De heer Grashoff: opent de zitting. Hij benadrukt dat het doel van de zitting is, de schriftelijke zienswijze mondeling te kunnen toelichten. Hierna geeft hij het woord aan de bezwaarmakers.

Voorafgaand aan de mondelinge toelichting deelt de heer Van Straalen kopieën van sheets uit en geeft aan dat aan de hand hiervan de toelichting zal worden gegeven. Deze stukken maken een onderdeel van dit verslag uit.

De heer Van Straalen/ de heer Kunz:

Het wordt benadrukt dat namens het Buurtcomité Indische Buurt (Buurtcomité) het woord wordt gevoerd. Dit Buurtcomité is door de Adviescommissie bezwaarschriften als juridisch orgaan erkend. Het wordt betreurd dat de gemeente aangaande de ontwikkelingen rondom het bouwplan Indische buurt te laat of geen informatie aan het Buurtcomité verstrekt, alsmede het verslag van de vorige hoorzitting pas vele maanden later toestuurt. Hiernaast heeft het Buurtcomité nog geen reactie ontvangen op de op het vorige bouwplan gerichte zienswijzen.

Het geven van niet consistente informatie wordt als bezwaarlijk ervaren. Hierbij wordt onder meer verwezen naar de publicatie in de Stadskrant over het vrijstellingsvoornemen voor dit bouwplan en de gemeentelijke nota “Nota wijziging Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)” aangaande de rol van een ontwikkelingsplan bij een ruimtelijke onderbouwing. Het verzoek is om stukken te overleggen over het nieuwe beleid met betrekking tot de rol van ontwikkelingsplannen bij een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO. 

Hierbij wordt opgemerkt dat de gemeente het bouwplan van Wippolder op grond van artikel 6a WRO wel ter inzage heeft gelegd en dit bij het onderhavige bouwplan nagelaten heeft. Het nieuwe bouwplan is slechts minimaal aangepast; de bezwaren blijven van kracht dat de verkavelingstructuur niet in de buurt past en het groene karakter van het bouwplan ontbreekt. Berekening leert dat het bebouwingspercentage meer toeneemt dan de door de gemeente gestelde 15%; als alle bouwwerken meegeteld worden komt men op een toename van 17%. 

Opgemerkt wordt dat de Welstandscommissie de mening van het Buurtcomité deelt.   

De indruk is ontstaan dat het bouwplan te veel door de wens van Vestia wordt geleid, waarbij de relatie tot de buurt onderbelicht is en het passen van het bouwplan in de buurt ondergeschikt gemaakt is.

Er zijn 100 handtekeningen van buurtbewoners verzameld. De belangen van de buurbewoners betreffen de grootschaligheid van het bouwplan en de parkeerdruk in de buurt. De verwachting leeft dat door de komst van de nieuwe woningen de parkeerdruk zal toenemen waardoor het betaald parkeren zal worden ingevoerd. Het ondergronds parkeren zou een oplossing geboden hebben, waarbij tevens de optie van verhuur/verkoop van parkeerplaatsen een rol hebben kunnen spelen, zoals dit ook bij het bouwplan op de Paardenmarkt geschiedde. Het verzoek is om een parkeerbalans en een tekening van het grondplan op schaal te verstrekken. De vraag wordt gesteld of de welstandscommissie bij het maken van ontwikkelingsplannen betrokken wordt. Opgemerkt wordt dat in het verslag meer staat dan dat tijdens de vorige hoorzitting door de heer Grashoff gezegd werd. Het verzoek is om aan te geven binnen welke termijn het verslag en het antwoord op de zienswijze kunnen worden verwacht.

De heer Grashoff: geeft aan dat ten behoeve van het bouwplan een artikel 19 lid 2 WRO procedure wordt gevolgd. Hij betreurt de wijze van publicatie in de Stadskrant, maar constateert dat deze de mogelijkheid niet beïnvloedt om zienswijzen kenbaar te kunnen maken. Hij stelt vast dat de meningen over het bouwplan en de relatie ervan tot het ontwikkelingsplan niet gewijzigd zijn en het verschil in mening met het Buurtcomité blijft. Hij geeft aan dat de toename van de bebouwingspercentage nagerekend zal worden. Over het advies van de Welstandscommissie deelt hij mee, dat ondanks dat het bouwplan naar de wens van deze commissie aangepast is, de Welstandcommissie het bouwplan negatief beoordeelde. Het passeren van dit advies wordt overwogen omdat de Welstandscommissie in haar advies en beoordeling de parkeeroplossing heeft meegenomen. De parkeerproblematiek is een stedenbouwkundige aspect, waardoor zij buiten haar bevoegdheid treedt, stelt hij. De Welstandscommissie werd niet bij het maken van het onderhavige ontwikkelingsplan betrokken en er is geen wettelijke verplichting hiervoor. Hij voegt hier wel aan toe dat dit tegenwoordig wel gebeurt. Hij benadrukt dat inspraak niet impliceert dat de rol van de eigenaar/bouwinitiatiefnemer overgenomen mag worden. Hij deelt de stelling over de inhoud van het verslag niet.

Bij de bestuurlijke beoordeling van het bouwplan heeft het aspect van volkshuisvesting een rol gespeeld vanwege de mix van factoren zoals: doelgroep (sociale woningbouw), type woningen (voor ouderen) en het aantal te bouwen woningen.

Hij vraagt om concreet aan te geven wat de belangen van de bezwaarmakers zijn, aangezien hij het tot nu toe genoemde als opvattingen ziet.

Met betrekking tot het parkeren stelt hij, dat de bij het bouwplan toegepaste parkeernorm hoger is dan de norm, aan de hand waarvan in de Indische Buurt de huidige parkeerplaatsen zijn gerealiseerd. Ondergronds parkeren had destijds ook zijn voorkeur, maar dit bleek financieel niet haalbaar te zijn. Gezien het gemeentelijke belang in verband met de behoefte aan sociale huurwoningen en betaalbare woningen, kon de ontwikkelaar niet onevenredig belast worden.


Hij wijst de vergelijking met de Paardenmarkt van de hand en noemt de verschillen op: de parkeerdruk op de Paardenmarkt en omgeving is hoger, en het stelsel van parkeervergunningen en betaald parkeren is aan de Paardenmarkt al een geruime tijd ingevoerd.

Op de vraag over het proces met Vestia stelt hij, dat de wenselijkheid en haalbaarheid leidend waren.

Als termijn voor het ontvangen van het verslag van deze hoorzitting geeft hij circa 2 weken en voor de beantwoording van de zienswijze circa 6 weken.

Hij sluit de hoorzitting.

 

 

Na ontvangst van het onderhavige verslag hebben de heer

R. Kunz en de heer A. van Straalen namens het Buurtcommite Indische buurt per brief d.d. 9 januari 2005 een reactie hierop uitgebracht. Hoewel de reactie van het comite kan worden gezien als een aanvulling op het verslag achten wij bovenstaand verslag een adequate en zakelijke weergave van hetgene besproken is in de hoorzitting. Hun brief wordt hierbij ter kennisname bijgevoegd.