VOORSCHRIFTEN DEEL UITMAKENDE
VAN HET BESTEMMINGSPLAN
TNO-ZUIDPOLDER:
PLANKAARTEN:
RO 28-21-03
TER VISIE
GELEGD DOOR HET COLLEGE
d.d. …
VASTGESTELD
DOOR DE RAAD
d.d. …
GOEDGEKEURD
DOOR G.S.
d.d. …
ONHERROEPELIJK
d.d. …
februari 2005 24-12-03
INHOUD
HOOFDSTUK I ALGEMENE
BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen 43
Artikel 2 Wijze
van meten 687
HOOFDSTUK II BESTEMMINGEN
EN GEBRUIK
Artikel 3 Beschrijving in hoofdlijnen 9
Artikel 34 Woondoeleinden 1079
Artikel 454 BedrijfsdoeleindenKantoordoeleinden 821
Artikel 556 Gemengde doeleinden Bedrijfsdoeleinden
93
Artikel 676 Doeleinden voor
toegepast
natuurwetenschappelijk
onderzoekGemengde doeleinden 10 154
Artikel 787 Groen Maatschappelijke
doeleinden 117
Artikel 898 Verkeersdoeleinden
IDetailhandelsdoeleinden 182
Artikel 910 Verkeersdoeleinden IIHoreca 2019
Artikel 1091 WaterHotel 22131
Artikel 112 Ecologische verbindingszone (medebestemming)Garages
en bergplaatsen 232
Artikel 103 Leidingen (medebestemming)Nutsvoorzieningen 21443
Artikel 1314 Archeologisch waardevol gebied (medebestemming) Tuin 515
Artikel 14 Voortuin 265
Artikel 15 Openbaar
groen 276
Artikel 16 Park 287
Artikel 17 Verkeersdoeleinden
I 298
Artikel 18 Verkeersdoeleinden
II 3029
Artikel 19 Water 310
Artikel 20 Primair
waterkeringsdoeleinden (medebestemming) 321
Artikel 21 Leidingen
(medebestemming) 332
Artikel 22 Archeologisch
waardevol gebied (medebestemming 354
Artikel 23 Molenbeschermingszone
(medebestemming) 376
HOOFDSTUK III OVERIGE
BEPALINGEN
Artikel 21254 Gebruik van gronden en
bouwwerken 17387
Artikel 25136 Dubbeltelbepaling 31898
Artikel 26147 Overige bebouwingsvoorschriften 401939
Artikel 271518 Bestaande afstanden en maten 20410
Artikel 2819 Overschrijding bouwgrenzen 421
Artikel 291620 Algemene vrijstelling t.b.v. geringe
afwijkingen 21432
Artikel 301721 Algemene Wijzigingsbevoegheid 22434
Artikel 311822 Hoogteaanduidingen 23445
Artikel 321923 Algemeen procedurevoorschrift 24465
Artikel 33204 Overgangsbepalingen 25Gebruik in strijd met het plan 476
Artikel 3425 Bouwen in strijd met het plan 487
Artikel 35216 Strafbepaling 26498
Artikel 36227 Titel 502749
BBIJLAGEN
11 Figuur X 510
21 Lijst van
Bedrijfstypen 528
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze
voorschriften wordt verstaan onder:
1. het plan:
het
bestemmingsplan TNO-Zuidpolder… van de gemeente Delft;
2. de kaart:
de kaart
met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1…
bladen, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen
gronden zijn aangewezen;
3. aan-huis-gebonden beroep:
een
dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitstraling heeft die met een woonfunctie in overeenstemming is;
4. archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of
instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
5. balkon:
open buitenruimteuitbouw
met balustrade uitkragend aan een verdieping van een aangrenzend hoofdgebouw;
6.
bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak
of, ingeval dat niet voorkomt, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een
percentage van de oppervlakte van het betreffende vlak;
7. bestemmingsgrens:
een op de
kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
8. bestemmingsvlak:
een op de
kaart aangegeven vlak met
eenzelfde bestemmingvlak met eenzelfde bestemming;
9. bedrijf:
een bedrijf
dat gericht is op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de Lijst van
Bedrijfstypen, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca;
10. bedrijfswoning/dienstwoning
een woning
in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van
het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
101. beroeps-
c.q. bedrijfsoppervlakte:
het totale
vloeroppervlakte van een ruimte die wordt gebruikt voorbinnen een functie die wordt
gebruikt voor een een aan huis gebonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een
dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieve ruimten;
121. bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
123. bouwgrens:
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt
van het bouwvlak;
1314. bouwvlak:
een op de
kaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn
toegelaten;
145. bouwlaag:
een tussen twee opeenvolgende
vloeren gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw met uitsluiting van
een kap en met een maximale hoogte van 4.00 mdoorlopend gedeelte van een
gebouw dat door, op (bij benadering) gelijke hoogte liggende, vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3.50 m;
165. bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van
bestemmingwelke hetzij direct of indirect met de
grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te
functioneren;
17. het college:
het college van burgemeester en
wethouders
18. cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied
toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;
21. detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit;
22. dienstverlening:
het
aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke
diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes en
instellingen inzake welzijn en gezondheid;
23. discotheek:
een
horecabedrijf met als hoofddoel het verstrekken van dranken voor consumptie ter
plaatse in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische
muziek en het gelegenheid geven tot dansen.
figuur X:
de
figuur, die onderdeel uitmaakt van de voorschriften;
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
24. hoofdgebouw:
een gebouw,
dat
op een bouwperceel dat door
zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste
gebouw valt aan te merken;
25. horeca:
een
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van
drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder
in ieder geval worden verstaan café’s, restaurants, lunchrooms, snackbars en
hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven;
hotel:
een
horecabedrijf met beperkte invloed op het woon- en werkklimaat van de omgeving
dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van overnachtingsgelegenheid waarbij
het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is;
kantoor:
een bedrijf
dat niet op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve,
adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
26. kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige
wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht
op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt,
waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
27. Lijst
van Bedrijfstypen:
de Lijst
van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften, hierna genoemd
LvB;
28. maatschappelijke
voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid,
cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en
veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
29. nutsvoorzieningen:
voorzieningen,
zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers,
bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van
(ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor
telecommunicatie;
30.
maatschappelijke
voorzieningen:
(overheids)voorzieningen
inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en
veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
peil:
a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van de
hoofdtoegang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
2931. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard
plaatsvinden;
302. voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of,
indien het een gebouw betreft met meer
dan één naar de weg gekeerde gevels, de
gevels die kennelijk als zodanig moeten worden aangemerkt;
323. wegmeubilair:
bouwwerken,
geen gebouw zijnde, van beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling ten
behoeve van de bestemming verkeersdoeleinden en openbaar groen;
343. woning:
een complex
van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke
huishouding;
woongebouw:
een
gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar
gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden;
Bij de toepassing
van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
1. de breedte en lengte of diepte van
een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de
buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
2. de oppervlakte van een gebouw:
de oppervlakte van de grond
die in beslag wordt genomen door de verticale projectie van een bouwwerk,
gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hartlijnen van
scheidingsmuren.
3. de inhoud van een gebouw:
tussen de bovenzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken
en dakkapellen.
[OF
bij niet-horizontale ligging van het maaiveld:]
tussen:
- de bovenzijde van de laagst gelegen
vloer boven de horizontale snijlijn van de verst bij de kruin van het dak gelegen gevel met het maaiveld voor
het begin van de bouw;
- de buitenzijde van de gevels en/of
het hart van de scheidsmuren; en
- de buitenzijde van de daken en
dakkapellen.
4. de goot (- of boeiboord)hoogte
van een gebouw:
tussen het
peil en de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen
constructiedeel; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer
dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer
bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan
70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of
boeibordhoogte aangemerkt.
[OF:]
tussen het
peil en de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en heteht dakvlak; indien
zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen
bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de
gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of
boeibord van de dakkapel of dakopbouw als hoogte aangemerkt.
[OF
bij niet-horizontale ligging van het maaiveld:]
tussen de bovenkant van goot,
boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en de hoogst gelegen
horizontale snijlijn van de dichtst bij de kruin van de dijk gelegen gevel met
het maaiveld.
35. bouwhoogte van een gebouw:
de
afstand tussen het peil en de bovenkant van een gebouw met uitzondering van antennes, kleine liftkokers,
schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelentussen het peil en de
bovenkant van een gebouw.
4[OF
bij niet-horizontale ligging:]
tussen
de hoogst gelegen horizontale snijlijn van de dichtst bij de kruin van de dijk
gelegen gevel met het maaiveld en de bovenkant van het gebouw.
6. de bouwhoogte van een ander bouwwerk/bouwwerk,
geen gebouw zijnde:
de
afstand tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij
constructies worden de werken in verticale stand gemetenmeegerekend.
57. de bouwhoogte van balkon- en
terrasafscheidingendakterrasafscheidingen:
de
hoogte van balkon- en terrasafscheidingen wordt gemeten vanaf de bovenkant van
de bebouwing waarop de afscheiding is geplaatsttussen de onderkant en het
hoogste punt van de dakterrasafscheiding.
8. de bouwhoogte van een
antenne-installatie:
tussen de onderkant en het hoogste punt van de
antenne-installatie.
9. afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede
afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
HOOFDSTUK II BESTEMMINGEN EN GEBRUIK
1. Streefbeeld
Hoofddoel van het plan is om een ruimtelijk en
functioneel kader aan te geven voor de ontwikkelings- en beheerfase van het
terrein TNO-Zuidpolder.
In aanvulling op de overige bepalingen in het plan
– in voorschriften en op de plankaart – is hierna een aantal belangrijke
doelstellingen en kenmerken aangegeven waarvan de realisering wordt
nagestreefd.
2. Algemene karakteristiek en volumes
a. als uitgangspunt voor de ruimtelijke structuur
geldt een goed toegankelijke kwadrantenstructuur waarbij ook de openbare
ruimte zodanig wordt ingericht dat een heldere geleding ontstaat;
b. de zonering van de functies in het gebied
dient aan te sluiten op de omgeving: woningbouw dient in hoofdzaak aan de noordzijde van het plangebied gerealiseerd
te worden in aansluiting op de wijk Wippolder. De geplande overige functies
dienen aan de zuidzijde te worden gerealiseerd in aansluiting op het
bedrijventerrein Delftech. De
bedrijfsmatige activiteiten voor het bedrijf TNO concentreren zich
aan de noordoostzijde van het plangebied;
c. parkeren dient voor minimaal 60% opgelost te worden
binnen de bebouwingsstructuur, bij voorkeur in een gebouwde voorziening. De
groene randen aan de buitenzijden van het plangebied en het openbaar gebied
dienen vrij te zijn van parkeren;
d. de hoofdgebouwen in het plangebied worden om
stedenbouwkundige redenen uitgevoerd met een plat dak;
e. het principe is dat per bedrijfs- of andere
vestiging alle activiteiten inclusief opslag en parkeren, op de eigen
(bedrijfs)kavel plaatsvindt, althans zoveel mogelijk buiten de openbare ruimte;
f voor wat betreft de planologische ruimte die in het plan wordt gegeven
voor bedrijven wordt er
naar gestreefd deze ruimte te benutten voor marktsegmenten die zoveel mogelijk
complementair zijn op de marktsegmenten van Technopolis en Harnaschpolder. De
op te richten bedrijven mogen niet consumentgericht zijn, geen
groothandel zijn en geen
sterk verkeersaantrekkende werking hebben;
g. het aantal
woningen in het plangebied bedraagt maximaal 330 en het totaal aantal m2 voor bedrijven bedraagt
maximaal 20.000 b.v.o.
3. Representatieve zijde
de representatieve
zijden worden in dit plan gevormd door de buitenranden van het plangebied (kaartje?).In deze
zones wordt gestreefd naar realisering van een terrein met een representatief
karakter: bebouwing en bijbehorende voorzieningen en open ruimten dienen naar
situering en uiterlijke verschijningsvorm vanaf de desbetreffende weg gezien,
zoveel mogelijk een representatief karakter te hebben; dat representatieve
karakter betreft in ieder geval de volgende punten:
a. de naar de weg gekeerde, van daaraf zichtbare
gevels van gebouwen mogen in principe geen gesloten karakter hebben; volledig
blinde gevels moeten worden voorkomen;
b. onbebouwde gronden tussen enerzijds de weg en
anderzijds de gebouwen die het dichts bij de weg zijn gelegen, mogen niet voor
buitenopslag worden gebruikt;
c. ter hoogte
van naar de weg gerichte gevels van gebouwen dienen in principe geen
voorzieningen ten behoeve van de aan- en afvoer van goederen zichtbaar te zijn,
zoals laadperrons, omvangrijke loods- en garagedeuren en hijs- en andere industriele installaties en werktuigen;
d. als indicatie voor de gewenste
verschijningsvorm van naar de weg gerichte gebouwen wordt gedacht aan met of behorende bij de functies: kantoor- en
kantinegedeelten van voorzieningen alsmede ingangspartijen.
4. Wijze van nastreven
De in het vorige lid aangegeven, in belangrijke
mate kwalitatieve doelstellingen worden in hoofdlijnen op de volgende wijzen nagestreefd.
In ieder geval het gemeentebestuur toetst daaraan en geeft daaraan uitvoering:
a. bij het (her)inrichten van openbare
buitenruimten;
b. bij het
formuleren van welstandscriteria, specifiek gericht op bouwactiviteiten in dit
gebied;
c. bij gronduitgifte
en bij andere vormen van medewerking aan de realisering van het plan, zonodig
door het daarbij stellen van voorwaarden, die specifiek op realisering van de
doelstellingen zijn gericht, en
d. bij de uitoefening van de hierna in de
voorschriften aangegeven bevoegdheden.
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor
WOONDOELEINDEN zijn bestemd voor:
a. wonen
en in samenhang daarmee voor
de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten uit categorie 1 van de LvB;
b. bij
deze bestemming behorende voorzieningen zoals (voor)tuinen,
parkeervoorzieningen, groen en verblijfsgebied,;
c. g. maatschappelijke
doeleinden;alsmede uitsluitend voor zover het betreft de
gronden met op de plankaart de aanwijzing ‘O’ voor: hoger
beroepsonderwijs;
d. alsmede
uitsluitend voor zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanwijzing
‘geluidsschermen
toegestaan’
voor: geluidsschermen.
en nutsvoorzieningeb.
plaatse van de aanwijzing (c) voor het behoud en het herstel van de ter
plaatse aanwezige cultuurhistorische
waarden.
a. het bruto
vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten (en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) niet
groter is dan 30 % van het
vloeroppervlak van de woning,
inclusief aan- en uitbouwen en erfbebouwing;
b. ten behoeve
van de kantoor- en/of praktijkruimten (en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) in
parkeergelegenheid wordt voorzien;
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet
gepaard gaan met horeca en/of detailhandel.
3. Bouwvoorschriften
In en Oop deze
gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. dakkappen op de
hoofdgebouwen zijn niet
ellen zijn uitsluitend toegestaan aan de
achterzijde van het hoofdgebouw;
b. een
dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;toegestaan;
c. de op de kaart aangegeven maximale hoogte
van de hoofdgebouwen mag worden overschreden
door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit
in figuur X is gedefinieerd;
d. de
nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen
en de hellingshoek van de denkbeeldige
kapprofiel maximaal 55°;
e. de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen
mag maximaal 1,5 m bedragen.ab. het bebouwingspercentage binnen het
bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan op de plankaart aangegeven;
c. de
op de kaart aangegeven bebouwingsgrens mag niet worden overschreden.
d. voor
bouwwerken geen gebouw zijnde geldt het bepaalde in artikel 18.
f. de
diepte van balkons mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, maximaal 1,5 m bedragen;
g. dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan op
aan- en uitbouwen;
h. de afstand tussen dakterrassen en de
erfgrens dient minimaal 1 m te bedragen; op de een
aangrenzend gebouw een dakterras aanwezig is mag het dakterras in de erfgrens worden gebouwd;
i. de bouwhoogte van de balkon- en
dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen;
j. voor wat
betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde
in artikel 22, tenzij hieronder anders bepaald.
a. erkers en entrees, en
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
II Voor het
bouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal de
hoogte van de aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen,
de diepte maximaal 1 m en de oppervlakte maximaal 3 m²;
b. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal 1 m
bedragen en die van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2,5
m.
4. Bouwvoorschrift
met vrijstellingsbevoegdheid cultuurhistorische waarden
Ter plaatse van de aanwijzing (c) zijn
bouwwerken slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling
door het college is verleend. Het college verleent de vrijstelling indien de cultuurhistorische waarden niet
onevenredige worden of kunnen worden geschaad toetsingscriteria
daarbij zijn:
a.de bouwmassa naar
hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
a.de dakvorm,
nokrichting, dakhelling, dakoverstekken en de goot- en daklijsten.
Alvorens
omtrent het verlenen van de vrijstelling te beslissen wint het college schriftelijk advies in bij de Commissie
voor Welstand en Monumenten.
475. Vrijstellingsbevoegdheden
LvB
I Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :
a. het
bepaalde in lid 1 onder
a om de aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de
omgeving (gelet op de specifieke werkwijze
of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen
worden te behoren tot categorie 1 van de
LvB;
b. het bepaalde in lid 1 om aan-huis-gebonden-beroepen en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
toe bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2
van de LvB mogelijk te maken;
b. het
bepaalde in lid 1 onder a om aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de
LvB,
indien en voor zover deze naar hun aard
en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst
aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten)
geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB.
II Het
college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de
omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm
alsmede getoetst aan de aangegeven milieuaspecten) geacht kunnen worden te
behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig
wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt
aandacht besteed aan: sociale veiligheid,
groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.
Artikel 4 Kantoordoeleinden
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor
KANTOORDOELEINDEN zijn bestemd voor kantoren
uit categorie 1 van de LvB.
2. Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de
bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. dakkapellen
zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
b. een
dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
c. de op de kaart aangegeven maximale hoogte van
de hoofdgebouwen mag worden overschreden
door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit
in figuur X is gedefinieerd;
d. de
nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen
en de hellingshoek van de denkbeeldige
kapprofiel maximaal 55°;
e. de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen
mag maximaal 1,5 m bedragen.
3. Vrijstellingsbevoegdheden
LvB
Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen
van:
a. het bepaalde in lid 1 om kantoren vallend
binnen categorie 2 van de LvB mogelijk te maken,
indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven
maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB;
b. het bepaalde in lid 1 om kantoren toe te
laten die niet genoemd worden in de LvB, indien
en voor zover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven
maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB.
4.
Vrijstellingsbevoegdheden
dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen
I Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen
van:
a. het bepaalde in lid 2 onder a voor het
plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij-
en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het
bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel
in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het
denkbeeldige kapprofiel mag bedragen, zie
figuur X ;
c. van het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen plaatsing van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig
kapprofiel, waarvan de bouwhoogte maximaal
1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.
II.
Het college verleent de in lid 4 genoemde
vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden
en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria daarbij
zijn:
a.
de bezonningssituatie op de aangrenzende
erven of tuinen;
b.
de lichttoetreding van het naastgelegen
hoofdgebouw;
c.
privacy;
d. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft
straatbeeld, eenheid in noklijn en eenheid
in het kapprofiel.
Artikel 5 Bedrijfsdoeleinden
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor
BEDRIJFSDOELEINDEN zijn bestemd voor:
a. bedrijven uit categorie 1 en 2 van de LvB:
b. ter plaatse van de aanduiding I tevens een
drukkerij (SBI 2222);
c. ter plaatse van de aanduiding II tevens een
steenhouwerij (SBI 267);
d. ter plaatse van de aanduiding III tevens een
reinigingsmiddelenhandel (SBI 5155.1)[1];
met dien verstande
dat seksinrichtingen niet zijn toegestaan
2. Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de
bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. dakkapellen
zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
b. een
dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
c. de op de kaart aangegeven maximale hoogte van
de hoofdgebouwen mag worden overschreden
door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit
in figuur X is gedefinieerd;
d. de
nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen
en de hellingshoek van de denkbeeldige
kapprofiel maximaal 55°;
e. de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen
mag maximaal 1,5 m bedragen.
3. Vrijstellingsbevoegdheden
LvB
Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen
van :
a. het bepaalde in lid 1 om bedrijven uit
categorie 3.1 van de LvB mogelijk te maken, indien en voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet
op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven
maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB;
b. het bepaalde in lid 1 om bedrijven toe te
laten die niet genoemd worden in de LvB, indien
en voor zover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven
maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB.
4.
Vrijstellingsbevoegdheid
seksinrichtingen
Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen
van het bepaalde in lid 1 voor het uitoefenen
van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:
a. binnen het gehele gemeentelijke grondgebied
zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;
b. binnen een straal van 250 m vanaf NS-stations
en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen
en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;
c. de afstand tussen de seksinrichting en de
dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal
10 m te bedragen;
d.
de onderlinge afstand tussen de twee
seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;
e. ten behoeve van de seksinrichting dient in
voldoende mate in parkeergelegenheid voor de
bezoekers te zijn voorzien;
f. een seksinrichting in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is niet toegestaan.
5. Vrijstellingsbevoegdheden
dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen
I Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. het bepaalde in lid 2 onder a voor het
plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij-
en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het
bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel
in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het
denkbeeldige kapprofiel mag bedragen,
zie figuur X;
c. van het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen plaatsing van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig
kapprofiel, waarvan de bouwhoogte maximaal
1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.
II.
Het college verleent de in lid 4
genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden
en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria
daarbij zijn:
a.
de bezonningssituatie op de
aangrenzende erven of tuinen;
b.
de lichttoetreding van het naastgelegen
hoofdgebouw;
c.
privacy;
d. de
stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en
eenheid in het kapprofiel.
Artikel 456 Bedrijfsdoeleinden
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor BEDRIJFSDOELEINDEN zijn
bestemd voor:
a. bedrijven met dien verstande dat
seksinrichtingen en groothandelsbedrijven niet zijn toegestaanuit
categorie 1 en 2 van de LvB;wonen
en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten;
ben nutsvoorzieningeb.
plaatse van de aanwijzing (c) voor het behoud en het herstel van de ter
plaatse aanwezige cultuurhistorische
waarden.
c. detailhandel;
d. kantoren;
e. ruimten voor praktijkuitoefening;
c. f. dienstverlening waaronder
begrepen expositieruimten uit de categorie
1 en 2 van de LvB tot een gezamenlijke maximale omvang van 4.000 m2 b.v.o;
e. alsmede
uitsluitend voor zover het betreft gronden met op de plankaart de
aanwijzing “Ktno” voor 20% van het oppervlak met die aanwijzing
voor kantoren ten behoeve van de toegelaten bedrijven voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek tot een maximale
omvang van 11.000 m2 b.v.o;
c. g. maatschappelijke
doeleinden;alsmede uitsluitend voor zover het betreft de
gronden met op de plankaart de aanwijzing ‘O’ voor: hoger
beroepsonderwijsdoeleinden; woon-werkunits
(short stay facilities) en doeleinden uit de cat;
d. de onder a genoemde functie is uitsluitend toegestaan voor
zover zij behoort
tot categorie 1 en 2 van de LvB. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals
parkeervoorzieningen, groen, verblijfsgebied en nutsvoorzieningen.
c. bedrijven die krachtens artikel 2.4 van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb 1993, 50, laatstelijk
gewijzigd bij besluit van 20 maart 1995, Stb. 173) zijn aangewezen als
inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
2. Bouwvoorschriften
In of
op dOp deze gronden mogen ten behoeve van
de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. het
bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op
de plankaart aangegeven;
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan op de plankaart aangegeven met dien verstande dat ter plaatse van de aanwijzing
“K” voor 20 % van het oppervlak met die aanwijzing een bouwhoogte is toegestaan
van 40 meter;
c de
op de kaart aangegeven bebouwingsgrens niet mag worden overschreden.
3. Vrijstellingsbevoegdheden LvB
I. Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van :
a. het bepaalde in lid 1
om de onder a tot en met g om de genoemde
functies onder a agenoemde functie uitlsmede
maatschappelijke doeleinden als genoemd onder sub d uit
categorie 3.12
van de LvB toe te laten;
b. het bepaalde in lid 1
om de toegelaten
functies onder a genoemde functie uit
categorie 3.1 van de LvB toe te laten die niet genoemd worden in de toe te laten
die niet genoemd worden in deonder a tot en met
g genoemde functies uit
categorie 2 van de LvB toe
te laten die niet genoemd worden in de LvB,, indien en
voor zover deze naar hun aard en invloed op de
omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm
alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen
worden te behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB.LvB;
II. Het
college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en
invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven milieuaspecten) geacht
kunnen worden te behoren tot categorie 2 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet
nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.
indien en voor zover deze naar hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de
specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te
behoren tot categorie 1 van de LvB.
4. Vrijstellingsbevoegdheid
seksinrichtingen
Het college is bevoegd vrijstelling
te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het uitoefenen van een
seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:
a. binnen het gehele gemeentelijke
grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;
b. binnen een straal van 250 m vanaf
NS-stations en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen en scholen zijn
seksinrichtingen niet toegestaan;
c. de afstand tussen de seksinrichting en
de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 m te bedragen;
d. de onderlinge afstand tussen de twee
seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;
e. ten behoeve van de seksinrichting dient
in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;
f. een seksinrichting in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is
niet toegestaan.
II. Het
college verleent de in lid 6 genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden en
woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast,
toetsingscriteria daarbij zijn:
a. de
bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
b. de
lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw;
c. privacy;
d. de
stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft straatbeeld, eenheid in noklijn
5. Vrijstellingsbevoegdheden
dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen
I Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3 onder a voor
het plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij- en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het
bepaalde in lid 3 onder c voor het plaatsen
van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel in het verlengde van de
achtergevel, waarvan de maximale bouwhoogte
niet meer dan de nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel mag bedragen, zie figuur X ;
c. van het bepaalde in lid 3 onder c voor het plaatsen plaatsing van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig
kapprofiel, waarvan de bouwhoogte maximaal
1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.
II.
Het college verleent de in lid 5
genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden
en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria
daarbij zijn:
a.
de bezonningssituatie op de aangrenzende
erven of tuinen;
b.
de lichttoetreding van het naastgelegen
hoofdgebouw;
c.
privacy;
d. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat
betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en eenheid
in het kapprofiel.
Artikel 65 Gemengde doeleinden
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor GEMENGDE
DOELEINDEN zijn bestemd voor:
a. bedrijfsdoeleinden;
b. wonen,
met dien verstande dat voor deze functie artikel 3 van deze voorschriften,
overeenkomstig van toepassing is;
c. maatschappelijke
voorzieningen;
d. de
onder a, b, en c genoemde
functies zijn
uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 en 2 van de LvB;
3. Bouwvoorschriften
In
of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de
volgende bepalingen:
a. het
bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op
de plankaart aangegeven;
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan op de plankaart aangegeven;
c. de
op de kaart aangegeven bebouwingsgrens mag niet worden overschreden. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming
uitsluitend gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. kappen
op hoofdgebouwen zijn niet toegestaan;
b. het bebouwingspercentage binnen het
bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart aangegeven;
c. voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 22.
5. Vrijstellingsbevoegdheid
dakopbouwen
I Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. de op de plankaart aangegeven maximale bouwhoogte
voor het plaatsen van dakopbouwen ter hoogte van maximaal één bouwlaag en met
dien verstande dat deze bouwlaag minimaal 3 meter terug ligt ten opzichte van
de daaronder liggende bouwlaag.
II. Het college verleent de in lid 6 genoemde
vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden
en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria
daarbij zijn:
a. de bezonningssituatie op de aangrenzende
erven of tuinen;
b. de lichttoetreding van het naastgelegen
hoofdgebouw;
c. privacy;
d. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat
betreft straatbeeld, eenheid in noklijn.
Artikel 76 Doeleinden voor toegepast natuurwetenschappelijk
onderzoekMaatschappelijke
doeleinden
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor TOEGEPAST
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEKMAATSCHAPPELIJKE
DOELEINDEN zijn bestemd voor :
a. bedrijven ten
behoeve van de toegepaste natuurwetenschap onderzoek waaronder begrepen
laboratoria, uit de
categorie 1 en 2 van de LvB;
b. maatschappelijke
voorzieningen uit categorie 1 en 2 van de LvB.technisch hoger
onderwijs uit de categorie
1 en 2 van de LvB;
c. alsmede
uitsluitend voor zover het betreft gronden met op de plankaart de
aanwijzing “Ktno” voor kantoren ten behoeve van de toegelaten bedrijven voor
toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek tot een maximale
omvang van 21.000 m² b.v.o;
d. alsmede
uitsluitend voor zover het betreft gronden met op de plankaart de
aanwijzing “K” voor kantoren tot een maximale
omvang van 4.000 m² b.v.o;
e. de onder a tot en met c
genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot
categorie 1 en 2 van de LvBbij deze bestemming behorende voorzieningen zoals
parkeervoorzieningen, verblijfsgebied, groen en water.
2. Bouwvoorschriften
In
of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de
volgende bepalingen:
a. het
bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op
de plankaart aangegeven;
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan op de plankaart aangegeven;
c. de
op de kaart aangegeven bebouwingsgrens mag toe niet worden overschreden.Op deze
gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd met inachtneming van de volgende
bepalingen:
a. dakkappenellen op
hoofdgebouwen zijn niet toegestaan zijn uitsluitend
toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
b. het
bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op
de plankaart aangegeven;
c. voor wat
betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde
in artikel 22.een dakkapel mag
maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
c. de op de kaart aangegeven maximale hoogte
van de hoofdgebouwen mag worden overschreden
door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit
in figuur X is gedefinieerd;
d. de
nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen
en de hellingshoek van de denkbeeldige
kapprofiel maximaal 55°;
e. de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen
mag maximaal 1,5 m bedragen.
3. Vrijstellingsbevoegdheden LvB
I. Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. het
bepaalde in lid 1 om de onder a tot en met c genoemde functies uit categorie 3.1 van de LvB toe te laten;
b. het bepaalde in lid 1 om de onder
a tot en met c genoemde functies uit categorie 3.1 van de LvB toe te laten die
niet genoemd worden in de LvB;
II. Het
college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en
invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven milieuaspecten) geacht
kunnen worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van de
leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:
sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren.
Het college is bevoegd
vrijstelling te verlenen van :
a. het bepaalde
in lid 1 om de onder a en b genoemde functiesde
maatschappelijke voorzieningen uit categorie 3.1 van de LvB toe te laten, indien en
voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving
(gelet
op de specifieke werkwijze of
bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende
milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en 2
van de LvB;
Artikel 8 Detailhandelsdoeleinden
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor
DETAILHANDELSDOELEINDEN zijn bestemd voor het uitoefenen van detailhandel en de
daaraan gebonden horeca en dienstverlening uit categorie 1 van de LvB.
2. Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de
bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. dakkapellen
zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
b. een
dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
c. de op de kaart aangegeven maximale hoogte
van de hoofdgebouwen mag worden overschreden
door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit
in figuur X is gedefinieerd;
d. de
nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen
en de hellingshoek van de denkbeeldige
kapprofiel maximaal 55°;
e. de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen
mag maximaal 1,5 m bedragen.
3. Vrijstellingsbevoegdheden
LvB
Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van :
a. het bepaalde in lid 1 om de
uitoefening van detailhandel en de daaraan gebonden horeca en dienstverlening uit categorie 2 van de LvB mogelijk te
maken, indien en voor zover deze naar
aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de
aangegeven maatgevende milieuaspecten)
geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB;
b. het bepaalde in lid 1 om de
uitoefening van detailhandel en de daaraan gebonden horeca en dienstverlening toe te laten die niet genoemd worden in
de LvB, indien en voor zover deze naar
hun aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm
alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende
milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 van de LvB.
4.
Vrijstellingsbevoegdheden
dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen
I Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. het bepaalde in lid 2 onder a voor het
plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij-
en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het
bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel
in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het
denkbeeldige kapprofiel mag bedragen,
zie figuur X ;
c. van het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen plaatsing van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig
kapprofiel, waarvan de bouwhoogte maximaal
1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.
II.
Het college verleent de in lid 4
genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden
en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria
daarbij zijn:
a.
de bezonningssituatie op de
aangrenzende erven of tuinen;
b.
de lichttoetreding van het naastgelegen
hoofdgebouw;
c.
privacy;
d. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft
straatbeeld, eenheid in noklijn en eenheid
in het kapprofiel.
Artikel 9 Horeca
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op
de kaart aangewezen voor HORECA zijn bestemd voor:
a. tot en met
de eerste bouwlaag boven peil voor horeca uit categorie 1 en 2 van de LvB en
voor toegangen en bergingen van de daarboven gelegen woningen;
b. vanaf de
tweede bouwlaag boven peil uitsluitend voor wonen en in samenhang daarmee voor
de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten uit categorie 1 van de LvB.
2. Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de
bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. dakkapellen
zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
b. een
dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
c. de op de kaart aangegeven maximale hoogte
van de hoofdgebouwen mag worden overschreden
door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit
in figuur X is gedefinieerd;
d. de
nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen
en de hellingshoek van de denkbeeldige
kapprofiel maximaal 55°;
e. de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen
mag maximaal 1,5 m bedragen.
3. Vrijstellingsbevoegdheden
LvB
Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van :
a. het bepaalde in lid 1 om horecabedrijven
uit categorie 3.1 en aan-huis-gebonden- beroepen
en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken, indien en voor zover deze
naar aard en invloed op de omgeving (gelet
op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende
milieuaspecten) geacht kunnen worden te
behoren tot respectievelijk categorie 1 en 2 van de LvB en categorie 1 van de
LvB;
b. het bepaalde in lid 1 om
horecabedrijven en aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten toe te laten die niet genoemd worden in de LvB, indien en voor zover deze naar hun aard en invloed op de
omgeving (gelet op de specifieke
werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht
kunnen worden te behoren tot respectievelijk
categorie 1 en 2 van de LvB en categorie 1 van de LvB.
4.
Vrijstellingsbevoegdheden
dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen
I Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. het bepaalde in lid 2 onder a voor het
plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij-
en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het
bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel
in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het
denkbeeldige kapprofiel mag bedragen,
zie figuur X ;
c. van het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen plaatsing van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig
kapprofiel, waarvan de bouwhoogte maximaal
1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.
II.
Het college
verleent de in lid 4 genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van de aangrenzende en
nabijgelegen gronden niet onevenredig
worden aangetast, toetsingscriteria daarbij zijn:
a.
de bezonningssituatie op de
aangrenzende erven of tuinen;
b.
de lichttoetreding van het naastgelegen
hoofdgebouw;
c.
privacy;
d. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat
betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en eenheid
in het kapprofiel.
Artikel 10 Hotel
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op
de kaart aangewezen voor HOTEL zijn bestemd voor hotel.
2. Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming
uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. dakkapellen
zijn uitsluitend toegestaan aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
b. een
dakkapel mag maximaal een derde bedragen van het dakvlak waarin hij wordt geplaatst;
c. de op de kaart aangegeven maximale hoogte
van de hoofdgebouwen mag worden overschreden
door vergrotingen van het hoofdgebouw en dakterrassen mits zij binnen het denkbeeldige kapprofiel passen, zoals dit
in figuur X is gedefinieerd;
d. de
nokhoogte van het denkbeeldige kapprofiel in figuur X mag maximaal 4 m bedragen
en de hellingshoek van de denkbeeldige
kapprofiel maximaal 55°;
e. de bouwhoogte van de dakterrasafscheidingen
mag maximaal 1,5 m bedragen.
3.
Vrijstellingsbevoegdheden
dakopbouwen, dakkapellen en dakterrassen
I Het college is bevoegd vrijstelling te
verlenen van:
a. het bepaalde in lid 2 onder a voor het
plaatsen van dakkapellen in het dakvlak aan de zij-
en voorgevelzijde van het hoofdgebouw;
b. het
bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen van dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel
in het verlengde van de achtergevel, waarvan de maximale bouwhoogte niet meer dan de nokhoogte van het
denkbeeldige kapprofiel mag bedragen,
zie figuur X ;
c. van het bepaalde in lid 2 onder c voor het plaatsen plaatsing van een dakterrasafscheiding buiten het denkbeeldig
kapprofiel, waarvan de bouwhoogte maximaal
1, 5 m mag bedragen, zie figuur X.
II.
Het college verleent de in lid 3
genoemde vrijstellingen indien de gebruiksmogelijkheden
en woonkwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast, toetsingscriteria
daarbij zijn:
a.
de bezonningssituatie op de
aangrenzende erven of tuinen;
b.
de lichttoetreding van het naastgelegen
hoofdgebouw;
c.
privacy;
d. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat
betreft straatbeeld, eenheid in noklijn en eenheid
in het kapprofiel.
Artikel 11 Garages
en bergplaatsen
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor GARAGES EN
BERGPLAATSEN zijn bestemd voor de stalling van vervoermiddelen en voor de
berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen.
2. Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de
bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen.
Artikel 12 Nutsvoorzieningen
1. Doeleindenomschrijving
Gronden
op de kaart aangeduid als NUTSVOORZIENINGEN zijn bestemd voor voorzieningen ten
behoeve van het openbaar nut.
2. Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de
bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen.
Artikel 13 Tuin
1. Doeleindenomschrijving
De gronden
op de kaart aangewezen voor TUIN zijn bestemd voor erf behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen functies.
2. Bouwvoorschriften
I Op en boven
deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. het
gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag
maximaal 50 % van de bij het hoofdgebouw behorende gronden met bestemming
Tuin bedragen, met dien verstande dat in
ieder geval ten minste 15 m² is toegestaan;
b. het
gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen in de tuin mag maximaal 60 m² bedragen;
c. de
bouwhoogte van de bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen;
d. de
diepte van een aan- en uitbouw mag
maximaal 2,5 m bedragen;
e. de
bouwhoogte van aan-en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw
bedragen, vermeerderd met 0,25m;
f. de
diepte van balkons mag, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, maximaal 1,5 m bedragen;
g. dakterrassen
zijn uitsluitend toegestaan op aan- en uitbouwen;
h. de
afstand tussen dakterrassen en de erfgrens dient minimaal 1 m te bedragen; op
de een aangrenzend gebouw een dakterras
aanwezig is mag het dakterras in de erfgrens worden
gebouwd;
i. de bouwhoogte van de balkon- en
dakterrasafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen.
j. de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
Artikel 14 Voortuin
1. Doeleindenomschrijving
Gronden
op de kaart aangewezen voor VOORTUIN zijn bestemd voor open ruimte en erf
behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen functies met dien verstande
dat uitsluitend ter plaatse van de aanwijzing (p), parkeren is toegestaan.
[OF: als (p) niet voorkomt, dan volgende redactie:]
Gronden op
de kaart aangewezen voor VOORTUIN zijn bestemd voor open ruimte en erf
behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen functies met dien verstande
dat parkeren niet is toegestaan.
2. Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen ten behoeve van de
bestemming uitsluitend erkers, entrees en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
a.de bouwhoogte van
de gebouwen mag maximaal de hoogte van de aangrenzende bouwlaag van het
bijbehorende hoofdgebouw bedragen, de diepte maximaal 1 m en de oppervlakte
maximaal 3 m²;
a.de hoogte van
erfafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen en die van de overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, maximaal 2,5 m.
3. Vrijstellingsbevoegdheid
ten behoeve van fietsenbergingen
Het
college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het
bouwen van fietsenbergingen indien de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit
van e aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig wordt aangetast,
toetsingscriteria daarbij zijn:
a.
de bezonningssituatie op de
aangrenzende erven of tuinen;
b.
de lichttoetreding van het naastgelegen
hoofdgebouw;
c.
privacy;
d. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat
betreft straatbeeld.
Artikel 7815 Groen
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor
GROEN zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;, recreatieve voorzieningen,
kunstwerken, langzaam verkeersroutes en water;
b. alsmede uitsluitend voor
zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanduiding ‘OV/LV’ tevens voor een route
voor het openbaar vervoer en langzaam verkeer;
c. voor
zover de gronden op de kaart mede zijn bestemd voor een leidingentracé is het
bepaalde in artikel 11 van toepassing.
2. Gebruiksvoorschriften
De gronden bestemd voor groen mogen uitsluitend gebruikt
worden voor:
a. recreatieve
voorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, langzaam verkeersroutes en water;b. ter plaatse van de aanwijzing (s) tevens voor
een (kinder)speelplaats.
b. ter plaatse van de aanwijzing “ecologische zone” uitsluitend voor
groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water en recreatieve langzaam verkeersroutes
met een maximale breedte van 2 m.
32. Bouwvoorschriften
In of
op deze grondenOp deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
geluidwerende voorzieningen, worden
gebouwd met dien
verstande datinachtneming van het bepaalde in artikel 22.
voor
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het maximum als
bepaalde in artikel 18.Op deze gronden
mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
ter plaatse van de
aanwijzing (s) mogen uitsluitend speelvoorzieningen worden gebouwd;
b. voor
wat betreft de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in
artikel 32.
4. Vrijstelling
Het
college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3 ten
behoeve van het plaatsen van fietstrommels en ondergrondse afvalverzameling
containers, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de
bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden, de stedenbouwkundige kwaliteit en de
verkeersafwikkeling ter plaatse.
Artikel 16 Park
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor PARK zijn
bestemd voor:
a. groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen,
kunstwerken, langzaam verkeersroutes, water;
b. het behoud en herstel van actuele en
potentiële landschappelijke waarden;
c. ter plaatse van de aanwijzing (s) voor een
(kinder)speelplaats.
2. Bouwvoorschriften
Op
deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
ter plaatse van de aanwijzing (s) mogen
uitsluitend speelvoorzieningen worden gebouwd;
b. voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde
in artikel 32.
3. Aanlegvoorschriften
I. Het is verboden op of in de lid 1 genoemde
gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college
(aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren,
diepploegen en ophogen van gronden;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen van halfverharde paden en wegen;
d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van
het recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
e. het aanbrengen van drainage;
f. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse
transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
II. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid
3 onder I zijn slechts toelaatbaar indien
en voor zover de monumentale waarden van het park als geheel niet onevenredig worden geschaad.Artikel 8
917 Verkeersdoeleinden I
1. Doeleindenomschrijving
Gronden
op de kaart aangewezen voor VERKEERSDOELEINDEN I zijn bestemd
voor verblijfs- en verkeersruimte alsmede uitsluitend voor
zover het betreft de gronden met op de plankaart de aanwijzing “Openbaar Vervoer” tevens voor een ondergrondse route voor het openbaar
vervoer met de daarbij behorende verhardingen en groenvoorzieningen. Voor zover de gronden
op de kaart mede zijn bestemd voor een leidingentracé is het bepaalde in
artikel 11 van toepassing.
2. Gebruiksvoorschriften
De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten
behoeve van verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende verhardingen, voor
groenvoorzieningen, water, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen en
nutsvoorzieningen.
23. Bouwvoorschriften
In, op of boven deze gronden mogen uitsluitend
worden gebouwd:
a. bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten behoeve van deze bestemming zoals geluidwerende voorzieningen, met dien
verstande dat voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het
maximum als bepaalde in artikel 18;
b. balkons
ten behoeve van aangrenzende bebouwing.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming
van de volgende bepalingen:
a. de
bouwwerken dienen op een afstand van minimaal 8 m uit het hart van de stam van
de op de kaart aangegeven monumentale boom te worden opgericht;
b. voor wat betreft de hoogte van de bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 32.
Artikel 180 Verkeersdoeleinden II
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor
VERKEERSDOELEINDEN II zijn bestemd voor:
a.
verblijfs- en verkeersruimte met de daarbij
behorende verhardingen en groenvoorzieningen met dien
verstande dat het aantal rijstroken maximaal 6 bedraagt met uitzondering van
in- en uitvoegstroken en weefvakken.;
b. alsmede uitsluitend voor zover het betreft de gronden met
op de plankaart de aanduiding ‘Openbaar Vervoer’ voor een ondergrondse route
voor het openbaar vervoer.
2. Bouwvoorschriften
Op deze
gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder
begrepen geluidwerende voorzieningen, worden gebouwd met
inachtneming van het bepaalde in artikel 2 32.
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor WATER zijn
bestemd voor de
waterhuishouding in samenhang met watersport alsmede uitsluitend voor zover het
betreft de gronden met op de plankaart de aanwijzing “Openbaar Vervoer” tevens voor een route voor
het openbaar vervoer en langzaam verkeer.
:
2. Gebruiksvoorschriftena. de wateraanvoer en -afvoer en waterberging alsmede voor de watersport, de sport en
binnenvisserij en de binnenscheepvaart met bijbehorende voorziening zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen;.
b. een brug ten behoeve van het
langzaam verkeer,
uitsluitend voorzover het
betreft gronden met op de kaart de aanduiding ‘oeververbinding’;
c. alsmede uitsluitend voor zover het
betreft de gronden met op de plankaart de aanduiding ‘Openbaar Vervoer’ voor
een route voor het openbaar vervoer.
De
gronden mogen
uitsluitend gebruikt worden voor wateraanvoer en –afvoer en waterberging alsmede voor de watersport, de
sport en binnenvisserij en de
binnenscheepvaart met bijbehorende voorzieningen zoals bruggen, duikers, kades,
taluds en beschoeiingen, nutsvoorzieningen en ter plaatse van de aanwijzing ecologische zone
tevens voor groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water en recreatieve
langzaam verkeersroutes met een maximale breedte van
2 m.
23. Bouwvoorschriften
In of op deze gronden mogen
ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde
worden gebouwd, steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden
daaronder begrepen, waarvan de hoogte maximaal 4 m mag bedragen
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, worden gebouwd, steigers ten behoeve van de toegang tot naastgelegen gronden daaronder begrepen,
waarvan de hoogte maximaal 4 m mag bedragen.
Artikel 12 Ecologische verbindingszone (medebestemming)
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONE (medebestemming) zijn primair bestemd voor de instandhouding en bevordering van flora en fauna.
2. Bouwvoorschriften
vanwege de bestemming Ecologische
verbindingszone
Op deze gronden mogen ten behoeve van de primaire
bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 22.
3. Bouwvoorschriften
vanwege de secundaire bestemmingen
Bouwwerken ten behoeve van de secundaire
bestemmingen zijn op deze gronden slechts
toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het
college is bevoegd vrijstelling te
verlenen indien het belang van de flora en
fauna niet onevenredig wordt geschaad.
Artikel 20 Primair waterkeringsdoeleinden (medebestemming)
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor PRIMAIR
WATERKERINGSDOELEINDEN (medebestemming) zijn primair bestemd voor dijken,
kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
2.Bouwvoorschriften
vanwege de bestemming Primair waterkeringsdoeleinden
Op
deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
2.Bouwvoorschriften
vanwege de secundaire bestemmingen
Bouwwerken ten behoeve van de secundaire
bestemmingen zijn op deze gronden slechts
toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het
college is bevoegd vrijstelling te
verlenen indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
4. Adviesprocedure
voor het bouwen
Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling
ten behoeve van de secundaire bestemmingen
te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de
voorgenomen bouwactiviteiten het belang van
de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Artikel 21103 Leidingen (medebestemming)
1. Doeleindenomschrijving
Gronden op de kaart aangewezen voor LEIDINGEN zijn mede
bestemd voor:
a. binnen een afstand
van …m van de medebestemming: een bovengrondse hoogspanningsleiding,
… kV;
b. binnen een afstand van …m van de
medebestemming: een ondergrondse hoogspanningsleiding,
…kV;
c. binnen een afstand van …m van de medebestemming:
een watertransportleiding;
d. bbinnen een
afstand van 10… m van de
medebestemming: een gas Transportleidingen., diameter X…;
e. binnen een
afstand van …m van de medebestemming: een brandstoftransportleiding;
f. binnen een afstand van …m van de medebestemming:
een rioolwaterpersleiding.
2. Bouwvoorschriften
vanwege de bestemming Leidingen
In en
opOp
deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend
gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, alsmede
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3. Bouwvoorschriften
vanwege samenvallende bestemmingen
Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn
op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het
college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien de
belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad.
4. Adviesprocedure voor
bouwen
Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling ten
behoeve van de samenvallende bestemmingen te beslissen, wint het college
schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en) omtrent de vraag
of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding(en) niet
onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
5. Aanlegvoorschriften
I Het is verboden op of in de gronden
met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren:
a. het aanleggen van wegen, paden, banen
en andere oppervlakteverhardingen;
b. het
veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
egaliseren, afgraven of ophogen;
c. het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen en/of bomen;
d. het
uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van
voorwerpen;
e. diepploegen;
f. het
aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving
aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
g. het
aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds
bestaande watergangen.
II Het
verbod als bedoeld in lid 5, onder I, is niet van toepassing op werken of
werkzaamheden die:
a. betrekking hebben op normaal onderhoud
en beheer;
b. reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens
een verleende bouwvergunning.
III De
werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5, onder I, zijn slechts toelaatbaar
voorzover het leidingbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
6. Adviesprocedure voor
aanlegvergunningen
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te
beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de
leiding(en) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en
werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de
eventueel te stellen voorwaarden.
1. Doeleindenomschrijving
De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als
“Archeologisch waardevol gebied” zijn mede bestemd voor de bescherming van de
archeologische waarden.
2. Bouwvoorschriften
a. Op
deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologische
onderzoek noodzakelijk zijn.
b. Bouwwerken
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze
gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor een aanlegvergunning door
burgemeester en wethouders is verleend. Vrijstelling wordt verleend, indien
mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de
archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of
kunnen worden geschaad.
c. Een aanlegvergunning, zoals in lid 2 sub b bedoeld, is niet
vereist, indien:
1.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2.
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing,
waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt
benut.
3. Aanlegvoorschriften
a. Het
is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol
gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
1.
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm diepte, waartoe worden gerekend het
ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen
van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en
andere wateren en het aanleggen van drainage;
2.
het verlagen van het waterpeil;
3.
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
4.
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur;
5.
Het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
6.
Alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein
kunnen aantasten en de niet worden gerekend tot het normale gebruik van het
terrein.
b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het
verbod van lid 3 sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis
van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische
waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
c. Het verbod, zoals in lid 3 sub a bedoeld, is niet van
toepassing, indien:
1.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2.
de werken en werkzaamheden:
3.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van
het plan;
4.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning
of een ontgrondingsvergunning;
5.
de werken en werkzaamheden op
archeologisch onderzoek zijn gericht.
d. Voor
zover de in lid 5 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of
indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een
verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend,
indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
1.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
2.
de
verplichting tot het doen van opgravingen, of
3.
de
verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die
voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
e. De aanlegvergunning
wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin
de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld.
f. Alvorens de gevraagde aanlegvergunning
te verlenen, vragen burgemeester en wethouders de gemeentelijk archeoloog om
advies. Bij een negatief advies van de gemeentelijk archeoloog wordt de
aanlegvergunning niet verleend, dan nadat van gedeputeerde staten een
verklaring van geen bezwaar is ontvangen.
4. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 11
van de Wet op de ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
1.
de medebestemming Archeologisch waardevol gebied geheel of
gedeeltelijke te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek
is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer)
aanwezig zijn;
2.
aan
gronden alsnog de medebestemming Archeologisch waardevol gebied toe te
kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de
gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische
waarden, aanpassing behoeft.
HOOFDSTUK III OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 24152 Gebruik van gronden en bouwwerken
1. Het
is verboden gronden, en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een
wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de
doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.
2. Onder
strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken
of te laten gebruiken als:
a. opslagplaats voor bagger en
grondspecie;
b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan
niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines
of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
c. uitstallings-, opslag-, stand- of
ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
d. seksinrichtingen.
3. Onder strijdig gebruik wordt niet
verstaan:
a. vormen
van gebruik als bedoeld in lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de
grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige
voorschriften mag worden gebruikt;
b. het
opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud,
dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
c. het
uitoefenen van detailhandel voorzover dit een normaal en ondergeschikt
bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de
voorschriften is toegestaan;
d. de stalling van maximaal één toercaravan of boot op de bij een
woning behorende grond, niet zijnde de voortuin.
4. Het college verleent
vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing leidt tot een
beperking van het meest doelmatige gebruik van de grond
en de
bebouwing, die niet om dringende reden gerechtvaardigd is.
Gronden
welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning,
waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van
latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26147 Overige bebouwingsvoorschriften
Voor het
bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en het bepaalde in hoofdstuk II en
III van deze voorschriften.
1. Indien afstanden tot, en
hoogten, inhoud, aantallen
en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken
die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet,
op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge
hoofdstuk II is voorgeschreven,
mogen deze maten en hoeveelheden als ten
hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
2. Indien
afstanden tot bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan
minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten als
minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
3. In
het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 1 en 2
uitsluitend van toepassing indien het
geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 16290 Algemene vrijstellingsbevoegdheid ten
behoeve van geringe afwijkingen
1. Het
college is bevoegd – tenzij op grond van hoofdstuk II terzake reeds
vrijstelling kan worden verleend – vrijstelling te verlenen van de bepalingen
van het plan voor:
a. afwijkingen van maten (waaronder
percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal
1.00 m mogen worden verhoogd;
b. overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is
voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag
met niet meer dan 10% worden vergroot;
2. Vrijstelling
wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken, de
stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersafwikkeling ter plaatse.
Artikel 301721 Algemene Wijzigingsbevoegdheiden
1. Specifieke
wijzigingsbevoegdheid
Het college is bevoegd de bestemming van de
gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “Gebied met
wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO” te wijzigen, met inachtneming van de
volgende bepalingen:
a. …;
2. Een besluit tot wijziging ten behoeve van de
beoogde functie mag niet eerder worden genomen dan nadat is gebleken dat de
bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
31. Algemene wijzigingsbevoegdheid ten
behoeve van overschrijding bestemmingsgrenze n:
Het
college is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten
behoeve van
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van
bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m
bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer ddan 10% worden vergroot.
42. Ter plaatse van de gronden met de bestemming Archeologisch
waardevol gebied wordt een besluit tot
wijziging ten behoeve van de beoogde functie(s) niet eerder genomen dan nadat op basis van archeologisch onderzoek is
aangetoond dat op de betrokken locatie:
a. geen
archeologische waarden aanwezig zijn;
b. wel
aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld.
Artikel 183122 Hoogteaanduidingen
1. Voor
de maximaal toelaatbare goothoogte
van gebouwen dienen – naast hetgeen in lid 3 of hoofdstuk II van de voorschriften
is bepaald – de op de plankaart aangegeven goothoogten in acht genomen te worden.
2. De
maximaal toelaatbare bouwhoogten
mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het
bepaalde in lid 3 en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere
ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Voorzover
op de kaart de goothoogte is aangegeven, mag de maximaal toelaatbare hoogte tevens
worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
3. De
maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag – tenzij op de plankaart, in
hoofdstuk II of de overige voorschriften anders is bepaald – maximaal bedragen:
|
|
Bouwhoogte |
|
Van erf-
en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied en openbaar groen |
1 m |
|
Van erf-
en terreinafscheidingen elders |
2 m |
|
Van
lichtmasten |
9 m |
|
Van
vrijstaande antenne-installaties t.b.v. telecommunicatie, niet zijnde
schotelantennes en zonder techniekkast |
15 m |
|
Van
vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes en zonder
techniekkast |
5 m |
|
Van
antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde
schotelantennes |
5 m |
|
Van
schotelantennes |
3 m |
|
Van
overig straatmeubilair |
6 m |
|
Van
tuinmeubilair |
2 m |
|
Van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
3 m |
|
Van
geluidwerende voorzieningen |
20 m |
Artikel 321923 Algemeen procedurevoorschrift
Bij
toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid of
uitwerkingsplicht, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan,
dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:
b. het
college maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of
huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke
wijze bekend;
c. de
bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen
van zienswijzen;
d. gedurende
de onder a 0a genoemde termijn
kunnen belanghebbenden bij het college zienswijzen naar voren brengen tegen het
ontwerpbesluit.
Artikel 20433 OvergangsbepalingenGebruik in strijd met het plan
1. 1. Gebruik
in strijd met het plan
a. Het
gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip
waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet;.
c3. Het
bepaalde in lid 1 onder a
en ben 2 is niet van toepassing op gebruik,
dat reeds in strijd was met het
voorheen tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
2. Bouwen
in strijd met het plan
a. Een
bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit
plan afwijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip van tervisielegging,
hetzij na dit tijdstip, is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde
bij of krachtens de Woningwet, mag,
mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot:
I.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
II.
geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is
tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat
het bouwwerk is tenietgegaan;
b. Het
college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 onder a ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen
die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte;
a. gedeeltelijk worden vernieuwd
of veranderd;
2. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in
lid 1 ten behoeve van vergroting van horizontale en
verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte
respectievelijk hoogte.
3. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn
genoemd in lid 1, onder b, voorzover dit vanwege een
terzake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is.
Artikel 35216 Strafbepaling
Overtreding van het
bepaalde in:
- artikel
10 lid 5;
- artikel
11 lid
3;
- artikel
12 lid 1;
wordt hierbij aangeduid als een strafbaar feit en
daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 20
van de Wet op de economische delicten.
Dit plan kan worden aangehaald onder
de titel:
Bestemmingsplan
TNO-Zuidpolder
…
BIJLAGE
1 FIGUUR X
BIJLAGE 121 LIJST VAN BEDRIJFSTYPEN
In de Lijst van Bedrijfstypen is
aan de typen bedrijven een categorie toegekend. Onderstaande tabel geeft de
afstand aan die tussen de categorieën en milieugevoelige bestemmingen in acht
moet worden genomen per gebiedstypen. Een x staat voor: zonder meer toegestaan,
(x) wil zeggen onder voorwaarden en een M staat voor maatbestemming. Het
plangebied valt onder Woonwijk 1.
Categorie→
Gebiedstypen↓
|
1
0 meter |
2
0 meter |
3.1
30 meter |
3.2
50 meter |
4
100-200 m |
5
|
Binnenstad
|
X
|
X
|
(X)
|
M
|
M
|
-
|
Woonwijk 1
|
X
|
X
|
(X)
|
M
|
-
|
-
|
Woonwijk 2
|
X
|
(X)
|
-
|
-
|
-
|
-
|
Voorzieningenwijken
|
X
|
X
|
(X)
|
M
|
M
|
-
|
Bedrijventerrein 1
|
X
|
X
|
X
|
X
|
(X)
|
M
|
Bedrijventerrein 2
|
X
|
X
|
X
|
(X)
|
(X)
|
-
|
Buitengebied
|
X
|
X
|
M
|
M
|
-
|
-
|
Hoofdinfrastructuur
|
X
|
X
|
(X)
|
(X)
|
-
|
-
|
p.m.