VOORSCHRIFTEN DEEL UITMAKENDE

VAN HET BESTEMMINGSPLAN

 

TNO-ZUIDPOLDER:

 

 

 

PLANKAARTEN: 

RO 28-21-03

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TER VISIE GELEGD DOOR HET COLLEGE

d.d. …

 

VASTGESTELD DOOR DE RAAD

d.d. …

 

GOEDGEKEURD DOOR G.S.

d.d. …

 

ONHERROEPELIJK

d.d. …

 

 

 

 

 

 

 

                                                                                                                                            

 

 

 

februari 2005                                                                                          24-12-03                      

                                                                                                                                                                


INHOUD

 

HOOFDSTUK I                ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1                          Begripsbepalingen                                                                  43

Artikel 2                          Wijze van meten                                                                     687

 

HOOFDSTUK II               BESTEMMINGEN EN GEBRUIK

Artikel 3                          Beschrijving in hoofdlijnen                                                                                                                               9

Artikel 34    Woondoeleinden                                                                       1079

Artikel 454                          BedrijfsdoeleindenKantoordoeleinden                                                                   821

Artikel 556                          Gemengde doeleinden Bedrijfsdoeleinden                                                           93

Artikel 676                          Doeleinden voor toegepast

                                      natuurwetenschappelijk onderzoekGemengde doeleinden                                          10  154

Artikel 787                          Groen Maatschappelijke doeleinden                                                                                   117

Artikel 898                          Verkeersdoeleinden    IDetailhandelsdoeleinden                                                                       182

Artikel 910  Verkeersdoeleinden IIHoreca                2019

Artikel 1091                          WaterHotel                                                                                    22131

Artikel 112   Ecologische verbindingszone (medebestemming)Garages en bergplaatsen            232

Artikel 103                        Leidingen (medebestemming)Nutsvoorzieningen                                                      21443

Artikel 1314                        Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)     Tuin                                               515

Artikel 14  Voortuin            265

Artikel 15  Openbaar groen           276

Artikel 16  Park              287

Artikel 17   Verkeersdoeleinden I         298

Artikel 18  Verkeersdoeleinden II         3029

Artikel 19  Water            310

Artikel 20  Primair waterkeringsdoeleinden (medebestemming)  321

Artikel 21  Leidingen (medebestemming)       332

Artikel 22  Archeologisch waardevol gebied (medebestemming  354

Artikel 23  Molenbeschermingszone (medebestemming)    376

 

HOOFDSTUK III               OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 21254                        Gebruik van gronden en bouwwerken                                       17387

Artikel 25136                        Dubbeltelbepaling                                                                  31898

Artikel 26147                        Overige bebouwingsvoorschriften                                             401939

Artikel 271518                        Bestaande afstanden en maten                                               20410

Artikel 2819  Overschrijding bouwgrenzen         421

Artikel 291620                        Algemene vrijstelling t.b.v. geringe afwijkingen                          21432

Artikel 301721                        Algemene Wijzigingsbevoegheid                                                          22434

Artikel 311822                        Hoogteaanduidingen                                                               23445

Artikel 321923                        Algemeen procedurevoorschrift                                               24465

Artikel 33204                        Overgangsbepalingen                                                             25Gebruik in strijd met het plan       476

Artikel 3425  Bouwen in strijd met het plan         487

Artikel 35216                        Strafbepaling                                                                         26498

Artikel 36227                        Titel                                                                                      502749

 


BBIJLAGEN

11     Figuur X            510

21                                      Lijst van Bedrijfstypen                                                            528

      


HOOFDSTUK I                ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1      Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

1.         het plan:

het bestemmingsplan TNO-Zuidpolder van de gemeente Delft;

 

2.         de kaart:

de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 bladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

 

3.         aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;

 

4.         archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning be­schikt;

 

5.         balkon:

open buitenruimteuitbouw met balustrade uitkragend aan een verdieping van een aangrenzend hoofdgebouw;

 

6.                  bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, ingeval dat niet voorkomt, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het betreffende vlak;

 

7.         bestemmingsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

 

8.         bestemmingsvlak:

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemmingvlak met eenzelfde bestemming;

 

9.         bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de Lijst van Bedrijfstypen, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;

 

10.  bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

101.       beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte:

het totale vloeroppervlakte van een ruimte die wordt gebruikt voorbinnen een functie die wordt gebruikt voor een een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieve ruimten;

 


121.       bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

123.       bouwgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van het bouwvlak;

 

1314.       bouwvlak:

een op de kaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;


145.       bouwlaag:

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw met uitsluiting van een kap en met een maximale hoogte van 4.00 mdoorlopend gedeelte van een gebouw dat door, op (bij benadering) gelijke hoogte liggende, vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3.50 m;

 

165.       bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemmingwelke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

 

17.       het college:

het college van burgemeester en wethouders

 

18.       cultuurhistorische waarde:

  de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

 

21.       detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 


22.       dienstverlening:

het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes en instellingen inzake welzijn en gezondheid;

 

23.       discotheek:

een horecabedrijf met als hoofddoel het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen.

 

figuur X:

de figuur, die onderdeel uitmaakt van de voorschriften;

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

24.       hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

25.       horeca:

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café’s, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven;

 

hotel:

een horecabedrijf met beperkte invloed op het woon- en werkklimaat van de omgeving dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van overnachtingsgelegenheid waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is;

 

kantoor:

een bedrijf dat niet op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

 

26.       kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

27.       Lijst van Bedrijfstypen:

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften, hierna genoemd LvB;

 

28.       maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

 

29.       nutsvoorzieningen:

voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

 

 

 

30.      

maatschappelijke voorzieningen:

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

 

peil:

a.         voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van de hoofdtoegang;

b.         in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;

 

2931.       seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

 

302.       voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met  meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevels die kennelijk als zodanig moeten worden aangemerkt;

 

323.       wegmeubilair:

bouwwerken, geen gebouw zijnde, van beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling ten behoeve van de bestemming verkeersdoeleinden en openbaar groen;

 

343.       woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

 

woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 


Artikel 2           Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

1.         de breedte en lengte of diepte van een gebouw:

            tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

 

2.         de oppervlakte van een gebouw:

  de oppervlakte van de grond die in beslag wordt genomen door de verticale projectie van een bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hartlijnen van scheidingsmuren.

 

3.            de inhoud van een gebouw:

            tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het             hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

 

[OF bij niet-horizontale ligging van het maaiveld:]

 

            tussen:

-            de bovenzijde van de laagst gelegen vloer boven de horizontale snijlijn van de verst bij             de kruin van het dak gelegen gevel met het maaiveld voor het begin van de bouw;

-            de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren; en

-            de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

 

4.            de goot (- of boeiboord)hoogte van een gebouw:

            tussen het peil en de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

 

[OF:]

 

            tussen het peil en de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en heteht dakvlak; indien zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als hoogte aangemerkt.

 

[OF bij niet-horizontale ligging van het maaiveld:]

 

            tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en de hoogst gelegen horizontale snijlijn van de dichtst bij de kruin van de dijk gelegen gevel met het maaiveld.

           

35.         bouwhoogte van een gebouw:

de afstand tussen het peil en de bovenkant van een gebouw met uitzondering van antennes, kleine liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelentussen het peil en de bovenkant van een gebouw.

 

4[OF bij niet-horizontale ligging:]

 

tussen de hoogst gelegen horizontale snijlijn van de dichtst bij de kruin van de dijk gelegen gevel met het maaiveld en de bovenkant van het gebouw.

 

6.           de bouwhoogte van een ander bouwwerk/bouwwerk, geen gebouw zijnde:

de afstand tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand gemetenmeegerekend.

 

57.         de bouwhoogte van balkon- en terrasafscheidingendakterrasafscheidingen:

de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de afscheiding is geplaatsttussen de onderkant en het hoogste punt van de dakterrasafscheiding.

 

8.  de bouwhoogte van een antenne-installatie:

  tussen de onderkant en het hoogste punt van de antenne-installatie.

 

9.  afstanden:

  afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot   perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

 


HOOFDSTUK II               BESTEMMINGEN EN GEBRUIK

 

Artikel 3  Beschrijving in hoofdlijnen

 

1.  Streefbeeld

Hoofddoel van het plan is om een ruimtelijk en functioneel kader aan te geven voor de ontwikkelings- en beheerfase van het terrein TNO-Zuidpolder.

In aanvulling op de overige bepalingen in het plan – in voorschriften en op de plankaart – is hierna een aantal belangrijke doelstellingen en kenmerken aangegeven waarvan de realisering wordt nagestreefd.

 

2.  Algemene karakteristiek en volumes

a.  als uitgangspunt voor de ruimtelijke structuur geldt een goed toegankelijke kwadrantenstructuur waarbij ook de openbare ruimte zodanig wordt ingericht dat een heldere geleding ontstaat;

b.  de zonering van de functies in het gebied dient aan te sluiten op de omgeving: woningbouw dient in hoofdzaak aan de noordzijde van het plangebied gerealiseerd te worden in aansluiting op de wijk Wippolder. De geplande overige functies dienen aan de zuidzijde te worden gerealiseerd in aansluiting op het bedrijventerrein Delftech. De bedrijfsmatige activiteiten voor het bedrijf TNO concentreren zich aan de noordoostzijde van het plangebied;

c.  parkeren dient voor minimaal 60% opgelost te worden binnen de bebouwingsstructuur, bij voorkeur in een gebouwde voorziening. De groene randen aan de buitenzijden van het plangebied en het openbaar gebied dienen vrij te zijn van parkeren;

d.  de hoofdgebouwen in het plangebied worden om stedenbouwkundige redenen uitgevoerd met een plat dak;

e.  het principe is dat per bedrijfs- of andere vestiging alle activiteiten inclusief opslag en parkeren, op de eigen (bedrijfs)kavel plaatsvindt, althans zoveel mogelijk buiten de openbare ruimte;

f  voor wat betreft de planologische ruimte die in het plan wordt gegeven voor bedrijven wordt er naar gestreefd deze ruimte te benutten voor marktsegmenten die zoveel mogelijk complementair zijn op de marktsegmenten van Technopolis en Harnaschpolder. De op te richten bedrijven mogen niet consumentgericht zijn, geen groothandel zijn en geen sterk verkeersaantrekkende werking hebben;

g.  het aantal woningen in het plangebied bedraagt maximaal 330 en het totaal aantal m2 voor bedrijven bedraagt maximaal 20.000 b.v.o.

 

3.  Representatieve zijde

de representatieve zijden worden in dit plan gevormd door de buitenranden van het plangebied (kaartje?).In deze zones wordt gestreefd naar realisering van een terrein met een representatief karakter: bebouwing en bijbehorende voorzieningen en open ruimten dienen naar situering en uiterlijke verschijningsvorm vanaf de desbetreffende weg gezien, zoveel mogelijk een representatief karakter te hebben; dat representatieve karakter betreft in ieder geval de volgende punten:

a.  de naar de weg gekeerde, van daaraf zichtbare gevels van gebouwen mogen in principe geen gesloten karakter hebben; volledig blinde gevels moeten worden voorkomen;

b.  onbebouwde gronden tussen enerzijds de weg en anderzijds de gebouwen die het dichts bij de weg zijn gelegen, mogen niet voor buitenopslag worden gebruikt;

c.  ter hoogte van naar de weg gerichte gevels van gebouwen dienen in principe geen voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van goederen zichtbaar te zijn, zoals laadperrons, omvangrijke loods- en garagedeuren en hijs- en andere industriele installaties en werktuigen;

d.  als indicatie voor de gewenste verschijningsvorm van naar de weg gerichte gebouwen wordt gedacht aan met of behorende bij de functies: kantoor- en kantinegedeelten van voorzieningen alsmede ingangspartijen.

 

 

4.  Wijze van nastreven

De in het vorige lid aangegeven, in belangrijke mate kwalitatieve doelstellingen worden in hoofdlijnen op de volgende wijzen nagestreefd. In ieder geval het gemeentebestuur toetst daaraan en geeft daaraan uitvoering:

a.  bij het (her)inrichten van openbare buitenruimten;

b.  bij het formuleren van welstandscriteria, specifiek gericht op bouw­activiteiten in dit gebied;

c.  bij gronduitgifte en bij andere vormen van medewerking aan de realisering van het plan, zonodig door het daarbij stellen van voorwaarden, die specifiek op realisering van de doelstellingen zijn gericht, en

d.  bij de uitoefening van de hierna in de voorschriften aangegeven bevoegdheden.

 

 


 

Artikel 334           Woondoeleinden

1.         Doeleindenomschrijving

            Gronden op de kaart aangewezen voor WOONDOELEINDEN zijn bestemd voor:

a.         wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 1 van de LvB;

b.         bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (voor)tuinen, parkeervoorzieningen, groen en verblijfsgebied,;

c.         g.         maatschappelijke doeleinden;alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanwijzing O’ voor: hoger beroepsonderwijs;

d.         alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanwijzing geluidsschermen toegestaan’ voor: geluidsschermen.

 en nutsvoorzieningeb.     plaatse van de aanwijzing (c)  voor het behoud en het herstel van de ter plaatse   aanwezige cultuurhistorische waarden.

 

2.              Gebruiksvoorschriften
   Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis- gebonden beroe­pen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voorzover:

a.          het bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten (en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) niet groter is dan 30 % van het
     vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en erfbebouwing;

b.          ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten (en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) in parkeergelegenheid wordt voorzien;

c.          de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of   detailhandel.

 

3.         Bouwvoorschriften

In en Oop deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.     dakkappen op de hoofdgebouwen zijn niet ellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

b.        een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt   geplaatst;toegestaan;

c.    de op de kaart aangegeven maximale hoogte van de hoofdgebouwen mag worden   overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen   het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur X is gedefinieerd;

d.       de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen   en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;   

e.    de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen.ab.         het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer  bedragen dan op de plankaart aangegeven;

b.         de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;

c.         de op de kaart aangegeven bebouwingsgrens mag niet worden overschreden.

d.         voor bouwwerken geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 18.

f.    de diepte van balkons mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw,   maximaal 1,5 m bedragen;

g.    dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan op aan- en uitbouwen;

h.    de afstand tussen dakterrassen en de erfgrens dient minimaal 1 m te bedragen; op de   een aangrenzend gebouw een dakterras aanwezig is mag het dakterras in de erfgrens   worden gebouwd;

i.    de bouwhoogte van de balkon- en dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m   bedragen;

j.    voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 22, tenzij hieronder anders bepaald.

 

a.  erkers en entrees, en

b.  bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

II  Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a.  de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal de hoogte van de aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen, de diepte maximaal 1 m en de oppervlakte maximaal 3 m²;

b.  de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen en die van de  overige   bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2,5 m. 

4.  Bouwvoorschrift met vrijstellingsbevoegdheid cultuurhistorische waarden

    Ter plaatse van de aanwijzing (c) zijn bouwwerken slechts toelaatbaar indien daarvoor      vrijstelling door het college is verleend. Het college verleent de vrijstelling indien de      cultuurhistorische waarden niet onevenredige worden of kunnen worden geschaad      toetsingscriteria daarbij zijn:

a.de bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;

a.de dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken en de goot- en daklijsten.

  Alvorens omtrent het verlenen van de vrijstelling te beslissen wint het college      schriftelijk advies in bij de Commissie voor Welstand en Monumenten.

 

475.         Vrijstellingsbevoegdheden LvB

 

I           Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.         het bepaalde in lid 1 onder a om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige    bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB;

b.    het bepaalde in lid 1 om aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige   activiteiten toe bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken;

b.         het bepaalde in lid 1 onder a om aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB, indien en voor zover   deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of   bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende   milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB.

 

 

 

II          Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.

 


Artikel 4 Kantoordoeleinden

 

1. Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor KANTOORDOELEINDEN zijn bestemd voor kantoren uit categorie 1 van de LvB.

 

2. Bouwvoorschriften

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.     dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

b.      een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;

c.  de op de kaart aangegeven maximale hoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur X is gedefinieerd;

d.     de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;   

e.  de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen.

 

3. Vrijstellingsbevoegdheden LvB

Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.  het bepaalde in lid 1 om kantoren vallend binnen categorie 2 van de LvB mogelijk te maken, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB;

b.  het bepaalde in lid 1 om kantoren toe te laten die niet genoemd worden in de LvB, indien en voor zover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB.

 

4. Vrijstellingsbevoegdheden dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen

I Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.  het bepaalde in lid 2 onder a voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;

b.      het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel mag bedragen, zie figuur X ;

c.  van het bepaalde in lid 2 onder c  voor het plaatsen plaatsing van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de bouwhoogte maximaal 1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.

II. Het college verleent de in lid 4 genoemde vrijstellingen indien de   gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a. de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b. de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c. privacy;

d. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en eenheid in het kapprofiel.

 


Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden

 

1. Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor BEDRIJFSDOELEINDEN zijn bestemd voor:

a. bedrijven uit categorie 1 en 2 van de LvB:

b. ter plaatse van de aanduiding I tevens een drukkerij (SBI 2222);

c. ter plaatse van de aanduiding II tevens een steenhouwerij (SBI 267);

d. ter plaatse van de aanduiding III tevens een reinigingsmiddelenhandel (SBI 5155.1)[1];

met dien verstande dat seksinrichtingen niet zijn toegestaan

 

2. Bouwvoorschriften

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.     dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

b.      een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;

c.  de op de kaart aangegeven maximale hoogte van de hoofdgebouwen mag worden overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur X is gedefinieerd;

d.     de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;   

e.  de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen.

 

3. Vrijstellingsbevoegdheden LvB

Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.  het bepaalde in lid 1 om bedrijven uit categorie 3.1 van de LvB mogelijk te maken, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB;

b.  het bepaalde in lid 1 om bedrijven toe te laten die niet genoemd worden in de LvB, indien en voor zover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB.

 

4. Vrijstellingsbevoegdheid seksinrichtingen

Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen  toegestaan;

b. binnen een straal van 250 m vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;

c. de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 m te bedragen;

d. de onderlinge afstand tussen de twee seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;

e. ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;

f. een seksinrichting  in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is niet toegestaan.

5.  Vrijstellingsbevoegdheden dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen

I  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.     het bepaalde in lid 2 onder a voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de   zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;

b.         het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het   denkbeeldige   kapprofiel in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale   bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel mag   bedragen, zie figuur X;

c.     van het bepaalde in lid 2 onder c  voor het plaatsen plaatsing van een   dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de bouwhoogte   maximaal 1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.

 

II.   Het college verleent de in lid 4 genoemde vrijstellingen indien de      gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen   gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a.   de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.   de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c.   privacy; 

d.  de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en   eenheid in het kapprofiel.

 

 

 

 

 

 


Artikel 456           Bedrijfsdoeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor BEDRIJFSDOELEINDEN zijn bestemd voor:

a.         bedrijven met dien verstande dat seksinrichtingen en groothandelsbedrijven niet zijn toegestaanuit categorie 1 en 2 van de LvB;wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

ben nutsvoorzieningeb.     plaatse van de aanwijzing (c)  voor het behoud en het herstel van de ter plaatse   aanwezige cultuurhistorische waarden.

c. detailhandel;

d. kantoren;

e. ruimten voor praktijkuitoefening;

c. f. dienstverlening waaronder begrepen expositieruimten uit de categorie 1 en 2 van de LvB tot een gezamenlijke maximale omvang van 4.000 m2 b.v.o;

e.           alsmede uitsluitend voor zover het betreft gronden met op de plankaart de aanwijzing “Ktno” voor 20% van het oppervlak met die aanwijzing voor kantoren ten behoeve van de toegelaten bedrijven voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek tot een maximale omvang van 11.000 m2 b.v.o;

c.         g.         maatschappelijke doeleinden;alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanwijzing O’ voor: hoger beroepsonderwijsdoeleinden; woon-werkunits (short stay facilities) en  doeleinden uit de cat;

d.         de onder a genoemde functie is uitsluitend toegestaan voor zover zij behoort tot categorie 1 en 2 van de LvB. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, verblijfsgebied en nutsvoorzieningen.

c.  bedrijven die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 maart 1995, Stb. 173) zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.         Bouwvoorschriften

In of op dOp deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.         het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;

b.         de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven met dien verstande dat ter plaatse van de aanwijzing “K” voor 20 % van het oppervlak met die aanwijzing een bouwhoogte is toegestaan van 40 meter;

c          de op de kaart aangegeven bebouwingsgrens niet mag worden overschreden.

 

3.         Vrijstellingsbevoegdheden LvB

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.                  het bepaalde in lid 1 om de onder a tot en met g om de genoemde functies onder a agenoemde functie uitlsmede maatschappelijke doeleinden als genoemd onder sub d uit categorie 3.12 van    de LvB toe te laten;

b.                  het bepaalde in lid 1 om de toegelaten functies onder a genoemde functie uit categorie 3.1 van de LvB toe te laten die niet genoemd worden in de toe te laten die niet genoemd worden in deonder a tot en met g genoemde functies uit categorie 2 van de LvB toe te laten die niet genoemd worden in de LvB,, indien en voor zover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB.LvB;

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 2 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.

indien en voor zover   deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of   bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende   milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB.

 

4.         Vrijstellingsbevoegdheid seksinrichtingen

            Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a.         binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;

b.         binnen een straal van 250 m vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;

c.         de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 m te bedragen;

d.         de onderlinge afstand tussen de twee seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;

e.         ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;

f.          een seksinrichting  in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is niet toegestaan.

II.             Het college verleent de in lid 6 genoemde vrijstellingen indien de                         gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen             gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a.             de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.             de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c.             privacy;           

d.            de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn           


 5. Vrijstellingsbevoegdheden dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen

I  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.     het bepaalde in lid 3 onder a voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de   zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;

b.         het bepaalde in lid 3 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het   denkbeeldige   kapprofiel in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale   bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel mag   bedragen, zie figuur X ;

c.     van het bepaalde in lid 3 onder c  voor het plaatsen plaatsing van een   dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de bouwhoogte   maximaal 1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.

 

II.   Het college verleent de in lid 5 genoemde vrijstellingen indien de      gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen   gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a.   de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.   de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c.   privacy; 

d.  de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en   eenheid in het kapprofiel.

 

Artikel 65           Gemengde doeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor GEMENGDE DOELEINDEN zijn bestemd voor:

a.         bedrijfsdoeleinden;

b.         wonen, met dien verstande dat voor deze functie artikel 3 van deze voorschriften, overeenkomstig van toepassing is;

c.         maatschappelijke voorzieningen;

d.         de onder a, b, en c genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB;

 

3.         Bouwvoorschriften

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.         het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;

b.         de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;

c.         de op de kaart aangegeven bebouwingsgrens mag niet worden overschreden.       Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en        bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de        volgende bepalingen:

a.       kappen op hoofdgebouwen zijn niet toegestaan;

b.    het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;

c.    voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 22.

 

 

5.   Vrijstellingsbevoegdheid dakopbouwen

I  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.      de op de plankaart aangegeven maximale bouwhoogte voor het plaatsen van dakopbouwen ter hoogte van maximaal één bouwlaag en met dien verstande dat deze bouwlaag minimaal 3 meter terug ligt ten opzichte van de daaronder liggende bouwlaag.

 

II.   Het college verleent de in lid 6 genoemde vrijstellingen indien de     gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen   gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a.   de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.   de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c.   privacy; 

d.  de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn.

 


Artikel 76           Doeleinden voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoekMaatschappelijke doeleinden

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor TOEGEPAST NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEKMAATSCHAPPELIJKE DOELEINDEN zijn bestemd voor :

a.         bedrijven ten behoeve van de toegepaste natuurwetenschap onderzoek waaronder begrepen laboratoria, uit de categorie 1 en 2 van de LvB;

b.         maatschappelijke voorzieningen uit categorie 1 en 2 van de LvB.technisch hoger onderwijs uit de categorie 1 en 2 van de LvB;

c.         alsmede uitsluitend voor zover het betreft gronden met op de plankaart de aanwijzing “Ktno” voor kantoren ten behoeve van de toegelaten bedrijven voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek tot een maximale omvang van 21.000 m² b.v.o;

d.         alsmede uitsluitend voor zover het betreft gronden met op de plankaart de aanwijzing “K” voor kantoren tot een maximale omvang van 4.000 m² b.v.o;

e.         de onder a tot en met c genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 en 2 van de LvBbij deze bestemming behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, verblijfsgebied, groen en water.

 

2.         Bouwvoorschriften

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.         het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;

b.         de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;

c.         de op de kaart aangegeven bebouwingsgrens mag toe niet worden overschreden.Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.       dakkappenellen op hoofdgebouwen zijn niet toegestaan zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

b.        het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;

c.    voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 22.een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt   geplaatst;

c.    de op de kaart aangegeven maximale hoogte van de hoofdgebouwen mag worden   overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen   het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur X is gedefinieerd;

d.       de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen   en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;   

e.    de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen.

 

3.         Vrijstellingsbevoegdheden LvB

I.          Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.         het bepaalde in lid 1 om de onder a tot en met c genoemde functies uit  categorie 3.1 van de LvB toe te laten;

b.         het bepaalde in lid 1 om de onder a tot en met c genoemde functies uit categorie 3.1 van de LvB toe te laten die niet genoemd worden in de LvB;

 

II.         Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.

  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.    het bepaalde in lid 1 om de onder a en b genoemde functiesde maatschappelijke voorzieningen uit categorie 3.1 van de   LvB toe te laten, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving    (gelet    op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst   aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te   behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB;

 


 Artikel 8 Detailhandelsdoeleinden

 

1.  Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor DETAILHANDELSDOELEINDEN zijn bestemd voor het uitoefenen van detailhandel en de daaraan gebonden horeca en dienstverlening uit categorie 1 van de LvB.

 

2.  Bouwvoorschriften

  Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en   bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de   volgende bepalingen:

a.        dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

b.         een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt   geplaatst;

c.     de op de kaart aangegeven maximale hoogte van de hoofdgebouwen mag worden   overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen   het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur X is gedefinieerd;

d.        de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen   en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;   

e.     de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen.

 

3.    Vrijstellingsbevoegdheden LvB

  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.     het bepaalde in lid 1 om de uitoefening van detailhandel en de daaraan gebonden   horeca en dienstverlening uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken, indien en   voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke   werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven   maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1   van de LvB;

b.     het bepaalde in lid 1 om de uitoefening van detailhandel en de daaraan gebonden   horeca en dienstverlening toe te laten die niet genoemd worden in de LvB, indien en   voor zover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke   werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven   maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van   de LvB.

 

4.   Vrijstellingsbevoegdheden dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen

I  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.     het bepaalde in lid 2 onder a voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de   zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;

b.         het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het   denkbeeldige   kapprofiel in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale   bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel mag   bedragen, zie figuur X ;

c.     van het bepaalde in lid 2 onder c  voor het plaatsen plaatsing van een   dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de bouwhoogte   maximaal 1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.

 

II.   Het college verleent de in lid 4 genoemde vrijstellingen indien de      gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen   gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a.   de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.   de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c.   privacy; 

d.  de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en   eenheid in het kapprofiel.

 

 


Artikel 9  Horeca

 

1.  Doeleindenomschrijving

  Gronden op de kaart aangewezen voor HORECA zijn bestemd voor:

a.  tot en met de eerste bouwlaag boven peil voor horeca uit categorie 1 en 2 van de LvB en voor toegangen en bergingen van de daarboven gelegen woningen;

b.  vanaf de tweede bouwlaag boven peil uitsluitend voor wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 1 van de LvB.

 

2.  Bouwvoorschriften

  Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en   bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de   volgende bepalingen:

a.        dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

b.         een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt   geplaatst;

c.     de op de kaart aangegeven maximale hoogte van de hoofdgebouwen mag worden   overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen   het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur X is gedefinieerd;

d.        de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen   en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;   

e.     de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen.

 

3.    Vrijstellingsbevoegdheden LvB

  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.     het bepaalde in lid 1 om horecabedrijven uit categorie 3.1 en aan-huis-gebonden-  beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB   mogelijk te maken, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving   (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede   getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden   te behoren tot respectievelijk categorie 1 en 2 van de LvB en categorie 1 van de LvB;

b.     het bepaalde in lid 1 om horecabedrijven en aan-huis-gebonden-beroepen en   kleinschalige   bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de   LvB, indien en voor zover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de   specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de   aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot   respectievelijk categorie 1 en 2 van de LvB en categorie 1 van de LvB.

 

4.   Vrijstellingsbevoegdheden dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen

I  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.     het bepaalde in lid 2 onder a voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de   zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;

b.         het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het   denkbeeldige   kapprofiel in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale   bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel mag   bedragen, zie figuur X ;

c.     van het bepaalde in lid 2 onder c  voor het plaatsen plaatsing van een   dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de bouwhoogte   maximaal 1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.

 


II.   Het college verleent de in lid 4 genoemde vrijstellingen indien de      gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen   gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a.   de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.   de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c.   privacy; 

d.  de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en   eenheid in het kapprofiel.

 


Artikel 10  Hotel

 

1.  Doeleindenomschrijving

  Gronden op de kaart aangewezen voor HOTEL zijn bestemd voor hotel.

 

2.  Bouwvoorschriften

  Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en   bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de   volgende bepalingen:

a.        dakkapellen zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

b.         een dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt   geplaatst;

c.     de op de kaart aangegeven maximale hoogte van de hoofdgebouwen mag worden   overschreden door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen   het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit in figuur X is gedefinieerd;

d.        de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen   en de hellingshoek van de denkbeeldige kapprofiel maximaal 55°;   

e.     de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen.

 

3.   Vrijstellingsbevoegdheden dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen

I  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van:

a.     het bepaalde in lid 2 onder a voor het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de   zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;

b.         het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het   denkbeeldige   kapprofiel in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale   bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel mag   bedragen, zie figuur X ;

c.     van het bepaalde in lid 2 onder c  voor het plaatsen plaatsing van een   dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig kapprofiel, waarvan de bouwhoogte   maximaal 1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.

 

II.   Het college verleent de in lid 3 genoemde vrijstellingen indien de      gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen   gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a.   de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.   de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c.   privacy; 

d.  de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en   eenheid in het kapprofiel.


Artikel 11  Garages en bergplaatsen

 

1.  Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor GARAGES EN BERGPLAATSEN zijn bestemd voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen.

 

2.  Bouwvoorschriften

  Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en   bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte   maximaal 3 m mag bedragen. 

 


Artikel 12  Nutsvoorzieningen

 

1.  Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangeduid als NUTSVOORZIENINGEN zijn bestemd voor voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut.

 

2.  Bouwvoorschriften

  Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en   bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m mag   bedragen. 

 

 


Artikel 13  Tuin

 

1.  Doeleindenomschrijving

  De gronden op de kaart aangewezen voor TUIN zijn bestemd voor erf behorende bij de   op de aangrenzende gronden gelegen functies.

 

2.  Bouwvoorschriften

I  Op en boven deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden   gebouwd:

a.     bijgebouwen en  aan(- en uit)bouwen;
b.     balkons, dakterrassen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

II.  Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a.      het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag maximaal    50 % van de bij het hoofdgebouw behorende gronden met bestemming Tuin bedragen,   met dien verstande dat in ieder geval ten minste 15 m² is toegestaan;

b.     het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen in de tuin mag maximaal 60 m²   bedragen;

c.     de bouwhoogte van de bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen;

d.     de diepte van een aan- en uitbouw  mag maximaal 2,5 m bedragen;

e.     de bouwhoogte van aan-en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de aangrenzende   bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25m;

f.     de diepte van balkons mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw,   maximaal 1,5 m bedragen;

g.     dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan op aan- en uitbouwen;

h.     de afstand tussen dakterrassen en de erfgrens dient minimaal 1 m te bedragen; op de   een aangrenzend gebouw een dakterras aanwezig is mag het dakterras in de erfgrens   worden gebouwd;

i.     de bouwhoogte van de balkon- en dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m   bedragen.

j.     de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.

 

 

 


Artikel 14  Voortuin

 

1.  Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor VOORTUIN zijn bestemd voor open ruimte en erf behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen functies met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanwijzing (p), parkeren is toegestaan.

 

[OF: als (p) niet voorkomt, dan volgende redactie:]

 

  Gronden op de kaart aangewezen voor VOORTUIN zijn bestemd voor open ruimte en erf behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen functies met dien verstande dat parkeren niet is toegestaan. 

 

2.  Bouwvoorschriften

  Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend erkers, entrees   en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de   volgende bepalingen:

a.de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal de hoogte van de aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen, de diepte maximaal 1 m en de oppervlakte maximaal 3 m²;

a.de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen en die van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2,5 m. 

 

3.  Vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van fietsenbergingen

Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van fietsenbergingen indien de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van e aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig wordt aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:

a.   de bezonningssitua­tie op de aangrenzende erven of tuinen;

b.   de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdge­bouw;

c.   privacy; 

d.  de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld.

 

 


Artikel 7815           Groen

 

1.         Doeleindenomschrijving

            Gronden op de kaart aangewezen voor GROEN zijn bestemd voor:

a.         groenvoorzieningen;, recreatieve voorzieningen, kunstwerken, langzaam verkeersroutes en water;

b.         alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanduiding ‘OV/LVtevens voor een route voor het openbaar vervoer en langzaam verkeer;

c.         voor zover de gronden op de kaart mede zijn bestemd voor een leidingentracé is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.

 

 

2.         Gebruiksvoorschriften

            De gronden bestemd voor groen mogen uitsluitend gebruikt worden voor:

a.         recreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, langzaam verkeersroutes en water;b. ter plaatse van de aanwijzing (s) tevens voor een (kinder)speelplaats.

 

 

b.         ter plaatse van de aanwijzing ecologische zone” uitsluitend voor groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water en recreatieve langzaam verkeersroutes met een maximale breedte van 2 m.

 

32.         Bouwvoorschriften

In of op deze grondenOp deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals geluidwerende voorzieningen, worden gebouwd met dien verstande datinachtneming van het bepaalde in artikel 22.

voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het maximum als bepaalde in artikel 18.Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

ter plaatse van de aanwijzing (s) mogen uitsluitend speelvoorzieningen worden gebouwd;

b.            voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het             bepaalde in artikel 32.           

 

4.         Vrijstelling                   

Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 ten behoeve van het plaatsen van fietstrommels en ondergrondse afvalverzameling containers, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden, de stedenbouwkundige kwaliteit en de verkeersafwikkeling ter plaatse.

 


Artikel 16  Park

 

1.  Doeleindenomschrijving

  Gronden op de kaart aangewezen voor PARK zijn bestemd voor:

a.  groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, kunstwerken, langzaam verkeersroutes, water;

b.  het behoud en herstel van actuele en potentiële landschappelijke waarden;

c.  ter plaatse van de aanwijzing (s) voor een (kinder)speelplaats.

 

2.  Bouwvoorschriften

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

      ter plaatse van de aanwijzing (s) mogen uitsluitend speelvoorzieningen worden   gebouwd;

b.  voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het   bepaalde in artikel 32. 

 

3.  Aanlegvoorschriften

I.  Het is verboden op of in de lid 1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren: 

  het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

b.  het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

c.  het aanleggen van halfverharde paden en wegen;

d.  het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;

e.  het aanbrengen van drainage;

f.  het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

 

II.  De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3 onder I zijn slechts toelaatbaar   indien en voor zover de monumentale waarden van het park als geheel niet   onevenredig worden geschaad.
Artikel 8917           Verkeersdoeleinden I

 

1.         Doeleindenomschrijving

   Gronden op de kaart aangewezen voor VERKEERSDOELEINDEN I zijn bestemd voor verblijfs- en verkeersruimte alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanwijzing “Openbaar Vervoer tevens voor een ondergrondse route voor het openbaar vervoer met de daarbij behorende verhardingen en groenvoorzieningen. Voor zover de gronden op de kaart mede zijn bestemd voor een leidingentracé is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.

 

2.         Gebruiksvoorschriften

De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende verhardingen, voor groenvoorzieningen, water, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.

 

23.         Bouwvoorschriften

In, op of boven deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming zoals geluidwerende voorzieningen, met dien verstande dat voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het maximum als bepaalde in artikel 18;

b.         balkons ten behoeve van aangrenzende bebouwing.

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.  de bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 8 m uit het hart van de stam van de op de kaart aangegeven monumentale boom te worden opgericht;

b.  voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 32.

 

           


 


Artikel 180  Verkeersdoeleinden II

 

1.  Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor VERKEERSDOELEINDEN II zijn bestemd voor:

a.  verblijfs- en verkeersruimte met de daarbij behorende verhardingen en groenvoorzieningen met dien verstande dat het aantal rijstroken maximaal 6 bedraagt met uitzondering van in- en uitvoegstroken en weefvakken.;

b.  alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanduiding ‘Openbaar Vervoer’ voor een ondergrondse route voor het openbaar vervoer.

 

 

2.  Bouwvoorschriften

  Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken,   geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen geluidwerende voorzieningen, worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 2  32.


Artikel 9191           Water

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor WATER zijn bestemd voor de waterhuishouding in samenhang met watersport alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanwijzing Openbaar Vervoer tevens voor een route voor het openbaar vervoer en langzaam verkeer.

:

2.         Gebruiksvoorschriftena.  de wateraanvoer en -afvoer en waterberging alsmede voor de watersport, de sport en binnenvisserij en de binnenscheepvaart met bijbehorende voorziening zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen;.

b.  een brug ten behoeve van het langzaam verkeer, uitsluitend voorzover het betreft gronden met op de kaart de aanduiding ‘oeververbinding’;

c.  alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanduiding ‘Openbaar Vervoer’ voor een route voor het openbaar vervoer.

 

De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor wateraanvoer en afvoer en waterberging alsmede voor de watersport, de sport en binnenvisserij en de binnenscheepvaart met bijbehorende voorzieningen zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen, nutsvoorzieningen en ter plaatse van de aanwijzing ecologische zone tevens voor groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water en recreatieve langzaam verkeersroutes met een maximale breedte van 2 m.

 

23.         Bouwvoorschriften

In of op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden daaronder begrepen, waarvan de hoogte maximaal 4 m mag bedragen

 

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken,   geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, steigers ten behoeve van de toegang tot   naastgelegen gronden daaronder begrepen, waarvan de hoogte maximaal 4 m   mag   bedragen.

 


Artikel 12 Ecologische verbindingszone (medebestemming)

 

1. Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONE (medebestemming) zijn primair bestemd voor de instandhouding en bevordering van flora en fauna.

 

2. Bouwvoorschriften vanwege de bestemming Ecologische verbindingszone

Op deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.

 

3. Bouwvoorschriften vanwege de secundaire bestemmingen

Bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van de flora en fauna niet onevenredig wordt geschaad.

 


Artikel 20 Primair waterkeringsdoeleinden (medebestemming)

 

1. Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor PRIMAIR WATERKERINGSDOELEINDEN (medebestemming) zijn primair bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

 

2.Bouwvoorschriften vanwege de bestemming Primair waterkeringsdoeleinden

Op deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

 

2.Bouwvoorschriften vanwege de secundaire bestemmingen

Bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van de waterke­ring niet onevenredig wordt geschaad.

 

4. Adviesprocedure voor het bouwen

Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.


 Artikel 21103        Leidingen (medebestemming)

 

1.         Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor LEIDINGEN zijn mede bestemd voor:

a. binnen een afstand van …m van de medebestemming: een bovengrondse hoogspanningsleiding, … kV;

b. binnen een afstand van …m van de medebestemming: een ondergrondse hoogspanningsleiding, …kV;

c. binnen een afstand van …m van de medebestemming: een watertransportleiding;

d. bbinnen een afstand van 10 m van de medebestemming: een gas Transportleidingen., diameter X…;

e.  binnen een afstand van …m van de medebestemming: een brandstoftransportleiding;

f.  binnen een afstand van …m van de medebestemming: een rioolwaterpersleiding.

 

2.         Bouwvoorschriften vanwege de bestemming Leidingen

In en opOp deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.         Bouwvoorschriften vanwege samenvallende bestemmingen

Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.

 

4.         Adviesprocedure voor bouwen

Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling ten behoeve van de samenvallende bestemmingen te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

5.         Aanlegvoorschriften

I           Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de             volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.         het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

b.         het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

c.         het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

d.         het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;

e.         diepploegen;

f.          het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;

g.         het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

 

II          Het verbod als bedoeld in lid 5, onder I, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.         betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.         reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende bouwvergunning.

 

III          De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5, onder I, zijn slechts toelaatbaar voorzover het leidingbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

 

 

 

 

 

 

 

6.         Adviesprocedure voor aanlegvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

 


 

 

 

Artikel 11         Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)

 

1.         Doeleindenomschrijving

De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als “Archeologisch waardevol gebied” zijn mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden.

 

2.         Bouwvoorschriften

a.         Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouw­wer­ken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologische onderzoek noodzakelijk zijn. 

b.         Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor een aanlegvergunning door burgemeester en wethouders is ver­leend. Vrijstelling wordt verleend, indien mede op basis van archeologisch on­de­r­zoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet on­even­redig wor­den of kun­nen worden ge­schaad.

c.         Een aanlegvergunning, zoals in lid 2 sub b bedoeld, is niet vereist, indien:   

1.         op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeo­lo­gische waar­den aan­­­wezig zijn;

2.         het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de be­staande fundering wordt benut.

 

3.         Aanlegvoorschriften

a.         Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke ver­gunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de vol­gende werken, geen bouwwer­ken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1.         grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm diepte, waartoe worden gerekend het ophogen, afgra­ven, woe­­len, men­gen, diep­ploe­­­gen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, ver­ruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

2.         het verlagen van het waterpeil;

3.         het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden    verwijderd;

4.         het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

5.         Het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

6.         Alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en de niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. 

b.         De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 3 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch on­de­r­zoek is aangetoond dat de ar­­che­­o­lo­gi­sche waarden niet on­even­re­dig worden of kunnen worden geschaad.

c.         Het verbod, zoals in lid 3 sub a bedoeld, is niet van toepassing, indien:

1.         op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeo­lo­gische waar­den aan­­­wezig zijn;

2.         de werken en werkzaamheden:

3.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor­den van het plan;

4.         mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegver­gunning of een ont­gron­dings­vergunning;

5.         de werken en werkzaamheden op archeologisch onderzoek zijn gericht.

d.         Voor zover de in lid 5 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

1.         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

2.         de verplichting tot het doen van opgravingen, of

3.         de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

e.         De aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

f.          Alvorens de gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders de gemeentelijk archeoloog om advies. Bij een negatief advies van de gemeentelijk archeoloog wordt de aanlegvergunning niet verleend, dan nadat van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.

 

4.         Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 11 van de Wet op de ruim­te­lijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

1.         de medebestemming Archeologisch waar­de­vol ge­bied geheel of gedeeltelijke te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onder­zoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeo­lo­gische waar­den (meer) aan­­­wezig zijn;

2.         aan gronden alsnog de medebestemming Archeologisch waar­de­vol ge­bied toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing be­hoeft.

 

 


HOOFDSTUK III            OVERIGE BEPALINGEN

 

Artikel 24152  Gebruik van gronden en bouwwerken

 

1.         Het is verboden gronden, en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven be­stemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.

 

2.         Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

a.         opslagplaats voor bagger en grondspecie;

b.         opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind     of brandstoffen;

c.         uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;

d.  seksinrichtingen.

 

3.         Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

a.         vormen van gebruik als bedoeld in lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;

b.         het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;

c.         het uitoefenen van detailhandel voorzover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de voorschriften is toegestaan;

d.  de stalling van maximaal één toercaravan of boot op de bij een woning behorende grond, niet zijnde de voortuin.

 

4.         Het college verleent vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik van de grond
           en de bebouwing, die niet om dringende reden gerechtvaardigd is.


Artikel 25163         Dubbeltelbepaling

 

Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 26147         Overige bebouwingsvoorschriften

 

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en het bepaalde in hoofdstuk II en III van deze voorschriften.


Artikel 15827         Bestaande afstanden en andere maten

 

1.         Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de     Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

 

2.         Indien afstanden tot bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

3.         In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

 

 


Artikel 2819  Overschrijding bouwgrenzen

 
De bouwgrenzen/voorgevellijn mogen/mag in afwijking van de kaart en hoofdstuk II uitsluitend worden overschreden door:
a.  tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,   funderingen, balkons, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding niet   meer dan 2,5 m bedraagt;
b.  tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m   bedraagt;
c.  andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan   1,5 m bedraagt.

Artikel 16290         Algemene vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen

 

1.         Het college is bevoegd – tenzij op grond van hoofdstuk II terzake reeds vrijstelling kan worden verleend – vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor:

a.         afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1.00 m mogen worden verhoogd;

b.         overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

 

2.         Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersafwikkeling ter plaatse.


Artikel 301721         Algemene Wijzigingsbevoegdheiden

 

1.  Specifieke wijzigingsbevoegdheid

  Het college is bevoegd de bestemming van de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “Gebied met wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO” te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.  …;

 

2.   Een besluit tot wijziging ten behoeve van de beoogde functie mag niet eerder worden geno­men dan nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde func­tie.

 

31.         Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenze  n:

  Het college is bevoegd de in het plan opgenomen bestem­mingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de over­schrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer ddan 10% worden vergroot.

 

42.  Ter plaatse van de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied wordt   een besluit tot wijziging ten behoeve van de beoogde functie(s) niet eerder genomen dan   nadat op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie:

a. geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld.

 


Artikel 183122         Hoogteaanduidingen

 

1.         Voor de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen dienen – naast hetgeen in lid 3 of hoofdstuk II van de voorschriften is bepaald – de op de plankaart aangegeven goothoogten in acht genomen te worden.

 

2.         De maximaal toelaatbare bouwhoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 3 en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Voorzover op de kaart de goothoogte is aangegeven, mag de maximaal toelaatbare hoogte te­vens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.

 

3.         De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag –   tenzij op de plankaart, in hoofdstuk II of de overige voorschriften anders is bepaald – maximaal bedragen:

 

 

 

Bouwhoogte

 

Van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied en openbaar groen

1 m

 

Van erf- en terreinafscheidingen elders

2 m

 

Van lichtmasten

9 m

 

Van vrijstaande antenne-installaties t.b.v. telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast

15 m

 

Van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast

5 m

 

Van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes

5 m

 

Van schotelantennes

3 m

 

Van overig straatmeubilair

6 m

 

Van tuinmeubilair

2 m

 

Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van geluidwerende voorzieningen

3 m

 

Van geluidwerende voorzieningen

20 m

 


Artikel 321923         Algemeen procedurevoorschrift

 

Bij toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht, zoals deze onderdeel uit­maakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:

a.         het ontwerpbesluit tot vrijstelling of wijziging of uitwerking ligt met bijbehorende stukken gedurende 42 weken ter inzage;

b.         het college maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de ge­bruikelijke wijze bekend;

c.         de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;

d.         gedurende de onder a 0a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.

 

 

 


Artikel 20433         OvergangsbepalingenGebruik in strijd met het plan

 

1.         1.         Gebruik in strijd met het plan

a.         Het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet;.

 

b2.         Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voorzover daardoor de be­staande afwijkingen van het plan worden verkleind;.

 

c3.         Het bepaalde in lid 1 onder a en ben 2 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.

 

2.         Bouwen in strijd met het plan

a.         Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan af­wijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip van tervisielegging, hetzij na dit tijdstip, is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag,  mits de be­staande afwijkingen niet worden vergroot:

I. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

II. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan;

b.         Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 onder a  ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte;

c.         Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 2 onder a sub II voorzover dit vanwege een terzake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is. 
Artikel 2534  Bouwen in strijd met het plan

 

1.  Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan af­  wijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip van tervisielegging, hetzij na dit tijdstip, is of   wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag,  m  mits de be­staande afwijkingen niet worden vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.

 

2.  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van   vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10%   van de oppervlakte respectievelijk hoogte.

 

3.  Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 1, onder b,   voorzover dit vanwege een terzake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is. 


Artikel 35216         Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in:

-           artikel 10 lid 5;

-           artikel 11 lid 3;

-           artikel 12 lid 1;

wordt hierbij aangeduid als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 20 van de Wet op de economische delicten.

 

 


Artikel 36227         Titel

 

Dit plan kan worden aangehaald onder de titel:

 

                        Bestemmingsplan TNO-Zuidpolder


 

 BIJLAGE 1  FIGUUR X


BIJLAGE 121                   LIJST VAN BEDRIJFSTYPEN

 

 

 

 

In de Lijst van Bedrijfstypen is aan de typen bedrijven een categorie toegekend. Onderstaande tabel geeft de afstand aan die tussen de categorieën en milieugevoelige bestemmingen in acht moet worden genomen per gebiedstypen. Een x staat voor: zonder meer toegestaan, (x) wil zeggen onder voorwaarden en een M staat voor maatbestemming. Het plangebied valt onder Woonwijk 1.

 

 

 

Categorie→

Gebiedstypen↓

1

0 meter

2

0 meter

3.1

30 meter

3.2

50 meter

4

100-200 m

5

 

Binnenstad

X

X

(X)

M

M

-

Woonwijk 1

X

X

(X)

M

-

-

Woonwijk 2

X

(X)

-

-

-

-

Voorzieningenwijken

X

X

(X)

M

M

-

Bedrijventerrein 1

X

X

X

X

(X)

M

Bedrijventerrein 2

X

X

X

(X)

(X)

-

Buitengebied

X

X

M

M

-

-

Hoofdinfrastructuur

X

X

(X)

(X)

-

-

 

p.m.

 



[1] Onder b,c en d staan slechts voorbeelden, die afgestemd moeten worden op het te maken plan.