NOTA ZIENSWIJZEN

BOUWPLAN PAVILJOEN

 

 

Inleiding

Op 2 juni 2004is een aanvraag ingediend voor de bouw van een paviljoen op het winkelplein in de Zuidpoort. De bouwaanvraag past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan Zuidpoort. De aanvraag om bouwvergunning impliceert daarom een verzoek om vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna te noemen WRO). De aanvraag past binen het provinciale beleid d.d. 3 februari 2004 inzake de toepassing van vrijstellingen met toepassing van artikel 19 lid 2.

De aanvraag heeft ter inzage gelegen van 14 juni tot en met 12 juli 2004 met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Er zijn 2 zienswijzen ingediend:

1.                  Belangenvereniging Zuidpoort, gedateerd 8 juli 2004, ingekomen 12 juli 2004

2.                  Vereniging eigenaren Koreneef in de Veste, gedateerd 7 juli 2004, ingekomen 11 juli 2004.

 

In het onderstaande worden de zienswijzen kort samengevat en beantwoord.

 

1.       Belangenvereniging Zuidpoort, gedateerd 8 juli 2004, ingekomen 12 juli 2004

1.1               Samenvatting

Indieners brengen naar voren dat de beantwoording van hun inspraakreacties op het ontwikkelingsplan Paviljoen als opgenomen in de Nota Inspraak hen niet heeft kunnen overtuigen en menen dat niet ingegaan is op hun argumenten.

            Antwoord

Wij zijn van mening dat de inspraakreacties wel degelijk zorgvuldig zijn beantwoord. Nu indieners deze zienswijze niet nader specificeren is ook van de zijde van de gemeente een meer specifieke antwoord niet mogelijk.

 

1.2               Samenvatting

Indieners menen dat de belangen van hun leden, voor zover woonachtig aan de zuidzijde van het Haakpand ten onrechte opgeofferd worden aan de dubieuze belangen van een horecagelegenheid juist op die plek en in die vorm, met die hoogte.

            Antwoord

Het verlenen van vrijstelling berust op een belangenafweging waarbij individuele belangen soms moeten wijken voor het algemeen belang. In casu betreft het een afweging van belangen van bewoners van de zuidzijde van het Haakpand versus het algemeen belang gediend met het goed functioneren van het winkelplein en niet zoals indieners veronderstellen het dubieuze belang van een horecagelegenheid. Wij zijn van mening dat voor het goed functioneren van een plein als winkelplein het nodig is dat het winkelfront zomin mogelijk wordt onderbroken door andere dan winkelfuncties. De nu geplande locatie voorziet hierin. Tevens ligt het paviljoen direct naast de voetgangers-ontsluiting van de parkeergarage. Horeca is een belangrijk onderdeel van een winkelplein en draagt bij tot het goed functioneren van het winkelen. Daarnaast heeft het paviljoen door de bijzondere plek die het inneemt tevens de functie van een meeting-point.

 

 

2.       Vereniging eigenaren Koreneef in de Veste, gedateerd 7 juli 2004, ingekomen 11 juli 2004.

 

2.1               Samenvatting

Indiener geeft aan bezwaar te zullen maken tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van het ontwikkelingsplan Paviljoen. Zolang dit bezwaar niet is afgerond is geen spake van een in rechte onaantastbaar besluit en dient de aanvraag om vrijstelling aangehouden te worden.

            Antwoord

Het besluit tot vaststelling van het ontwikkelingsplan is geen besluit dat vatbaar is voor bezwaar en beroep omdat dit besluit geen directe rechtsgevolgen met zich mee brengt. Overigens dient de aanvraag, zou dit anders zijn, niet te worden aangehouden tenzij indieners aan de voorzitter van de rechtbank verzoeken tot schorsing.

 

2.2               Samenvatting

Indiener geeft aan dat de Raad van State tijdens de behandeling van beroepen tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan Zuidpoort uitdrukkelijk heeft overwogen het niet onredelijk te vinden dat het eventueel te realiseren paviljoen een hoogte zou hebben van de begane grond en niet meer dan dat. Gelet hierop  mochten de omwonenden er op vertrouwen dat bij een tweede poging van de gemeente om tot het bouwen van het paviljoen over te gaan, dit niet hoger zou worden dan de begane grond.

                        Antwoord

In haar uitspraak op pagina 4 onder 2.7.2. stelt de Raad van  State de overweging van Gedeputeerde Staten ..dat een functie in het paviljoen die wat vorm en hoogte aansluit bij de detailhandels functie waarin de begane grond van het Haakpand voorziet……niet onredelijk te vinden. De Raad van State stelt nadrukkelijk niet, dat het niet meer mag worden dan die hoogte van de begane grond. Immers in het slot van deze alinea constateert de Raad van State dat “het de gemeenteraad in beginsel vrij staat een bestemmingsplan dan wel een stedenbouwkundige regeling op grond van veranderende planologische inzichten te wijzigen. Wij menen dat de horecafunctie aansluit bij bestaande detailhandelsfunctie in de plint van het Haakpand en in ieder geval aansluit bij de transformatie van dit gebied in een binnenstadsfunctie. De hoogte wordt ons inziens door de uitspraak van de Raad van state niet beperkt tot één bouwlaag. Een bouwlaag mag, over meer spreekt de Raad van State zich niet uit. Wij menen dat juridisch, namelijk op grond van veranderde planologische inzichten ten opzichte van het bestemmingsplan IIA In de Veste, een paviljoen hoger dan de begane grond van het Haakpand mogelijk is. Voor de onderbouwing verwijzen wij naar de argumenten als genoemd in het ontwikkelingsplan. Ten overvloede merken wij op dat de Raad van State zich formeel niet heeft uitgesproken over de afmetingen van het paviljoen. De Raad van State heeft alleen de goedkeuring van het bestemmingsplan Zuidpoort door Gedeputeerde Staten beoordeeld. Het goedgekeurde plan bevatte GEEN paviljoen omdat het paviljoen,in de oorspronkelijke afmetingen, in provinciale de goedkeuring gesneuveld was.

 

2.3               Samenvatting

Indiener meent dat er geen enkele noodzaak bestaat om voor het Haakpand een glazen kubus van 8x8x8 meter te realiseren met een horecafunctie, omdat er geen tekort is aan horeca in de directe omgeving waar een kop koffie en een broodje genomen kunnen worden. Het is niet persé vereist dat iets dergelijks ontstaat in het belang van het openbaar nut.

            Antwoord

Het algemeen belang van de horecafunctie ter plaatse is gelegen in het goed functioneren van het winkelplein. Het paviljoen zal als meeting-point hieraan een bijdrage leveren. Met de afronding van het project Zuidpoort wordt een nieuwe winkellocatie toegevoegd aan de binnenstad dat een toename met zich mee zal brengen aan het aantal bezoekers aan de binnenstad. Het feit dat nu geen tekort is wil daarom niet zeggen dat met de realisatie van dit winkelgebied geen behoefte zal bestaan aan nieuwe horeca.

 

2.4               Samenvatting

De gemeente geeft aan dat het de bedoeling is dat deze kubus met horecadoeleinden alleen simpele broodjes en koffie e.d. gaat verkopen en dat het niet de bedoeling is dat hier uitgebreid gegeten gaat worden. Gelet op deze doelstelling is het niet te begrijpen waarom de gemeente ter plaatse een tweelaags-gebouw wil neerzitten. Indiener pleit voor een laagbouw over een breder oppervlak waarbij belangen van indiener niet worden weggedrukt. Een laagbouw ter hoogte van de winkels zou nog enigszins acceptabel zijn en de zichtlijnen niet zo ingrijpend verstoren. Als de laagbouw breder zou zijn zouden de zichtlijnen zelfs beter kloppen en aangenamer aandoen dan wanneer het zo plompverloren voor het Haakpand wordt gerealiseerd. De argumenten van de gemeente inhoudende dat laagbouw zou wegvallen tegen het Haakpand, vindt zij niet zwaarwichtig genoeg. Feitelijk is de gemeente nog steeds de mening toegedaan dat het Haakpand niet als pleinwand kan functioneren. De PPC en GS hebben echter bij het beoordelen van het bestemmingsplan Zuidpoort aangegeven dat het argument van de pleinwand niet aan de orde was en bedenkingen te hebben tegen de hoogte van het paviljoen. Zij menen dat de relatie tussen vorm en functie niet beargumenteerd wordt.

            Antwoord

In het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan Zuidpoort hebben GS goedkeuring onthouden aan het paviljoen met de afmetingen 11 x 11 x 11 meter. Zij hebben daartoe overwogen dat de door de gemeente aangevoerde stedenbouwkundige argumenten ter onderbouwing van het paviljoen onvoldoende zijn. Niet is aangevoerd dat het argument van de pleinwand niet aan de orde zou zijn, slechts dat dat argument op zich zelf staand onvoldoende motivering bood.

Op grond van de geschrapte bepalingen in het bestemmingsplan was een paviljoen mogelijk van de afmetingen van 11 x 11 x 11 meter. Het nu mogelijk gemaakte paviljoen heeft de afmetingen van 8 x 8 x 8 meter. Met de geringere omvang is ook de impact op de omgeving minder ingrijpend dan een paviljoen van 11 x 11 x 11 meter.

Om toch een paviljoen mogelijk te maken dient de stedenbouwkundige onderbouwing, gelet op het besluit van GS, aan te worden gevuld. Naast de al eerder in het bestemmingsplan opgenomen stedenbouwkundige onderbouwing voor het paviljoen wordt die onderbouwing in het ontwikkelingsplan aangevuld met onder andere functionele argumenten. De gemeente is van mening op deze wijze tegemoet te zijn gekomen aan het door GS gesignaleerde gebrek in de motivering. Anders dan indiener verondersteld zijn wij van mening in het ontwikkelingsplan de relatie tussen vorm en functie te hebben beargumenteerd.

Belangrijke onderdelen van die argumentering zijn de functie die het paviljoen als van blikvanger vervult en de functie van meeting-point die het paviljoen mede door zijn vormgeving en de daarin toegestane horeca kan vervullen.

Wij zijn van mening dat het door indiener voorgestelde langwerpige paviljoen met een hoogte  van één bouwlaag en dat gesitueerd is op een afstand van 20 meter uit de voorgevelrooilijn van het Haakpand niet de functie kan vervullen van blikvanger omdat het als het ware wegvalt tegen de gevel van het Haakpand en daarmee ook in mindere mate de functie van een meeting-point.

De terrasvormige gevelwand zal onderdeel blijven van de ruimtelijke begrenzing en beleving van het winkelplein. Het paviljoen zal hier geen afbreuk aan doen. Het zal als toevoeging met de afmetingen van 8 x 8 x 8 meter functioneren als blikvanger. De functie als blikvanger is echter wel nodig als ondersteuning van de terrasvormige gevelwand van het Haakpand om te dienen als de juiste noordelijke pleinwand.

 

2.5       Samenvatting

Indiener brengt naar voren dat het Haakpand er nu eenmaal staat en dat plaatsing van een paviljoen op zo'n korte afstand van het pand er niet toe zal leiden dat de aandacht van het Haakpand wordt afgeleid maar dat het paviljoen absoluut niet harmonieert met het Haakpand en daar wanstaltig voor zal staan. Indiener meent dat het geheel en al absurd is dat nu de lijn van het Haakpand die terugspringt wordt doorbroken en verstoord zonder dat daar goede ruimtelijke argumenten zijn te noemen.

            Antwoord

Wij delen het standpunt van indiener niet dat er geen goede ruimtelijke argumenten zijn voor het doorbreken van de lijn van het Haakpand en verwijzen daarvoor naar het antwoord  onder 2.4.

 

2.6       Samenvatting

Indiener geeft aan al eerder naar voren te hebben gebracht dat het paviljoen van 8x8x8 meter niet acceptabel is omdat het op slechts 7 meter van het Haakpand is gepland (en niet 10 als eerder door de gemeente beweerd) en daarmee een onacceptabele inbreuk op privacy van de bewoners inhoudt. De verhouding van 7 tot 10 meter afstand tot een volgend gebouw is niet normaal te noemen in een nieuw stuk binnenstad waar stedenbouwkundig er juist  gestreefd wordt naar meer ruimte en meer afstand en het scheppen van meer privacy. Op grond van het oude bestemmingsplan konden bewoners erop rekenen dat er een ruimte van 30.5 meter onbebouwd zou blijven. Zij menen dat in ieder geval een afstand van 20 meter dient te worden aangehouden.

            Antwoord

Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van State, waarvan de relevante pasage is opgenomen in het antwoord 2.2, bestrijden wij de stelling van indiener dat zij er op kon vertrouwen dat er ruimte van 30.5 meter voor het Haakpand onbebouwd zou blijven. Indien het paviljoen midden op het winkelplein geplaatst zal worden, wordt de gebruiksruimte van het plein te veel beperkt. Gelet op de ruimtelijke relatie met de pergola’s en de roltrappen is de huidige plek van het paviljoen ruimtelijk gezien een logische plek. Het paviljoen behoudt voorts voldoende afstand tot het Haakpand. Een afstand van 8 meter is een gangbare straatbreedte in de binnenstad. Ook de hoogte van het paviljoen wijkt niet af van de gangbare maten van een woning met drie lagen. Gelet op die maten, staat het paviljoen dan ook niet te dicht op het Haakpand. De mening van indiener dat in een nieuw stuk binnenstad stedenbouwkundig juist gestreefd wordt naar meer ruimte en privacy staat haaks op het breed gedragen streven naar intensief grondgebruik en verdichting juist in bestaand stedelijk gebied.

 

2.7        Samenvatting

Door de hoogte van 8 meter hebben alle appartementen en in het bijzonder 6 niet alleen direct zicht op de kubus maar is ook vanuit de kubus zicht in de woonkamers en slaapkamers van de appartementen waardoor privacy van bewoners in ernstige mate wordt geschonden.

            Antwoord

Vanuit twee appartementen op de eerste verdieping die direct gelegen zijn achter het paviljoen zal het zicht geheel worden belemmerd. Voor de twee daarboven gelegen appartementen geldt dat het zicht voor een deel wordt belemmerd. Vanuit de overige 20 appartementen zal het zicht zijn op het paviljoen beperkt zijn.

 

2.8        Samenvatting

Naar voren wordt gebracht dat het zogenoemde transparante paviljoen geenszins echt transparant zal zijn omdat er een vloer en een trap in komen en tafels en stoelen die het transparante karakter aantasten. Het glas zal het licht weerkaatsen en vervelende lichteffecten geven.

            Antwoord

Transparantie betekent niet dat het paviljoen niet te zien is. Het gebouw wordt zichtbaar, mede door de screening op het glas. Door het glas krijgt het paviljoen echter een veel lichtere verschijningsvorm.

Enige weerkaatsing van licht door de glazen wanden is niet uit te sluiten. De overlast die hierdoor veroorzaakt wordt, is gezien de posities van de gevels, echter gering. Alleen in de ochtend- en avonduren kan de stand van de zon in de praktijk zodanig zijn dat überhaupt weerkaatsing van lichtinval op de gevels van het paviljoen richting Haakpand mogelijk is.

 

2.9       Samenvatting

Onduidelijkheid bestaat over de situering van de keuken en vuilopslag.

            Antwoord

Het paviljoen is bedoeld voor een horecagelegenheid. De inrichting zal centraal binnen de kern van het bouwvolume plaatsvinden. Omdat de toekomstige exploitant zelf invloed zal willen hebben op de inrichting is dit niet gedetailleerd aangegeven.

 

2.10  Samenvatting

Indiener brengt naar voren dat het eventueel situeren van luchtafvoer en airco storend zijn wat betreft geluid en aanzicht en wat betreft geuroverlast en verzoeken die uitlaten te situeren aan de zijde van het plein in plaats van aan de zijde van het haakpand.

            Antwoord

Er is geen aanleiding voor de suggestie dat er een airco installatie in het paviljoen komt. Voor zover er sprake zal zijn van een mechanische ventilatie zal deze zoveel mogelijk uitmonden op het dak.. 

 

2.11  Samenvatting

Indiener brengt naar voren dat bewoners geluidoverlast zullen ondervinden tot in de late uren van de horecagelegenheid nu niet wordt toegezegd hoe laat de sluitingsuren zijn. Zij pleiten voor beperkte openingstijden en geen intensieve keuken.

            Antwoord

In het ontwikkelingsplan is voor het type toegestane horeca aansluiting gezocht bij de bepalingen in het vigerende bestemmingsplan Zuidpoort. Toegestaan wordt ‘ horeca I’  waaronder wordt verstaan: een horecabedrijf met een beperkte invloed op het woon- en werk klimaat van de omgeving dat geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak in combinatie met het verstrekken van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden en dat alleen overdag en ’s avonds geopend is, waaronder in ieder geval worden verstaan restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen en bedrijven.

In het paviljoen zal geen uitgebreide horecagelegenheid komen. Uitgangspunt is de winkelondersteunde functie. De bedoeling is dan ook dat mensen wat drinken in het paviljoen dan wel dat zij er een lichte maaltijd, zoals een sandwich of gebak, nuttigen. Winkelondersteunende horeca zal met name geopend zijn als ook de winkels op het plein zijn geopend en er sowieso geluid is van winkelend publiek. De horecavoorziening zoals gepland in het paviljoen zal slechts beperkt geluidoverlast produceren. In de horecavergunning zal één en ander nader worden geregeld en op grond van die vergunning dan wel op grond van de van toepassing zijnde AMVB in gevolge de Wet milieubeheer zal worden gehandhaafd.