Stuk 31 I Delft, 10 februari 2004.
401124 .
Onderwerp:
Vaststelling van de wegsleepverordening Delft 2004
Aan
de gemeenteraad,
Geachte dames en heren,
De
bestaande wegsleepverordening in Delft is door veranderde landelijke wet- en
regelgeving niet meer geldig. Overwegende dat het wenselijk is om in
voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over
te brengen en in bewaring te stellen, wordt voorgesteld een nieuwe
wegsleepverordening vast te stellen die valt binnen de nieuwe landelijke
wettelijke kaders.
Wij
stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie
duurzaamheid:
·
het besluit van 28 oktober 1997 ten aanzien van het wegslepen van
voertuigen in te trekken;
·
de wegsleepverordening Delft 2004 (inclusief bijlagen en toelichting)
vast te stellen;
·
deze veranderingen in te laten gaan zes weken na bekendmaking in de
Stadskrant.
Hoogachtend,
Burgemeester
en wethouders van Delft,
H.M.C.M.
van Oorschot ,burgemeester.
H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 31 II
401124
De
raad van de gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 10 februari 2004;
gelet
op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 173, tweede lid van
de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen voertuigen;
overwegende
dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te
kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;
b
e s l u i t:
vast
te stellen de volgende
Wegsleepverordening
gemeente Delft 2004.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In
deze verordening wordt verstaan onder:
a.
RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990;
b.
Wet:
de Wegenverkeerswet 1994;
c.
Besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen op grond van artikel 173 van de
Wet;
d.
Voertuig: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1,onder a1, van het RVV
1990;
e.
Motorrijtuig: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder c van
de Wet;
f.
Het college: het college van burgemeester en wethouders van Delft;
g.
Wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de
daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en
bermen of zijkanten.
Artikel 2. Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden
verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld.
Als
wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de Wet
worden aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Delft voor
zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten
van wegen en weggedeelten.
Artikel 3. Plaats
bewaring voertuigen en openingstijden.
1.
Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen :
De daartoe ingerichte brugkelder aan de noordzijde
van de Sebastiaansbrug en
in noodgevallen: de
bedrijfslocatie van het sleepbedrijf aan de Limpergstraat 8, te Rijswijk.
2.
De bewaarplaatsen zijn geopend van maandag tot en met zaterdag van 9:00
tot 22:00 uur en zondag van 9:00 uur tot 17:30 uur..
Artikel 4. Kosten
overbrengen en bewaren voertuigen.
1.
De voorrijkosten voor het overbrengen van een voertuig naar de
bewaarplaats bedragen: € 29,50 per voertuig.
2.
De kosten voor het overbrengen van een voertuig naar cq bewaren van een
voertuig op de bewaarplaats bedragen:
a.
voor motorfietsen, personenauto's en bestelauto's waarvan het ledig
gewicht vermeerderd met het laadvermogen niet meer bedraagt dan 3500 kg en voor
kleine recreatievoertuigen:
-
indien het voertuig op de dag van wegslepen wordt opgehaald: € 155,- per
voertuig
-
indien het voertuig op enig later moment wordt opgehaald: € 180,-- per
voertuig met dien verstande dat voor elk volgend etmaal of gedeelte daarvan de
kosten voor het bewaren van het voertuig worden bepaald op € 17,--
b.
voor vrachtwagens, opleggers en grote aanhangers
-
indien het voertuig op de dag van wegslepen wordt opgehaald: € 225,- per
voertuig
-
indien het voertuig op enig later moment wordt opgehaald: € 250,-- per
voertuig met dien verstande dat voor elk volgend etmaal of gedeelte daarvan de
kosten voor het bewaren van het voertuig wordt bepaald op € 24,--
c.
voor een fiets € 4,80
d.
voor een bromfiets € 12,--
.
Artikel 5. Overbrengen en in
bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van onvoldoende
rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk
zichtbare kentekenplaat.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid,
zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid
van de wet, zijn artikel 1,3 en 4 van deze verordening overeenkomstig van
toepassing.
Artikel 6. Inwerkingtreding.
Deze
verordening treedt in werking 6 weken na bekendmaking in de Stadskrant.
Deze
verordening wordt aangehaald als: “Wegsleepverordening gemeente Delft 2004”.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 februari 2004.
,burgemeester.
,griffier.
A.
Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer
Als
gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen
in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie
artikel 170, 1e lid, aanhef en onder a. en b. WVW 1994) noodzakelijk
kunnen zijn, kunnen worden genoemd:
Plaats op de weg
a. een voertuig is tot stilstand gebracht
op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of
invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).
Laten stilstaan
b. een
voertuig is tot stilstand gebracht:
1.
op een kruispunt, rotonde of een overweg;
2.
op een fietsstrook of de rijbaan langs een
fietsstrook;
3.
op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5
meter daarvan;
4.
in een tunnel;
5.
bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte)
ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is
aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het
stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;
6.
op de rijbaan langs een busstrook;
7.
op een busbaan of een busstrook met uitzondering
van een lijnbus;
8.
langs een gele doorgetrokken streep of in strijd
met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;
op
de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of
autoweg, of
behoudens
in noodgevallen – op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg.
(Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage
1 bij het RVV 1990.)
c. een
voertuig is geparkeerd:
1.
bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5
meter daarvan;
2.
voor een inrit of een uitrit;
3.
buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een
voorrangsweg;
4.
langs een gele onderbroken streep of in strijd met
bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;
5.
op een wijze waardoor er sprake is van dubbel
parkeren;
6.
binnen een erf, waarbij – voorzover het een
motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als
zodanig zijn aangeduid of aangewezen;
7.
op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;
8.
zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in
werking is gesteld;
(Zie artikel 24, 25, 38
e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)
Bevel of aanwijzing
d. een voertuig is tot stilstand gebracht
in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en
als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon;
(Zie artikel 82 RVV 1990.)
Gevaarlijk of hinderlijk gedrag
e. een voertuig is overigens zodanig tot
stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden
veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.
(Zie
artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)
B.
Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
Verwijdering,
overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden
van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, 1e lid,
aanhef en onder c. WVW 1994 en artikel 2 van het Besluit wegslepen van
voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd
is op:
a. wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 1
van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep
als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het RVV 1990 wordt
aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;
b.
wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 2 van bijlage 1 bij
het RVV 1990 of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in
artikel 23, eerste lid, onderdeel g, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat ter
plaatse een verbod stil te staan geldt;
c.
parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het RVV
1990, voorzover:
1e het voertuig niet behoort tot de
toegelaten categorie of groep voertuigen of
2e het voertuig op een andere dan de
aangegeven wijze is geparkeerd of
3e het voertuig op andere dagen of uren
dan aangegeven is geparkeerd;
d.
taxistandplaatsen, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 bij het RVV 1990
tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;
e.
parkeerplaatsen voor gehandicapten, aangeduid door bord E6 van bijlage 1
bij het RVV 1990 ;
1e tenzij het parkeren gebeurt met een
gehandicaptenvoertuig
2e tenzij gebruik gemaakt wordt van een
geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart
3e die gereserveerd is voor een bepaald
voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig.
f.
gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen of in- en uitstappen,
aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij men bezig is met
het laden en lossen of in- en uitstappen;
g.
parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid
door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990 voorzover het voertuig niet behoort
tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;
h.
parkeergelegenheden voor vergunninghouders, aangeduid door bord E9 van
bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig
waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;
i.
voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage
1 bij het RVV 1990.
Toelichting algemeen
Op
1 januari 2002 is de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de
Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling
genoemd, en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen in werking
getreden. Artikel 170 tot en met 173 WVW 1994 zijn geheel vervangen door nieuwe
bepalingen. De wijzigingswet is bij de Invoeringswet van de derde tranche van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb), deel II, nog aangepast in verband met de
overgang van de bepalingen over de uitvoering van bestuursdwang uit de
Gemeentewet naar de Awb. Kort samengevat houden de wijzigingen in de
wegsleepregeling voor gemeenten het volgende in.
Bevoegdheid
tot het wegslepen van voertuigen
Het
uitvoeren van de wegsleepregeling is geen bevoegdheid meer van de burgemeester,
maar van het gehele college van burgemeester en wethouders. Het wegslepen van
een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In
de Awb zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze
regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van
voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van
toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op
grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.
Uitgebreide
werking
Op
grond van de oude (lees steeds: huidige) WVW 1994 mochten op de weg staande
voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg,
de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van gehandicaptenparkeerplaatsen.
Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde
Besluit wegslepen van voertuigen is het laatstgenoemde criterium uitgebreid.
Zowel de VNG als een aantal grote(re) gemeenten hebben hier sterk op
aangedrongen bij zowel het ministerie van Verkeer en Waterstaat als de Tweede
Kamer. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer
hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van
het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout
geparkeerde voertuigen kan in bepaalde
gevallen
zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op
laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en
dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in
een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze
bevoegdheid. In zowel de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig
niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde
criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is
belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van
het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een
voertuig dat om 4.00 uur ‘s nachts in strijd met een van de genoemde criteria
is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd.
In zo’n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een
opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.
Wanneer
een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe
twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door
politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal.
Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en
bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders. In de
oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen
van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan,
moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden
opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer
vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook
de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald.
In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van
een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van
een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds
wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde
parkeerovertreding zo goed mogelijk
vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de
bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures
op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo
goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur
vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een
eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie,
respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet
zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen.
Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele
bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.
In
artikel 170 e.v. WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van
burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het
wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van
voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze
bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere
regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid,
zoals
in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening
dienen in elk geval regels te worden gesteld over:
·
de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden
bewaard;
·
de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het
wegslepen en bewaren van voertuigen;
·
de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van
artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.
Aangezien
in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij
gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde
onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en
wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door
het college van burgemeester en wethouders geschieden. (bijvoorbeeld door
middel van beleidsregels). Met de vaststelling van de wegsleepverordening wordt
het mogelijk gemaakt de gewijzigde WVW 1994 en het bijbehorende Besluit
wegslepen van voertuigen toe te passen in Delft. De wegsleepregeling biedt een
effectief middel om het parkeerbeleid af te dwingen, de opbouw van de
warenmarkten veilig te stellen en efficiënt op te treden waar het uit oogpunt
van parkeerbeleid nodig is. De regiopolitie of de controleurs Openbare Ruimte
van de sector Toezicht Openbare Ruimte dienen de sleepwaardigheid vast te
stellen en zelfstandig opdracht te geven tot
wegslepen. De controleurs Openbare Ruimte controleren geparkeerde auto’s alleen
in gebieden waar het parkeren gereguleerd is.
De
bedrijfstijden van de sector Toezicht Openbare Ruimte zijn bijna geheel gelijk
aan de controletijden namelijk maandag tot en met zaterdag van 9:00 uur tot
22:00 uur en op zondag van 9:00 uur tot 17:30 uur. Voor wat het wegslepen
betreft zal de prioriteit gelegen zijn in de diverse gereguleerde gebieden en
dan alleen tijdens deze controletijden. Met de regiopolitie zullen afspraken
gemaakt worden met betrekking tot de uitvoering. Onder deze verordening vallen
niet de navolgende wegslepingen:
·
Wegslepen na aanrijdingen bij Incident Management op autosnelwegen;
·
Gerechtelijk wegslepen;
·
Fiscaal wegslepen
Zoals
hiervoor reeds aangegeven mochten op grond van de bepalingen uit de oude WVW
1994 op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van
de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van
invalidenparkeerplaatsen. In vele bestaande wegsleepregelingen van
burgemeesters is concreet aangegeven in welke gevallen er sprake kan zijn van
een wegsleepwaardige overtreding. Hiervoor is vaak aansluiting gezocht bij de
delictsomschrijvingen uit de WVW 1994 of het RVV 1990. Zo’n aanpak kan uit
praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene die met de uitvoering
van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling kan afleiden of een
voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij gemeend bij het opstellen van
een wegsleepverordening voor een andere aanpak te moeten kiezen. Enerzijds
omdat een gemeente zichzelf nodeloos beperkingen kan opleggen wanneer in de
verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen
worden onderscheiden. Op grond van het nieuwe artikel 170, eerste lid WVW 1994
kunnen immers voertuigen waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én
waarvan de verwijdering noodzakelijk is in verband met het belang van:
a. de veiligheid op de weg of
b. de vrijheid van het verkeer of
c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en
wegen
zonder
meer worden weggesleept. Anderzijds omdat het gevaar bestaat dat de delictsomschrijvingen
uit de wegenverkeerswetgeving en de wegsleepverordening niet naadloos op elkaar
aansluiten. Wanneer dit het geval is, bestaat er de kans dat de gemeente in
eventuele bezwaar- en beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk
wordt gesteld. Daarnaast geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten
worden geregeld. Bovendien zou bij elke wijziging in de desbetreffende
onderdelen van de wegenverkeerswetgeving ook de wegsleepverordening moeten
worden aangepast. Om die redenen hebben wij ervoor gekozen om de
delictsomschrijvingen niet in de verordening op te nemen, maar te volstaan met
een wegsleepverordening waarin alleen
zaken zijn geregeld die gemeenten aanvullend
moeten
en kunnen regelen. Om toch enig houvast te bieden bij de toepassing van de
wegsleepverordening hebben wij in een bijlage bij deze toelichting aangegeven
in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige
overtreding van de wegenverkeerswetgeving. Tot slot wijzen wij nog op het
bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een
voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig
verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet
expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de
dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt
begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig
bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het
voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de
voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij
met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en
administratieve kosten.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
In
deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze
verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich.
Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.
Ad
d. voertuig
Het
begrip ‘voertuig’, zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is
ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en
bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen
derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in de APV is een
bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de
openbare weg. Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeers-wetgeving
beoogt te regelen. In APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de
openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.
Ad
e. Motorrijtuig
Het
begrip ‘motorrijtuig’ is apart omschreven omdat artikel 5 van de wegsleepverordening
alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.
Artikel 2
Zoals
hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de
bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld. Voor het
wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de
vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden
aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de
gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het
belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel
170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder
c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen.
In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om
welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere
gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens,
parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het
is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten
aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze
bevoegdheid gebruik kan maken. In de tekst van de verordening is de ruimste
variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente
zijn aangewezen. Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van
wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en
weggedeelten én behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals
bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, én zijn
aangewezen in de wegsleepverordening. Voor de volledigheid wordt nog eens
opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich
niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring
stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de
specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het
desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig
midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle
winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept
mogen worden. Het voertuig zal doorgaans pas mogen worden weggesleept wanneer
de winkels en bedrijven weer opengaan of enige tijd daarvoor.
Artikel 3
De
inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173,
tweede lid WVW 1994 moet de plaats van bewaring van voertuigen door de
gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en
wethouders is niet mogelijk.
In
onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van
zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook
andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen. De locatie
van de bewaarplaats is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. De
openingstijden van de bewaarplaats zijn ook in dit artikel vastgesteld. De
openingstijden zijn gekoppeld aan de controletijden van de sector Toezicht
Openbare Ruimte. Kortere openstelling
van de bewaarplaats is niet gewenst, omdat
iemand hierdoor onevenredige schade kan lijden, die mogelijk op de gemeente wordt
verhaald.
Kosten overbrengen en bewaren voertuigen
In
artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld
welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring
stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij
niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het
wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die
verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht
om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze
voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke. In de
wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te
worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die
verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van
deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in
overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient
uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze
waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele
bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan.
In dit artikel wordt het begrip ‘etmaal’ gebruikt. Het etmaal, zoals hier
bedoeld, begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt
24 uur later.
Artikel 5
Naast
de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog
twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te
laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier
gedoeld op:
·
het niet afgeven van het rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat
iemand zijn/haar motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij/zij onder invloed was
van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW
1994);
·
de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk
zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet
direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan
voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake
kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal.
Wanneer
in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring
genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170,
eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook
niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een
vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt. Wel
heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X.
Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing
verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over
de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten
van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van
overeenkomstige toepassing te verklaren.