Nota Inspraak en Overleg

MER Technopolis Business Campus te Delft

 

 

 

 

 

 

 

Gemeente Delft

November 2004

 

INHOUDSOPGAVE                                                                                                           Blz.

 

 

1.      Inleiding                                                                                                                       3

 

A.      Schriftelijke inspraak en adviezen overlegpartners                                                            4

 

B.      Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.                                                                     8

 

 

Bijlage 1                     Schriftelijke inspraakreacties

Bijlage 2                     Reacties overlegpartners

Bijlage 3                     Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.                                              
1.      Inleiding

 

 

De gemeente Delft heeft het voornemen om in samenwerking met de Technische Universiteit Delft en vastgoedontwikkelaars ING Real Estate en Bouwfonds vastgoedontwikkeling het zuidelijk TU-gebied te ontwikkelen tot een hoogwaardig bedrijventerrein waar met name bedrijven voor onderzoek en ontwikkeling een plaats zullen vinden. Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt de m.e.r.-procedure doorlopen, waarbij het college van Burgemeester en Wethouders optreedt als initiatiefnemer en de gemeenteraad als bevoegd gezag.

 

Op 27 mei 2004 is de milieueffectrapportage door de gemeenteraad aanvaard. In het kader van de artikel 7.23 en 7.24 van de Wet Milieubeheer is vervolgens de mogelijkheid geboden om mondelinge en schriftelijke inspraakreactie op het milieueffectrapport. Op 29 juni 2004 is een inloopbijeenkomst gehouden waar belangstellenden informatie over de milieueffectrapportage konden krijgen, vragen konden stellen en een mondelinge inspraakreactie konden indienen. Ten aanzien van de milieueffectrapportage zijn tijdens deze avond geen mondelinge inspraakreacties ingediend.

In de periode van 21 juni tot en met 18 juli heeft het MER bij de Publieksbalie aan de Phoenixstraat in Delft ter inzage gelegen. In deze periode kon een ieder een schriftelijke inspraakreactie indienen. Deze schriftelijke inspraakreacties zijn in voorliggende nota samengevat en beantwoord. In het kader van artikel 7.20 van de Wet Milieubeheer is het milieueffectrapport toegestuurd aan de overlegpartners. De reacties van de overlegpartners zijn in voorliggende nota samengevat en beantwoord.

 

Eveneens in het kader van artikel 7.20 van de Wet Milieubeheer is de Commissie voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over het opgestelde milieueffectrapport (MER). De Commissie heeft in haar advies uitgebracht in het ‘Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Technopolis Business Campus Delft. Dit toetsingsadvies is aan de nota toegevoegd als bijlage 1.

 

De procedure van de milieueffectrapportage is gekoppeld aan de procedure van het bestemmingsplan Technopolis. Overeenkomstig de Wet Milieubeheer artikel 7.37 eerste lid worden de adviezen en inspraakreacties met bijbehorende overweging onzerzijds gekoppeld aan het besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan Technopolis. Dit besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan wordt begin 2e kwartaal 2005 verwacht. Om insprekers en adviseurs niet tot de vaststelling op antwoord op hun reactie te laten wachten, is voorgesteld om deze nota in ontwerpstadium voor advies voor te leggen aan de Commissie Duurzaamheid als vertegenwoordiger van het bevoegd gezag. De formele besluitvorming volgt overeenkomstig artikel 7.27 van de Wet Milieubeheer bij vaststelling van het Bestemmingsplan Technopolis door de gemeenteraad.

 


A.         Schriftelijke inspraak en adviezen overlegpartners

 

 

Naar aanleiding van de formele inspraak- en adviesprocedure Milieueffectrapportage Technopolis zijn de volgende inspraakreacties en adviezen ingediend:

 

Schriftelijke inspraak

  1. Initiatiefgroep Natuurbeheer in Delft, Maerten Trompstraat 17, 2628 RB te Delft, getekend d.d. 18-07-2004.

 

Adviezen overlegpartners

  1. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B.), Kerkstraat 1, 3811 CV te Amersfoort, getekend d.d. 28-06-2004.
  2. Hoogheemraadschap van Delfland, Phoenixstraat 32 te Delft, getekend d.d. 19-07-2004.
  3. Hoogheemraadschap van Delfland, Phoenixstraat 32 te Delft, getekend d.d. 07-09-2004, deze brief vervangt de brief getekend d.d. 19-07-2004.

 

Buiten de adviestermijn van 4 weken is nog een advies ontvangen van Rijkswaterstaat ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan Technopolis. In dit advies wordt eveneens ingegaan op het MER. Ondanks de late inzending van het advies wordt deze wel meegenomen in deze nota.

  1. Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland, Postbus 556, 3000 AN te Rotterdam, getekend d.d. 27-08-2004.

 

De reacties zijn in onderstaande paragrafen samengevat en voorzien van de gemeentelijke beantwoording. Voor zover de inspraakreacties en adviezen hebben geleid tot aanpassing van het milieueffectrapport of het voorontwerp bestemmingsplan zijn deze aangegeven.

 

 

Schriftelijke inspraak

 

 

1.   Initiatiefgroep Natuurbeheer in Delft

De reactie van de Initiatiefgroep Natuurbeheer gaat zowel over het bestemmingsplan als het MER. In deze nota wordt alleen ingegaan op de reacties die over het MER gaan. Voor de reacties over het bestemmingsplan wordt verwezen naar de inspraaknota van het bestemmingsplan. Het MER dient inhoudelijk te voldoen aan de eisen die in de Wet milieubeheer en de richtlijnen[1] worden gesteld. Dit uitgangspunt is aangehouden in de beantwoording van de reactie.

 

Samenvatting

  1. De keuze van het Masterplan(alternatief red.) een benodigde drooglegging van maar liefst 1,4 wordt in de tekst niet gemotiveerd.
  2. In het Masterplanalternatief en het voorontwerp bestemmingsplan wordt verschillend omgegaan met de behandeling van het gebiedseigen watersysteem.
  3. Inspreker is het niet eens met het Meest Milieuvriendelijk Alternatief dat voorstelt om de waterhuishouding in het zuidelijk deel van Technopolis te koppelen aan de Zuidpolder van Delfgauw, omdat dit ongeschikt is voor de ontwikkeling van oevernatuur en voor het terugbrengen van nutriëntgehaltes in bodem en water.

  4. Inspreker is teleurgesteld over de ondergrens van 30% voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers en mist hierbij een berekening van het percentage benodigd natuurvriendelijke oever dat uit het oogpunt van natuurlijke zuivering nodig is.

 

Antwoord

  1. In het Masterplanalternatief (MA) is uitgegaan van een drooglegging van 1,40m. Deze 1.40 zou je een standaard drooglegging kunnen noemen voor bouwlocaties als Technopolis. In het MA wordt dus van de standaard drooglegging uitgegaan. In het MER is naast het MA ook een Meest MilieuvriendelijkAlternatief uitgewerkt (MMA): het alternatief waarbij de nadelige gevolgen voor het milieu voorkomen worden, dan wel zoveel als mogelijk worden beperkt. Bij deze zogenaamde optimalisatie ten opzichte van het MA is geconstateerd dat een drooglegging van 1,10m beter aansluit bij onder andere de grondbalans en de belevingswaarde van de watergangen en natuurontwikkeling.
  2. Het gebiedseigen watersysteem in het voorontwerp bestemmingsplan is een optimalisatie van het watersysteem beschreven in het Masterplanalternatief in het MER.
  3. Het MMA geeft aan dat loskoppelen van het zuidelijk deel van het plangebied vanuit waterkwantiteitsoogpunt meer ruimte biedt om in geval van overvloedige regen de neerslag te bergen en neerslagpieken op te vangen. Het MMA geeft ook aan dat vanuit waterkwaliteitsoogpunt het wenselijk is om het zuidelijk deel, net als het noordelijk deel, los te koppelen van het omliggende agrarische gebied om zo ook hier de waterkwaliteit te optimaliseren en meer kansen te bieden voor een soortenrijke flora en fauna. De opmerking van de inspreker is correct en het MMA beaamt dit met bovenstaande tekst. Voor het Voorkeursalternatief en voorontwerpbestemmingsplan is gekozen voor het loskoppelen van het gehele gebied waardoor onder andere hogere natuurwaarden mogelijk zijn. De Commissie voor de m.e.r. ondersteunt deze keuze in haar oordeel dat ten aanzien van het watersysteem het vka het in het MER gepresenteerde meest milieuvriendelijke alternatief (mma) zelfs nog verbetert.
  4. Het streven is, zoals in het VoorKeursAlternatief en het VO-BP is verwoord, om alle oevers in het plangebied natuurvriendelijk aan te leggen. De genoemde 30% is hierbij een minimale ondergrens.

 

Conclusie

De reactie van de Initiatiefgroep Natuurbeheer in Delft heeft niet geleid tot aanpassing van het MER of van voorontwerpbestemmingsplan.

 

 

Adviezen overlegpartners

 

1.       Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek

 

Samenvatting

In het MER zijn de beschikbare gegevens over archeologie op een verantwoorde manier meegenomen in de afwegingen. Ook is in het MER aangegeven dat archeologie aan het evaluatieprogramma zal worden toegevoegd.

1.       Bij de ‘Leemten in kennis’ ontbreekt echter nog dat voor een deel van het gebied geen archeologische gegevens beschikbaar zijn.

  1. Het is aan te bevelen de adviezen die in het rapport van het archeologisch inventariserend veldonderzoek gegeven worden over te nemen in het bestemmingsplan.

 

Antwoord

1.       Er is geen nader onderzoek uitgevoerd voor de gehele locatie. Op basis van het verkennend onderzoek in het noordoostelijke gedeelte van het plangebied is in het voorkeursalternatief en het voorontwerpbestemmingsplan een aanlegvergunningstelsel opgenomen (zie onderstaande kaart) De aanlegvergunning wordt pas verleend op het moment dat er voldoende inzicht is in de archeologische waarde en eventuele berging van de vondsten. In het hoofdstuk Leemten in kennis is inderdaad geen melding gemaakt van het ontbreken van de archeologische gegevens voor een deel van het gebied. Voorafgaand aan de bouwactiviteiten zal echter inzicht verkregen worden in deze waarden.

  1. De adviezen van het archeologisch inventariserend veldonderzoek zijn overgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. In uw reactie ex. Art. 10 Bro op het voorontwerpbestemmingsplan (d.d. 12-07-2004) geeft u aan met waardering te hebben kennis genomen van de aandacht die in het plan is besteed aan het aspect archeologie.

 

 

 

 

1.       Grens plangebied.

2.       Terrein met archeologische waarden, aanlegvergunningsplichtig bij bodemverstoring dieper dan 150 cm.

3.       Terrein met redelijke tot hoge archeologische verwachting, aanlegvergunningsplichtig bij bodemverstoring dieper dan 40 cm.

4.       Terrein met redelijke tot hoge archeologische verwachting, aanlegvergunningsplichtig bij bodemverstoring dieper dan 150 cm.

5.       Verstoorde bodem. Geen archeologische waarden (meer).

 

Conclusie

De reactie van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft niet geleid tot aanpassing van het MER of van het voorontwerp bestemmingsplan.

 

 

2 en 3. Hoogheemraadschap van Delfland

 

Samenvatting

Het Hoogheemraadschap heeft met de brief d.d. 19-07-2004 aangegeven het plan niet acceptabel te vinden op de onderwerpen: het splitsen van het watersysteem in twee delen, het versnipperen van peilgebieden en oppervlaktewaterbergingsnorm. Op verzoek van de commissie m.e.r. heeft overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland en is de studie ‘Bedrijventerrein Technopolis waterstudie ten behoeve van de watertoets’ besproken. Deze studie is bij de toetsing van het MER meegenomen als onderdeel van het MER. De studie is reden voor het Hoogheemraadschap om alsnog akkoord te gaan met de voorgestelde opzet voor de waterhuishouding overeenkomstig het voorkeursalternatief (brief d.d. 07-09-2004).

 

Antwoord

De studie “Bedrijventerrein Technopolis waterstudie ten behoeve van de watertoets” wordt als bijlage aan het MER toegevoegd. Aangezien het MER in de effectbeschrijving het watersysteem als beschreven in bovenstaande studie als uitgangspunt neemt, zijn hier inhoudelijk geen wijzigingen nodig.

 

Conclusie

De reactie van het Hoogheemraadschap heeft niet geleid tot aanpassing van het MER of het voorontwerp bestemmingsplan.

 

 

4.         Rijkswaterstaat

 

Samenvatting

Rijkswaterstaat heeft een gecombineerde reactie ingestuurd aangaande het voorontwerpbestemmingsplan Technopolis en de MER Technopolis. Onderstaand is de reactie ten opzichte van het MER opgenomen.

 

Antwoord

 

Conclusie

De reactie van Rijkswaterstaat heeft niet geleid tot aanpassing van het MER of het voorontwerp bestemmingsplan.


 

B.         Toetsingsadvies Commissie voor de milieueffectrapportage

 

De Commissie voor de milieueffectrapportage is van oordeel dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is. In haar advies geeft de Commissie nog enkele aanbevelingen. In deze paragraaf zijn de aanbevelingen van de Commissie opgenomen en is aangegeven op welke manier deze aanbevelingen in de verdere planvorming worden meegenomen.

 

 

Alternatieven

Doordat de milieu-informatie over diverse stukken wordt gepresenteerd is het moeilijk overzicht te verkrijgen. De Commissie beveelt aan:

 

Antwoord

 

 

Conclusie

 

 

Ecologie

Volgens de Commissie zijn voor de ecologie nog twee verbetermogelijkheden van het meest milieuvriendelijk alternatief:

 

Antwoord

 

Conclusie

 

 

Waterhuishouding

De milieu-informatie met betrekking tot het gebiedseigen watersysteem dat in het voorkeursalternatief en de voorontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt wordt genomen is verspreid over een aantal stukken gepresenteerd. De informatie is wat de Commissie betreft compleet, echter de eventuele toename van de kans op wateroverlast in het omliggen de grote peilvlak door verkleining van dit peilvlak (‘versnippering’) wordt niet beschreven. De Commissie adviseert:

·         Een inschatting te geven van het effect van de afname in de omvang van het omliggende peilgebied op de kans op wateroverlast in dat peilvlak.

 

Antwoord

Bij extreme neerslag (100 mm in 48 uur) mag het watersysteem geen belasting vormen voor de rest van het peilgebied. Dat wil zeggen dat het waterpeil binnen het plangebied moet kunnen stijgen zonder dat het waterpeil in de Karitaatmolensloot mee stijgt. De maximale toevoer naar de Karitaatmolensloot is in de huidige situatie 18,6 m3/minuut. Dit zal in de toekomstige situatie worden beperkt tot 16,6 m3/minuut. Dit betekent een verbetering van het watersysteem in de rest van de Zuidpolder van Delfgauw, immers door de geringere afvoer neemt de peilstijging in de rest van de polder in theorie iets af en wordt het water iets sneller afgemalen naar de boezem.

 

Conclusie

 


 

Verkeer

Ten aanzien van de in het MER genoemde maatregelen om de bereikbaarheid van Technopolis op een aanvaardbaar niveau te brengen constateert de commissie dat realisatie van deze maatregelen alleen mogelijk is als tijdig actie worden ondernomen om de medewerking van derden te verkrijgen. Zij adviseert:

·         De verkeersontwikkelingen rond Technopolis te monitoren en te evalueren om als dat nodig blijkt tijdig – voor 2015 – de genoemde maatregelen te kunnen nemen die congestie voorkomen.

 

Antwoord

In het voorkeursalternatief is een evaluatieprogramma opgenomen. Onderdeel van het evaluatieprogramma is de uitbreiding van het verkeersmonitoringssysteem in het zuidelijk gedeelte van de stad, nabij Technopolis. Het besluit tot aanleg van tramlijn 19 tot in Technopolis is inmiddels genomen. De eerste tram zal vermoedelijk in 2007 al rijden.  

 

Conclusie

 

 

Ophoogzand uit de spoorzone

De Commissie constateert dat in het MER wordt uitgegaan van ophogen met zand dat afkomstig is uit de spoorzone. Wanneer ophoogzand uit de spoorzone niet tijdig beschikbaar is, de gemeente er voor kan kiezen het ophoogzand van elders te betrekken. Dit ophoogzand heeft als milieunadeel dat er meer zandtransport nodig is en dat Technopolis wordt opgehoogd met zand dat minder gebiedseigen is. De Commissie beveelt aan:

·         Aan te geven aan welke terugvalmogelijkheden wordt gedacht als ophoogzand uit de spoorzone niet tijdig beschikbaar is en wat de milieuconsequenties zijn van deze terugvalmogelijkheden.

 

Antwoord

Wanneer ophoogzand uit de spoorzone niet tijdig beschikbaar is, zal uitgeweken worden naar zand van andere locaties. Hierbij wordt allereerst gekeken naar de beschikbaarheid binnen de gemeentegrenzen, vervolgens wordt, overeenkomstig Delfts beleid, gekeken naar de beschikbaarheid binnen de regio. Wordt zand betrokken vanuit de regio dan zal dit leiden tot een tijdelijke toename van vervoersbewegingen, maar naar verwachting zullen de milieuconsequenties beperkt blijven.

 

Conclusie

 

 

 

Bijlage 1                 Schriftelijke inspraakreacties

 

 

Bijlage 2                 Reacties overlegpartners

 

 

Bijlage 3       Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.    



[1] Richtlijnen m.e.r. Technopolis Business Campus Delft, raadsbesluit d.d. 26 juni 2003.