvingen van
de belangrijkste bestemmingen waaronder de bestemming “Recreatieve doeleinden
(extensief)”. Bovendien is er een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van
ecologische verbindingszones is opgenomen.
2.11.2 Wateraspecten
In het
totale plangebied ontbreekt de zonering van natuurvriendelijke oevers,
verbreding van watergangen en
waterkwaliteitsmaatregelen als natuurlijke zuivering, niet aangesloten panden
en de sanering van rioolstorten. De Waterkansenkaart Delfland bevat goede
ideeën om waterbergingsvraagstukken op te lossen.
Antwoord
Een bestemmingsplan legt regels
vast voor het gebruik en het bouwen. Aspecten als de aanleg of instandhouding
van natuurvriendelijke oevers en natuurlijke zuivering passen binnen het
bestemmingsplan. Er zijn geen concrete plannen voor verbreding van watergangen
of een uitbreiding van de waterberging.
2.11.3 Windturbines
De Milieufederatie is van mening
dat er een aantal criteria moet worden gesteld ter inpassing van de windturbines.
Zij denken hierbij aan landschappelijke inpassing en normen ter voorkoming van
geluidsoverlast. Het provinciale beleid, in de vorm van de ontwerp nota Wervel,
dient te worden ingepast in het bestemmingsplan.
Antwoord
Er worden meer randvoorwaarden
opgenomen, waaronder de landschappelijke inpassing. Normen ter voorkoming van
geluidsoverlast zijn opgenomen in de Wet Milieubeheer. Vanzelfsprekend moet
daaraan worden voldaan. De nota Wervel wordt in het bestemmingsplan verwerkt.
2.12 Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Haaglanden, Koningskade 30,
Postbus
29718, 2502 LS Den Haag.
2.12.1 Bedrijven
en bestemmingsplannen
De Kamer heeft in het kader van
artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 gereageerd op de
conceptnota ‘Bedrijven en bestemmingsplannen’, waarbij zij heeft aangegeven
niet afwijzend te staan tegenover het afwijkend hanteren van de
afstandindicaties in de VNG systematiek. Wel heeft de Kamer aangedrongen op
overleg met hogere overheden, maar tot op heden heeft de Kamer nog geen reactie
mogen ontvangen. Verbaasd was zij dan ook dat in hoofdstuk 9.1.3 reeds
geconcludeerd wordt dat invoering van de voorgestelde systematiek in den brede
in Delft kan plaats vinden.
Daarnaast wil de Kamer benadrukken
dat de bestaande bedrijvigheid op de Schie-oevers niet mag worden ingeperkt in
haar mogelijkheden, voor zover dat past binnen het vigerende bestemmingsplan
Schie-oevers.
Antwoord
De nota 'Bedrijven en
bestemmingsplannen' is na overleg met hogere overheden op 2 oktober 2003 door
de gemeenteraad van Delft vastgesteld. De Kamer is daarvan op de hoogte
gebracht.
De bestaande bedrijvigheid op
Schie-oevers, voorzover passend in het geldende bestemmingsplan Schie-oevers,
kan niet worden ingeperkt door een regeling in bestemmingsplan Buitengebied
2003.
2.13 Recreatieschap Midden Delfland,
Overschieseweg 204, Postbus 341, 3100 AH Schiedam.
2.13.1 Begrenzing
Abtswoudse Bos
In diverse
hoofdstukken wordt verwezen naar het natuur- en recreatiegebied
Abtswoudse Bos, waarbij blijkt dat
het gehele natuur- en recreatiegebied ten zuiden van Delft wordt bedoeld. Het
recreatieschap hanteert echter een andere indeling. Om verwarring voor de
inwoners van Delft te voorkomen, pleit het schap ervoor om de tenaamstelling
overeenkomstig de naamsindeling van het recreatieschap te vermelden en de
uitgangspunten te hanteren zoals die zijn opgenomen in het deelplan Abtswoude
van de Reconstructiecommissie Midden-Delfland. Het recreatieschap neemt aan dat
overleg wordt gevoerd met de reconstructiecommissie.
Antwoord
De toelichting op het
bestemmingsplan zal in verband met de tenaamstelling nog aangepast worden. De
uitgangspunten van het deelplan Abtswoude vormen de basis voor het
bestemmingsplan. Vanzelfsprekend heeft de reconstructiecommissie in het kader
van het overleg op basis van artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke
ordening 1985 ook een voorontwerpbestemmingsplan ontvangen. Voor de reactie van
de reconstructiecommissie en ons commentaar daarop wordt naar paragraaf 2.10
verwezen.
2.13.2 Schapsplan
Recreatieschap Midden-Delfland
Inmiddels is een nieuw schapsplan
in voorbereiding. Dit plan is in mei 2003 aan burgemeester en wethouders
aangeboden voor commentaar. Inhoudelijk zijn de speerpunten zoals genoemd in
hoofdstuk 2.3.4 nog van kracht.
Antwoord
Er is gereageerd op het nieuwe
schapsplan. De speerpunten worden nog steeds onderschreven. Het nieuwe,
inmiddels vastgestelde schapsplan zal aangehaald worden in de toelichting.
2.13.3 Fietsroutes
De in figuur 9 weergegeven
geplande fietsroutes zijn begin 2003 gereedgekomen. De fietsroute langs de
Mandjeskade bestaat, voorzover bekend, niet.
Antwoord
Voor een antwoord op deze
opmerking wordt naar paragraaf 2.10.5 verwezen.
2.13.4 Windturbines
Het recreatieschap pleit ervoor om
de plaatsing van windturbines zoveel mogelijk te concentreren voor geheel
Midden-Delfland, zodat de randen van Midden-Delfland niet te veel onder druk
komen te staan. Het schap verzoekt de gemeente in overleg met de provincie
Zuid-Holland, de Reconstructiecommissie Midden-Delfland, het Recreatieschap
Midden-Delfland en de gemeenten in Midden-Delfland, te onderzoeken of
realisatie van deze windturbines gekoppeld kan worden aan initiatieven voor het
realiseren van een groot windturbinepark elders aan de randen of net buiten
Midden-Delfland. Wanneer de gekozen locatie gehandhaafd blijft wil inspreker,
dat in overleg met het recreatieschap en de reconstructiecommissie tot een
zorgvuldige inpassing wordt gekomen. Verder is het gewenst de plaatsing van
windturbines te kunnen combineren met eventuele educatieve of informatieve
functies.
Antwoord
In de provinciale nota Wervel zijn
twee mogelijke locaties voor windturbines in het Midden-Delfland opgenomen. Het
betreft de locatie in de stadsrand van Delft en de locatie nabij de A20 bij
Maasland. Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de landschappelijke
inpasbaarheid van het windpark op de locatie uit het bestemmingsplan. Met de
provincie is op ambtelijk niveau gesproken over afstemming van de locaties aan
de randen van Midden-Delfland. De provincie heeft tijdens dit overleg
aangegeven dat er vooralsnog geen initiatieven liggen voor de locatie bij
Maasland en er dus geen afstemming mogelijk/noodzakelijk is. Het plan voor de
realisatie van windturbines op de vermelde locatie zal ter goedkeuring worden
voorgelegd aan de Reconstructiecommissie Midden-Delfland. Overigens is het
bestuur van het recreatieschap Midden-Delfland inmiddels akkoord gegaan met
windturbines op de genoemde locatie.
De wens tot het combineren van de
windturbines met eventuele educatieve of informatieve functies wordt
onderschreven.
2.13.5 Ondersteunende
horeca-activiteiten op campings
Het recreatieschap verzoekt om te
bezien of er voor de groene camping aan de Schieweg 166 en de naturistencamping
aan de Rotterdamseweg 213-215 een ondersteunende horecafunctie kan worden
opgenomen in het bestemmingsplan.
Antwoord
Een horecafunctie ten behoeve van
de campinggasten is toegestaan, mits gerealiseerd binnen de op de plankaart
aangegeven bebouwingsgrenzen.
2.13.6 Vijverschie
en World Artcentre
Het recreatieschap vraagt om zowel
in de herberg Vijverschie, Schieweg 192,
als bij het World Art Centre Delft
aan de Rotterdamseweg nachtverblijf toe te staan.
Antwoord
De herberg Vijverschie heeft de
bestemming 'Horeca'. In de doeleindenomschrijving van deze bestemming wordt
verwezen naar de begripsomschrijving. Uit de begripsomschrijving van een
horecabedrijf blijkt dat het verstrekken van een nachtverblijf is toegestaan.
Het World Art Centre heeft de
bestemming 'Maatschappelijke Doeleinden'. Bij deze bestemming is horeca ten
dienste van deze bestemming toegestaan. Nachtverblijf bij deze bestemming is in
het voorontwerpbestemmingsplan nog uitgesloten. Gezien de bestaande en vergunde
situatie zal dit voor het World Art Centre alsnog mogelijk gemaakt worden, het
betreft dan nachtverblijf ten behoeve van de bestemming ‘Maatschappelijke
doeleinden’.
2.14 Nederlandse Gasunie, Gastransport
Services, District West, Postbus 444, 2740 AK Waddinxveen.
2.14.1 Leidingen
Gastransport Services verzoekt om
de ligging van een vloeistoftransportleiding van de Nederlandse Pijpleiding
Maatschappij op de plankaart aan te geven. Deze leiding moet met een aan te
houden veiligheidsafstand van 57 meter en andere gegevens ook in tabel 10.1 van
de toelichting opgenomen worden. Verder ontbreekt de transportleiding in
artikel 22 lid 1 onder d van de voorschriften.
Daarnaast verzoekt zij om in de
legenda bij de uitsnede van de streekplankaart van het Streekplan Zuid-Holland
West 2003 de aanduiding “leidingenstrook” op te nemen en in de paragraaf over
het streekplan aandacht aan de leidingenstrook te besteden.
Ook dient in het plan rekening te
worden gehouden met de toetsingsafstand, zijnde de afstand tot gevoelige
objecten, van leidingen en/of verbindingen.
Antwoord
De betreffende
vloeistoftransportleiding zal op de plankaart worden aangegeven. Verder worden
de voorschriften en de toelichting aangepast.
De uitsnede van de streekplankaart
met bijbehorende legenda wordt nog geactualiseerd. De tekst over het streekplan
zal aangevuld worden.
Met de toetsingsafstand wordt
rekening gehouden.
2.15 Pro Rail, Postbus 2625, 3000 CP Rotterdam.
2.15.1 Spoorwegdoeleinden
Pro Rail verzoekt om in het plan
rekening te houden met de nieuwe geluidszones voor spoortrajecten, waardoor de
geluidzone in de gemeente Delft naar 700 meter gaat.
In geval van uitbreiding van de
spoorcapaciteit dient rekening te worden
gehouden met het feit dat woningen
wel binnen de genoemde geluidszone vallen.
Bij eventuele aanleg van
kunstwerken moet rekening worden gehouden met een spoorverdubbeling.
Op de plankaart staat voor
spoorwegdoeleinden “spo” aangegeven, terwijl in het renvooi “sp” is aangegeven.
Pro Rail verzoekt verder om het water langs het zuidelijk deel van de spoorlijn
(aan de oostzijde van de spoorbaan) tevens voor spoorwegdoeleinden te
bestemmen.
Antwoord
Op 22 augustus 2003 is de
gewijzigde zonekaart behorende bij het Besluit geluidhinder spoorwegen (Bgs)
vastgesteld. Naar aanleiding van de nieuwe geluidszone van 700 meter is
akoestisch onderzoek gedaan. Binnen deze geluidszone bevinden zich twee
woningen waarvoor woningsplitsing mogelijk is. Er is sprake van een hogere
geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde. Voor beide te splitsen woningen
wordt dan ook een hogere grenswaarde aangevraagd.
In de planologische regeling en
bij de realisatie van kunstwerken wordt rekening gehouden met de
spoorverdubbeling.
De
afkorting op de plankaart wordt aangepast. De aangehaalde strook met de
bestemming 'Water' zal de bestemming 'Spoorwegdoeleinden' krijgen, zoals reeds
in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' is gebeurd.
Het
voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2003 heeft van 10 juni 2003
gedurende een periode van vier
weken ter inzage gelegen. Op 16 juni 2003 is een inspraakbijeenkomst gehouden,
waarbij van gemeentewege een toelichting op het plan is gegeven. Het verslag
van deze avond maakt onderdeel uit van deze nota. Tijdens de periode van ter
inzage ligging, zijn de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld op- en
aanmerkingen op het bestemmingsplan te maken. Er zijn 24 schriftelijke reacties
binnengekomen. De opmerkingen zijn in het onderstaande kort samengevat en van
gemeentelijk commentaar voorzien.
3.1 Gebroeders J.
en C.Y. van de Ende, Abtswoude 31, 2636 EE Midden-Delfland.
3.1.1 Bebouwingsstrook
Insprekers zijn eigenaren van het
veehouderijbedrijf aan de Abtswoude 31. Zij hebben 44 ha grasland in eigendom
en circa 14 ha in pacht. In de toelichting op het voorontwerp staat dat het
bedrijf de ruimte moet hebben om bedrijfsgebouwen aan te passen, terwijl het op
de plankaart aangegeven bebouwingsstrook aanzienlijk is verkleind ten opzichte
van het huidige bestemmingsplan. Bovendien vallen de kuilvoerplaten, de opslag
van ruwvoer en de mestsilo buiten de aangegeven bebouwingsgrenzen. Op een bij
de inspraakreactie gevoegde tekening zijn de door insprekers gewenste
bebouwingsgrenzen aangegeven, zodat de bouw van een nieuwe koeienstal tot de mogelijkheden
behoort.
Antwoord
Gezien de omvang van het
agrarische bedrijf en de omvang van de bebouwingsstrook in het geldende
bestemmingsplan zullen wij de door insprekers gewenste bebouwingsgrenzen op de
plankaart opnemen. De kuilvoerplaten, de opslag van ruwvoer en de mestsilo
vallen dan binnen de bebouwingsgrenzen. Bovendien worden de doorzichten door de
voorgestelde bebouwingsgrenzen niet belemmerd.
3.1.2 Bestemming
Abtswoude 29
De woning aan Abtswoude 29 heeft
in het voorontwerpbestemmingsplan de bestemming 'Woondoeleinden' gekregen,
terwijl de woning al sinds de bouw gerelateerd is aan het agrarisch bedrijf en
als bedrijfswoning in gebruik is. Bovendien ligt het te midden van de bij het
bedrijf behorende landerijen.
Antwoord
De betreffende woning heeft in het
geldende bestemmingsplan reeds de bestemming 'Woondoeleinden'. Er is geen
bouwvergunning voor een bedrijfswoning op die locatie afgegeven. De bestemming
wordt niet aangepast.
3.1.3 Fietspad
Daarnaast maken insprekers bezwaar
tegen een fietspad op de Mandjeskade. Dit fietspad is overbodig omdat circa 300
meter noordelijker reeds een fietspad is gerealiseerd. In figuur 9 van de
toelichting is het fietspad ten zuiden van de Mandjeskade aangegeven. Deze
grond is van insprekers. Zij wensen geen grond af te staan voor een overbodig
fietspad.
Antwoord
Het geprojecteerde fietspad op de
Mandjeskade komt uit het fietspadenplan van de provincie. In het deelplan
Abtswoude in het kader van de Reconstructie Midden-Delfland is de Mandjeskade
echter slechts als aan te leggen voetpad opgenomen. Figuur 9 zal aangepast
worden.
3.1.4
Handelswijze
Insprekers hebben weinig
waardering voor de wijze waarop de afgelopen jaren de aanleg van water- en
verkeerswerken in het kader van de Reconstructie Midden-Delfland aan de
grondeigenaren van het gebied is opgelegd. Om die reden hebben zij hun gronden
te koop aangeboden aan de reconstructiecommissie. De commissie is niet op dat
aanbod ingegaan. Bij verdere opdringerigheid van het openbaar bestuur gaan
insprekers bekijken of zij kopers voor hun agrarische gronden kunnen vinden.
Antwoord
De handelswijze van overheden kan
in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde komen.
Volledigheidshalve willen wij nog wel melden, dat in dit bestemmingsplan instandhouding
en ontwikkeling van de grondgebonden veehouderij voor het zuidelijk deel van
het gebied voorop staat en wij zouden het dan ook betreuren wanneer de
agrarische functie van het gebied verloren gaat.
3.2 J.H.O.
Wartewig, Abtswoude 46, 2636 EE Midden-Delfland.
3.2.1 Gronden
bij Abtswoude 46
De heer Wartewig wil dat de
bestemming ‘voortuin’ van zijn kavel zodanig wordt aangepast dat er een garage
en een carport op het voorerf gebouwd kunnen worden. Daarnaast maakt hij
bezwaar tegen de agrarische bestemming van het achterste deel van zijn perceel.
Inspreker wenst dat dit de bestemming ‘erf’ krijgt omdat hij geen agrariër is.
Antwoord
Inmiddels heeft inspreker een
bouwvergunning voor de woning en de bijgebouwen. De plankaart zal aan deze
vergunning aangepast worden.
Het achterste deel van het perceel
blijft een agrarische bestemming houden. In het geldende bestemmingsplan
Buitengebied hebben die gronden al een agrarische bestemming, terwijl de woning
met de direct aangrenzende gronden al van de bestemming 'Woondoeleinden' zijn
voorzien. Het perceel is in een agrarisch gebied gelegen. Het is van belang om
het grasland zoveel mogelijk in stand te laten.
3.3 M.H. van der
Kooij, Abtswoude 48, 2636 EE Midden-Delfland.
3.3.1 Bebouwingsgrenzen
De heer Van der Kooij is van
mening dat zijn bebouwingsstrook te klein is aangegeven. Gebouwen, sleufsilo’s,
mestsilo’s en kuilvoerplaten moeten
blijkens de toelichting in deze strook gerealiseerd worden. De huidige strook
is al groter dan op de plankaart aangegeven. Bovendien is er al via een artikel
19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een ligboxenstal toegestaan. Om deze
redenen verzoekt inspreker de bebouwingsstrook aan de achterzijde met 20 meter
en aan de voorzijde met 10 meter te vergroten.
Antwoord
Hiermee kan worden ingestemd. De
op de plankaart aangegeven bebouwingsgrenzen worden aangepast.
3.3.2 Onvolkomenheden
Inspreker wijst op een aantal
onvolkomenheden in het plan.
Er ontbreekt een hoofdwaterleiding
van Europoort, die van de A13 naar de A4 loopt.
Figuur 4 (waterhuishouding) in de
toelichting klopt niet. Ten zuiden van de laan naar Abtswoude 48 is er alleen
een hoogwatervoorziening langs de laan. In de volgende sloot wordt waterbeheer
afgestemd op een agrarische functie en niet zoals op de tekening is aangegeven
een hoogwatervoorziening.
Op bladzijde 24, alinea 3, moet
Harreweg vervangen worden door Abtswoude.
Over dezelfde pagina merkt hij op
dat hij de aanleg van riolering in het buitengebied als een plicht beschouwd en
niet zoals nu staat aangegeven een voorstel van de gemeente.
Ook trekt de inspreker de
strijdigheid van de functie met betrekking tot ruwvoederteelt in twijfel. Maïs
is goed voor de koe en het milieu. Vervoer van maïs heeft ook
milieuconsequenties. Bovendien dienen de broedresultaten op maïsland
genuanceerd te worden.
Antwoord
De betreffende waterleiding wordt
nog op de plankaart aangegeven.
Figuur 4 zal aangepast worden.
Harreweg
wordt vervangen door Abtswoude.
Voor wat betreft de riolering
merken wij het volgende op. Op grond van de Wet milieubeheer heeft de gemeente
een zorgplicht voor de inzameling en het transport van binnen de
gemeentegrenzen vrijkomend afvalwater. Wanneer de inzameling niet doelmatig
wordt geacht (de kosten gerelateerd aan de vervuiling), kan de provincie
ontheffing van deze zorgplicht verlenen voor lozingen buiten de bebouwde kom.
De provincie Zuid-Holland heeft voor het verlenen van ontheffing criteria
ontwikkeld welke zijn vastgelegd in de beleidsnota "Rioleringsbeleid in
het buitengebied". Op grond van deze criteria kan voor de percelen in het
bestemmingsplangebied ontheffing worden aangevraagd. In overleg met het
hoogheemraadschap en het Recreatieschap Midden-Delfland is inmiddels besloten
om deze ontheffing ook daadwerkelijk aan te vragen en niet te gaan rioleren.
Overigens kan feitelijke riolering niet door middel van een bestemmingsplan
geregeld worden.
Uit de toelichting blijkt,
dat de milieuvoordelen van maïsteelt worden onderkend. Maïs kan als bestanddeel
van veevoeder het mineralenoverschot op bedrijfsniveau terugdringen en maïs kan
voor graslandverbetering zorgen. Daarnaast kleven er echter bezwaren aan de
maïsteelt vanwege het grotere bestrijdingsmiddelenverbruik, de consequenties
voor de landschappelijke openheid en omdat kritische weidevogelsoorten niet op
maïsland broeden. In het voorontwerp is maïsteelt met een aanlegvergunning
mogelijk gemaakt.
3.3.3 Fietspad
Tot slot verzoekt inspreker om een
fietspad van de bebouwde kom tot de Mantjeskade parallel aan de Abtswoude zoals
aangegeven in figuur 7 ook daadwerkelijk te realiseren ten behoeve van de
veiligheid van fietsende kinderen. Hij vraagt nadrukkelijk om dit fietspad te
verbinden met de Mandjeskade en niet via de Abtswoude.
Antwoord
Het betreffende gebied is binnen
de bestemming 'Recreatieve doeleinden (extensief)' gelegen. Op gronden met deze
bestemming zijn fietspaden toegestaan. Daadwerkelijke realisering kan niet in
een bestemmingsplan geregeld worden. Het betreffende fietspad is overigens ten
onrechte in figuur 7 terecht gekomen en zal er nog uitgehaald worden. In het
Midden-Delfland gebied worden sluipverkeer werende maatregelen genomen. Dat zal
tot gevolg hebben dat de Abtswoude verkeersluwer gaat worden. De noodzaak om op
de betreffende locatie een fietspad te realiseren ontbreekt dan ook.
3.4 P.
Gravenland, Abtswoude 54a, 2636 EE Midden-Delfland.
3.4.1 Recreatie
De heer Gravenland meent dat de
neventak recreatie veel overlast zal veroorzaken. Ook meent hij dat er al
genoeg fietspaden aanwezig zijn (zie paragraaf 6.2.3).
Verder stelt hij, dat nieuwkomers
zich moeten aanpassen aan de leefomgeving en dat de overlast niet op de
bestaande bedrijven verhaald moet worden (zie paragraaf 6.2.5).
Antwoord
Recreatie als neventak is slechts
bij agrarische bedrijven mogelijk en moet plaats vinden binnen de
bebouwingsgrenzen van het agrarische perceel. Bovendien moeten deze
activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische functie. De recreatieve
functies zijn limitatief aangegeven en een aantal daarvan zijn slechts mogelijk
met een vrijstelling. Van onevenredige overlast kan dan ook geen sprake zijn.
Er zullen niet zoveel fietspaden
meer bijkomen, omdat vrijwel alle geplande fietspaden inmiddels zijn
gerealiseerd.
De aangehaalde paragraaf gaat over
vrijkomende agrarische bebouwing. Bij de beoordeling van vervolgfuncties worden
onder meer de verkeersaantrekkende werking, de ontsluiting en de eventuele
beperkingen voor naastgelegen agrarische bedrijven in ogenschouw genomen. Er
kan in planologische zin dan ook geen sprake zijn van onevenredige overlast.
3.4.2 Paardenstalling
Abtswoude 52
Inspreker geeft aan, dat het
aantal paardenplaatsen niet wordt vermeld. Bovendien moet binnen het bestaande
bouwblok gebleven worden. Dat is naar de mening van inspreker noodzakelijk
vanwege het milieu en de naaste omgeving. Daarnaast moet het aan- en afvoeren
van paarden, mest en voedsel geregeld worden. Er zijn nu al twee illegale
paardenbakken aanwezig. Bovendien geeft de realisatie van een paardenbak
milieuvervuiling.
Voor de recreatieve bestemming van
Abtswoude 52 is in het voorontwerpbestemmingsplan een ruimer bouwblok
aangegeven dan in het huidige bestemmingsplan, hetgeen een aantasting van het
agrarisch gebruik betekent.
Bovendien is de
bestemmingsregeling te vrijblijvend, omdat niet duidelijk is hoeveel
kampeermiddelen en kamers voor recreatief gebruik mogelijk zijn.
Inspreker wil, dat er geen
permanente bewoning mogelijk is. Bovendien moet het perceel van sanitaire
voorzieningen worden voorzien.
Antwoord
Er bestaat geen juridisch-planologische
noodzaak om het aantal paardenplaatsen in het bestemmingsplan op te nemen. Ze
kunnen echter alleen binnen de aangegeven bebouwingsstrook gerealiseerd worden.
De bebouwingsstrook uit het geldende bestemmingsplan is groter dan de
bebouwingsstrook in het nieuwe bestemmingsplan. Het paardenpension zal aan alle
geldende milieueisen moeten voldoen. Kampeermiddelen en kamers voor recreatief
gebruik zijn niet toegestaan. Permanente bewoning is slechts mogelijk binnen de
bestaande woningen. Sanitaire voorzieningen zijn slechts af te dwingen
voorzover dat in wetgeving geregeld is.
3.4.3 Vrijstaande
gebouwen
De vrijstaande gebouwen met de
bestemming recreatie zijn niet voorzien van een noodzakelijke sanitaire
inrichting met alle gevolgen van dien voor bijvoorbeeld het milieu en het
risico van wildkamperen.
Antwoord
Zoals al uit het voorgaande blijkt
is kamperen op de gronden met de bestemming ‘Recreatieve doeleinden
(intensief)’ en de nadere bestemming paardenpension niet toegestaan. Voor een
dergelijke functie zullen dan ook geen sanitaire voorzieningen getroffen
worden. De eventueel op basis van wetgeving noodzakelijke sanitaire
voorzieningen ten behoeve van het paardenpension moeten wel gerealiseerd
worden.
3.4.4 Bestemming
Abtswoude 54a
Inspreker is van mening, dat de
bedrijfsgebouwen ten onrechte worden aangegeven als erf en het woonhuis als
voortuin. Er moet aansluiting bij het huidige bestemmingsplan gezocht worden.
Antwoord
In het geldende bestemmingsplan
heeft het perceel een bedrijfsbestemming. Er is bij ons echter geen bedrijf
bekend op het betreffende perceel. Het woonhuis is in gebruik als burgerwoning
en heeft om die reden ook de daarbij behorende bestemming gekregen. Overigens
zal de bestemming 'Woondoeleinden' nog enigszins aangepast worden aan de
feitelijke situatie. De voormalige bedrijfsgebouwen staan op het erf en kunnen
als bijgebouw bij de woning gebruikt blijven worden.
3.4.5 Grensoverdracht
Gezien het feit, dat dit deel van
het buitengebied onderdeel zal gaan uitmaken van de gemeente Midden-Delfland
meent inspreker dat het beter is om het voorontwerpbestemmingsplan niet verder
in procedure te brengen. De gemeente Midden-Delfland is beter in staat om de
belangen van het buitengebied te behartigen.
Antwoord
Per 1 januari 2004 is de
grenscorrectie in werking getreden. Het perceel is nu op het grondgebied van de
gemeente Midden-Delfland gelegen. Vanzelfsprekend heeft er tussen beide
gemeenten overleg over het bestemmingsplan plaats gevonden. De gemeente
Midden-Delfland is nu verantwoordelijk voor het vervolg van de procedure voor
dat deel van het bestemmingsplan, dat op het grondgebied van Midden-Delfland is
gelegen.
3.5 A.C.M. Vink,
Abtswoude 62, 2636 EE Midden-Delfland.
3.5.1 Inhoud
woning en gebruik woning voor beroep- en bedrijfsmatige activiteiten
De heer Vink maakt bezwaar tegen
de maximale inhoudsmaat van 600 m3 van de woning en de maat van
maximaal 30% ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen,
omdat daardoor grote delen van het hoofdgebouw en de bijgebouwen op zijn erf
geen bestemming krijgen.
Antwoord
De maximale inhoudsmaat van 600 m3
komt voort uit provinciaal beleid. In dat provinciale beleid is bovendien
bepaald, dat bestaande woningen met een grotere maat niet verder uitgebreid
mogen worden. De maat van 30% ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatig gebruik
van woningen is opgenomen, zodat de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd
blijft.
3.5.2 Bijzondere
doeleinden
Inspreker maakt verder bezwaar tegen de bestemmingen
'Woondoeleinden' en 'Erf' van zijn perceel. Inspreker geeft aan, dat in het
huidige bestemmingsplan het perceel de bestemming ‘Bijzondere doeleinden’
heeft. Vanwege de goede ligging, grootte en het bijzondere karakter van
opstallen en erf is het in principe voor vele doeleinden geschikt. Dat was ook
een van de redenen om het perceel aan te kopen. Inspreker kan in het
voorontwerp niets terugvinden over de problematiek van voormalige agrarische
objecten. Hij verzoekt de bestemmingsplanomschrijvingen aan te passen en meer
ontwikkelingsmogelijkheden open te laten voor grotere voormalige agrarische
complexen.
Antwoord
In het
geldende bestemmingsplan heeft het betreffende perceel de bestemming 'Gemengde
doeleinden'. Deze bestemming laat enige invullingen toe zoals wonen, recreatief
gebruik, sociaal cultureel gebruik. Deze invullingen moeten echter ten dienste
staan van dagrecreatie. Het is derhalve niet zo dat op basis van het huidige
bestemmingsplan het perceel een bestemming heeft met ruime
toepassingsmogelijkheden. In het voorontwerpbestemmingsplan wordt wel degelijk
aandacht besteed aan de problematiek voor vrijkomende agrarische bebouwing. Dit
perceel heeft echter zijn agrarische functie al lang geleden verloren en komt
daarom niet meer in aanmerking voor de mogelijkheden, die voor vrijkomende
agrarische bebouwing geboden worden.
3.6 Anoniem
Abtswoude
52
Inspreker maakt bezwaar tegen de
bestemming 'Recreatieve doeleinden (intensief)' van het perceel aan de
Abtswoude 52. De situatie ter plaatse geeft nu al grote geluidsoverlast,
terwijl het perceel midden in een stiltegebied ligt.
Antwoord
De eventuele geluidsoverlast van
de huidige situatie houdt geen verband met de bestemming 'Recreatieve
doeleinden (intensief)’. Het perceel heeft de subbestemming ‘Paardenstalling’,
hetgeen betekent dat het perceel slechts ten behoeve van een paardenstalling
gebruikt mag worden. De paardenstalling zal aan de geldende milieueisen,
waaronder geluidsnormen, moeten voldoen. Gezien de afstand van het perceel tot
de dichtstbijzijnde woningen ligt het niet in de lijn der verwachting, dat de
paardenstallen tot onevenredige geluidsoverlast zullen leiden.
3.7 Autodemontage Van Velzen, A.C. van
Velzen, Lau Mazirelweg 8, 2629 HW Delft.
3.7.1
Bouwmogelijkheden garagebedrijf
Het bedrijf van de inspreker
dient, om aan milieueisen te kunnen voldoen,
een droogleginstallatie aan te
leggen. Het voorontwerpbestemmingsplan biedt het bedrijf te weinig ruimte om
een loods op het bedrijfsterrein te bouwen, waarin de genoemde installatie gerealiseerd
kan worden.
Antwoord
Het perceel waarop de autosloperij
van inspreker is gevestigd, heeft in het voorontwerpbestemmingsplan de
bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' met de subbestemming 'bas'. Dat betekent dat
ter plaatse een autosloperij is toegestaan. De bebouwingsgrenzen zullen zodanig
aangepast worden, dat inspreker de loods kan bouwen op een stedenbouwkundig
acceptabele wijze.
3.8 C. Poot,
Rotterdamseweg 191a, 2629 HD, Delft.
3.8.1 Woonbestemming
Rotterdamseweg 191a
De heer Poot meent dat zijn boerderij
ten onrechte een woonbestemming heeft gekregen. De boerderij is nog steeds in
bedrijf, de laatste 25 jaar als paardenpensionstalling en schapenfokkerij. Het
perceel zou de bestemming
paardenpensionstalling
c.q. manege moeten hebben.
Antwoord
Het perceel heeft in het geldende
bestemmingsplan reeds de bestemming 'Woondoeleinden'. Destijds is in het
raadsbesluit ter vaststelling van het huidige bestemmingsplan al aangegeven,
dat de reconstructie ervan uit gaat dat de agrarische nevenactiviteiten geheel
of ten dele afgebouwd gaan worden. Op grond van het overgangsrecht kan het
huidig gebruik voortgezet worden.
3.8.2 Windturbines
Daarnaast heeft inspreker twee
jaar terug, onder bedreiging van onteigening, een stuk grond aan Bureau Beheer
Landbouwgronden moeten verkopen, omdat in het kader van de Groenblauwe Slinger
bomen geplant zouden worden. De bestemming voor dit gebied is recreatieve
doeleinden. Nu is in het bestemmingsplan voor dit gebied een
wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van windturbines. Naar de mening
van inspreker is er vanwege het opwekken van energie sprake van industrie. Dat
wijkt af van de reden voor onteigening. Inspreker merkt op dat de onteigening
onder valse voorwendselen tot stand is gekomen en het uiteindelijke doel van de
onteigening niet gerealiseerd kan worden.
Antwoord
Na gebruikmaking van de
wijzigingsbevoegdheid kunnen de omliggende gronden nog steeds voor recreatieve
doeleinden gebruikt worden. Het bestemmingsplan vormt dan geen beletsel voor de
eventuele aanplant van bomen. De gronden zijn echter in het bezit van Bureau
Beheer Landbouwgronden. Deze instantie zal in overleg met de eventuele
ontwikkelaar tot overeenstemming moeten komen over de inrichting van het gebied
rondom de windturbines.
3.9 Schaap & Partners Advocaten en
Notarissen, mr I.J.M.I. Souren, Postbus 23052, 3001 KB Rotterdam namens Art
Centre Delft aan de Rotterdamseweg 205.
3.9.1 Informatie
Rotterdamseweg 205
Inspreker geeft aan, dat het
tentoonstellen van kunst alleen financieel niet toereikend is. Het Art Centre
Delft is daarom genoodzaakt om inkomsten te genereren door middel van het
bieden van ruimte voor onder andere vergaderingen, workshops, lunches,
bruiloften, diners, muziekuitvoeringen en modeshows. Bovendien maakt een grote groep
bezoekers daardoor kennis met het Art Centre.
Inspreker meent, dat het geldende
bestemmingsplan deze activiteiten niet in de weg staat. Bovendien is het
Recreatieschap Midden-Delfland op basis van de Reconstructiewet Midden-Delfland
aangewezen om het gebied verder uit te bouwen naar een meer commerciële vorm
van openluchtrecreatie. Het plan voor het Art Centre is in overleg met de
gemeente en het recreatieschap tot stand gekomen, waarbij volgens inspreker van
meet af aan bekend was of bekend had kunnen zijn, dat noodzakelijkerwijs
ruimtes verhuurd zouden moeten voor vergaderingen e.d..
In het huidige bestemmingsplan
heeft het perceel de bestemming ‘Gemengde doeleinden’, waaronder wonen,
recreatief c.q. sociaal-cultureel gebruik, voorlichting en informatie,
horecadoeleinden (slechts) uitgezonderd een hotel en verblijfsrecreatie, zijn
toegestaan. Er zijn bouwvergunningen verleend voor het woonhuis met galerie,
voor een gastatelier en een theehuis. In de aanvraag voor de verklaring van
geen bezwaar ten behoeve van het theehuis heeft de gemeente in zijn
algemeenheid aangegeven, dat het Art Centre regelmatig exposities, symposia en
andere activiteiten organiseert en dat het een goede bijdrage levert aan het
Delftse culturele product. Verder is over het theehuis aangegeven, dat het
theehuis hoofdzakelijk is bedoeld voor strikt functiegebonden gebruik, dat zich
niet zal richten op andere bezoekers van Midden-Delfland en dat het voorts
allerminst de bedoeling is een afzonderlijk horecabedrijf tot stand te brengen.
Het gastverblijf is een bescheiden logeeradres ten behoeve van de buitenlandse
kunstenaars. De gemeente heeft verder in de aanvraag van de verklaring van geen
bezwaar opgemerkt, dat het perceel met betrekking tot de horeca een
uitzondering betreft. Tot slot is in de aanvraag aangegeven, dat het theehuis
en het gastatelier in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan opgenomen
zouden worden. Bij besluit van 17 december 2002 is een drank- en
horecavergunning verleend. Beperkende voorwaarden zijn hierin niet opgenomen.
Bij brief van 13 maart 2003 heeft inspreker de gemeente geïnformeerd en de
gemeente verzocht ervoor zorg te dragen, dat het Art Centre over de vereiste
(horeca) vergunningen kon beschikken.
In het voorontwerpbestemmingsplan
heeft het perceel de bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden’ gekregen, welke
naast de maatschappelijke doeleinden bestemd is voor horecagelegenheid ten
dienste van de ter plaatse aanwezige maatschappelijke functies, alsmede voor
bijbehorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en groen. Een
nachtverblijf en bedrijfswoningen zijn niet toegestaan en de horecagelegenheid
mag ten hoogste 650 m2 bedragen.
Antwoord
In het geldende bestemmingsplan
heeft het perceel de bestemming 'Gemengde doeleinden’. Binnen deze bestemming
zijn diverse functies mogelijk. Deze functies moeten echter ten dienste staan
van extensieve vormen van dagrecreatie dan wel van de natuur. In het
voorontwerpbestemmingsplan heeft het perceel de bestemming ‘Maatschappelijke
doeleinden’ gekregen. Met deze bestemming kan het perceel gebruikt worden ten
behoeve van tentoonstellingen, cursussen, vergaderingen e.d. met de daarbij
behorende horecafunctie. Deze bestemming biedt meer mogelijkheden dan het
geldende bestemmingsplan, omdat de functies niet meer ten dienste van
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen of fietsen, hoeven te staan.
Overigens gaat de Reconstructiewet Midden-Delfland en het daarop gebaseerde
deelplan Abtswoude voor het recreatiegebied ook uit van extensieve vormen van
dagrecreatie. De door inspreker aangehaalde openluchtrecreatie heeft niets met
het Art Centre te maken. Dat de openluchtrecreatie meer op commerciële basis
mogelijk zou worden doet daar niets aan af. Het plan voor het Art Centre is
inderdaad in overleg met de gemeente en het recreatieschap tot stand gekomen.
Het betreft een voormalige boerderij. Exposities, symposia en andere
activiteiten op het gebied van de beeldende kunst uit de Derde Wereld vonden
wij een goede invulling van de vrijgekomen agrarische bebouwing. In het kader
van die activiteiten is dan ook medewerking verleend aan het theehuis van
maximaal 50 m2 en het gastenverblijf. Zelfstandige horeca was en is
niet gewenst. Het theehuis en het gastenverblijf zijn slechts vergund, omdat
zij ten dienste staan van de galerie. Uit de correspondentie daaromtrent blijkt
geenszins, dat de gemeente had moeten weten, dat de verhuur van de ruimte, ten
behoeve van bijvoorbeeld bruiloften, zou plaats vinden. In tegendeel, uit de
correspondentie blijkt duidelijk, dat slechts activiteiten gewenst zijn, die
een link hebben met de eerder aangehaalde culturele invulling. Het feit, dat er
geen beperkende voorwaarden aan een Drank- of
Horecavergunning zijn verbonden wil niet zeggen, dat alle horeca in
planologische zin toegestaan zou zijn.
Inspreker is niet tegen de
bestemming 'Maatschappelijke doeleinden', mits het Art Centre valt onder de
definitie, die in het plan is opgenomen. Inspreker kan zich niet zondermeer
verenigen met het feit, dat de horeca ten dienste staat van de ter plaatse
aanwezige maatschappelijke functies. Inspreker is van mening, dat de eerder
aangehaalde activiteiten zijn toegestaan op basis van het geldende
bestemmingsplan en die activiteiten mogen dan ook op basis van het nieuwe
bestemmingsplan worden voortgezet, mede gezien de met de gemeente en het
Recreatieschap Midden-Delfland gemaakte afspraken. Wanneer de beperking, dat de
horeca ten dienste van de maatschappelijke doeleinden moet staan, ertoe leidt
dat bijvoorbeeld geen zalenverhuur en/of bruiloftsfeesten mogen plaatsvinden,
wordt inspreker in zijn mogelijkheden beperkt en is het Art Centre niet meer
rendabel. Dan wil inspreker dat de horeca-activiteiten positief bestemd worden.
Antwoord
Zoals uit het voorgaande al blijkt
zijn zalenverhuur en bruiloftsfeesten in strijd met het geldende
bestemmingsplan. Dergelijke activiteiten zijn in het recreatiegebied niet
gewenst en worden in het ontwerpbestemmingsplan dan ook niet mogelijk gemaakt.
3.9.3 Nachtverblijf
Inspreker is het niet eens met het
gestelde in artikel 14, lid 1, sub b, waarin is bepaald dat ter plaatse een
nachtverblijf niet is toegestaan. Blijkens het huidige bestemmingsplan is een
gastatelier toegestaan. Bovendien is er een bouwvergunning ten behoeve van een
gastatelier verleend. Bij deze bouwvergunning is overwogen dat dit deel zou
uitmaken van de in voorbereiding zijnde herziening van het bestemmingsplan en
moet dus positief bestemd worden.
Antwoord
De voorschriften zullen zodanig
aangepast worden, dat het gastenverblijf mogelijk is.
Inspreker is het verder niet eens
met het gestelde in artikel 14, lid 2, sub b voorzover daarin is opgenomen dat
bedrijfswoningen niet zijn toegestaan. Op grond van het huidige bestemmingsplan
en de verleende bouwvergunning van 2 juli 1998 heeft inspreker ter plaatse
reeds een bedrijfswoning. Ook deze (bedrijfs-)woning moet positief bestemd
worden.
Antwoord
De
voorschriften worden in verband met de bedrijfswoning aangepast.
Het voorontwerp is in strijd met
het door het recreatieschap over het perceel gevoerde beleid, terwijl in het
voorontwerp gemeld wordt dat het recreatieschap de basisinrichting van het
gebied verder zal uitbouwen, bijvoorbeeld in een meer commerciële vorm van openluchtrecreatie.
Ook wijst inspreker op delen uit de toelichting. In de toelichting is
aangegeven dat bestaande, niet-agrarische bedrijven moeten kunnen blijven
voortbestaan en uitbreidingsruimte moeten krijgen en dat bedrijven, die al
langere tijd in het plangebied gevestigd zijn en waarvoor geen actief
saneringsbeleid geldt, in principe positief bestemd zijn. Het bestemmingsplan
moet aansluiten op de gemaakte keuzen in het Reconstructieplan Midden-Delfland
en moet het daarin verwoorde ruimtelijk beleid volgen.
Antwoord
De reconstructiecommissie en het
recreatieschap hebben in het kader van de procedure op basis van artikel 19 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van het theehuis en het
gastenverblijf positief geadviseerd over de invulling van het perceel, waarbij
het theehuis en het gastenverblijf nadrukkelijk verbonden zijn met de galerie
en aanverwante activiteiten en dat zelfstandige horeca-activiteiten niet
gewenst zijn. De bestemming ‘Maatschappelijke doeleinden’, waarbij horeca ten
dienste van deze bestemming mogelijk is, sluit hier bij aan. Er is dan ook geen
strijd met het door het recreatieschap gevoerde beleid. Openluchtrecreatie, ook
in een meer commerciëlere vorm, is met de recreatieve bestemmingen overigens
volop mogelijk gemaakt in het gebied.
3.10 Camping Abtswoudse Hoeve en de Naturisten
Vereniging Abtswoudse Hoeve, (Navah) Postbus 243, 2600 AE Delft.
3.10.1 Vaste
jaarplaatsen
Inspreker maakt bezwaar tegen het
feit dat in het voorontwerpbestemmingsplan voor het naaktrecreatie- en
kampeerterrein aan de Rotterdamseweg uitsluitend seizoensplaatsen worden
toegestaan en geen vaste jaarplaatsen. Een financieel gezonde exploitatie van
het terrein is bij het niet kunnen aanbieden van jaarplaatsen niet meer
mogelijk. Al tijdens een overleg in 1997 met het recreatieschap is de noodzaak
voor jaarplaatsen toegelicht. De gemeente Delft was daarbij vertegenwoordigd.
Het bestuur van het recreatieschap heeft de wens gehonoreerd en het opgenomen
in het concept van het ondererfpachtcontract. Ook in de concept
kampeervergunning wordt melding gemaakt van jaarplaatsen. Jarenlang is
inspreker er vanuit gegaan dat zij vaste standplaatsen kunnen verhuren.
Inmiddels hebben circa 30 personen en/of gezinnen een vaste plaats gekregen.
Het niet kunnen verhuren van vaste standplaatsen heeft enorme financiële
consequenties, in plaats van € 90.000, - per jaar zal er € 20.000,- aan
inkomsten binnen komen. De gemeente Delft heeft ten behoeve van de dagrecreatie
een deel van de aanleg en inrichting gefinancierd. Ook inspreker heeft een fors
bedrag geïnvesteerd.
Inspreker wil geen kampeerterrein,
dat niet in het landschap past. Voor de inrichting van jaarplaatsen wordt
daarom een reglement opgesteld, waarin de eisen voor de inrichting van een
jaarplaats worden vastgelegd. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de
gemeente en aan het recreatieschap voorgelegd.
Antwoord
Er zal een aantal jaarplaatsen
mogelijk gemaakt worden. Om te voorkomen, dat het landschap door de plaatsing
van stacaravans op het terrein wordt aangetast zal er een maximale maat voor de
kampeermiddelen opgenomen worden.
3.11 J.C.M. van
Adrichem, Rotterdamseweg 227, 2636 KC Midden-Delfland.
3.11.1 Bebouwingsgrenzen
Inspreker heeft een veehouderij
aan de Rotterdamseweg 227. Hij is van mening, dat het niet mogelijk is om
binnen de in het voorontwerpbestemmingsplan aangegeven bebouwingsgrenzen een
nieuwe stal te bouwen. Inspreker wil een uitbreiding van zijn
bebouwingsmogelijkheden aan de noordzijde van zijn perceel, zoals op een bijgevoegde
tekening is aangegeven. Deze nieuwe stal zal beter bereikbaar zijn voor
leveranciers en beschermt de oude boerderij.
Antwoord
Het is niet gewenst om de
bebouwingsstrook op de voorgestelde wijze te vergroten, omdat de doorzichten
naar het achterland teveel aangetast zouden worden. Bovendien is er nog ruimte
binnen de aangegeven bebouwingsgrenzen en is er geen sprake van een volwaardig
bedrijf. Overigens heeft het perceel in het geldende bestemmingsplan de
bestemming 'Woondoeleinden'. Een stal op de door inspreker gewenste locatie
biedt geen extra waarborg voor de instandhouding van de cultuur historische
waarden van de boerderij.
3.12 P. Struijk,
Rotterdamseweg 237a, 2636 KC, Midden-Delfland.
3.12.1 Varkensmesterij
Inspreker merkt op dat de situatie
aan de Rotterdamseweg 237a in het voorontwerpbestemmingsplan niet juist is
weergegeven. Al sinds 22 jaar is daar een varkensmesterij gevestigd. Het
bedrijf beschikt ook over een hinderwetvergunning. Bovendien heeft er op 8 mei
2003 een grondruil met het Bureau Beheer Landbouwgronden plaats gevonden. Het
bedrijf ligt in een landbouwgebied.
Antwoord
Het betreffende perceel zal in het
ontwerp bestemmingsplan van een agrarische bestemming voorzien worden.
3.13 J.L.
Tetteroo, Rotterdamseweg 470, 2629 HJ Delft.
3.13.1 Bestemming
Woondoeleinden
Inspreker is het niet eens met de
wijziging van de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' in de bestemming
'Woondoeleinden' van de grond om zijn woning. Hij wil de mogelijkheid houden op
zijn terrein een bedrijf uit te oefenen. Inspreker verzoekt dan ook deze
wijziging ongedaan te maken.
Antwoord
Er wordt al vele jaren geen
bedrijf op het perceel aan de Rotterdamseweg 470 meer uitgeoefend. De woning
wordt dan ook niet meer als bedrijfswoning gebruikt. Het perceel is daarom van
een passende bestemming voorzien.
3.13.2 Windturbines
Daarnaast maakt inspreker bezwaar
tegen de mogelijkheid van windmolens op de strook grond langs de TU-wijk
gelegen tussen de Rotterdamseweg en de A13. Naar zijn mening is er sprake van
horizonvervuiling. Vanaf de Rotterdamseweg is nu nog een ruim uitzicht op deze
locatie aanwezig. Inspreker verzoekt de bestemming van de grond recreatief te
houden.
Antwoord
Het
landschap is voortdurend in ontwikkeling, zo ook de zuidelijke stadsrand van
Delft met de ontwikkeling van Technopolis Innovation Park. Plaatsing van
windturbines ten zuiden van de Karitaatmolensloot vormt een overgang tussen de
zuidelijke stadsrand en het landelijk gebied van Midden-Delfland. Het genoemde
uitzicht vanaf te Rotterdamseweg op de strook ten zuiden van de
Karitaatmolensloot wordt met plaatsing van windturbines niet of nauwelijks
aangetast, aangezien het om een beperkt aantal turbines gaat, die vanaf de
Rotterdamseweg ook weer deels aan het zicht worden ontnomen door de
aanwezigheid van het Akkerdijkse bos.
3.14 J.L. Tetteroo
jr., Rotterdamseweg 472, 2629 HJ Delft.
3.14.1 Bestemming
Rotterdamseweg 209/211
Inspreker is het niet eens met de
wijziging van de recreatieve bestemming naar de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'
van de grond van de Rotterdamseweg 209/211.
Inspreker woont tegenover deze
locatie en wil vrij uitzicht houden op het Midden-Delfland gebied. De bewoner
van de Rotterdamseweg 209/211 heeft plannen om de grond te bebouwen met een
opslagloods en gebruikt het nu al als opslagplaats voor bouwmaterialen.
Inspreker verzoekt de gemeente om de wijziging niet door te voeren, zodat hij
geen uitzicht meer heeft op een bouwterrein.
Antwoord
Aan de Rotterdamseweg 209/211 is
sinds 1958 een aannemersbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft in het voorontwerp
de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' met de nadere bestemming 'Aannemersbedrijf'.
De bebouwingsmogelijkheden zijn in het voorontwerp niet groter dan de
mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Buiten dat vlak is een
opslagloods niet gewenst. Opslag van bouwmaterialen is alleen binnen het
bestemmingsvlak toegestaan. Het bestemmingsvlak is in beperkte mate aangepast
aan de eigendomssituatie.
3.14.2
Windturbines
Daarnaast maakt inspreker bezwaar
tegen de mogelijkheid van windmolens op de strook grond langs de TU-wijk
gelegen tussen de Rotterdamseweg en de A13. Naar zijn mening is er sprake van
horizonvervuiling. Vanaf de Rotterdamseweg is nu nog een ruim uitzicht op deze
locatie aanwezig. Inspreker verzoekt de bestemming van de grond recreatief te
houden.
Antwoord
Voor het antwoord op deze reactie
wordt naar paragraaf 3.13.2 verwezen.
3.15 Marleen Schmets Hondenschool Delft VOF,
Schieweg 146a, M. Schmets en B. van den Brink, woonadres: Dovenetel 28, 2671 WL
Naaldwijk.
3.15.1 Huisnummer
146/146a
In het bestemmingsplan staat
huisnummer 146 aan de Schieweg in het perceel van de hondenschool weergegeven,
terwijl dat nummer 146A betreft. Het gaat hier om twee notarieel gescheiden
percelen. Nummer 146 hoort bij het naastgelegen perceel met de woning.
Inspreker verzoekt om aanpassing van de nummering.
Antwoord
De betreffende nummering zal
aangepast worden. Overigens zijn huisnummers planologisch gezien niet relevant.
3.15.2 Subbestemming
hondenschool
Het perceel van de hondenschool
heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming ‘Gemengde doeleinden’.
Volgens inspreker is dat inclusief een deel woonbestemming voortvloeiend uit
het hebben van een eigen huisnummer. Deze bestemming wordt naar de mening van
inspreker behoorlijk ingeperkt doordat in het voorontwerpbestemmingsplan de
subbestemming ‘Hondenschool’ is aangegeven. Inspreker meent, dat daardoor geen
bedrijfswijziging plaats kan vinden en zij bij taxatie of verkoop financieel
benadeeld worden. Inspreker verzoekt de bestemming 'Gemengde doeleinden' te
handhaven.
Antwoord
In het geldende bestemmingsplan
heeft het perceel samen met de naastgelegen woning de bestemming 'Gemengde
doeleinden'. Binnen deze bestemming zijn diverse functies mogelijk. Deze
functies moeten echter ten dienste staan van extensieve vormen van dagrecreatie
dan wel van de natuur. Strikt genomen valt een hondenschool niet onder de
bestemming 'Gemengde doeleinden'. Er is namelijk geen relatie met het
extensieve recreatieve gebruik van het Midden-Delfland gebied. Een hondenschool
kan in principe overal gevestigd worden, mits voldaan wordt aan
milieutechnische eisen. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de functie
gelegaliseerd. Er is dan ook geen sprake van inperking of financiële benadeling.
Voorts verzoekt inspreker om de
omschrijving ‘rhs’ (hondenschool) toe te voegen aan artikel 6 lid 2 onder b van
de bouwvoorschriften, zodat een bedrijfswoning op het terrein gerealiseerd kan
worden. Dit is reeds mogelijk gemaakt voor vergelijkbare bedrijven. Een
bedrijfswoning geeft meer mogelijkheden voor de toekomst. Bedrijfsactiviteiten
kunnen beter en flexibeler worden vormgegeven. Het bevordert de continuïteit
van het bedrijf en vermindert de woon-werkafstand. Bovendien kan de recreatieve
doelstelling door ruimere openingstijden en vrijwel continue aanwezigheid beter
uitgewerkt worden.
Antwoord
Zoals hiervoor al is aangegeven is
in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Gemengde doeleinden' toegekend
aan het perceel van de hondenschool en de naastgelegen woning met bijbehorende
gronden. De woning en de hondenschool zijn gesplitst verkocht. Inspreker wist
of had kunnen weten, dat hij/zij door aankoop van een deel van het perceel niet
over een bedrijfswoning kon beschikken.Wanneer door verkoop van een
bijbehorende woning een nieuw recht op een bedrijfswoning zou ontstaan, heeft
dat vergaande verstening van het buitengebied tot gevolg. Bovendien ontbreekt
de noodzaak om bij de hondenschool te wonen. De vergelijking met de andere
bedrijven gaat overigens niet op, omdat bij die bebouwing al sinds oudsher een
(bedrijfs-)woning aanwezig is.
3.16 De “Groene Camping”, A.H.M. Kemps en
C.C.J.M. Geraeds, Schieweg 166, 2627 AS Delft.
3.16.1 Standplaatsen
en arrangementen
De gemeente Delft is slechts
bereid om een vergunning te verlenen voor 100 plaatsen, terwijl de ANWBnorm
voor een volwaardige groene camping 250 plaatsen bedraagt.
Hierdoor is het nodig dat de
camping aanvullende activiteiten ontplooit om tot een rendabele bedrijfsvoering
te komen. In het bedrijfsplan van insprekers is gekozen voor arrangementen voor
campinggasten, scholieren en bedrijven. Deze activiteiten zijn mogelijk op
basis van de bestemming ‘Gemengde doeleinden’ uit het geldende bestemmingsplan.
Het recreatieschap heeft op basis van het bedrijfsplan voor inspreker gekozen.
In de toelichting op het bestemmingsplan wordt niet vermeld, dat inspreker
arrangementen gaat organiseren voor campinggasten, scholieren en bedrijven en
dat daarbij de benodigde bestemmingen (o.a. horeca, verblijfsrecreatie etc.)
genoemd worden. Het betreffen geen nevenactiviteiten, maar de arrangementen
zijn een onlosmakelijk geheel van de onderneming.
Inspreker is van mening, dat er
een discrepantie zit in het feit dat agrariërs de mogelijkheid geboden wordt om
kamperen op te starten om hun inkomsten op peil te houden, terwijl inspreker
met een startende camping andere activiteiten moet gaan ontplooien, omdat de
omvang van 100 plaatsen geen volwaardig inkomen oplevert. Inspreker verzoekt om
uit te mogen breiden naar 250 plaatsen. Het recreatieschap heeft daarop al
ingespeeld door voldoende oppervlakte te reserveren en een optie te verlenen.
Bovendien heeft ook de Navah-camping 250 plaatsen.
Antwoord
Het aantal van 100 standplaatsen
was reeds opgenomen in het geldende plan. Om de camping een ‘groene’ camping te
laten zijn is het niet gewenst om meer standplaatsen mogelijk te maken.
De arrangementen voor de
campinggasten zijn op basis van het voorontwerpbestemmingsplan en het geldende
bestemmingsplan mogelijk.
De arrangementen voor de
scholieren en de bedrijven zijn op basis van het geldende bestemmingsplan
slechts mogelijk voorzover dat gebruik ten dienste staat van extensieve vormen
van dagrecreatie dan wel de natuur. De arrangementen voor scholieren passen
daar, blijkens de omschrijving uit het bedrijfsplan, in. De arrangementen voor
bedrijven passen daar niet in voorzover er sprake is van zakelijke
bijeenkomsten. Het is niet de bedoeling, dat er een soort vergader- en congrescentrum
ontstaat. De activiteiten moeten een link hebben met de recreatieve
mogelijkheden van het Midden-Delfland gebied.
Het voorontwerpbestemmingsplan zal
zodanig aangepast worden, dat het perceel gebruikt kan worden ten behoeve van
functies ten dienste van extensieve vormen van dagrecreatie.
De mogelijkheid, die agrariërs
geboden wordt, is van een andere orde dan de mogelijkheden van de camping,
omdat het bij een agrarisch bedrijf om maximaal 15 kampeerplaatsen gaat. Het
kan de agrariërs neveninkomsten bieden, zodat hun agrarische bedrijf kan
blijven bestaan. Dat is in verband met het behoud van het buitengebied van
groot belang.
3.16.2 Naamgeving
campings
Verder verzoekt inspreker om in de
toelichting en in de voorschriften als ‘groene camping’ aangeduid te worden en
om de naturistencamping als naturistencamping en de Nivon-camping als
natuurcamping aan te duiden.
Antwoord
De groene camping zal in de
toelichting als zodanig genoemd worden. De benaming van de subbestemming
'groenkampeerterrein' in de voorschriften blijft wel gehandhaafd, omdat er
juridisch gezien een link is met de begripsbepalingen. De benamingen van de
andere campings worden niet aangepast. De andere campings hebben daar niet om
verzocht. Bovendien is het feit, dat een camping gebruikt wordt door
naturisten, planologisch niet relevant.
3.16.3
Begrenzing groene camping
In het erfpachtcontract is reeds
een optie geregeld voor het naastliggende perceel. Inspreker verzoekt om ook
dit perceel als intensieve recreatie te bestemmen. Verder is in het voorontwerp
een deel aangegeven als behorend bij de camping, terwijl dat er niet bij hoort.
Antwoord
De begrenzing van de groene
camping zal op de plankaart aangepast worden.
3.17 F.W.J.
Driehuys, Nieuwe Plantage 111, 2611 XV, Delft.
3.17.1 Verplaatsing
melktank Schieweg en agrarisch gebruik
Inspreker heeft een kleine
boerderij aan de Nieuwe Plantage. In de winter staan zijn circa 10 melkkoeien
daar op stal. In de zomer grazen ze op een weiland aan de Schieweg tussen
nummer 176 en 180. De melktank bevindt zich aan de Middelweg te Den Haag, maar
zal binnenkort verplaatst moeten worden in verband met Vinex-plannen. Inspreker
wil de tank naar zijn schuur op zijn weiland aan de Schieweg verplaatsen.
Inspreker verzoekt om hem zekerheid te verschaffen omtrent het houden van vee
aan de Nieuwe Plantage en de verplaatsing van de melktank naar de Schieweg.
Antwoord
In het kader van deze
bestemmingsplanprocedure kan geen garantie gegeven worden voor het agrarisch
gebruik van de Nieuwe Plantage. Wel kan nog opgemerkt worden, dat in het
recente Delftse bestemmingsplan Binnenstad de boerderij de bestemming 'Gemengde
doeleinden' met de aanduiding 'Agrarisch bedrijf' heeft. Het agrarisch gebruik
kan op basis van dat plan voortgezet worden. Voor wat betreft de gronden aan de
Schieweg kan opgemerkt worden, dat die gronden een agrarische bestemming
hebben. Het bestemmingsplan vormt geen beletsel voor het plaatsen van de
melktank in de bestaande schuur. Op basis van milieuwetgeving dient wel
voorkomen te worden, dat de melktank geluidsoverlast voor de nabij gelegen
woningen veroorzaakt.
3.18
Zuid-Hollandse Roeibond, mr. B.J. Douwes, Landsteinerbocht 8,
2614 GN Delft.
3.18.1 Waterberging
Inspreker is van mening, dat de
waterproblematiek onvoldoende in het voorontwerpbestemmingsplan is verwerkt. Er
moet aandacht besteed worden aan de in de Nota Planbeoordeling van de provincie
Zuid-Holland genoemde richtlijnen.
Bij de aangehaalde richtlijnen
wordt weliswaar geen algemene norm genoemd voor de waterberging in landelijke
gebieden, maar naar de mening van inspreker wordt als richtsnoer 10% van het totale gebied aangehouden en wordt
die norm in het voorontwerp niet gehaald.
De gemeente Delft kampt met een
structureel waterbergingstekort van circa 12%. Iedere verdere verharding van
het stedelijk gebied van Delft vergroot dat tekort.
Volgens
inspreker kan het waterbergingstekort definitief opgelost worden door in het
gebied tussen de spoorbaan en de Schie een waterberging van aanzienlijke omvang
aan te leggen. In de regel zal hier gebiedseigen water kunnen worden geborgen.
Hierdoor zal de belasting van het boezemwater in tijden van hevige neerslag
minder zijn en kan het in droge perioden dienen als aanvulling van tekorten in
het kader van de verdrogingbestrijding.
In dat gebied kan naar de mening
van inspreker een waterlandschap ontstaan, waarin natuurontwikkeling en
recreatie passen. Agrarisch gebruik is, gezien het feit dat het om een beperkt
aantal agrarische bedrijven gaat, niet onoverkomelijk.
Een waterlandschap biedt tevens
een oplossing voor het feit dat de Schie door de intensivering van de
scheepvaart, steeds onveiliger wordt voor de vele roeiers.
Antwoord
Naar aanleiding van het overleg
met onder meer de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland
wordt de waterparagraaf nog enigszins aangepast.
De Zuidpolder van Delfgauw en de
Lage Abtswoudse polder voldoen niet aan de door het Hoogheemraadschap van
Delfland gehanteerde (werk-)normen voor waterberging. De Zuidpolder van
Delfgauw omvat 1425 ha, waarvan circa 77 ha behoort tot het plangebied. In deze
polder is een bergingstekort van circa 3%. De Lage Abtwoudse polder omvat 323
ha, waarvan circa 315 ha tot het plangebied behoort. In deze polder zou globaal
genomen circa 1 ha extra wateroppervlak dienen te worden gerealiseerd,
uitgaande van de toelaatbare peilstijging van 37 cm. In de overige twee polders
is er een overschot. Ten tijde van het opstellen van onderhavig bestemmingsplan
waren er nog geen concrete plannen voor het realiseren van extra waterberging.
Ook zijn er bij de gemeente Delft geen klachten bekend van wateroverlast. Omdat
het plangebied slechts een deel van de polders bestrijkt, zou op een hoger
schaalniveau gekeken moeten worden naar de waterberging. Hierbij dient niet alleen
de gemeente Delft betrokken te worden, maar ook de buurgemeenten, het
Hoogheemraadschap van Delfland en de provincie Zuid-Holland.
Wanneer concrete locaties bekend
zijn, zal bekeken worden of en hoe in planologische zin met de
bergingscapaciteit rekening gehouden kan worden.Te zijner tijd kan dan ook
bekeken worden of een roeifaciliteit daarmee gecombineerd kan worden, waarbij het de vraag is of een roeibaan gewenst is,
omdat behalve het grote ruimtebeslag ook de nodige infrastructuur ten behoeve
van de bereikbaarheid en mogelijk aanvullende voorzieningen nodig zijn, hetgeen
mogelijk niet passend is in dit landschappelijk waardevolle weidegebied. Een
roeibaan heeft een verkeersaantrekkende werking en genereert daarmee extra
ongewenst autoverkeer in dit kwetsbare gebied.
Het agrarisch gebruik is overigens
in overeenstemming met het Streekplan Zuid-Holland West en het Regionaal
Structuurplan Haaglanden. Ook het geldende bestemmingplan Buitengebied, dat
reeds grotendeels gebaseerd is op de Reconstructiewet Midden-Delfland gaat uit
van agrarisch gebruik.
3.19 Zuid-Hollandse Roeibond, M. Tienstra,
Landsteinerbocht 8, 2614 GN Delft.
3.19.1 Roeibaan
De georganiseerde roeisport tracht
tot de aanleg van een trainingsfaciliteit voor roeiers van 160 m
bij 3 km met bijbehorende voorzieningen in de zuidvleugel van de Randstad te
komen. De volgende ontwikkelingen rechtvaardigen volgens inspreker een roeibaan
in de buurt van Delft; de toenemende scheepvaart op het Rijn-Schiekanaal, het
toenemend aantal bruggen, het Plan Norder, het beleid dat er een groter
oppervlak aan open water dient te komen en het feit dat in het collegeprogramma
steun aan roeien als topsport is opgenomen. De aanleg van een roeibaan zal de
veiligheid op het Rijn-Schiekanaal ten goede komen.
Inspreker is tot de conclusie
gekomen dat het buitengebied het enige gebied is, waar een dergelijke roeibaan
aangelegd zou kunnen worden. Inspreker pleit voor een reservering voor een
roeibaan in het bestemmingsplan voor het gebied gelegen tussen de bebouwing van
Delft in het noorden, de Schie in het oosten, de gemeentegrens in het zuiden en
de spoorbaan in het westen. In dit gebied zijn geen oost-west wegen, die
doorsneden worden en geen archeologische vindplaatsen.
Inspreker meent dat na de op
handen zijnde grenswijziging geen roeibaan in Delft meer aangelegd kan worden.
Antwoord
Zoals al in de brief van de
gemeente Delft van 5 november 2003, kenmerk 337716, is aangegeven, is de aanleg
van een roeitrainingscentrum in het gebied ten zuiden van de bebouwingsgrens
van Delft ongewenst. De beoogde locatie ligt namelijk binnen het werkingsgebied
van de Reconstructiewet Midden-Delfland. In deze reconstructiewet is een
roeitrainingscentrum met een roeibaan van genoemd formaat niet mogelijk
gemaakt. Bovendien is in het Streekplan Zuid-Holland West en het Regionaal
Structuurplan Haaglanden de beoogde locatie aangegeven als agrarisch gebied.
Een roeitrainingscentrum past in beide plannen niet. In het geldende
bestemmingplan Buitengebied, dat reeds grotendeels gebaseerd is op de
Reconstructiewet Midden-Delfland, is een roeitrainingscentrum op de beoogde
locatie niet bestemd.
In het voorontwerpbestemmingsplan
is een groot deel van de beoogde locatie aangegeven als agrarisch gebied met
natuur-, landschap- en cultuurwaarde. Een roeitrainingscentrum met afmetingen
van 160 meter breedte en 3 km lengte, met de daarbij nodige infrastructuur ten
behoeve van de bereikbaarheid en mogelijk aanvullende voorzieningen, is niet
passend in dit landschappelijke waardevolle weidegebied ten zuiden van de
bebouwingsgrens van Delft. Een roeitrainingscentrum heeft een
verkeersaantrekkende werking en genereert daarmee extra ongewenst autoverkeer
in dit kwetsbare gebied. Ondanks de door inspreker aangehaalde ontwikkelingen
is het ruimtelijk gezien dan ook niet gewenst om de roeifaciliteiten in het
bestemmingsplan mogelijk te maken.
Met betrekking tot de waterberging
is het volgende van belang. In het poldergebied van Midden-Delfland is het
vergroten van wateroppervlak ten behoeve van de bergingscapaciteit van
boezemwater niet gewenst, aangezien het polderwater van Midden-Delfland van een
betere kwaliteit is dan het boezemwater. Het aanleggen van oppervlaktewater ten
behoeve van de berging van polderwater kan mogelijk wel bijdragen aan de
bergingscapaciteit van oppervlaktewater van aangrenzende polders binnen Delft
en Midden-Delfland. Wanneer concrete locaties bekend zijn zal in overleg met
het Hoogheemraadschap van Delfland bekeken worden of en hoe in planologische
zin met de bergingscapaciteit rekening gehouden kan worden.Te zijner tijd kan
dan ook bekeken worden of het gewenst is om een roeifaciliteit daarmee te combineren. Door de inmiddels geëffectueerde
grenswijziging kan de roeibaan inderdaad niet meer binnen de gemeentegrenzen
van Delft gerealiseerd worden.
3.20 Stichting Sportpark Tanthof Zuid,
Secretariaat, J. Kunz, Merellaan 66, 2289 EB Rijswijk.
3.20.1 Bebouwingsmogelijkheden
sportpark
Inspreker verzoekt om een
verruiming van de bebouwingsgrenzen rond de huidige accommodatie met het oog op
het voornemen een sporthal met kleedkamers te bouwen. Ook de bebouwingshoogte
van 9 meter zou daarvoor verhoogd moeten worden.
Antwoord
De bebouwingsgrenzen zijn verruimd
ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. De door inspreker gewenste sporthal,
zoals aangegeven in de bijlagen bij de inspraakreactie, past binnen de
bebouwingsgrenzen zoals aangegeven in het voorontwerpbestemmingsplan. De later
gewenste uitbreiding valt hier niet in, omdat het gewenst is om de groene
strook langs de sportvelden in tact te houden. Overigens biedt het
bebouwingsvlak wel mogelijkheden om een verdergaande uitbreiding te realiseren,
maar die moet dan in het verlengde van de gewenste sporthal gerealiseerd
worden. Er bestaat geen noodzaak om de aangegeven bebouwingsgrenzen verder te
verruimen. Om de gewenste nok voor de sporthal te kunnen realiseren is een
bouwhoogte van 10 meter gewenst. Er bestaan geen stedenbouwkundige bezwaren
tegen deze verhoging. De toegestane bouwhoogte zal aangepast worden.
Daarnaast verzoekt inspreker de
subbestemming ‘Sportvoorzieningen’ te verruimen, zodat in de toekomst ook ander
gebruik dan sport mogelijk is.
Antwoord
In het geldende bestemmingsplan is
de locatie reeds voorzien van de bestemming 'Sportvoorzieningen'. De door
inspreker gewenste activiteiten zoals fitness, krachtsport, squash,
klimfaciliteiten en tennis zijn mogelijk op basis van het geldende en het
nieuwe bestemmingsplan. Overig gebruik zoals kinderopvang is niet gewenst in
het buitengebied. Voor voorzieningen, die aansluiten op recreatie in het
Midden-Delfland gebied, zijn in het plangebied reeds voldoende voorzieningen
voor handen of planologisch mogelijk gemaakt. De noodzaak ontbreekt om de
subbestemming 'sportvoorzieningen' uit te breiden.
Tenslotte zou er op de strook
langs het sportcomplex tot aan de waterpartij, die nu als
langzaam-verkeersroute is aangeduid, een ontsluiting met keerlus gerealiseerd
moeten worden.
Antwoord
Het sportcomplex wordt ten oosten
van het sportpark ontsloten via de Tanthofdreef. Er zijn geen redenen om een
extra ontsluiting te maken, zeker niet wanneer die ontsluiting ten koste zou
gaan van een recent aangelegde langzaam verkeersverbinding die tevens onderdeel
vormt van een groter recreatief netwerk.
3.21 Nederlands
Meetinstituut, Ir. C. Gouwens, Postbus 654, 2600 AR Delft.
3.21.1 Windturbines
De laboratoria van het Nederlands
Meetinstituut (Nmi) worden verplaatst van de Schoemakerstraat naar de
Thijsseweg 11 (het voormalig Geodesie-gebouw). De meetstandaarden die hier
gerealiseerd worden zijn afhankelijk van uiterst stabiele condities. Naar de
mening van inspreker zullen de windmolens deze condities verstoren, daar zij
kunnen zorgen voor trillingen, verstoringen en elektromagnetische
interferenties. Een realisatie van meetstandaarden (momenteel mondiaal van het
hoogste niveau) is hierdoor niet meer realistisch. De continuïteit van deze
specifieke en unieke dienstverlening voor Nederland wordt hierdoor bedreigd.
De verwachte overlast van de
molens zal tevens een hinderpaal vormen voor de vestiging van bedrijven in
Technopolis.
Antwoord
De nieuwe locatie van het
Nederlands Meetinstituut in het bestaande gebouw aan de Thijsseweg is gelegen
in de directe nabijheid van een drukke verkeersweg en in een in ontwikkeling
zijnd bedrijventerrein. Om onder deze omstandigheden te voldoen aan de door het
instituut gestelde condities, zal het gebouw al van een dusdanig bijzondere
fundering voorzien moeten zijn, dat de aanwezigheid van windturbines op
minimaal 150 meter afstand geen belemmering moeten kunnen vormen voor de
dienstverlening van het instituut. Het elektromagnetische proces dat zich in
een windturbine afspeelt is dezelfde als in iedere andere elektrische machine.
Het is dan ook niet juist te veronderstellen dat juist windturbines ongewenste
straling zouden veroorzaken.
De realisatie van een windpark ten
zuiden van Technopolis Innovation Park wordt eerder gezien als een mogelijkheid
om het technische en dynamische karakter van de aanwezige bedrijven te
benadrukken dan een hinderpaal voor het vestigen van bedrijven.
3.22 Wind & co projectontwikkeling BV, J.
Hiemstra, Postbus 56, 2630 AB Nootdorp.
3.22.1 Windturbines
Inspreker vindt het jammer, dat
het ontwikkelen van een windturbinelocatie slechts mogelijk gemaakt wordt met
een wijzigingsbevoegdheid. Wellicht hangt dat samen met het feit, dat de
locatie in het streekplan wordt aangemerkt als studielocatie. Indien nog
onvoldoende studie is verricht om de locatie als definitieve locatie aan te
merken, verneemt inspreker graag welke studies ter zake nog moeten worden
afgerond. In de toelichting op het bestemmingsplan wordt een belangrijke
studielocatie over het hoofd gezien. Het betreft de locatie gelegen tussen de
A13 en de Zuideindseweg aan de zuidrand van het bedrijventerrein Ruijven. Deze
gronden zijn bij inspreker in exploitatie met als doel een windturbine park op
te richten. Deze locatie is concreet opgenomen in het Regionaal Structuurplan
Haaglanden. Deze locatie is bovendien als studielocatie opgenomen in het
streekplan. Ook in de nota Wervel komen de locatie van de gemeente Delft (28)
en de locatie van Wind & Co (27) voor. Daarbij is bepaald dat beide
locaties op elkaar moeten worden afgestemd. De gemeente Pijnacker-Nootdorp
heeft uitgesproken, dat er voor haar twee mogelijke locaties zijn, waarbij de
voorkeur uitgaat naar een locatie parallel aan de snelweg. Als de gemeente
Delft opteert voor de opstelling zoals nu met de wijzigingsbevoegdheid mogelijk
is gemaakt komt voor Pijnacker-Nootdorp de locatie in beeld zoals in
exploitatie bij inspreker. Wanneer gebruik gemaakt wordt van de
wijzigingbevoegdheid moet afstemming plaats vinden met de gemeente
Pijnacker-Nootdorp en met inspreker. De toelichting op het bestemmingsplan moet
aangepast en uitgebreid worden. De opmerking in de toelichting, dat de
studielocaties langs de Harnaschpolder bekeken moet worden, ligt minder voor de
hand omdat die locaties fysiek geen invloed op elkaar hebben.
Antwoord
De windturbines zijn met een
wijzigingsbevoegdheid opgenomen omdat de definitieve locaties nog niet bekend
zijn. Inmiddels zijn diverse studies verricht. De resultaten van deze studies
zullen nog in de toelichting op het bestemmingsplan verwerkt worden. De
toelichting zal bovendien zodanig aangepast worden, dat de afstemming met de
locatie, die bij inspreker in exploitatie is, duidelijk wordt. Vanzelfsprekend
zal er nader overleg plaats vinden met de gemeente Pijnacker-Nootdorp en met
inspreker wanneer gebruik gemaakt gaat worden van de wijzigingsbevoegdheid. De
opmerking met betrekking tot de studielocatie langs de Harnaschpolder wordt uit
de toelichting geschrapt.
3.23 Midden-Delfland Vereniging, B.J.P.M.
Zwinkels, Middel Broekweg 120, 2675 KJ Honselersdijk.
3.23.1 Windturbines
Het bestemmingsplan maakt het
mogelijk dat windturbines in het agrarisch gebied worden geplaatst. Dit terwijl
in de Nota Planbeoordeling van de provincie Zuid-Holland is opgenomen dat
windturbines niet zijn toegestaan in Belvedèregebieden, natuurgebieden en in
kwetsbare agrarische gebieden en dat ze uitsluitend nabij bedrijfsterreinen of
grootschalige infrastructuur geplaatst kunnen worden. Midden-Delfland is zowel
een Belvedèregebied als een kwetsbaar agrarisch gebied. De Midden-Delfland
Vereniging is daarom van mening dat de windmolens op de aanliggende
bedrijfsterreinen, binnen de rode contour, geplaatst moeten worden. De
windmolens staan loodrecht op de richtingen, die in het ontwerpstreekplan
Zuid-Holland West staan getekend. In dat plan waren de molens langs de
spoorlijn en langs de Schie ingepland. In het definitieve streekplan is de
kaart waarop de windmolenlocaties staan ingetekend niet meer opgenomen.
Inspreker kan zich vinden in de stelling dat de molens door deze plaatsing niet
langer de aanvliegroute van vogels belemmeren, maar wil een onderbouwing van de
stelling dat het plaatsen van de windmolens op deze wijze in overeenstemming is
met het streekplan.
Antwoord
De windturbines zijn door middel
van een wijzigingsbevoegdheid in het recreatieve gebied mogelijk gemaakt. In
het streekplan en in de Nota Wervel van de provincie Zuid-Holland is de
gewenste locatie als studielocatie aangegeven. Een studielocatie houdt in dat
nader onderzoek wenselijk is. Inmiddels heeft nader onderzoek plaats gevonden.
De resultaten daarvan worden in de toelichting op het bestemmingsplan
opgenomen. Daarnaast zullen de voorwaarden, die aan de wijzigingsbevoegdheid
ten behoeve van de windturbines zijn verbonden, aangescherpt worden.
3.23.2 Agrarische bebouwingsstroken
Inspreker ziet als voorwaarde voor
het voortbestaan van Midden-Delfland als open weide gebied het behoud van
veehouders in dat gebied op levensvatbare bedrijven. Hiervoor dienen de
agrarische bebouwingsstroken ruimer getekend te worden, zodat dit geen belemmering
oplevert bij de bedrijfsvoering. De agrarische bebouwingsstroken mogen niet
verkleind worden ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
Antwoord
Het belang van de veehouders wordt
onderschreven. Een groot aantal agrarische bebouwingstroken zal nog enigszins
vergroot worden. Het geldende bestemmingsplan vormt daarbij het uitgangspunt.
Op die wijze wordt de bedrijfsvoering niet belemmerd.
3.23.3
Agrarische noodzaak
Voorts moet onder ‘agrarische
noodzaak’, bij de toelichting onder 12.2.2, ook een economische noodzaak voor
het economische bedrijf worden begrepen.
Antwoord
De economische noodzaak zal niet
van doorslaggevend belang zijn. De agrarische noodzaak wordt bepaald door de
volwaardigheid van het bedrijf en de doelmatigheid van de bebouwing. Dergelijke
begrippen zijn bepaald door het provinciaal beleid.
3.24 The International Institute for the Urban Environment (IIUE),
D. Boyd en
M. Kras, Nickersteeg 5, 2611 EK
Delft.
3.24.1 Neven- en
vervolgactiviteiten agrariërs
Insprekers menen dat er een geldstroom
van de stedelingen uit de omgeving naar de agrariërs in Midden-Delfland
gegenereerd zou moeten worden, zodat het Midden-Delfland gebied een open
groengebied blijft. Zij willen dan ook pleiten voor versterking van de huidige
en toekomstige bedrijvigheid binnen het buitengebied. De agrariërs in
Midden-Delfland zouden hun bedrijfsvoering kunnen versterken door zichzelf als
streekproduct op de markt te zetten door bijvoorbeeld verkoop van
zuivelproducten en educatieve en complementaire functies aan te bieden. Verder
is het gewenst dat de agrariërs nevenactiviteiten gericht op afzet van
producten en diensten in de regio kunnen ontplooien. Insprekers verzoeken om in
het bestemmingsplan ruimte te laten voor dergelijke ontwikkelingen.
Antwoord
Zoals uit de toelichting op het
bestemmingsplan blijkt wordt het uitgangspunt van het open weidelandschap van
Midden-Delfland onderschreven. Het beleid is erop gericht om de agrarische
bedrijven zoveel mogelijk te behouden. Om die reden biedt het bestemmingsplan mogelijkheden
om op agrarische bedrijven niet-agrarische neven- en vervolgfuncties te
ontwikkelen. De verkoop van eigen producten is bijvoorbeeld rechtstreeks
mogelijk. Met vrijstelling zijn bovendien onder meer recreatieve functies
mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan biedt dan ook voldoende ruimte voor door
insprekers gewenst functies.