HANDBOEK
BESTEMMINGSPLANNEN
DELFT
2005
Gemeente Delft
Vakteam ruimtelijke ordening
oktober 2005
5.1 Stap 1: Voorontwerp
bestemmingsplan 3 mnd
5.2 Stap 2: Ontwerp bestemmingsplan
6 mnd
5.3 Stap 3: Vaststelling
bestemmingsplan 6 mnd
5.4 Stap 5: Goedkeuring
bestemmingsplan door GS 6 mnd
5.5 Stap 6: Onheroepelijk
bestemmingsplan: uitspraak Raad van State 12 mnd
5.6 Stroomschema Procesvoering
Bestemmingsplannen
6.2 Nota's Inspraak en Overleg en Zienswijzen
6.3 Advertenties en briefwisseling
7 Projectorganisatie
en Planning
8.B Standaard Voorschriften
8.C Standaard Plankaart
8.D Standaard Communicatiemateriaal
In april 2004 is het handboek bestemmingsplannen vastgesteld door de
gemeenteraad van Delft. Dit Handboek dient als leidraad voor de nieuw op te
stellen op te stellen bestemmingsplannen.
Afgesproken is het project actualiseren en uniformeren
bestemmingsplannen eenmaal in de één à twee jaar te evalueren. Het Handboek
bestemmingsplannen 2005 is de eerste evaluatie. De toevoegingen aan het
oorspronkelijke handboek zijn geel gemarkeerd.
Naar verwachting begin 2007 wordt de huidige Wet op de Ruimtelijke
Ordening vervangen door een nieuwe wet (WRO). De nieuwe WRO verplicht gemeenten hun bestemmingsplannen te
actualiseren. Naast deze wettelijke plicht bestaat binnen de gemeente ook de
wens om te komen tot een actuele en uniforme planologische regeling die op
eenvoudige wijze actueel te houden is.
De gemeenteraad heeft op 2
oktober 2003 "Het plan van aanpak actualiseren bestemmingsplannen"
vastgesteld. Op basis van het plan van aanpak is besloten dat de gemeente Delft
in een periode van vijf jaar al haar bestemmingsplannen uniformeert en
actualiseert. Het aantal bestemmingsplannen zal in de komende vijf jaar terug
gebracht worden tot zestien plannen.
De gemeente heeft gekozen
voor standaardrichtlijnen om de uniformiteit van het proces en van de inhoud
van de Delftse bestemmingsplannen te kunnen waarborgen en om het
actualiseringproces efficiënter te kunnen laten verlopen.
Het Handboek heeft als doel
om eenduidig voor te schrijven op welke wijze bij het maken van
bestemmingsplannen en het voeren van de bestemmingsplanprocedures dient te
worden omgegaan met:
§
De opzet van de
toelichting
§
De opzet van de
voorschriften
§
De opzet van de
plankaart
§
De procedure
§
De communicatie met
betrokken instanties en personen
§
De organisatie
De in het handboek opgenomen
standaarden voor de Toelichting, Plankaart, Procedure en Communicatie zijn van
toepassing op alle bestemmingsplannen van de gemeente.
De standaarden voor de
Voorschriften zijn alleen van toepassing op bestemmingsplannen voor BESTAAND
stedelijk gebied met een beperkte ontwikkelopgave.
De voorschriften voor
bestemmingsplannen voor stedelijk gebied die voorzien in grote ontwikkelingen
en de bestemmingsplannen voor buitengebied, recreatiegebied en de historische
binnenstad zijn dermate specifiek dat zij niet binnen standaarden passen. Voor
die bestemmingsplannen worden daarom op maat gesneden voorschriften opgesteld
waarbij deze standaard zoveel mogelijk als uitgangspunt zal fungeren.
De wijze waarop dit Handboek
zal worden gebruikt en beheerd, is beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3
wordt een algemene toelichting gegeven op de standaarden voor toelichting,
voorschriften en plankaart. Aandacht wordt besteed aan bijzondere elementen in
de standaarden. De standaarden zelf zijn opgenomen in de bijlagen.
In hoofdstuk 4 wordt de
bestemmingsplanprocedure beschreven. Aangegeven wordt op welke wijze en op welk
moment in de procedure burgers, instanties en de raad bij het planproces worden
wordt betrokken. Ook wordt de tijdsduur van de afzonderlijke stadia aangegeven.
Hoofdstuk 5 geeft een
beschrijving van de communicatiemiddelen die ingezet worden in het
bestemmingsplanproces. Tenslotte komen in hoofdstuk 6 de projectorganisatie en de planning aan de orde.
Het Handboek en de bijlagen
zijn bindend voor de bestemmingsplannen die komende jaren voor deze gemeente
worden opgesteld. Afwijkingen
zijn slechts mogelijk als het specifieke karakter van het betreffende
plangebied niet anders beschermd kan worden dan door een specifieke van de
uniforme voorschriften afwijkende regeling of indien wijziging in regelgeving
aanpassing van de voorschriften afdwingt.
Afwijkingen van het Handboek
worden ter beoordeling voorgelegd aan de projectgroep "Actualiseren en
Uniformeren Bestemmingsplannen". In nieuw te maken bestemmingsplannen
dient op de eerste pagina te worden aangegeven op welke punten en waarom het
plan afwijkt van de standaarden uit het Handboek.
Uit de evaluatie is gebleken dat deze projectafspraken in de eerste
periode onvoldoende zijn nagekomen. Er is meer afgeweken van de uniforme
voorschriften dan bedoeld en de afwijkingen zijn niet gemeld. Dit doet afbreuk
aan uniformiteit van de voorschriften, een belangrijke doelstelling van het project.
Het standaardset voorschriften is geëvalueerd en alle nu in procedure gebrachte
plannen zullen aan die nieuwe set standaarden worden aangepast. In de
bestemmingsplannen zal een inlegvel worden opgenomen met daarop de afwijkingen
en de reden van de afwijking zodat de raad hierover op eenvoudige wijze wordt
geïnformeerd alvorens het plan vast te stellen.
Het Handboek
Bestemmingsplannen dient als kader voor bestemmingsplannen die intern door de
gemeente worden gemaakt en als bestek dat als bijlage zal worden meegeleverd
bij uitbesteding van het maken van een Delfts bestemmingsplan.
Tot nu toe zijn alle bestemmingsplannen voor bestaand stedelijk gebied
door de gemeente zelf opgesteld en in procedure gebracht. Alleen de
bestemmingsplannen Buitengebied en Spoorzone zijn uitbesteed.
Het handboek is in beheer bij
het vakteam ruimtelijke ordening. Contactpersoon en beheerder van dit Handboek
is de projectleider van het project Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen. Voorstellen tot
aanscherping of wijziging worden door deze projectleider voorgelegd aan de
projectgroep Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen en uiteindelijk
vastgesteld door de gemeenteraad.
Het Handboek en alle bijlagen zijn in het kader van de eerste evaluatie
in overleg met alle betrokken vakteams aangepast. Om de uniformiteit te
waarborgen is het handboek alleen aangepast indien:
§
de reeds vastgestelde stukken in de praktijk tot
problemen leidden
§
dit juridisch noodzakelijk bleek (bv gewijzigde
regelgeving/beleid)
§
er in de vastgestelde stukken evidente fouten zaten.
Deze aanpassingen zijn steeds geel gemarkeerd. De geschrapte stukken
zijn grijs gemarkeerd.
Bestemmingsplannen zijn juridische instrumenten
bedoeld om “de ruimte te ordenen”. Bestemmingsplannen geven voorschriften voor
het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden. Ieder plan bestaat uit: een toelichting, voorschriften en
plankaart. In de toelichting op bestemmingsplannen wordt verantwoording
afgelegd voor hetgeen in de voorschriften en op de plankaart is geregeld. De
toelichting is niet juridisch bindend. Juridisch bindend zijn slechts de
voorschriften en de plankaart.
Inhoud en proces zijn voor een belangrijk deel in de
Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geregeld. Toch blijft er een aanzienlijke
marge voor gemeenten om veel meer informatie in hun plannen op te nemen dan de
WRO strikt voorschrijft. Dit kan tot gevolg hebben dat bestemmingsplannen
onnodig omvangrijk zijn en divers van opzet. Juridische instrumenten zijn,
gelet op de wettelijke eisen die daaraan gesteld worden, moeilijk leesbaar voor
een leek. Onnodige informatie werpt een extra drempel op voor de
toegankelijkheid.
In de toekomst zullen alle plannen digitaal worden
aangeboden. Ook dit heeft gevolgen voor de opzet van plannen.
Bij de uniformering van bestemmingsplannen zijn de
volgende uitgangspunten als leidraad genomen:
q bestemmingsplannen moeten eenduidig en toegankelijk
zijn;
q bestemmingsplannen bevatten alleen die informatie die
op grond van de wetgeving noodzakelijk is;
q de informatie moet geclusterd worden zodat het
digitaal aanbieden van die informatie eenvoudig gerealiseerd kan worden.
De Wet bepaalt dat in de
toelichting een motivering moet worden gegeven voor datgene dat in de
voorschriften en op de plankaart is geregeld.
De motivering moet gebaseerd zijn op objectieve
onderzoeksgegevens. Uit het onderzoek moet blijken dat de ruimtelijke plannen
ook financieel en maatschappelijk uitvoerbaar zijn.
In de toelichting op een bestemmingsplan zal steeds
moeten worden aangegeven wat de bestaande situatie is, welk beleid en
(eventueel welke normstelling) van toepassing is en welke onderzoeken er zijn
uitgevoerd, wat de gewenste toekomst is dat op grond van het bestemmingsplan
gerealiseerd kan worden.
Delftse
vormgeving
Ruimtelijke ordening is een vervlechting van meerdere
ruimtelijke facetten. Te onderscheiden zijn onder andere: de ruimtelijke
structuur, milieuaspecten, infrastructuur,
functies, cultuurhistorie. Vanuit die verschillende facetten kunnen
verschillende wensen/eisen bestaan met betrekking tot de ruimtelijke indeling.
Die wensen en eisen kunnen met elkaar conflicteren. In bestemmingsplannen
moeten keuzen gemaakt worden waarin de diverse facetten worden gewogen. Die
keuzen resulteren uiteindelijk in een integrale visie op het gebied.
Om alle gegevens over één facet digitaal te kunnen
koppelen aan een plankaartvlak is er voor gekozen om alle informatie daarover
(bijvoorbeeld: water) onder te brengen onder één paragraaf.
Ieder facet wordt opgebouwd volgens onderstaand
stramien:
1.
beschrijving bestaande
situatie
(feitelijke
situatie en problemen waarbij alleen die gegevens worden genoemd die relevant
zijn voor dat betreffende facet)
2. opsomming van toepassing zijnde (normstelling),
beleid en onderzoek (juridisch kader
voor de gewenste ontwikkeling, waarbij alleen beleid wordt genoemd dat voor het
betreffende gebied van toepassing is)
3.
beschrijving van de gewenste
ontwikkeling
4.
conclusie.
Iedere paragraaf is daarmee op te vatten als een
bouwsteen van de totale visie op het gebied. Alle facetten tezamen bepalen de
ruimtelijke ordening van het betreffende gebied.
In de Delftse bestemmingsplannen wordt die totale
visie de "gebiedsvisie" genoemd.
Deze geeft in aansprekende taalgebruik een
samenvatting van het hele bestemmingsplan. In die samenvatting worden alleen
die gegevens opgenomen die kenmerkend zijn voor de toekomstige ontwikkelingen
van het gebied en de doorsnee lezer ook zullen aanspreken. De gedetailleerde en
wettelijke verplichte motivering van het bestemmingsplan wordt na de
samenvatting (gebiedsvisie) per ruimtelijk facet geordend in separate
paragraven aangeboden.
Voorbeeld gebiedsvisie:
-
wat is de bestaande situatie?
(verpauperde wijk met veel
geluidsoverlast en tekort aan parkeerplaatsen en speelplekken),
-
waarom is wijziging van
die situatie nodig?
(huidige voorzieningen voldoen niet aan
moderne wettelijke normen, toename
verkeer over spoor),
-
wat wordt de nieuwe
situatie: rooilijnen, bouwhoogten, het gebruik, ontsluiting en parkeren,
groen/speelvoorziening?
(nieuwe ruimtelijke structuur, straten
patronen, ontsluiting, bouwhoogte variërend van 10 meter in zuidelijk
plangebied tot 25 meter in noordelijk deel, gebruiksmogelijkheden: type
woningen, hoeveelheid kantooroppervlak, mogelijkheden voor vestiging
kleinschalige bedrijven, totaal aantal parkeerplaatsen onder en boven de grond,
situering park, speelvoorzieningen boven maaiveld e.d.)
De standaard opzet voor de toelichtingen op
bestemmingsplannen is opgenomen in bijlage 8A.
In het begin van
de toelichting op bestemmingsplannen
zal een procedureschema worden opgenomen waaruit voor de burger duidelijk
blijkt in welk stadium van procedure het plan zich bevindt en op welke wijze de
burger zijn visie op het bestemmingsplan aan het bestuur kenbaar kan maken.
In de
toelichting wordt gewerkt met standaarden die door de diverse betrokken
vakteams worden aangeleverd. Het werken met de standaarden verloopt in toenemende
mate efficiënt. Voor sommige onderdelen
ontbrak bij aanvang een standaard bijvoorbeeld voor handhaving. Dit is
inmiddels ingevuld.
Handhaving
heeft in het hele proces een prominente rol gekregen. Gaandeweg het proces is
geconstateerd dat alle illegale gebruik en bebouwing bij het voorontwerp dient
te worden geïnventariseerd en dat bij vaststelling van het plan een keuze moet
zijn gemaakt: handhaven of legaliseren. Dit proces komt nu goed op gang.
In bijlage 8B zijn de
standaarden opgenomen voor de voorschriften. Het zijn de voorschriften zoals
deze ook zijn gebruikt in het recentelijk vastgestelde bestemmingsplan
Noordwest, deelgebied 1. De voorschriften zijn op ondergeschikte onderdelen
aangepast aan nieuwe regelgeving en gemeentelijk
beleid.
In het onderstaande een korte
toelichting op de betekenis van voorschriften voor bouwen en gebruik mede in
relatie tot andere regelgeving op dit gebied.
WONING
Niet alleen het
bestemmingsplan maar ook de woningwet is een belangrijke wettelijke bron die
aangeeft wat wel en niet gebouwd mag worden. De standaardvoorschriften nemen de
bepalingen uit de woningwet als uitgangspunt.
Voor sommige bouwwerken is
geen vergunning nodig. Zoals een dakkapel of uitbouw tot 2,5 meter diepte aan
de achterkant van een huis. Of een klein schuurtje of schotelantenne, mits aan
de achterzijde van de woning en voldoend aan bepaalde afmetingen. Voor
bouwwerken aan de voorkant van het huis of grotere aan- of bijgebouw is een
vergunning nodig en moeten de brandweer en welstandscommissie ook nog
toestemming geven. Kantoor- of
praktijkruimten bij een woonhuis mogen niet groter zijn dan 30% van het
vloeroppervlak van de woning, het verkeer niet hinderen en niet gepaard gaan
met horeca of detailhandel.
De regeling voor kappen en uitbouwen van daken bleek in de praktijk
toch tot problemen te leiden. In het standaardvoorschrift uit het handboek uit
2004 staat slechts één model voor een kap. Al bij het eerste bestemmingsplan
dat in het kader van het AUB werd opgesteld (Noordwest, deelgebied 2) is van
die standaard afgeweken. In het plangebied zijn onder andere souterrains
aanwezig die door de uniforme regeling niet werden bestreken. In het tweede
bestemmingsplan (Noordoost) is het kappenarsenaal uitgebreid met het lessenaarsdak
en in TU noord met de mansardekap. De nieuwe kappenregeling heeft intern geleid
tot veel discussie. Uiteindelijk is gekozen voor de invoering van halve
bouwlagen met een maximale hoogte van 1,5 meter waardoor souterrains en hogere
kapvormen kunnen worden geregeld. Voorts is in de voorschriften zowel een
dwarskap als een lengtekap geregeld in voor- en zijaanzicht. Platte afdekking
blijft mogelijk met de aanwijzing * zoals opgenomen in de oorspronkelijke
regeling.
TUIN
Ook voor bouwen in de tuin
zijn regels opgenomen. Of je er in mag parkeren bijvoorbeeld, of als
opslagplaats mag gebruiken. In de regel mag een bewoner niets bouwen in de
voortuin van het huis. Er bestaan uitzonderingen daarop, zoals de bouw van een
erker of fietstrommel. In de achtertuin mag een gebouw staan. Maximale afmeting
is 60 m2, maar niet op een deel van de grond groter dan 50% van de tuin. Een
losse schuur of bijgebouw mag hooguit drie meter hoog zijn en is in oppervlakte beperkt tot
maximaal 30 m².
VRIJSTELLING
Door de enorme verscheidenheid
aan bouwvormen en woningen zijn de regels nogal algemeen gesteld. Daarom is het
altijd handig ook een bouwplan waarvoor geen vergunning nodig is toch even voor
te leggen aan de gemeente. Anderzijds kan het zijn dat de gemeente in specifieke
gevallen bouwplannen die volgens de algemene regels niet zijn toegestaan, toch
goedkeurt. Voor bijvoorbeeld de voortuin kan dit gelden voor een verbouwing van
de entree. Die moet dan wel in het straatbeeld passen en geen zon of privacy
bij de buren wegnemen.
OVERZICHT VERSCHILLEN STANDAARD VOORSCHRIFTEN 2005 MET
HANDBOEK 2004
In de nieuwe standaardvoorschriften als opgenomen in bijlage 8b van dit
Handboek is met een grijze arcering aangeven welke onderdelen zijn geschrapte
en met een gele arcering die nieuwe onderdelen.
In het onderstaande een overzicht van de belangrijkste wijzingen en de
redenen daarvan.
In artikel 1 de begripsbepalingen zijn sommige begrippen anders
geredigeerd en zijn sommige begrippen toegevoegd. Nieuwe redactie komt veelal
voort uit gewijzigde regelgeving. Toegevoegd zijn die begrippen die in de
praktijk werden gemist. Meest opvallende daarvan is het begrip: bijbehorende
voorzieningen. Beoogd is op eenvoudige wijze te regelen wat begrepen
wordt onder bijbehorende voorzieningen en om een voor ieder inzichtelijke
beperking te stellen aan ondersteunende horeca en detailhandel.
In de
bouwvoorschriften van alle bestemmingen is de zinsnede:
"In en op deze gronden mogen ten behoeve
van de bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen"
vervangen door
“In en op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen
Reden: bestaande zinsnede leidt in de praktijk tot verwarring en met
nieuwe zinsnede wordt hetzelfde gezegd.
In alle
bebouwingsvoorschriften tevens ingevoegd:
bebouwing boven
goothoogte is slechts toegestaan binnen profiel als opgenomen in figuur 1;
Reden: de kapprofielen als opgenomen in de bestemmingsplannen Noordwest
2, TU-noord, Noordoost en Zuidwest wijkt af van de standaard als opgenomen in
het handboek. Gezocht is naar een nieuwe regeling die recht doet aan de
diversiteit aan kapvormen binnen Delft en die op eenvoudige wijze het behoud
van die kappen regelt
Het vrijstellingscriterium levendigheid bij verlenen van vrijstelling
voor een hogere categorie bedrijven is
geschrapt omdat het in de praktijk lastig bleek objectief aan dit criterium te
toetsen.
Bij de bestemmingen gemengde doeleinden en bedrijven is
toegevoegd: en bedrijven zoals bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder en
artikel 2.3 Inrichting Vergunningen Besluit behorende bij de Wet milieubeheer
(eisen van GS)
Bij Gemengde
doeleinden, Maatschappelijke doeleinden,
Detailhandelsdoeleinden en
Horeca is toegevoegd: geen cat. 2 of 3.1 met kader om categorie-indeling
(dit zijn de bedrijfstypen die gevaar kunnen opleveren). Dit is conform de nota Bedrijven en
bestemmingsplannen.
In het artikel
Garages en bergplaatsen zijn de bergplaatsen.
Reden: LVVP rekent parkeerplaatsen op eigen terrein mee in berekening
parkeerbalans. Voor slagen van dit beleid daarom belangrijk dat parkeren op
eigen terrein zeker wordt gesteld zodanig dat handhavend kan worden opgetreden.
Om diezelfde reden is binnen bestemming voortuin de aanwijzing (p) opgenomen.
In de artikelen tuin, voortuin,
groen en verkeersdoeleinden is
toegevoegd dat bouwwerken op een afstand van
8 m uit het hart van de stam van de op de plankaart aangegeven monumentale
boom te worden opgericht. Ook is hier een aanlegvergunning opgenomen. Dit ter
bescherming van de monumentale bomen in Delft.
Ondergrondse afvalcontainers zijn vergunningsvrij en daarom geschrapt
uit diverse vrijstellingsregelingen.
Toegevoegd: mogelijkheid ondergrondse leidingen ten behoeve van de
nutsvoorzieningen (energiebeleid) aan te leggen.
Reden: nieuw beleid ten aanzien van energie.
Toegevoegd: artikel Verkeersdoeleinden
1
Reden: gewijzigd
mobiliteitsbeleid. Er wordt nu onderscheid gemaakt in doorgaande wegen en wegen met alleen
bestemmingsverkeer.
De artikelen primair
waterkeringsdoeleinden, leidingen en archeologische waardevol gebied zijn op
verzoek van het hoogheemraadschap en de archeoloog vervangen door nieuwe
standaarden. Reden zijn gewijzigde regeling en uitleg daarvan door
rijksoverheid over archeologie en nieuwe eisen van het hoogheemraadschap.
De strafbepaling aangepast.
Reden: is nu een
economisch delict is en valt niet meer onder art. 59 WRO.
Het artikel
molenbeschermingszone is geschrapt omdat dit alleen voor in bestemmingsplannen
binnenstad, spoorzone en Noordwest 1 en die zijn in procedure dan wel
onherroepelijk.
Landelijk
zijn standaarden ontwikkeld voor het opzetten van plankaarten die het
uiteindelijk mogelijk maken alle ruimtelijke plannen binnen Nederland digitaal
uit te kunnen wisselen. Die standaarden zijn opgenomen in het Informatie Model
Ruimtelijke ordening (IMRO). IMRO is een afsprakenstelsel waarmee ruimtelijke objecten en hun
bestemmingen worden beschreven zodat ze pluriform en onafhankelijk kunnen
worden uitgewisseld. Hierdoor ontstaat een duidelijke manier van bestemmen
zodat misverstanden worden voorkomen. een soort pakbon of vrachtbrief
waarmee alle kaart- en tekstgegevens omgezet worden naar een vertaalbestand,
zodat alle informatie naar standaarden vertaald worden. Dit model is gebaseerd op GIS-programma's.
Het Nederlands Instituut
Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV) heeft in samenwerking met
diverse stedenbouwkundige bureaus een voorstel gedaan voor standaarden van
plankaart en voorschriften in het boekje "Op Digitale Leest".
Met het vaststellen van het
plan van aanpak actualiseren Delftse bestemmingsplannen heeft de gemeenteraad
besloten vooralsnog niet in te stemmen met het digitaal aanbieden van
bestemmingsplannen op internet en daarmee vooralsnog geen GIS-programma's aan
te schaffen. Alle AutoCad-bestanden zullen daarom in de toekomst geconverteerd
moeten worden, wanneer overgegaan wordt naar een GIS-omgeving.
Sinds kort beschikt het vakteam RO over GIS tekensoftware zodat alle
plankaarten vanaf jan 2006 volgens de IMRO standaard kunnen worden opgezet.
Hiermee wordt een object georiënteerde kaart verkregen die het raadplegen op
objectniveau mogelijk maakt. Om bestemmingsplannen digitaal te kunnen
raadplegen is aanvullende software nodig en moeten afspraken gemaakt worden
aangezien het moet passen binnen de intranet en internet infrastructuur.
De bestemmingsplankaart is de
grafische vertaling van het bestemmingsplan naar bestemmingen, bebouwing en
overige aanduidingen. De kaart verwijst enerzijds naar de plantoelichting en
anderzijds naar de bijbehorende voorschriften. De bestemmingsplankaart moet
helder en vlot leesbaar zijn voor alle gebruikers.
Een plankaart bestaat uit een
topografische en/of kadastrale ondergrond. Op die ondergrond worden
bestemmingsvlakken, bebouwingsgrenzen en overige aanduidingen (aanwijzingen)
ingetekend.
Het plangebied wordt
afgebakend door een plangrens. Daarna worden alle te bestemmen vlakken
onderverdeeld in bestemmingsvlakken, te herkennen aan de kleur en/of arcering.
Per bestemming wordt ook een lettercode toegevoegd (bijvoorbeeld: w=wonen).
Alle aanwezige en geprojecteerde bebouwing wordt voorzien van een
bebouwingsgrens en een bijbehorende maximale goot- of bouwhoogte (hoogte in bouwlagen waarboven een kap
is toegestaan). Binnen bebouwingsgrenzen kunnen aanvullende aanwijzingen
worden gegeven zoals overbouwingen. Dubbelbestemmingen worden transparant
getekend: straalpaden, waterkeringen en zones voor kabels en leidingen worden
met een arcering aangegeven, die over de onderliggende bestemming wordt
getekend. De schaalgrootte bedraagt 1:1000 voor stedelijke gebieden, voor het
Buitengebied wordt schaal 1:2500 aangehouden. De afmetingen van de plankaarten wordt beperkt tot
maximaal 1.25m lengte. Grotere plankaarten blijken in de praktijk niet
hanteerbaar. Bestaande
te grote plankaarten worden geknipt voordat de plannen worden vastgesteld.
Alle op de plankaart
voorkomende aanduidingen, kleuren en arceringen worden in het renvooi of
legenda verklaard. Iedere
plankaart heeft een renvooi. In het renvooi wordt tevens aangegeven welk
voorschrift van toepassing is. Op de plankaart is een zogenoemd tekeningstempel
opgenomen met daarin: de naam van het bestemmingsplan, nummer van de plankaart,
datum van opmaak, data van tervisielegging, vaststelling en goedkeuring en de
naam tekenaar.
De Delftse bestemmingsplannen
wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de landelijke uniformering voor
plankaarten zoals opgenomen in de Digitale Leest. De Delftse Standaard voor het
renvooi van de plankaart is
herzien en opgenomen in bijlage 3C.
Bij de totstandkoming van
bestemmingsplannen zijn de volgende vijf stappen aan de orde:
§
Het concept voorontwerp
bestemmingsplan wordt opgesteld door een ambtelijk werkgroep. Het opstellen
neemt circa drie maanden in beslag.
§
Het voorontwerp wordt
aangeboden aan B&W om het plan vrij te geven voor bespreking in de gemeenteraad en bij positief advies
van de raad voor inspraak en overleg als bedoeld in artikel 10 Bro. De
lijst van overlegpartners is opgenomen in bijlage 4B. De verwijzing naar artikel 6A en de gemeentelijke
inspraakverordening is geschrapt omdat dit artikel met de recente wetswijziging
is verdwenen in de WRO.
§
Bij positief advies van
B&W wordt het plan verzonden om overleg aan overlegpartners
§
In de plaatselijk krant
wordt een advertentie geplaatst waarin de inspraak wordt aangekondigd. Per
bestemmingsplan wordt besloten of ook andere communicatiemiddelen zullen worden
ingezet. Het voorontwerp is onderwerp van inspraak gedurende een periode van
vier weken. Inspraakreacties kunnen schriftelijk worden ingediend. Gedurende
die vier weken wordt een avond georganiseerd waarbij het plan kort wordt
toegelicht en gelegenheid wordt geboden voor mondelinge inspraak. De avond
wordt bij voorkeur in een buurtcentrum in het plangebied gehouden. Van de avond
wordt verslag gemaakt. De
bestaande inspraakprocedure wordt gecontinueerd omdat in de inspraak veel
bruikbare informatie oplevert voor het plan.
§
Alle mondelinge en
schriftelijke inspraakreacties en de overlegreacties worden samengevat en
beantwoord in de nota Inspraak en Overleg.
§
De reacties worden (al
dan niet) verwerkt in het bestemmingsplan. Resultaat is het concept
ontwerpbestemmingsplan.
§
De nota Inspraak en
Overleg en het concept ontwerpbestemmingsplan worden aangeboden aan B&W met
het verzoek het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen om zienswijzen voor
een periode van zes weken. Het
ter bespreking aan de gemeenteraad voorleggen van het ontwerpbestemmingsplan is
geschrapt omdat de gemeenteraad er de voorkeur aan gegeven heeft het plan in
voorontwerpfase te bespreken in plaats van in de ontwerpfase. Als gevolg van d
recente wetswijziging is de termijn van zienswijzen verlengd van vier tot zes
weken en wordt ook de mogelijkheid geboden om de zienswijzen mondeling in te
dienen.
§
In de plaatselijk krant
wordt een advertentie geplaatst waarin de ter inzage legging van het
ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken wordt aangekondigd. Een ieder wordt in
de gelegenheid gesteld schriftelijk en mondeling zijn zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan naar
voren te brengen.
§
Alle zienswijzen worden
samengevat en beantwoord in de nota Zienswijzen.
§
De reacties worden (al
dan niet) verwerkt in het bestemmingsplan. Resultaat is het
concept-bestemmingsplan.
§
Er wordt een concept
raadsbesluit opgesteld dat de vaststelling van het bestemmingsplan begeleidt.
§
B&W wordt verzocht
akkoord te gaan met de nota Zienswijzen, het raadsbesluit en het
bestemmingsplan en de stukken ter behandeling voor te leggen aan de
gemeenteraad.
§
Bij positief besluit van
B&W worden de stukken aangeboden aan de gemeenteraad en worden alle
indieners van zienswijzen uitgenodigd bij de commissievergadering aanwezig te
zijn. De mogelijkheid om
gehoord te worden is geschrapt omdat dit niet langer wettelijk verplicht is en
omdat het horen in combinatie met het inspreekrecht tot verwarring leidde.
De indieners van zienswijzen
worden wel uitgenodigd aanwezig te zijn bij de commissiebehandeling en daar
gebruik te maken van hun inspreekrecht.
§
Het bestemmingsplan en de nota Zienswijzen worden
behandeld in een gemeenteraadscommissie. Die commissie brengt advies uit aan de
raad over het plan, de nota Zienswijzen en het raadsvoorstel.
§
Bij positief advies van
de commissie stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan vast.
§
Na vaststelling van het
bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan ter goedkeuring aangeboden aan
Gedeputeerde Staten en wordt ter inzage gelegd met de mogelijkheid tot indienen
van bedenkingen bij GS.
§
Het plan wordt
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten
§
Na goedkeuring wordt het
plan opnieuw ter inzage gelegd met de mogelijkheid tot instellen van beroep van
de Raad van State.
§
Behandeling eventueel
ingesteld beroep Raad van State
Concept-voorontwerp
Bestemmingsplan (B&W) Opstellen voorontwerp
1 1
Behandeling Commissie
DUZA
2
Behandeling Commissie
DUZA
Vastgesteld
Bestemmingsplan Behandeling Raad
3
Ter inzage voor Bedenkingen GS
Behandeling PPC
Goedgekeurd Bestemmingsplan
Ter
inzage voor Beroep RvS
4
Behandeling RvS
Onherroepelijk Bestemmingsplan
Ter inzage
5
In het proces van de totstandkoming
van het bestemmingsplan neemt communicatie met burgers en
(overheids-)instanties een belangrijke plaats in. Communicatie is noodzakelijk
voor het creëren van draagvlak en het voorkomen van fouten in het uiteindelijk
vast te stellen plan. In de WRO worden voor een aantal onderdelen van het
proces wettelijke eisen gesteld aan de wijze waarop de communicatie dient
plaats te vinden. Het betreft de volgende onderdelen:
1.
voorontwerp dient
onderwerp te zijn van inspraak (wijze waarop wordt overgelaten aan gemeente
zelf);
2.
ontwerpbestemmingsplan
moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant én in Staatscourant, verplichte
termijn van vier weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van
schriftelijke zienswijzen;
3.
vastgesteld
bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant en in
staatscourant, verplichte termijn van vier weken ter inzage met de mogelijkheid
tot het indienen van schriftelijke bedenkingen bij gedeputeerde staten van de
provincie;
4.
goedgekeurd
bestemmingsplan moet gepubliceerd worden in plaatselijke krant en in
staatscourant, verplichte termijn van zes weken ter inzage met de tot het
indienen van beroep bij de Raad van State.
De invulling van de
inspraakprocedure wordt overgelaten aan gemeenten zelf. Binnen de gemeente
Delft is het gebruikelijk in de plaatselijke krant (momenteel Stadskrant) een
advertentie te plaatsen waarin het plangebied beschreven wordt, aangegeven
wordt wat de aanleiding en doel is van het nieuwe bestemmingsplan en waarin de
mogelijkheid wordt geboden om gedurende vier weken schriftelijk
inspraakreacties op het plan kenbaar te maken. Gedurende die vier weken wordt ook de gelegenheid geboden tot
mondelinge inspraak tijdens een inspraakbijeenkomst.
Vanuit bewoners wordt
regelmatig geklaagd dat zij niet op de hoogte zijn geweest van de
inspraakmogelijkheid. Voorgesteld wordt om de inspraak in ieder geval ook via
posters aan te kondigen in buurtwinkels en buurtcentra. Gevraagd wordt ook om
iedere bewoners via een persoonlijk brief uit te nodigen op het plan in te
spreken.
In de evaluatie van dit project wordt geconstateerd dat deze afspraken
niet zijn nagekomen. Het projectteam zal hier extra aandacht aan besteden. In
overleg met de wijkcoördinatoren zal een voorontwerpbestemmingsplan en een
uitnodiging voor de inspraakbijeenkomst ook verzonden worden aan
vertegenwoordigers van bewonerscommissies.
Gedurende het project
Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen zal gehoor gegeven worden aan
het verzoek om de inspraak ook via posters in buurtwinkels en buurtcentra aan
te kondigen. Het informeren van alle bewoners van het plangebied middels een
persoonlijke brief is kostbaar en alleen mogelijk indien vooraf hiertoe de
financiële middelen worden gereserveerd. Per bestemmingsplan zal bij start van
het project aangegeven worden welk communicatietraject en gevolgd zal worden.
Dit traject zal genoemd worden in het besluitvormingsformulier aan B&W
waarin verzocht wordt het voorontwerpbestemmingsplan vrij te geven voor
inspraak en overleg.
Communicatie in het bestemmingsplanproces
vindt plaats middels standaard advertenties en brieven. Het project
actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen is een goede aanleiding alle
standaarden te herzien. De standaarden zijn daartoe voorgelegd aan het vakteam
communicatie. De nieuwe standaarden zijn opgenomen in bijlage 8D. De standaarden zijn aangepast
aan de recente wetswijziging.
De afgelopen jaren is een
nieuwe opzet gebruikt voor de verwerking van inspraak en zienswijzen. Voor beide
communicatiemomenten worden nota's opgesteld waarin na een korte inleiding de
ingekomen brieven met reacties op datum van inkomst worden genummerd. De
reacties worden per brief samengevat en van een subnummer voorzien.
Iedere reactie wordt
beantwoord en per reactie wordt aangegeven of de reactie wel of niet heeft
geleid tot aanpassingen in het plan (onder "conclusie"). In sommige
trajecten wordt door meerdere burgers een zelfde reactie gegeven. In dat geval
wordt na de inleiding een hoofdstuk "algemeen" opgenomen waarin
uitgebreid wordt ingegaan op dat betreffende item. De nu gehanteerde nota's
Inspraak en Overleg en Zienswijzen zullen in het project Actualiseren en
Uniformeren Bestemmingsplannen verplicht worden gehanteerd.
De bestaande standaarden zijn
vervangen door nieuwe waarbij met name aandacht is besteed aan eenvoudig en
duidelijk taalgebruik en de lay-out. Deze standaarden zijn waar nodig in het kader van deze evaluatie
aangepast.
Ten behoeve van het project
Actualiseren Bestemmingsplannen wordt na vaststelling van het handboek de
projectgroep "Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen"
ingesteld. Deze projectgroep heeft tot doel de voortgang van het project te
bewaken en mogelijke knelpunten op te
lossen.
Aan deze projectgroep nemen
deel: projectleider vakteam ruimtelijke ordening, secretaris, stedenbouwer en
tekenaar vakteam ruimtelijke ordening, vertegenwoordiger vakteam milieu, vertegenwoordiger vakteam mobiliteit,
vertegenwoordiger vakteam bouwtoezicht. De projectleider rapporteert
bestuurlijk aan de wethouder.
Binnen het project
"Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen" zal ieder
afzonderlijk bestemmingsplan worden aangemerkt als een deelproject.
Ieder deelproject start met een projectdocument
vastgesteld door het sectorteam
stedelijke ontwikkeling. Voor ieder deelproject wordt een afzonderlijk
projectteam ingesteld met vertegenwoordigers uit de vakteams ruimtelijke
ordening, milieu, mobiliteit en bouwtoezicht. Afhankelijk van de inhoudelijke
relevantie worden vertegenwoordigers
uit de vakteams: CKE, ingenieursbureau, vastgoed, welstand en monumenten, archeologie,
wonen, welzijn, communicatie, wijkcoördinator uitgenodigd. Deze vertegenwoordigers
worden in ieder geval ingeschakeld bij de startbijeenkomst en bij het
definitief intern vaststellen van het voorontwerp bestemmingsplan.
Deelprojectleiders rapporteren maandelijks aan de projectgroep Actualiseren en
Uniformeren Bestemmingsplannen over de voortgang en knelpunten in het
deelproject.
Uit de
evaluatie blijkt dat dit onvoldoende gebeurt. Er is een standaardformulier
opgesteld voor de deelprojectleiders om deze verplichte terugkoppeling aan het
projectteam te vereenvoudigen.
De planning is gebaseerd op
de volgende uitgangspunten:
q
Alle bestemmingsplannen
moeten binnen een periode van vijf jaar zijn geactualiseerd
q
Lopende ontwikkelingen
hebben prioriteit
q
Planologisch grote
ingrepen hebben prioriteit
Oorspronkelijke planning
|
2003 |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
|||||||||||||||||||||||||||
Binnenstad |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||
Noordwest 1 |
v |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||
Station Zuid |
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
Buitengebied |
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
Harnaschpolder |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
Spoorzone |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
Ikea |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
TNO |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
Noordwest 2 |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
TU zuid |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
Noordoost |
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
Zuidwest 1 |
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
TU-noord |
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
DSM |
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|||||||||||||||
Noordwest 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|||||||||||||||
TU midden |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|||||||||||||||
Zuidwest 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|||||||||||||||
Zuidwest 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|||||||||||||||
Schie-oevers |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|||||||||||||||
Delft Oost |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
||||||||||||||
Aangepaste planning
|
2003 |
2004 |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Binnenstad |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||
Noordwest 1 |
v |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||
Station Zuid |
|
v |
o |
va |
g |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Buitengebied |
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||
Harnaschpolder |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||
Spoorzone |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||
Ikea |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||||
TNO |
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||||||||
Noordwest 2 |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||||
TU zuid |
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||||||||||||||
Noordoost |
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
Zuidwest 1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
TU-noord |
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
DSM |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|||||||||||||||||||||
Noordwest 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|||||||||||||||||||||
TU midden |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|||||||||||||||||||||
Zuidwest 2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
|
|||||||||||||||||||||
Zuidwest 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
|
||||||||||||||||||
Schie-oevers |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
||||||||||||||||||
Delft Oost |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
v |
o |
va |
g |
b |
||||||||||||||||||
v = voorontwerp (3 mnd)
o = ontwerp (6 mnd)
va =
vaststelling (6 mnd)
g =
goedkeuring (6 mnd)
b = beroepsfase (12 mnd)
Spoorzone en Station Zuid
worden in de toekomst één bestemmingsplan
Harnaschpolder en Noordwest 3 worden in de toekomst
één plan
TNO en TU midden worden in de toekomst één plan
Ikea en Delft Oost worden in de toekomst één plan
Binnenstad en Zuidpoort worden in de toekomst één plan
Uit de
evaluatie als opgenomen in de planningen blijkt dat een aantal
bestemmingsplannen in de planning vooruitschuiven. Het opstellen van voorontwerpbestemmingsplannen
blijkt met name bij wat complexere plangebieden meer tijd te vergen dan de 3
maanden. Op dit ogenblik zijn 11 bestemmingsplannen in procedure, waarvan het
uitwerkingsplan Harnaschpolder deelgebied 1 en de partiële herziening van het
bestemmingsplan Schie-oevers (omgeving station zuid) niet in het overzicht zijn
opgenomen.
Dat is een
forse belasting voor het ambtelijk apparaat. Zeker het komende jaar zal hier
geen wijziging in optreden. Wel wordt geconstateerd dat het ambtelijk apparaat
en het bestuur steeds beter ingewerkt raken in het opstellen van de plannen en
de procedurele behandeling daarvan. Het project verloopt steeds efficiënter. Op
de volgende pagina is een overzicht opgenomen van alle in procedure zijnde
plannen en de status daarvan.
In het onderstaand is de structuur van de
standaardtoelichting opgenomen. Onder normstelling wordt verstaan: alles wat in
wetten is geregeld, onder beleid alles wat in beleidnota's op rijks-, provinciaal-,
regionaal- en gemeentelijk niveau is geregeld. Onderzoek geeft de gegevens aan
die uit onderzoek, specifiek voor het betreffende plangebied zijn uitgevoerd.
Met kleine letter zijn de mogelijk relevante nota's genoemd. Per plangebied
bepalen of die nota's ook daadwerkelijk aangehaald moeten worden. Met de kleine
cursief gedrukte letter is aangegeven wat onder het betreffende hoofdstuk wordt
bedoeld.
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel
planvorming
1.2
Begrenzing plangebied
1.3
Vigerende
bestemmingsplannen
1.4
Opbouw plan
2.
Gebiedsvisie
De
gebiedsvisie geeft in aansprekend taalgebruik een samenvatting van
de
toelichting. Uit de gebiedsvisie moet willekeurige leek kunnen lezen wat er in
het plangebied gaat gebeuren. Met andere woorden: wat is de visie op dit
plangebied voor de toekomst. Bij conserverende plannen zal dit uiterst beperkt
zijn, voor plannen die voorzien in herontwikkeling wat uitgebreider. Een
gebiedsvisie bevat steeds beeldmateriaal ter verduidelijking.
1.1
Bestaande situatie
1.2
Toekomstige situatie
1.3
Conclusie
2.
Juridische
planbeschrijving
2.1
Verantwoording planvorm
2.2
Systematiek bestemmingen
2.3
Specifieke elementen
3.
Ruimtelijke opzet
De
ruimtelijke opzet geeft aan wat de ruimtelijke relevante structuur is van het
plangebied. Aandacht wordt besteed aan de belangrijke hoofdstructuren zoals
ontsluiting, water- en groen- structuur, de morfologie, rooilijnen, bouwblokken
en bouwhoogten. Het belang van eventuele voorzetting van ruimtelijke structuren
en de consequenties daarvan voor bijvoorbeeld rooilijnen en bouwhoogten
(hoogteaccenten) wordt in dit hoofdstuk gemotiveerd. Dit hoofdstuk zal voor een
deel overlappen met de hoofdstukken infrastructuur en milieu (water en
ecologie). Overlappingen kunnen beperkt worden door alleen in te gaan op
datgene wat ruimtelijke relevant is. Voor verdere onderbouwing van de
onderdelen infrastructuur en milieu kan verwezen worden naar die betreffende
hoofdstukken.
3.1
Bestaande situatie
3.2
Beleid en onderzoek
3.3
Gewenste ontwikkelingen
3.4
Conclusie
4.
Functies
4.1
Wonen
4.1.1
Bestaande situatie
4.1.2
Beleid en onderzoek
4.1.3 Gewenste
ontwikkeling
4.1.4 Conclusie
4.2
Bedrijven en Kantoren
4.2.1
Bestaande situatie
4.2.2
Beleid en onderzoek
4.2.3
Gewenste ontwikkeling
5.2.4 Conclusie
4.3
Maatschappelijke
voorzieningen
4.3.1
Bestaande situatie
4.3.2
Beleid en onderzoek
4.3.3
Gewenste ontwikkeling
4.3.4
Conclusie
4.4
Horeca en detailhandel
4.4.1
Bestaande situatie
4.4.2
Beleid en onderzoek
4.4.3
Gewenste ontwikkeling
4.4.4
Conclusie
4.5
Openbare ruimte
4.5.1
Bestaande situatie
4.5.2
Beleid en onderzoek
4.5.3
Gewenste ontwikkeling
5.
Milieu
5.1
Water
5.1.1
Bestaande situatie
5.1.2
Beleid en onderzoek
5.1.3
Gewenste Ontwikkeling
5.1.4
Conclusie
5.2 Ecologie
5.2.1 Bestaande situatie
5.2.2 Beleid en onderzoek
5.2.3
Gewenste Ontwikkeling
5.2.4
Conclusie
5.3
Bodem
5.3.1
Bestaande situatie
5.3.2
Beleid en onderzoek
5.3.3
Gewenste Ontwikkeling
5.3.4
Conclusie
5.4
Milieuzonering bedrijven
5.4.1
Bestaande situatie
5.4.2
Beleid en onderzoek
5.4.3
Gewenste Ontwikkeling
5.4.4
Conclusie
5.5
Geluid
5.5.1
Bestaande situatie
5.5.2
Beleid en onderzoek
5.5.3
Gewenste Ontwikkeling
5.5.4
Conclusie
5.6
Luchtkwaliteit
5.6.1
Bestaande situatie
5.6.2
Beleid en onderzoek
5.6.3
Gewenste Ontwikkeling
5.6.4
Conclusie
5.7
Externe veiligheid
5.7.1
Bestaande situatie
5.7.2
Beleid en onderzoek
Gewenste
Ontwikkeling
5.7.3
Conclusie
6.1 bovengronds
6.1.1 Bestaande situatie
Openbaar
vervoer
Autoverkeer
Langzaam
verkeer (fietsers en voetgangers)
Parkeren
6.1.2
Beleid en onderzoek
Handboek
toegankelijkheid
6.1.3 Gewenste ontwikkeling
6.1.4. Conclusie
6.2 Ondergronds (kabels en leidingen)
6.2.1 Bestaande situatie
6.2.2 Beleid en onderzoek
6.2.3 Gewenste ontwikkeling
6.2.4
Conclusie
7.
Cultuurhistorie
7.1 Archeologie
7.1.1 Bestaande situatie
7.1.2 Beleid en onderzoek
7.1.3 Gewenste ontwikkeling
7.1.4 Conclusie
7.2 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
7.2.1 Bestaande situatie
7.2.2 Normstelling, beleid en onderzoek
7.2.3 Gewenste ontwikkeling
7.2.4
Conclusie
8. Handhaving
8.1 Bestaande situatie
8.2 Beleid onderzoek
8.3
Gewenste ontwikkeling
8.4
Conclusie
9. Maatschappelijke en financiële
uitvoerbaarheid
9.1 Inspraak
en overleg
9.2 Financiële uitvoerbaarheid