BIJLAGE 1
ONDERZOEKSVRAAG 1.
Wordt in
Delft duurzamer gebouwd door de verordening?
Inleiding:
De daarop volgende vraag is "Duurzamer dan wat?"
Dit referentieniveau ontbreekt. In
vierkante meters en bouwkosten zijn wel landelijke gegevens beschikbaar, maar
over de gemiddelde detaillering zijn die er niet. Wel bestaan de "Novem-referentiewoningen". Deze
worden niet jaarlijks geactualiseerd, maar vormen een redelijke basis voor deze
evaluatie. Gekozen is voor twee manieren om het effect zichtbaar te maken een
top 10 van de geselecteerde maatregelen en een berekening van de dubo-score. De
top 10 is vooral interessant voor specialisten. De uitkomst van de berekening
is ook voor niet-specialisten begrijpelijk. Voor de berekening is gekozen voor
Eco-Quantum, later aangevuld met GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) .
In het softwarepakket van Eco-Quantum zitten de referentiewoningen die het uitgangspunt voor
de berekening vormen. De referentiewoningen zijn uitgevoerd in “de gemiddelde
detaillering” zoals die nu gangbaar is, volgens de Novem. Met Eco-Quantum wordt
een maat voor de milieubelasting berekend. Eerst is die berekend voor de
referentiewoning met identieke afmetingen als de te vergelijken woning.
Vervolgens wordt het materiaalgebruik aangepast aan de te vergelijken woning.
Het verschil in punten of procenten is de lagere milieubelasting. Bij de start
van Eco-Quantum was het referentieniveau 100. In de praktijk is die waarde
afhankelijk van het woningtype en de grootte. Op zich logisch, grote woningen belasten
het milieu meer dan kleine woningen. Het maakt de communicatie echter lastig.
Nadat was besloten mee te doen aan het landelijke project
GPR, zijn de woningen die met Eco-Quantum waren berekend ook met het GPR
berekend. Het
GPR geeft rapportcijfers voor 6 duurzaamheidthema's. Een 5
is het laagste niveau, het minimale conform het bouwbesluit. Een 10 is het
maximaal haalbare binnen de huidige mogelijkheden. Het referentieniveau van de
GPR is lager dan de Novem referentiewoningen. Deze referentie is tijdens de
evaluatie al iets aangepast door de materialen die beslist niet gangbaar zijn
er uit te halen. De score werd daarmee hoger dan 5,0. Later is door de
leverancier een novem-referentiewoning doorgerekend.
Top 10 van geselecteerde maatregelen op A en B niveau. Zie
bijlagen 3a en 3b
Zoals gemeld, voor specialisten. Duidelijk is dat behoorlijk
wat dubo-maatregelen zijn getroffen. Dat meer maatregelen zijn getroffen dan
bij projecten waarvoor geen dubo-voorschriften van toepassing zijn, is wel zeer
waarschijnlijk. De lijsten worden uitgebreider behandeld bij de
onderzoeksvragen 2 en 4.
Berekening duurzaamheid:
Uiteindelijk zijn 3 woningen berekend uit verschillende
projecten. Tijdsduur Bij Eco-Quantum 2 – 4 uur per woning. Bij GPR ca 1 uur per
woning. Alleen eengezinswoningen zijn berekend, omdat het erg lastig is met
Eco-Quantum meergezinswoningen te berekenen.
Voor uitkomsten duurzaamheidsberekeningen: zie bijlage 1a
Xotus:
Dit is de eerste woning die met een dubo-vergunning in Delft
is gebouwd. 2 bijzonderheden:
Het is een zgn “cataloguswoning”. Een vrijstaande woning. De
–meestal particuliere- opdrachtgever kan uit de catalogus een keus maken. Het
model wordt dan verder aangepast aan de wensen van de opdrachtgever, enz. Het
is een manier van standaardisatie. De woningen worden in zeer veel gemeenten
gebouwd. In een gesprek met de bouwer bleek dat hij op slechts 1 punt zijn
ontwerp had moeten aanpassen door de Delftse verordening, De hardhouten binnentrap. De bouwmethodiek
was afgestemd op het gemiddelde pakket dubo-voorwaarden van de gemiddelde
gemeente.
2 bijzondere elementen komen niet tot uiting: de grote serre
en de dubbele garage.
Koningsveld:
Eengezinswoning. Dit is de eerste berekening die is gemaakt.
Waarschijnlijk klopt deze goed. Omdat men niet geheel aan de verordening kon
voldoen, is een aanvullende maatregel genomen. Hot-fill voor wasmachine en
vaatwasser. Energetisch gunstige maatregelen. Helaas was het niet mogelijk deze
maatregelen in eco-quantum door te rekenen. Bij de GPR vallen deze maatregelen
onder het thema energie.
VDD Oleander:
Het volledige project voldoet aan het PolitieKeurmerk Veilig
Wonen. Daardoor is de score op woonkwaliteit duidelijk hoger.
De rekenresultaten:
Algemeen:
·
Eco-quantum, GPR en de uitvoeringslijst overlappen elkaar
niet volledig. Een aantal opties uit de uitvoeringslijst komen niet aan bod in
eco-quantum. Bijvoorbeeld ro-gips. GPR richt zich vooral op "de grote
vissen" de uitvoeringslijst heeft de meeste aandacht voor details.
·
Bij berekening van de duurzaamheid lijkt een deel van de
voorschriften van ondergeschikt belang.
·
De uitvoeringslijst is verouderd. Dat is bij een klein
aantal vragen merkbaar.
·
Afwijkingen tijdens de bouw ten opzichte van de
uitvoeringlijst zijn niet meegerekend.
·
In tabel 1 staat gemiddelde verbetering van de duurzaamheid.
Bij de individuele woningen is in alle gevallen sprake van een verbeterde
duurzaamheid.
·
Eventuele aanvullende dubo-eisen, naast de verordening zijn
niet in de berekeningen meegenomen.
Topscoorders:
·
De invloed van de diverse materialen is beperkt
geanalyseerd. Duidelijk is wel dat de score sterk wordt beïnvloed door wel/geen
fsc-hout, wel/geen hardhout, lood, en zink. De uitvoeringslijst van de
verordening gaat minder ver in op de houtsoort dan Eco-Quantum.
·
Een dekvloer van anhydriet scoort goed in de
uitvoeringslijst, maar negatief in Eco-Quantum. In GPR is anhydriet niet
opgenomen.
De scores:
Volgens Eco-Quantum wordt gemiddeld 13% duurzamer gebouwd.
Bij de GPR wordt hoofdzakelijk gescoord op Materiaal. De
duurzaamheid bij materiaal is gemiddeld 25% hoger dan de referentie van het
programma. De producent heeft later de Novem referentie-woning ingevoerd in
GPR. Als deze woning als referentie wordt gehanteerd (evenals bij Eco Quantum),
dan wordt 19 % Duurzamer gebouwd. De score van de gemiddelde
Novem-referentiewoning wordt vergeleken met de score van een woning gebouwd
conform de verordening.
Conclusie:
Door de verordening wordt in Delft aantoonbaar duurzamer
gebouwd.
Het onderzoek is beperkt: slechts 3 woningen zijn op 2
manieren doorgerekend en de referentie is moeilijk te definiëren. Afhankelijk
van de methodiek, het woningtype de vaststelling van de referentie wordt 13-25
% duurzamer gebouwd. Het is niet waarschijnlijk dat bij een uitgebreider of
nauwkeuriger onderzoeksmethode de conclusie verworpen kan worden. Verbeteringen van 13 en 25 % zijn niet te
verklaren uit rekenfouten of meet-onnauwkeurigheid. Wel lijkt een groot deel
van de score toe te schrijven aan de houtsoort en het gebruik van lood, koper
en zink.
Het onderzoek is te globaal om de duurzaamheid van de
nieuwbouw in Delft uit te kunnen drukken in een bepaald percentage.
BIJLAGE 2
ONDERZOEKSVRAAG 2.
Hoe
functioneert de verordening in de praktijk?
Voor het antwoord op deze vraag zijn 3 indicatoren
onderzocht:
Klachten over de verordening
Officieel zijn geen klachten ingediend over de verordening.
(evenmin is informeel geklaagd.) Sommige aanvragers hadden moeite met de keus
van maatregelen op niveau B, veel keuzemogelijkheden op dit niveau worden
beoordeeld als niet realistisch.
Ervaringen met de verordening van betrokken collegae
-
Enquête verordening Duurzaam Bouwen -
De enquête is uitgezet onder de volgende vakteams:
wijkzaken en projecten projectleiders
vastgoed (grond) projectleiders
Bouw- en woningtoezicht, binnen-
en buiteninspecteurs.
De medewerkers duurzaam bouwen kunnen beter door een externe
geïnterviewd worden om het objectief te houden, tegelijk met de enquête onder
externe partijen in het kader van de herijking.
Per doelgroep verschilde de enquête iets. In totaal zijn 3
versies verspreid.
De respons was:
4 de
projectleiders van vastgoed, wijkzaken en projecten.
2 de
binneninspecteurs van bouw- en woningtoezicht
2 de
buiteninspecteurs van bouw- en woningtoezicht.
Een respons van 8 is laag, maar in totaal waren de
respondenten bij 77 projecten betrokken. De vergunning duurzaam bouwen was niet
voor alle projecten vereist (de vergunning duurzaam bouwen is voor 31 projecten
verleend). De buiteninspecteurs zijn het aantal projecten vergeten in te
vullen.
Gezien het aantal ingevulde enquêtes geeft de uitkomst
slechts een indicatie. De scores van de verschillende doelgroepen zijn bij
elkaar opgeteld. Naar dwarsverbanden is zeer beperkt gekeken.
Vragen en antwoorden enquête: bijlage 2-a
Draagvlak:
·
De houding tov duurzaam bouwen varieert van neutraal tot
positief. Men heeft de voorkeur voor maatregelenlijstjes waaruit de aanvrager
dubo-maatregelen kiest. Een vaste lijst kreeg slechts 1 stem.
·
1 stem voor puntenscores en geen stemmen voor
rekenprogramma's.
·
Geen van de respondenten had ervaring met rekenprogramma's
of lijsten met puntenscores.
·
Voor wat betreft de reactie van de initiatiefnemers, wordt
slechts 1 keer melding gemaakt van negatieve reactie(s).
·
De invloed op de planontwikkeling is niet negatief.
Distributie / communicatie:
Op de vraag "waren de marktpartijen op de hoogte van de
verordening, toen zij met u in contact kwamen?, wordt slechts van 2 bouwers
gemeld dat zij niet op de hoogte waren. Dit wordt gemeld door de
buiteninspecteurs.
1 keer wordt opgemerkt dat het wenselijk intern de
verordening meer onder de aandacht te brengen.
Bruikbaarheid:
Over de bruikbaarheid en uitvoerbaarheid wordt niet negatief
geoordeeld. Wel wordt benadrukt dat de verordening in een vroeg stadium bekend
moet zijn.
Ter verbetering wordt voorgesteld in de uitvoeringslijst
meer alternatieven en voorbeelden op te nemen.
Effect:
In totaal wordt van 5 grote projectontwikkelaars gemeld dat
zij hun manier van werken hebben aangepast aan de diverse gemeentelijke
verordeningen. (Niet alleen de Delftse verordening.)
Conclusies enquête:
De respons is laag. De houding
ten aanzien van de verordening en duurzaam bouwen is neutraal tot positief,
zowel binnen als buiten de gemeente. De verordening is goed bruikbaar en heeft
geen negatieve invloed op de planontwikkeling. Er is geen behoefte aan een
ander instrument. Wel blijkt dat communicatie/reclame belangrijk is.
1 keer is gevraagd om meer communicatie intern.
2 keer was (waarschijnlijk op de bouwplaats) de
dubo-verordening niet bekend, volgens de buiteninspecteurs. Dit kon worden
geconstateerd doordat in Delft ook ten tijde van de uitvoering wordt
gecontroleerd op duurzaam bouwen. Niet bij alle gemeenten is dat het geval.
Van 5 projectontwikkelaars wordt gemeld dat zij hun
werkwijze hebben aangepast, omdat in veel gemeentes een bepaalde mate van
duurzaam bouwen wordt verlangd.
BIJLAGE 3
Scores maatregelen uit de uitvoeringslijst
De top 10 van meest gekozen maatregelen is voer voor
experts. Op niveau A zijn voldoende keuzemogelijkheden. De keus op niveau B is
beperkt. In de praktijk zijn uit 53 mogelijke maatregelen 14 verschillende
maatregelen gekozen. Soms werden de maatregelen slechts gedeeltelijk in het
project toegepast. Bijvoorbeeld houtskeletbouw, dit werd toch geaccepteerd als
bijvoorbeeld een aanzienlijk deel van de binnenspouwbladen in hout-skeletbouw
werd uitgevoerd. Vooral bij woningen met platte daken werd de keus als beperkt
ervaren. Bij narekening blijkt het aantal gekozen maatregelen te laag tov het
aantal projecten. Dat komt omdat soms onvoldoende keuzen op B-niveau werden
gecompenseerd met alternatieve maatregelen. Zoals een hot-fill aansluiting voor
wasmachine en vaatwasser.
Ook voor minder deskundigen is de lijst niet niet-gekozen
maatregelen interessant. Hier staan de vergaande maatregelen waar onder bouwen
met leem, schapenwol en stro. Die zijn de afgelopen 5 jaar niet gekozen. Bij
toepassing van deze materialen is sprake van een vergaande vorm van duurzaam
bouwen. De verordening is bedoeld als ondergrens en niet om een vergaande vorm
van Duurzaam Bouwen af te dwingen.
Uit de lijst maatregelen op B-niveau zijn 14 maatregelen
soms wel geselecteerd en 39 maatregelen nooit geselecteerd. Gezien de bedoelde
ondergrens, blijkt de samenstelling van deze lijst niet praktisch.
Een ander punt is het gebruik bij een ontwerp met bijzonder
materiaalgebruik. De uitvoeringslijst bevat de meest gangbare materialen en
constructies. Wanneer een ontwerp wordt ingediend met veel verschillende of
weinig gangbare materialen, past dit niet binnen de verordening. In de praktijk
werd dit snel opgelost.
Conclusie functioneren in de praktijk:
In de praktijk werk de verordening goed. Het belangrijkste
verbeterpunt is de lijst maatregelen op niveau B.
BIJLAGE 4
ONDERZOEKSVRAAG 4. Hoe kan de verordening
worden verbeterd?
Binnenkort start vakteam Milieu met de herijking van het
Delfts dubo-instrumentarium. Ingrijpende veranderingen moeten wachten tot na de
herijking.Voor de verbetering zijn de volgende onderwerpen van belang:
a. Actualiseren
van de uitvoeringslijst.
Na vijf jaar is dit noodzakelijk,
de beslissing om de lijst te actualiseren is afhankelijk van de planning van de
herijking.
Belangrijk voor de herijking en de
eventuele wijziging van de verordening is mogelijkheid tot het actueel houden
van de uitvoeringslijsten of andere instrumenten.
b. Inhoudelijk
veranderen van de uitvoeringslijst.
Op niveau B moeten meer
realistische keuzemogelijkheden komen.
Als de keuzemogelijkheden op
niveau B zijn aangepast is het wellicht mogelijk hiervan gebruik te maken bij
het stellen van dubo-eisen in het ontwikkelingplan: een aantal extra
maatregelen uit de uitvoeringslijst te selecteren op de niveaus A en B.
De nieuwe samenstelling van de
lijst op B-niveau is te bepalen en te onderbouwen met de rekenprogramma's GPR
en Eco-quantum.
c. Een andere
methodiek:
Gezien de positieve ervaringen met
de huidige opzet is het niet nodig een ander instrument te kiezen. Wanneer een
andere methodiek wordt overwogen moeten de voordelen van de huidige aanpak niet
overboord worden gezet. Meer geavanceerde methodieken vergen van de aanvrager
meer kennis of investeringen in software. Soms is genoemd een instrument
waarmee meer weging mogelijk is en de prestatie wordt uitgedrukt in een getal.
Die getalswaarde biedt veel nieuwe mogelijkheden op de gebieden: monitoring,
communicatie, prestatieafspraken en flexibiliteit.
d. Aansluiting
op ander dubo-instrumentarium.
De verordening is een Delfts
instrument, dat betekent dat het meer inspanning vergt het actueel te houden.
Voor partijen die ook buiten Delft werken is het lastig wanneer iedere gemeente
-iets- andere dubo-eisen stelt.
De aanbeveling is om wanneer voor
een ander instrument wordt gekozen, aansluiting te zoeken bij landelijke of
anders regionale instrumenten.
Verbetering op korte termijn:
·
update van de uitvoeringslijst;
·
meer praktische samenstelling van de keuzemogelijkheden op
niveau B;
·
aansluiting mogelijk maken met aanvullende dubo-eisen uit
ontwikkelingsplannen
Aanbevelingen voor de herijking:
·
eenvoudig onderhoud
·
eenvoudig gebruik, zonder kosten voor aanvrager
·
aansluiting op andere gemeentelijke eisen (o.a. uit
ontwikkelingsplan)
·
aansluiting op meer gebruikte instrumenten regionaal of
nationaal
o
Uitvoeringslijst vervangen door een instrument waarmee de
-betere- duurzaamheid continu wordt gemeten. Hierdoor ontstaan veel nieuwe
mogelijkheden voor monitoring, communicatie, prestatieafspraken en
flexibiliteit.
·
De aanvraag vergunning duurzaam bouwen toetsbaar voor de
binneninspecteur BWT.