VOORSCHRIFTEN DEEL UITMAKENDE VAN DE GEDEELTELIJKE HERZIENING BESTEMMINGSPLAN SCHIEOEVERS NOORD EN ZUID

 

-Omgeving station Delft Zuid-

 

 

PLANKAART:

RO-27-21-07

 

 

 

 

voorontwerp

 oktober 2005


INHOUD

HOOFDSTUK I         INLEIDENDE BEPALINGEN  1

Artikel 1      Begripsbepalingen  1

Artikel 2      Wijze van meten  5

HOOFDSTUK II        BESTEMMINGEN  6

Artikel 3      Kantoordoeleinden  6

Artikel 4      Bedrijfsdoeleinden  7

Artikel 5      Openbaar Groen  9

Artikel 6      Verblijfsgebied  10

Artikel 7      Verkeersdoeleinden  11

Artikel 8      Water 12

Artikel 9      Archeologisch waardevol gebied (medebestemming) 13

Artikel 10     Waterkeringsdoeleinden (medebestemming) 15

HOOFDSTUK III        OVERIGE BEPALINGEN  16

Artikel 11     Gebruik van gronden en bouwwerken  16

Artikel 12     Dubbeltelbepaling  17

Artikel 13     Overige bebouwingsvoorschriften  18

Artikel 14     Bestaande afstanden en andere maten  19

Artikel 15     Algemene vrijstellingsbevoegdheid tbv van geringe afwijkingen  20

Artikel 16     Algemene Wijzigingsbevoegdheden  21

Artikel 17     Hoogteaanduidingen  22

Artikel 18     Overgangsbepalingen  23

Artikel 19     Strafbepaling  24

Artikel 20     Titel 25

BIJLAGE 1:      LIJST VAN BEDRIJFSTYPEN  26



HOOFDSTUK I  INLEIDENDE BEPALINGEN

 

Artikel 1        Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

1.      het plan:

de gedeeltelijke herziening bestemmingsplan Schieoevers Noord en Zuid

- Omgeving station Delft Zuid -  van de gemeente Delft;

 

2.      de kaart:

de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

 

3.      aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw op de begane grond aangebouwd gebouw van maximaal één bouwlaag vermeerderd met 0,25 meter dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

     

4.      archeologisch onderzoek:

      onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

 

5.      autohandel:

een detailhandelsbedrijf dat geheel of in overwegende mate is gericht op de verkoop van auto’s, auto-onderdelen, auto-accessoires en daarmee naar de aard gelijk te stellen goederen en materialen;

 

6.      balkon:

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan een verdieping van het aangrenzende hoofdgebouw;

     

7.      bebouwingspercentage:

de grondoppervlakte van de bebouwing, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;

 

8.      bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de Lijst van Bedrijfstypen, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, begraafplaats, dienstverlening, hotel en horeca;

 

9.      beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte:

het totale vloeroppervlakte van een ruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieve ruimten;

 

10.   bestemmingsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

 

11.   bestemmingsplan Schieoevers noord en zuid:

bestemmingsplan Schieoevers noord en zuid, zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 september 1999;

 

12.   bestemmingsvlak:

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

 

13.   bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

14.   bouwgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die niet mag worden overschreden door bebouwing, behoudens overschrijdingen die krachtens de voorschriften in dit bestemmingsplan zijn of kunnen worden toegestaan;

 

15.   bouwlaag:

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met een maximale hoogte van 4.00 meter met uitsluiting van een kap;

 

16.   bouwvlak:

een op de kaart door bebouwingsgrenzen omgeven vlak, waarbinnen ingevolge het in deze voorschriften bepaalde gebouwen mogen worden opgericht;

 

17.   bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

 

18.   bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ten dienste staat van de in het bijbehorende hoofdgebouw toegelaten functies;

 

19.   bouwmarkt:

een detailhandelsbedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op de verkoop van doe-het-zelf (bouwmaterialen, gereedschappen, sanitair, tuinbenodigdheden, installatiematerialen, materialen voor woninginrichting, verlichting, verf en behang) en daarmee gelijk te stellen goederen en materialen.

 

20.   het college:

      het college van burgemeester en wethouders;

 

21.   conferentiefaciliteit:

een bedrijf of onderdeel van een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op de verhuur van ruimten ten behoeve van het houden van vergaderingen en daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten;

 

22.   dakopbouw:

een geheel of gedeeltelijk toegevoegde bouwlaag op een gebouw, gelegen boven de goot;

 

23.   dakterras:

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding;

 

24.   detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

25.   dienstverlening:

het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes en instellingen inzake welzijn en gezondheid;

 

26.   discotheek:

een bedrijf met als hoofddoel het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen in combinatie met het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse;

 

27.   gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

28.   grootschalig meubelbedrijf

een detailhandelsbedrijf dat een groot bedrijfsoppervlakte vergt en dat geheel of in overwegende mate is gericht op de verkoop van meubelen, woninginrichtingsartikelen, woningtextiel, keukens en daarbij behorend assortiment;

 

29.   hoofdgebouw:

een gebouw, op een bouwperceel dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

30.   horeca:

een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

 

31.   hotel:

een horecabedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van overnachtings­gelegenheid, waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is;

 

32.   kantoor:

een bedrijf dat niet op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

 

33.   kap:

een gesloten, voornamelijk hellende bovenbeëindiging van een gebouw bestaande uit tenminste één niet-horizontaal vlak met een helling van maximaal 55o en een maximum hoogte van 4.00 meter;

 

34.   Lijst van Bedrijfstypen:

de Lijst van Bedrijfstypen die onderdeel uitmaakt van deze voorschriften, hierna genoemd LvB;

 

35.   maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

 

36.   nutsvoorzieningen:

voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

 

37.   peil:

a.   voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatste van de hoofdtoegang;

b.   in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte              maaiveld;

 

38.   seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

 

39.   wegmeubilair:

bouwwerken, geen gebouw zijnde, van beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling ten behoeve van de bestemming verkeersdoeleinden en openbaar groen;

 

40.   woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

 

41.   woongebouw:

      een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 


Artikel 2        Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

1.          de bouwhoogte van een gebouw:

       de afstand tussen het peil en de bovenkant van een gebouw met uitzondering van antennes, kleine liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.

 

2.          de breedte, de lengte of de diepte van een gebouw:

       de afstand tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

 

3.          de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

       de afstand tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand gemeten.

 

4.          de grondoppervlakte van een gebouw:

       de oppervlakte van de grond die in beslag wordt genomen door de verticale projectie van een bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hartlijnen van de scheidingsmuren.

 

5.          de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen:

       de hoogte van balkon- en terrasafscheidingen wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de afscheiding is geplaatst.

 


HOOFDSTUK II  BESTEMMINGEN

 

Artikel 3        Kantoordoeleinden

 

1.       Doeleindenomschrijving

      Gronden op de kaart aangewezen voor KANTOORDOELEINDEN zijn bestemd voor:

a.               kantoren;

b.               hotel- en conferentiefaciliteiten;

c.               uitrit van en naar de ondergrondse parkeergarage en fiets- en voetpaden van en naar de gebouwen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, openbaar groen en water;

d.               uitsluitend ondergrondse parkeervoorzieningen voor motorrijtuigen en fietsen.

 

2.       Gebruiksvoorschriften

I.        Onder kantoordoeleinden wordt verstaan gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten die niet op het publiek gericht zijn en die zich richten op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

II.        Onder hotel wordt verstaan horeca-activiteiten die in hoofdzaak gericht zijn op het bieden van overnachtingsgelegenheid, waarbij het verstrekken van drank en etenswaren hoofdzakelijk functieondersteunend is.

III.       Onder conferentiefaciliteiten wordt verstaan een voorziening ten behoeve van het houden van vergaderingen.

IV.      Hotel- en conferentiefaciliteiten zijn toegestaan, voorzover;

a.       het gezamenlijke bedrijfsoppervlakte van de functies niet groter is dan 12.500 m2, met dien verstande dat het hotel maximaal 100 kamers mag hebben;

b.       ten behoeve van hotel- en conferentiefaciliteiten in parkeergelegenheid wordt voorzien;

 

3.        Bouwvoorschriften

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.       het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen als op de plankaart is aangegeven;

b.        de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 75 meter en niet minder bedragen dan 20 meter;

c.       voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde geldt het maximum als bepaald in artikel 17;

d.        de ondergrondse parkeervoorzieningen mogen maximaal een halve bouwlaag boven peil liggen;

 


Artikel 4        Bedrijfsdoeleinden

         

1.       Doeleindenomschrijving

          Gronden op de kaart aangewezen voor BEDRIJFSDOELEINDEN zijn bestemd voor:

a.        bedrijven uit categorie 1, 2 en 3.1 van de LvB, met dien verstande dat seksinrichtingen niet zijn toegestaan;

b.        kantoor en dienstverlening ter plaatse van de aanwijzing ‘kantoor en dienstverlening;

c.        de onder sub a en b genoemde gronden zijn mede bestemd voor bij bovengenoemde bedrijven behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen en ontsluitingswegen;

 

2.       Gebruiksvoorschriften

I.        Deze gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de Lijst van Bedrijfstypen, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, begraafplaats, hotel, horeca en discotheek;

II.        Ter plaatse van de aanwijzing ‘kantoor en dienstverlening’ mogen deze gronden tevens gebruikt worden voor kantoren en dienstverlening;

a.       Onder kantoordoeleinden wordt verstaan gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten die niet op het publiek gericht zijn en die zich richten op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;

b.       Onder dienstverlening wordt verstaan gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten aan personen;

 

3.        Bouwvoorschriften

a.       In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 15 meter;

b.       In of op de gronden met de aanwijzing ‘kantoor en dienstverlening’ mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 28 meter en een minimale bouwhoogte van 15 meter;

 

4.                 Vrijstellingsbevoegdheden LvB

I.        Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van :

a.       het bepaalde in lid 1 om bedrijven uit categorie 3.2 van de LvB mogelijk te maken;

b.       het bepaalde in lid 1 om bedrijven toe te laten die niet genoemd worden in de LvB.

 

II.        Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot maximaal categorie 3.1 en indien de kwaliteit van de leefomgeving niet nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, groen, mobiliteit, levendigheid en economisch functioneren. Tevens dient het bedrijf aan te tonen dat het om een arbeidsintensieve functie gaat (minimaal 100 werknemers per hectare).

 

5.                 Vrijstellingsbevoegdheden grootschalig meubelbedrijf, bouwmarkt en autohandel

I.        Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 om ter plaatse van de aanwijzing ‘kantoor en dienstverlening’ grootschalige meubelbedrijven, bouwmarkten, autohandels en vergelijkbare bedrijven mogelijk te maken;

 

II.        Het college verleent de in dit lid genoemde vrijstelling indien het bedrijf ten tijde van de vaststelling van het plan is gevestigd binnen het plangebied van bestemmingsplan Schieoevers noord en zuid en op het perceel dat  na de verplaatsing van het bedrijf vrijkomt, geen grootschalig meubelbedrijf, bouwmarkt of autohandel en vergelijkbare bedrijven meer mogelijk is.

 

6.        Vrijstellingsbevoegdheid seksinrichtingen

Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a.       binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;

b.       binnen een straal van 250 meter vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 meter vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;

c.       de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 meter te bedragen;

d.        de onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 meter te bedragen;

e.       ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;

f.                een seksinrichting in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is niet toegestaan.


Artikel 5        Openbaar Groen

 

1.       Doeleindenomschrijving

          Gronden op de kaart aangewezen voor OPENBAAR GROEN zijn bestemd voor:

a.               groenvoorzieningen;

b.               onder peil gelegen leidingen ten behoeve van energievoorziening.

 

2.               Gebruiksvoorschriften

      De gronden bestemd voor openbaar groen mogen uitsluitend gebruikt worden voor

a.       recreatieve voorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, langzaam verkeersroutes, geluidwerende voorzieningen, water en groen;

b.        ter plaatse van de aanwijzing "ecologische zone" voor groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water en recreatieve langzaam verkeersroutes met een maximale breedte van 2 meter.

 

3.       Bouwvoorschriften

      In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnd het maximum geldt als bepaald in artikel 17;

 


Artikel 6        Verblijfsgebied

 

1.       Doeleindenomschrijving

          Gronden op de kaart aangewezen voor VERBLIJFSGEBIED zijn bestemd voor:

a.               verblijfs- en verkeersruimte;

b.               onder peil gelegen leidingen ten behoeve van energievoorziening;

c.               horeca ter plaatse van de aanwijzing ‘horecafunctie toegestaan’;

 

2.       Gebruiksvoorschriften

I.        De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van verblijfs- en verkeersvoorzieningen met de daarbij behorende verhardingen alsmede voor groenvoorzieningen, water, kunstwerken en nutsvoorzieningen.

II.        Ter plaatse van de aanwijzing ‘horecafunctie toegestaan’ mogen de gronden tevens worden gebruikt door een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café’s, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven met uitsluiting van hotels en discotheken;

 

3.       Bouwvoorschriften

I.        In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde het maximum geldt als bepaald in artikel 17;

II.        Ter plaatse van de aanwijzing ‘horecafunctie toegestaan’ mogen tevens gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.        het bebouwingspercentage mag ten hoogste zoveel bedragen als op de plankaart is aangegeven;

b.        de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter.


Artikel 7        Verkeersdoeleinden

 

1.       Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor VERKEERSDOELEINDEN zijn bestemd voor:

a.               verblijfs- en verkeersruimte;

b.               onder peil gelegen leidingen ten behoeve van energievoorziening.

 

2.       Gebruiksvoorschriften

      De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van verkeers­voorzieningen met de daarbij behorende verhardingen, voor groenvoorzieningen, water, kunstwerken, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.

 

3.       Bouwvoorschriften

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met dien verstande dat voor de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het maximum geldt als bepaald in artikel 17.

 
Artikel 8        Water

 

1.       Doeleindenomschrijving

Gronden op de kaart aangewezen voor WATER zijn bestemd voor;

a.               de waterhuishouding in samenhang met waterrecreatie;

b.               onder peil gelegen leidingen ten behoeve van energievoorziening (energie en niet nuts, vanwege dat warmtenet (industriële warmte).

 

2.       Gebruiksvoorschriften

De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden voor wateraanvoer en -afvoer en waterberging alsmede voor de waterrecreatie met bijbehorende voorzieningen zoals bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen en ter plaatse van de aanwijzing "ecologische zone" tevens voor natte groenstructuren.

 

3.       Bouwvoorschriften

      In of op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, steigers en bruggen daaronder begrepen, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen.


Artikel 9        Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)

 

1.       Doeleindenomschrijving

De op de plankaart als ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED (MEDEBESTEMMING) aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van en het onderzoek naar archeologische waarden.

 

2.       Bouw- en andere gebruiksbepalingen

In afwijking van het overige in deze voorschriften bepaalde ten aanzien van het bouwen en ander gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen de gronden als bedoeld in lid 1, uitsluitend worden bebouwd en gebruikt ten dienste van de in lid 1vermelde doeleinden.

 

3.       Vrijstelling bouwen en ander gebruik samenvallende bestemmingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, ten behoeve van het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mits mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de betreffende archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Vrijstelling is niet vereist, indien

a.        op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b.        het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

 

4.       Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 1, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.        grondwerken dieper dan 40 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

b.        het verlagen en verhogen van het waterpeil;

c.        het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;

d.        het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur

e.        het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

 

5.       Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen

worden geschaad, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond.

 

6.       Uitzonderingen aanlegvergunningplicht

Het in lid 4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

a.        werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

b.        werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan;

c.       werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;

d.        werken en werkzaamheden op en in gronden, waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

e.        werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4, sub d, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist;

f.        werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of ontgrondingsvergunning.

 

7.       Voorschriften bij aanlegvergunning

Voorzover de in lid 4 bedoelde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

a.        de verplichting tot het treffen van technische maatregelen ter bescherming van de archeologische waarden;

b.        de verplichting tot het doen van opgravingen;

c.        de verplichting tot het laten begeleiden van de uitvoering van de werken en werkzaamheden door een deskundige betreffende archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

8.       Rapportageplicht vaststelling archeologische waarde

Een in lid 3 bedoelde vrijstelling of een in lid 4 bedoelde aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, waar de aangevraagde bouw- of gebruiksactiviteiten, respectievelijk werken of werkzaamheden zullen plaatsvinden, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

9.       Adviesplicht bij vrijstelling en aanlegvergunning

Alvorens een in lid 3 bedoelde vrijstelling of een in lid 4 bedoelde aanlegvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in van de gemeentelijke archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen bouw- en andere gebruiksactiviteiten en werken en werkzaamheden de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden. Bij negatief advies van de gemeentelijke archeoloog kan vrijstelling of aanlegvergunning slechts worden verleend nadat van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.

 

10.      Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan met toepassing van artikel 11 WRO te wijzigen door op de plankaart:

a.        de aanwijzing "Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)" geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn;

b.        de aanwijzing "Archeologisch waardevol gebied (medebestemming)" alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.


Artikel 10      Waterkeringsdoeleinden (medebestemming)

 

1.       Doeleindenomschrijving

a.                            Gronden op de kaart aangewezen voor WATERKERINGSDOELEINDEN (medebestemming) zijn primair bestemd voor waterkering en bijbehorende voorzieningen;

b.       deze gronden zijn secundair bestemd voor de andere op de plankaart aangegeven bestemmingen.

 

2.       Gebruiksvoorschriften

          De gronden mogen uitsluitend gebruikt worden ten dienste van de in lid 1 vermelde doeleinden.

 

3.        Bouwvoorschriften

      In of op deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming waterkeringsdoeleinden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van 4 meter worden gebouwd;

 

4.       Vrijstelling

                              Gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de secundaire bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor vrijstelling door het college is verleend. Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van de waterke­ring niet onevenredig wordt geschaad. De gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften, zoals opgenomen in de voorschriften behorend bij de secundaire bestemming.

 

5.       Adviesprocedure voor vrijstelling

      Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het college schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

 


HOOFDSTUK III OVERIGE BEPALINGEN

 

Artikel 11      Gebruik van gronden en bouwwerken

 

1.       Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven be­stemming, de doel­eindenomschrijving en de overige voorschriften.

 

2.        Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als:

a.       opslagplaats voor bagger en grondspecie;

b.       opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;

c.       uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

 

3.        Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

a.             vormen van gebruik als bedoeld in lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;

b.       het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;

c.       het uitoefenen van detailhandel voorzover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de voorschriften is toegestaan.

 

4.       Het college verleent vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik van de grond en de bebouwing, die niet om dringende redenen gerechtvaardigd is.


Artikel 12      Dubbeltelbepaling

 

Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 


Artikel 13      Overige bebouwingsvoorschriften

 

Voor het bouwen gelden de aanwijzingen op de kaart en het bepaalde in hoofdstuk II en III van deze voorschriften.


Artikel 14      Bestaande afstanden en andere maten

 

1.        Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

 

2.       Indien afstanden tot bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk II is voor­geschreven, mogen deze maten als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

3.       In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 


Artikel 15      Algemene vrijstellingsbevoegdheid tbv van geringe afwijkingen

 

1.       Het college is bevoegd – tenzij op grond van hoofdstuk II terzake reeds vrijstelling kan worden verleend – vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor:

a.                            afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 meter mogen worden verhoogd;

b.       afwijking van de hellingshoek van daken van 55° tot maximaal 70°;

c.       overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

 

2.       Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, de stedenbouwkundige kwaliteit en verkeersafwikkeling ter plaatse.


Artikel 16      Algemene Wijzigingsbevoegdheden

 

Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Het college is bevoegd de in het plan opgenomen bestem­mingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 


Artikel 17      Hoogteaanduidingen

 

1.    Voor de maximaal toelaatbare bouwhoogte van gebouwen dienen – naast hetgeen in hoofdstuk II van de voorschriften is bepaald – de op de plankaart aangegeven bouwhoogten in acht genomen te worden.

 

2.    De maximaal toelaatbare bouwhoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 3 en door schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Voorzover op de kaart de goothoogte is aangegeven, mag de maximaal toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.

 

3.    De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag – tenzij op de plankaart, in hoofdstuk II of de overige voorschriften           anders is bepaald – maximaal bedragen:

 

 

Bouwhoogte

Van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbare weg en openbaar groen

1 meter

Van erf- en terreinafscheidingen elders

2 meter

Van lichtmasten

9 meter

Van vrijstaande antenne-installaties t.b.v. telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast

15 meter

Van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast

5 meter

Van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes

5 meter

Van geluidwerende voorzieningen

8 meter

Van schotelantennes

3 meter

Van overig straatmeubilair

6 meter

Van tuinmeubilair

2 meter

Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

3 meter


Artikel 18      Overgangsbepalingen

 

1.        Gebruik in strijd met het plan   

a.        Het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag worden voortgezet.

b.        Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voorzover daardoor de bestaande afwijkingen van het plan worden verkleind.

c.        Het bepaalde in lid 1 onder a en b is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het vorige, vóór het onderhavige plan geldende bestemmingsplan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.

 

2.        Bouwen in strijd met het plan

a.        Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan afwijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip van terinzagelegging, hetzij na dit tijdstip, is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag, mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot:

          I.        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

II.        geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.

b.       Het onder sub a bepaalde geldt niet, indien:

I.                 het bouwwerken betreffen die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het vorige, vóór het onderhavige geldende bestemmingsplan; én

II.                dat bouwwerk is gerealiseerd, nadat dat vorige bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

c.        Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, onder a ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte.

d.        Het college is bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 2, onder a sub II voorzover dit vanwege een terzake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is.

 


Artikel 19      Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in:

-         artikel 9 lid 4,

-         artikel 11 lid 1,

worden hierbij aangeduid als een strafbaar feit en daarmee als economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.

 


Artikel 20      Titel

 

Dit plan kan worden aangehaald onder de titel:

 

                   Gedeeltelijke herziening bestemmingsplan Schieoevers noord en zuid

                   - Omgeving station Delft Zuid -

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE 1:     LIJST VAN BEDRIJFSTYPEN

 

In de Lijst van Bedrijfstypen(LvB)  is aan de typen bedrijven een categorie toegekend.
Onderstaande tabel geeft de afstand aan die tussen de categorieën en milieugevoelige bestemmingen in acht moet worden genomen per gebiedstypen. Een x staat voor: zonder meer toegestaan en (x) wil zeggen onder voorwaarden. Het plangebied is een te herstructureren bedrijventerrein.

 

 

Categorie

Gebiedstypen

1

0 meter

2

0 meter

3.1

30 meter

3.2

50 meter

4

100-200 m

5

 

Te herstructureren bedrijventerrein

X

X

X

(X)

-

-