Stuk 174 I Delft,
12 oktober 2004.
446335
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
Op 18 maart
2003 is namens de heer M.E. Krol een verzoek ingediend om vergoeding van
schade, die hij stelt te leiden als gevolg van de op 5 december 2002 met toepassing
van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleende
bouwvergunning voor de uitbreiding en verbouwing van de voormalige Paulusmavo
aan het Raam 20 te Delft.
Krol stelt dat
de vergunde vrijstelling negatieve invloed heeft op zijn woning aan het Oostplantsoen
18. Er vindt volgen hem met name inbreuk plaats op de privacy, het uitzicht en
de waarde van de woning en de inbraakgevoelig van de woning neemt toe.
Het verzoek om
planschade is voor advies op 18 juni 2003 in handen gesteld van de Stichting
Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ), die in het kader van de behandeling van
het verzoek onder meer de heer Krol heeft gehoord. De SOAZ heeft op 4 mei 2004
advies uitgebracht, strekkende tot afwijzing van het planschadeverzoek.
Krachtens artikel 49 van de WRO kent
de gemeenteraad aan belanghebbende die, ten gevolge van bepalingen van de
bestemmingsplannen dan wel verleende vrijstellingen als onder meer bedoeld in
artikel 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden welke niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven en waarvan een vergoeding niet of niet
voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek
naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Het moet gaan om schade ten gevolge
van het rechtmatige en rechtsgeldige planologische besluiten, waardoor een
planologische rechtstoestand wordt gewijzigd.
Aan het indienen van de claim is
geen termijn verbonden.
Bij beoordeling van schadeverzoeken
ex artikel 49 WRO moet een vergelijking worden gemaakt tussen de elkaar
opvolgende planologische regimes, in dit geval het bestemmingsplan “Komplan 76”
en de planologische situatie, die is ontstaan door de verleende vrijstelling ex
artikel 19 WRO. Om te bezien of er sprake is van een planologisch nadeel,
moeten de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de beide regimes worden
vergeleken. Voor die vergelijking is niet de feitelijke situatie van belang;
bepalend is het verschil in theoretische mogelijke situaties onder het oude en
het nieuwe regime. Voor het voorliggende plan leidt dit tot het navolgende.
In de oude situatie, te weten bij
het van toepassing zijnde Komplan 1976, kon belanghebbende vanaf een afstand
van 13 meter ten zuiden en zuidwesten van zijn perceel geconfronteerd worden
met onder meer een gebouw voor sociale en culturele doeleinden, woningen,
horeca, detailhandel en kantoren. Aan de zuidwest-zijde ter hoogte van zijn perceel
was een gebouwtje van beperkte omvang mogelijk.
In de nieuwe situatie is er een
gymzaal gepland op 6,5 meter van zijn perceel en douche- en kleedruimte op 1,5
meter vanaf de achterzijde van zijn perceel. Het massalere bebouwingsfront op
korte afstand van de woning en het feit dat de gymzaal dichterbij het perceel
is komen te liggen, leidt voor belanghebbende tot een licht planologisch
nadeel.
Van belang is vervolgens of er
sprake is van voorzienbaarheid waardoor de schade redelijkerwijs voor rekening
van de belanghebbende dient te blijven. Hierbij heeft het SAOZ aangegeven dat
in het Structuurplan van 15 december 1983 het gebied is aangemerkt als een
buurt met verdichtingplannen. Tevens is in de Startnota bestemmingsplan
Binnenstad Delft van 25 mei 2000 de planlocatie aangegeven als een thans
bekende ontwikkelingslocatie. Deze Startnota is onderwerp geweest van inspraak.
Op 25 mei 2000 is in het voorbereidingsbesluit van de binnenstad van Delft
ingediend. Daarin wordt verwezen naar de locatie van de voormalige Paulusmavo
waar volgens de vereiste procedure een ontwikkeling zal worden aangezet.
Op basis van deze feiten is het SAOZ
van mening dat belanghebbende bij de aankoop van zijn woning (21 september
2001) op de hoogte kon zijn van de ontwikkelingen waardoor zijn woning in een
planologisch nadelige situatie terecht zou komen.
Het SAOZ adviseert de gemeenteraad
het verzoek om planschade ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
af te wijzen. Belanghebbende had bij aankoop van de woning d.d. 21 september
2001 kunnen voorzien dat hij door de ontwikkelingen in een licht planologisch
nadeel zou geraken.
Op grond van het bovenstaande moet
geconcludeerd worden dat de vrijstelling voor de herontwikkeling op de locatie
van de voormalige Paulusmavo een licht planologisch nadeel heeft veroorzaakt,
maar dat dit voor belanghebbende voorzienbaar was door de reeds eerder genomen
relevante planologische besluiten.
Nu er sprake is van
voorzienbaarheid, kan er geen beroep worden gedaan op de wetgeving omtrent
planschade ex. artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Onder
verwijzing naar het advies van het SAOZ stellen wij u voor, onder voorbehoud
van gunstig advies van de commissie duurzaamheid, te besluiten het verzoek om
planschade af te wijzen.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 174 II
4463334
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 12 oktober 2004;
gelet op artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
en met inachtneming van het advies van de commissie Duurzaamheid;
b e s l u i t :
het verzoeken om planschade van de heer M. Krol, af te
wijzen
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28
oktober 2004.
,burgemeester.
,griffier.
Belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht
kunnen binnen 6 weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift
indienen bij de gemeenteraad van Delft, p/a Postbus 78, 2600 ME Delft.