Stuk 3 I Delft,
13 januari 2004.
342036
Onderwerp: heroverwegingsbesluit inzake het bezwaar op het
voorbereidingsbesluit Aart van der Leeuwlaan / Martinus Nijhoflaan
Aan de
gemeenteraad.
Geachte dames
en heren,
Voor de locatie aan de Martinus
Nijhofflaan en de hoek van de Aart van der Leeuwlaan is in opdracht van de
woningcorporatie Delftwonen door de ontwikkelaar Bohemen een bouwplan ingediend
voor de bouw van een kantoor, met een baliefunctie, een gezondheidscentrum en
woningen. Ter plaatse geld het bestemmingsplan Voorhof uit 1986. Dat
bestemmingsplan kent aan de gronden de bestemming “Gemengde Bebouwing” van
maximaal 15 en 11 meter hoog toe. De woningbouwplannen voor het terrein zijn
aldus in strijd met het geldende bestemmingsplan. Tevens is de bouwhoogte hoger
dan vastgesteld. Om de woningbouw mogelijk te maken is een vrijstellingsprocedure
als bedoeld in artikel 19 lid 1 juncto lid 4 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening (WRO) noodzakelijk, welke, gelet op het feit dat het vigerende
bestemmingsplan ouder is dan 10 jaar, gebaseerd dient te zijn op een voorbereidingsbesluit.
Het voorbereidingsbesluit voor het plangebied “ Voorhof” is op 28 augustus 2003
genomen.
Tegen dit voorbereidingsbesluit
(gepubliceerd in de Staatscourant van 29 augustus 2003, nr. 166) hebben mevrouw
J.TH Haeseker-Rosendahl en de heer J.C. Haeseker op 17 september 2003 een
bezwaarschrift ingediend.
De bezwaarschriften zijn in handen
gesteld van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften. De Commissie
adviseert op grond van artikel 2, lid 2 sub a juncto lid 3 van de Verordening
Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften.
De Commissie heeft op 25 november 2003
geadviseerd om het bestreden besluit in stand te laten en het bezwaarschrift ongegrond
te verklaren. De Commissie baseert dit advies op vaste jurisprudentie,
behorende bij artikel 21 van de WRO, waaruit blijkt dat de gemeenteraad een
ruime mate van beleidsvrijheid heeft bij het nemen van een
voorbereidingsbesluit. Bij de toetsing van het voorbereidingsbesluit kan
slechts worden beoordeeld of het mogelijk maken van een procedure tot afwijken
van het geldende bestemmingsplan, door toepassing van artikel 19 WRO, in planologisch
opzicht al dan niet kennelijk onredelijk is te achten. Een voorbereidingsbesluit
is het geëigende middel om mogelijke planvorming tegen te houden, die wel
binnen het vigerende bestemmingsplan past, maar niet binnen de huidige plannen
van de gemeente. De Commissie heeft
geen redenen gevonden om aan te nemen dat het doel waarvoor een
voorbereidingsbesluit genomen is, onredelijk is. De gemeente maakt aldus geen
misbruik van zijn bevoegdheid. Voor wat betreft de specifieke bezwaren ten
aanzien van aspecten die de bouwvergunning raken, verwijst de Commissie naar
deze bezwaarschriftprocedure. De Commissie constateert dat het college conform
artikel 160 Gemeentewet bevoegd is om te besluiten rechtsgedingen, bezwaarprocedures
e.d.
namens de raad te voeren of handelingen
ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad anders beslist. Op grond
van het Delftse mandaatbesluit van 29 februari 2000 is het voeren van verweer
in administratiefrechtelijke processen verder gemandateerd aan het
desbetreffende sector/vakteamhoofd.In het verweerschrift dat ondertekend namens
burgemeester en wethouders voor dit bezwaarschrift is uitgebracht, is bepaald
dat de vertegenwoordiging bij de hoorzitting van de Commissie door een jurist
van het vakteam Ruimtelijke Ordening van het cluster Wijk-en Stadszaken plaatsvindt.
De Commissie acht de vertegenwoordigingsbevoegdheid die de reclamanten ter
discussie hebben gesteld, voldoende afgedekt. Ook overigens meent de Commissie
dat het bestreden besluit niet in strijd is met de toepasselijke regels of enig
beginsel van behoorlijk bestuur.
Wij stellen u voor, onder voorbehoud
van gunstig advies van de commissie duurzaamheid en onder bijvoeging en
verwijzing naar het advies van de Commissie voor de beroep- en bezwaarschriften,
te bepalen dat het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard, waartoe wij u een
in ontwerp opgemaakt besluit ter vaststelling aanbieden.
Hoogachtend,
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
R. de Groot ,griffier.
Stuk 3 II
342036
De raad der gemeente Delft,
Kennis genomen van het advies van de commissie voor het
beroep en bezwaarschriften van 25 november 2003,
gelezen het voorstel van het college van 13 januari 2004;
gelet op artikel 21 en 22 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening en artikel 7:12 en 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht;
b e s l u i t:
I. dat het bezwaarschrift van mevrouw J.
TH Haeseker-Rosendahl en de heer J.C. Haeseker ongegrond is;
II. dat dit besluit aan beide reclamanten
wordt toegezonden onder vermelding van de beroepsmogelijkheid van artikel 8:1
van de Algemene wet bestuursrecht.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29
januari 2004.
,burgemeester.
,griffier.
Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht
kunnen binnen 6 weken na
bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift
indienen bij de Rechtbank
’s Gravenhage, sector bestuursrecht, postbus 20302, 2500 EH
te Den Haag.