In de beleidsnota wordt
verstaan onder:
- aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw
aangebouwd gebouw van maximaal één bouwlaag vermeerderd met 0,25 meter op de
begane grond dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
- aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is;
- balkon:
open uitbouw met balustrade uitkragend aan
verdieping van aangrenzend hoofdgebouw;
- bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten
zoals genoemd in de Lijst van Bedrijfstypen, niet zijnde detailhandel, kantoor,
maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening hotel en en horeca;
- bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
- bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op
de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter
plaatse te functioneren;
- bijgebouw:
een
vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat aan de in het
bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;
- cultuurhistorische
waarde:
de aan een
bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;
- dakopbouw:
een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw;
- dakterras:
een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of een aan- of
uitbouw voorzien van een afscheiding;
- detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- dienstverlening:
het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële
en/of maatschappelijke diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons,
wasserettes en instellingen inzake welzijn en gezondheid;
- gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste
gebouw valt aan te merken;
- kantoor:
een bedrijf dat niet op het publiek gericht
is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te
stellen werkzaamheden;
- kap:
een gesloten voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een
gebouw bestaande uit tenminste twee niet-horizontale vlakken met een helling
van maximaal 55o en een maximum hoogte van 4.50 m;
- kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze
uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op
grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij
de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- Lijst van Bedrijfstypen:
de Lijst van Bedrijfstypen
die onderdeel uitmaakt van deze beleidsnota;
- woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting
van één afzonderlijke huishouding;
- woongebouw:
een gebouw,
dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden.
Wijze van meten
Bij de toepassing van de
voorschriften in de beleidsnota wordt als volgt gemeten:
1. de goothoogte van een gebouw:
a. de afstand van peil tot snijpunt van gevelvlak en dakvlak;
b.
tot
de goothoogte van hoofdgebouwen wordt niet meegerekend: kapvormige bouwdelen of
rechte bouwdelen hoger dan in sub a toegelaten goothoogte maar vallend binnen
het profiel van een denkbeeldige kap conform figuur X tenzij het bebouwingsvlak
op de plankaart is gemarkeerd met een *;
c.
afhankelijk
van de aanduiding op de kaart wordt de goothoogte berekend in bouwlagen dan wel
in meters.
2.
de bouwhoogte van een gebouw:
de afstand
tussen het peil en de bovenkant van een gebouw met uitzondering van antennes,
kleine liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.
3. de breedte, de lengte of de diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de
gevels en/of het hart van de
scheidsmuren.
4. de oppervlakte van een gebouw:
de
oppervlakte van de grond die in beslag wordt genomen door de verticale
projectie van een bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of
hartlijnen van de scheidingsmuren.
5. de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen:
de hoogte van
balkon- en terrasafscheidingen wordt gemeten vanaf de bovenkant van de
bebouwing waarop de afscheiding is geplaatst.