Beslispunt:
Voorgesteld
wordt:
Beslispunten 1 t/m 16, zoals verwoord in de 8
onderdelen van het waterdossier, vast te stellen
In april 2000
hebben de gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland het Waterplan
Delft “een blauw netwerk” vastgesteld. Het Waterplan
beschrijft de visie op integraal duurzaam waterbeheer voor de wateren binnen de
gemeente Delft op de lange termijn en bevat een actieprogramma voor de periode
1999-2003. Delft en Delfland hebben op 23 oktober 2001 een convenant getekend
voor de gezamenlijke uitvoering van het waterplan.
Ter uitvoering van
het waterplan hebben Delft en Delfland een uitvoerings-organisatie ingericht.
Van het actieprogramma zijn de meeste acties uitgevoerd, enkele - zoals het
watersysteem voor de Poptahof - zijn wel opgestart, maar nog in
uitvoering.
Tussen het moment van vaststellen van het waterplan en nu - begin 2005 - hebben
zich vele ontwikkelingen in het waterbeleid voorgedaan, te weten:
·
Het
hoogheemraadschap heeft kort na de vaststelling van het Waterplan Delft in juli
2000 het beleidsdocument ABC Delfland vastgesteld met aanbevelingen voor de
verbetering van het waterhuishoudkundig systeem door een combinatie van
maatregelen die zich richten op afvoeren en bergen/vasthouden.
·
In augustus
2000 het advies van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw uitgekomen
met als kernboodschap: “ruimte geven aan water”.
·
In 2001 is de
watertoets als (proces)instrument voor ruimtelijke plannen geïntroduceerd, mede
om de doelstellingen van waterbeheer 21ste eeuw te realiseren. Begin
2004 is de watertoets wettelijk verplicht instrument voor alle ruimtelijke
plannen.
·
Op 2 juli 2003
hebben Rijk, IPO, VNG en UvW het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten
met als doel in 2006 de wateropgave in beeld te hebben en in 2015 het
watersysteem op orde te hebben.
·
Op Europees
niveau is eind 2000 de Kaderrichtlijn Water (KRW) in werking getreden met
doelstellingen voor de verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit
van oppervlaktewater en grondwater.
·
Door de
Commissie Integraal Waterbeheer zijn eind 2003 aanbevelingen gedaan hoe om te
gaan met situaties van grondwateroverlast.
Al deze ontwikkelingen pleiten voor een verdergaande verbetering van de
kwantitatieve en kwalitatieve waterhuishouding. Elementen die ook in het
Waterplan Delft worden onderschreven. Het waterplan is dan ook allerminst
gedateerd te noemen. Wel is het wenselijk te concretiseren wat gedaan moet
worden om ook de nieuwe ambities waar te maken. Dit wordt in deze nota gedaan,
waarbij diverse nieuwe termen worden geïntroduceerd:
1.
watersysteemanalyse, een onderzoek naar het functioneren van de
waterhuishouding in de (stedelijke) polders van Delft;
2.
waterstructuurvisie, een onderzoek waarbij op basis van de
principes van integraal duurzaam waterbeheer extra waterberging wordt
gerealiseerd;
3.
afkoppelvisie, een visiedocument waarin aangegeven wordt
waar de kansen liggen voor het afkoppelen van verhard oppervlak van de
riolering en op welke wijze dit te doen;
4.
grondwatervisie, een visiedocument waarin aangeven wordt
waar kansen liggen om op basis van het werk-met-werk-principe
grondwateroverlast in de stad te verminderen of te voorkomen.
Op de volgende pagina is in schema de samenhang weergegeven tussen de
verschillende wateronderwerpen en de daaraan gerelateerde onderwerpen als Rioleringsplan
en Ecologieplan.
Onderhavige nota heeft betrekking op de vier genoemde elementen alsmede:
5.
binnenstad, een overzicht van de noodzakelijke
maatregelen (afsluitconstructies) om de oostelijke binnenstad tegen hoog water
te beschermen;
6.
herpolderen, de overdracht van taken op het gebied van
het waterkwantiteitsbeheer en waterkeringenbeheer die nu bij de gemeente Delft
berusten, aan het hoogheemraadschap van Delfland.
Bij ieder element horen een of meer bijlagen. In de navolgende zes
onderdelen zijn de genoemde elementen nader uitgewerkt. In de laatste twee
onderdelen van deze nota wordt ingegaan op:
7.
financiële
consequenties, met een
totaaloverzicht van de kosten en baten van het waterdossier alsmede de dekking;
8.
convenant, de met het hoogheemraadschap af te sluiten
overeenkomst waarin de afspraken over het waterdossier worden bezegeld.
1. Watersysteemanalyse
Afgelopen periode hebben de gemeente Delft en het
Hoogheemraadschap van Delfland - in het kader van het Waterplan Delft -
onderzoek gedaan naar het functioneren van de waterhuishouding in de
(stedelijke) polders van Delft. Dit onderzoek - de watersysteemanalyse
- is uitgevoerd om te komen tot een duurzaam stedelijk waterbeheer in Delft.
De Watersysteemanalyse Delft levert:
l
inzicht in het
functioneren van het watersysteem in de stedelijke polders van Delft met
aandacht voor de aspecten:
1.
realiseren doelstellingen waterplan (integraal duurzaam waterbeheer);
2.
verwerking van
extreme neerslagsituatie (ABC polderstudie van Delfland[1], WB21[2]);
3.
effecten van
riooloverstorten uit gemengde stelsels (basisinspanning en
waterkwaliteitsspoortoetsing);
4.
ecologische
inrichting van het watersysteem;
l
inzicht in het
watersysteem ter voorbereiding op de herpoldering van de stedelijke polders in
Delft;
l
een
maatregelenpakket ter concretisering van en in aanvulling op de maatregelen uit
het waterplan.
Uitvoeringsprogramma watersysteemanalyse
Op basis van de
watersysteemanalyse zijn maatregelen geformuleerd waarbij de
waterplandoelstellingen worden ingevuld in samenhang met het waterbeleid 21ste
eeuw (WB21) en het rioleringsbeleid. Met de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren'
en de trits 'schoonhouden-scheiden-zuiveren' als uitgangspunt, zijn de
maatregelen gericht op het voorkomen van water-overlast en vervuiling. Zo
worden problemen niet afgewenteld naar andere polders of (deel)gebieden. Met de
voorgestelde maatregelen in het uitvoeringsprogramma is zoveel als mogelijk
geanticipeerd op de Europese Kaderrichtlijn Water (EKW) door aandacht te geven
aan emissiebeperking naar het oppervlaktewater en ecologische inrichting.
De afronding van de
watersysteemanalyse, als onderdeel van het Waterplan Delft betekent dat de
totale wateropgave in polders van Delft inzichtelijk is gemaakt. Conform het
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) wordt de uitvoering hiervan opgesplitst
naar korte en lange termijn.
Wateropgave korte termijn:
Met de voorgestelde
maatregelen in het uitvoeringsprogramma wordt het eerste deel van de
wateropgave in Delft gerealiseerd in de periode 2004 - 2010. De kracht van het
uitvoeringsprogramma is dat de waterkwaliteit hierbij integraal wordt verbeterd
door terugdringen van lozingen uit riolering en ecologische inrichting van het
watersysteem.
Wateropgave lange termijn:
Het tweede deel van
de wateropgave in Delft is in de Waterstructuurvisie Delft ingevuld. De
waterstructuurvisie bevat maatregelen die pas op langere termijn in het kader
van ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden gerealiseerd. Met name gaat het
hier om extra waterberging door verbetering van de waterstructuur waaronder het
verbinden van watergangen. Door een integrale benadering worden ook hier zowel
waterkwantiteit als waterkwaliteitsdoelen gediend.
Op basis van het
uitvoeringsprogramma 2004 – 2010 zijn concrete afspraken gemaakt met Delfland
over de uitvoering van maatregelen, inclusief de kostenverdeling en het
trekkerschap. De maatregelen zijn zo opgesteld dat werk met werk gemaakt kan
worden. Hiermee zullen maatregelen kostenefficiënter uitgevoerd kunnen worden.
De uitvoeringsorganisaties van Delft en Delfland hebben en zullen gaandeweg
duidelijke afspraken maken over de planning en uitvoering van de maatregelen.
Een samenvatting
van de watersysteemanalyse is opgenomen als bijlage 1 bij deze nota. Het
uitvoeringsprogramma maakt onderdeel uit van die nota (als bijlage 1). De
financiële consequenties per maatregel zijn ook in het uitvoeringsprogramma
opgenomen. In de paragraaf over de financiële consequenties is inzichtelijk
gemaakt wat dit voor de Delftse organisatie betekent en hoe de dekking eruit
ziet.
Voorgesteld wordt:
1.
de
watersysteemanalyse vast te stellen, in te stemmen met de uit te voeren
maatregelen uit het uitvoeringsprogramma en te besluiten over de financiële
consequenties (beslispunt 13).
2. Waterstructuurvisie
In de waterstructuurvisie Delft worden de kansen voor het watersysteem van Delft vanuit milieu, ruimtelijke ordening en openbare inrichting inzichtelijk gemaakt. Daarbij gaat het zowel om wateroverschotten als watertekorten in droge zomers.
Vertrekpunt is de watersysteemanalyse waarin onder meer de
kwantitatieve wateropgave is bepaald en de in 1999 uitgevoerde “Basisstudie
voor het waterplan“ van Sybrand Tjallingii en Paul van Eijk, waarin aan de
hand van gidsmodellen de mogelijkheden voor integraal duurzaam waterbeheer in
Delft inzichtelijk is gemaakt.
De waterstructuurvisie laat zien hoe het watersysteem van Delft over 25 tot 50 jaar gaat functioneren. In de waterstructuurvisie wordt ingegaan op de werknorm voor waterberging van 325 m3/ha (ABC Delfland). De realisatie van deze wateropgave wordt zoveel mogelijk opgehangen aan de ontwikkelingen en herstructureringen die de komende jaren in Delft plaatsvinden. Ook wordt in de waterstructuurvisie een betere waterkwaliteit nagestreefd conform de ambities van het waterplan en anticiperend op de Kaderrichtlijn Water.
Met de waterstructuurvisie wordt een duidelijke visie voor de realisatie van de wateropgave neergelegd voor de gehele gemeente, vanuit de principes van duurzaam integraal waterbeheer. Daarmee wordt voorkomen dat bij kleine herstructureringen ad-hoc oplossingen worden bedacht die niet goed op elkaar aansluiten.
Delft is in totaal in 7 te onderscheiden gebieden te verdelen. Boezemwater vormt daarbij steeds de scheiding tussen de diverse poldersystemen. De binnenstad van Delft is in de huidige situatie boezemland en kent een eigen werkwijze ten aanzien van de aanpak van waterproblemen en –kansen (zie onderdeel 5 van deze nota).
figuur 1: verdeling van de 7 gebieden in Delft
In overleg met
Delfland zijn voorstellen gedaan voor de verbetering van de diverse
watersystemen. De waterstructuurvisie treft als bijlage 2 van deze nota aan.
De
waterstructuurvisie zal worden verankerd in de ruimtelijke plannen
(bestemmings- en ontwikkelingsplannen) van Delft. Voor de binnen de
bestemmingsplantermijn te realiseren waterstructuren geldt dat deze gronden
positief - als oppervlaktewater - in de diverse bestemmingsplannen bestemd
worden. Voor de structuren die niet door het bestemmingsplan of
ontwikkelingsplan worden gereguleerd is de waterstructuurvisie staand beleid.
De
waterstructuurvisie is op 7 maart 2005 voor inspraak aangeboden aan het
Duurzaamheidsplatform. Het Duurzaamheidsplatform staat positief tegenover de
waterstructuurvisie en heeft dan ook - op wat kleine kanttekeningen na -
ingestemd met de nota. Geadviseerd is om met name ook aandacht te besteden aan
het peilbeheer bij realisatie van - delen van - de waterstructuurvisie.
Hierover zullen afspraken gemaakt worden tussen gemeente en Delfland.
Voorgesteld wordt:
2
de waterstructuurvisie vast
te stellen en deze - voor zover relevant - te verankeren in de (concept-)
ruimtelijke plannen van Delft.
3. Afkoppelvisie
Het duurzaam omgaan met milieu en water in
de bebouwde omgeving staat momenteel in de belangstelling. Voor wat betreft het
rioolbeheer en het omgaan met afvalwater is het afkoppelen van verhard
oppervlak – anders gezegd het niet laten afvoeren van hemelwater van verhard
oppervlak op de riolering - een kansrijke maatregel. Bij afkoppelen wordt hemelwater vanaf verharde oppervlakken als daken en
verkeersluwe plaatsen – zijnde relatief schoon water – niet langer via het
rioolstelsel afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi). In
plaats daarvan wordt het afgevoerd naar de bodem of naar het nabijgelegen
oppervlaktewater. Door het afkoppelen worden de rioolsystemen en de rwzi
ontlast en wordt voorkomen dat piekafvoeren in het rioolstelsel overstorten
naar het oppervlaktewater veroorzaken. In de afkoppelvisie wordt inzicht
geboden in beleid en achtergrond, voor- en nadelen van afkoppelen naar bodem
(grondwater) of naar het oppervlaktewater. Dit wordt gedaan vanuit een
technisch, financieel en juridisch perspectief.
In de afkoppelvisie zijn beslisbomen
opgenomen waarin schematisch weergegeven is onder welke voorwaarden het
afkoppelen van regenwater van de riolering wordt toegepast. De beslisbomen zijn
richtinggevend binnen huidige wettelijke kaders. Een onderscheid is gemaakt in
‘schoon’, ‘potentieel verontreinigd’; en ‘verontreinigd’ verhard oppervlak.
Bronmaatregelen hebben nadrukkelijk de voorkeur. De beslisbomen geven een richting aan; voor het afkoppelen zelf zijn
vele – soms zeer creatieve – oplossingen mogelijk. Te denken valt aan
toepassing van vegetatiedaken, het (her)gebruik van hemelwater en/of het
koppelen van hemelwaterafvoer-systemen met drainage (zogenaamde
infiltratie-transportriolen). Ook kunnen voorzieningen worden toegepast en/of
maatregelen worden genomen om de verontreiniging van het hemelwater te beperken
of te voorkomen.
De financiële ruimte voor
de investeringen (aanleg en vervanging voorzieningen), alsmede beheer,
onderhoud en monitoring van de voorzieningen maakt onderdeel uit van het
Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). In 2005 wordt een nieuw GRP vastgesteld
waarin ook aandacht aan de afkoppelmaatregelen wordt besteed.
Het Hoogheemraadschap van
Delfland heeft in de Verenigde Vergadering van 15 april 2004 de
bijdrageregeling ‘Afkoppelen verhard oppervlak’ vastgesteld. De
bijdrageregeling gaat uit van een getrapte bijdrage tussen € 2,- en
€ 5,- per m2 afgekoppeld oppervlak. Naast de bijdrageregeling
‘afkoppelen verhard oppervlak’ heeft het hoogheemraadschap op 19 februari 2004
de bijdrageregeling ‘Waterkwaliteitsspoor’ vastgesteld. Deze regeling gaat uit
van een bijdrage van 50% in de gemaakte kosten voor maatregelen die de
waterkwaliteit ten goede komen en niet tot de zogenaamde basisinspanning
behoren.
In de afkoppelvisie is
een uitgebreid uitvoeringsprogramma afkoppelen opgenomen. Dit uitvoeringsprogramma
maakt ook integraal onderdeel uit van de bij de watersysteemanalyse
geformuleerde maatregelen. Met de afkoppelmaatregelen wordt op een duurzame
wijze de basisinspanning ingevuld en een deel van het waterkwaliteitsspoor
(beiden onderdeel van het GRP). In het kader van het Waterplan Delft zijn met
het hoogheemraadschap afspraken gemaakt over de kostenverdeling voor de in het
uitvoeringsprogramma opgenomen afkoppelmaatregelen. Deze kostenverdeling is
opgenomen in de afkoppelvisie en komt ook terug bij onderdeel 7: financiële
consequenties.
De afkoppelvisie is als bijlage 3 bij deze
nota opgenomen.
Voorgesteld wordt:
3
Vast
te stellen dat de beslisbomen als uitgangspunt worden genomen voor het
afkoppelbeleid van de gemeente Delft (beslisbomen zie bijlage 2 van de
afkoppelvisie).
4
In
te stemmen met de algemene beleidslijn om kansen te benutten voor het
afkoppelen van hemelwater bij rioolvervanging, renovatie van wegverharding en
bij herstructurering.
5
Kennis
te nemen van de in het uitvoeringsprogramma opgenomen afkoppelingsmaatregelen
(zie bijlage 5 van de afkoppelvisie).
4. Grondwatervisie
Grondwater speelt
een belangrijke rol bij de ontwikkeling van duurzaam stedelijk waterbeheer. In
het Waterplan Delft is dit onderkend door te stellen dat de problemen met het
grondwaterpeil in samenhang moet worden bezien met het afvoeren van hemelwater,
het waterpeil in de grachten en de grondwateronttrekking door DSM Gist. In het
collegeprogramma 2002 - 2006 is de doelstelling neergelegd dat in 2006 de grond-
en oppervlaktewateroverlast in de meeste delen van de stad met een te hoge
grondwaterstand voor langere termijn zal zijn opgelost. De grondwatervisie gaat
in op de haalbaarheid van deze doelstelling en beschrijft een aanpak.
Van grondwateroverlast spreken
we als er hinder of schade in de woning optreedt door hoge of lage
grondwaterstanden. Van grondwateroverlast is ook sprake als door de hoge
grondwaterstand de tuin niet meer begaanbaar is of bomen niet goed meer kunnen
wortelen.
In deze nota zullen
we praten van grondwateroverlast indien we te maken hebben met (te) hoge
grondwaterstanden. In het geval van (te) lage grondwaterstanden spreken we van grondwateronderlast.
In het kader
van Waterstad 2000 is een grondwatermeetnet opgezet waarbij door middel van
dataloggers gegevens worden verzameld over de actuele grondwaterstanden op
circa 150 locaties. Uit die gegevens blijkt dat op veel plaatsen in Delft zich
gedurende kortere of langere tijd situaties voordoen met hoge
grondwaterstanden. Plaatselijk worden die situaties ervaren als overlast.
Incidenteel wordt hiervan melding gemaakt door particulieren. Deze meldingen
worden geregistreerd door de gemeente.
Het
grondwaterbeheer dient te worden afgestemd met de gebruiksfuncties van de
grond. De gebruiksfunctie stelt eisen aan de grondwaterstand en de
grondwaterkwaliteit. Er wordt onderscheid gemaakt in drie gebruiksfuncties: wonen
& werken, groen & recreëren en wegen. Afhankelijk van
de gebruiksfunctie gelden richtinggevende doelstellingen ten aanzien van de
grondwaterstanden en de grondwaterkwaliteit.
Het stedelijk grondwaterbeheer is als
zodanig niet eenduidig wettelijk geregeld. Het rijk, de provincies, de
waterschappen en de gemeenten hebben op basis van de geldende regelgeving een
zekere bemoeienis met de beheersing van de grondwaterstand, maar deze taak is
niet feitelijk aan één van de partijen opgedragen. Geen van de partijen kan dan
ook juridisch verantwoordelijk gehouden worden om maatregelen te nemen of
schade te vergoeden aan eigenaren van bouwwerken die hinder ondervinden van een
te hoge of te lage grondwaterstand, tenzij er duidelijk sprake is van
nalatigheid. Ook een financiële structuur ontbreekt volledig.
Bij de aanpak van de grondwateroverlast is het enerzijds
mogelijk om de grondwaterstand af te stemmen op het grondgebruik en
gebruiksfunctie of door de bebouwing technisch aan te passen aan de
grondwaterstand. Het combineren van deze twee aanpakken leidt meestal tot het
meest optimale resultaat tegen de laagst maatschappelijke kosten. De ontwateringssituatie
kan verbeterd worden door de aanleg van ontwateringsmiddelen als greppels,
watergangen of drainage eventueel in combinatie met een peilverlaging of
onderbemaling. De aanleg van drainage in openbaar gebied kan gecombineerd
worden met afkoppelmaatregelen. Voor bouwkundige maatregelen is de eigenaar
zelf verantwoordelijk.
Het beleid van de gemeente richt zich erop bestaande
situaties van grond-wateroverlast zoveel mogelijk te beperken en nieuwe
situaties te voor-komen. Een eerste aanzet hiertoe is de aanleg van
drainagevoorzieningen – daar waar dit zinvol en doelmatig is – in openbaar
gebied tegelijkertijd met het uitvoeren van groot onderhoud in de openbare
ruimte (bijvoorbeeld rioolvervanging). De gemeente voert alleen maatregelen uit
ter beïnvloeding van de grondwaterstand, als die volledig in openbaar gebied
kunnen worden genomen.
De aanleg van ontwateringsvoorzieningen houdt niet in dat de gemeente de volledige grondwaterzorg naar zich toetrekt. Inwoners van Delft kunnen dan ook geen rechten aan deze activiteit ontlenen. De aanleg van ontwateringsvoorzieningen in de stad is onder meer ingegeven door de wens van de gemeente om de (historische) panden in de stad te beschermen en te behouden. Daarnaast draagt de aanpak bij aan het vergroten van de leefbaarheid in de wijken van Delft. Voorts leiden de hoge grondwaterstanden tot hogere onderhoudskosten voor het wegbeheer en kan door de aanleg van drainage de waterhuishouding in de stad in algemene zin worden verbeterd. Bij uitvoeringsprojecten zal dit als zodanig ook naar de inwoners van Delft gecommuniceerd.
De grondwatervisie is als bijlage 4 bij deze nota gevoegd. Onderdeel van de grondwatervisie is een uitvoeringsprogramma.
Voorgesteld wordt:
6
Als
gedragslijn vast te stellen dat bij werkzaamheden in het openbare gebied
maatregelen genomen worden om problemen met grondwateroverlast op te lossen of
te beperken, daarbij uit te dragen dat de gemeente niet de rol van actief
grondwaterbeheerder uitvoert en dat dit besluit gebaseerd is op de resultaten
van het grondwatermeetnet. Als basis voor deze aanpak worden de
grondwaterkansenkaarten gebruikt zoals opgenomen in bijlage 6 van de
grondwatervisie.
7
Vast
te stellen het uitvoeringsplan grondwater zoals opgenomen in bijlage 7 van de
grondwatervisie en besluitvorming over de juridische en financiële
consequenties van de Delftse aanpak grondwaterbeheer zoals omschreven in
hoofdstuk 6 van de grondwatervisie.
8
Te
besluiten om het onder punt 2 genoemde uitvoeringsplan jaarlijks te herijken en
af te stemmen op de meest recente meerjarenprogramma’s.
9
Kennis
te nemen van de landelijke discussies over het grondwaterbeheer en de wens om
de verantwoordelijkheid binnen afzienbare tijd (lees 1 á 2 jaar) formeel bij de
gemeente of het waterschap te leggen, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de
grondwatervisie.
5. Binnenstad
Als gevolg van
bodemdaling is de afstand tussen maaiveld en waterniveau in een deel van de
Binnenstad plaatselijk dermate gering geworden dat vanaf 1998 regelmatig
wateroverlast is opgetreden door hoog water. In 2001 zijn
noodmaatregelen getroffen ter plaatse van de meest kritische grachten: de
Vlaming- en Rietveldgracht. Daarnaast is in opdracht van gemeente en
hoogheemraadschap een studie uitgevoerd: “Toekomstverkenning water- en
bodempeil binnenstad Delft”. Naar aanleiding van deze studie is geconcludeerd
dat de oostelijke binnenstad van Delft bij hevige regenval moet kunnen worden
afgesloten van de boezem. Voor de korte termijn kan volstaan worden met
tijdelijke afsluitingen; ingeschat wordt dat - als gevolg van verdergaande
bodemdaling bij het huidige boezempeil - over 10 tot 15 jaar een permanente
inpoldering van de binnenstad noodzakelijk zal zijn.
Bodemdaling
De bodem in Delft daalt als
gevolg van een aantal processen, waarvan de geologische kanteling van Nederland
en de zetting van klei- en veenlagen in de ondergrond de belangrijkste zijn. De bodemdaling als gevolg van zetting is het
grootst in het oostelijk deel van de binnenstad, in de omgeving van het
Rietveld, en in het gebied van de Zuidwal. Het centrale deel van de binnenstad
ligt op een oude stroomrug en is daardoor minder gevoelig voor bodemdaling.
De gemiddelde bodemdaling
in de binnenstad, als gevolg van een combinatie van bovengenoemde processen,
loopt uiteen van 0,6 à 2,5 mm/jaar op de zandige stroomrug tot 1,9 à 6,7
mm/jaar in het gebied van de Zuidwal en de oostelijke binnenstad rond het
Rietveld.
In de Stuurgroep van het waterplan is op 14 april 2003 besloten om een semi-permanente afsluitingsvariant uit te werken die eruit bestaat dat er reeds nu vaste afsluitconstructies worden gerealiseerd waar dat kan en flexibele afsluitconstructies waar dit wenselijk is. De oostelijke binnenstad moet op 8 lokaties kunnen worden afgesloten. In onderstaande tabel treft u een overzicht aan met de te realiseren afsluitconstructie.
Tabel
1: overzicht afsluitconstructies binnenstad
De sluisconstructie bij de Oostpoort is nodig om de binnenstad van Delft bevaarbaar te houden. De kantelstuwconstructies zorgen voor voldoende doorspoeling van de grachten en maken kleine waterrecreatie (kano’s en waterfietsen) mogelijk. De realisatie van de afsluitconstructies wordt in overleg met Delfland gedaan. Met Delfland zijn ook afspraken gemaakt over de kostenverdeling met als uitgangspunt dat het hoogheemraadschap verantwoordelijk is voor het functionele deel en de gemeente voor de stedenbouwkundige inpassing.
De uitgebreide beschrijving van het project afsluitconstructies grachten Binnenstad is als bijlage 5 van deze nota opgenomen. In onderdeel 7 van deze nota wordt verder in gegaan op de financiële consequenties.
Voorgesteld wordt:
10
In
te stemmen met de realisatie van de genoemde afsluitconstructies in de
binnenstad.
11
In
te stemmen met het principe van kostenverdeling: Delfland voor het functionele
deel, de gemeente voor stedenbouwkundige inpassing.
6.
Herpolderen
In het verleden zijn onder meer ten behoeve van stadsuitbreidingen diverse (delen van) polders in het beheersgebied ontpolderd. Dit betekent dat de waterstaatkundige verzorging van deze gebieden van het waterschap is overgegaan naar gemeenten. In de jaren tachtig is nationaal de beleidslijn voor herpolderen ingezet. In 1992 is in de Waterschapswet het primaat van de waterstaatkundige zorg teruggelegd bij de waterschappen. In de vierde Nota Waterhuishouding (NW4, december 1998) is nogmaals benadrukt dat de onduidelijkheid in de taakverdeling bij het stedelijk waterbeheer tussen gemeenten en waterschappen moet worden weggenomen. Uitgangspunt is dat er geen onderhoudsverplichtingen worden opgelegd door de waterschappen en dat bij herpoldering de waterstaatswerken in een goede staat worden overgedragen.
Definitie:
Herpolderen: Het weer
overdragen van de bevoegdheden ten aanzien van het waterkwantiteitsbeheer van
de gemeente Delft aan het Hoogheem-raadschap van Delfland.
In bijlage 6 is een overzicht gegeven van de te herpolderen gebieden.
Naast de te herpolderen gebieden dienen ook afspraken gemaakt te worden over de in de Lage Abtswoudsepolder en de binnenstad uitgevoerde taken aangezien deze reglementair (volgens Delflands Reglement) per 1 januari 2005 door Delfland moeten worden uitgevoerd. Het watersysteem wordt grofweg opgedeeld in boezemwateren, hoofdwatergangen en overige watergangen. De boezemwateren en hoofdwatergangen worden overgenomen door Delfland, de gemeente blijft verantwoordelijk voor de overige watergangen (watersystemen rond begraafplaatsen, sportvelden en de Delftse Hout). In overleg met Delfland is bepaald dat in Delft 10% de typering: overige watergangen krijgt. Van deze watergangen blijft de verantwoordelijkheid - ook na het herpolderen - bij de gemeente rusten.
Medio 2004 is het
proces van herpolderen op gang gekomen met als uitgangspunt dit proces op
hoofdlijnen te doorlopen en met name aandacht te besteden aan de belangrijkste
kostendragende elementen in het herpolderingsproces. Deze elementen zijn:
1
Personeel,
tractie, aanneming en diensten;
2
baggeren en
ontvangstplicht;
3
boekwaarde
gemalen.
Verder is in de stuurgroep van het Waterplan Delft van 7 oktober 2004 afgesproken de financiële consequenties van herpolderen en overdracht van onderhoudstaken in samenhang te beschouwen met de kosten verbonden aan de uitvoering van het Uitvoeringsprogramma Water-systeemanalyse (zie onderdeel 1 en 7 van deze notitie).
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste afspraken voor wat betreft bovengenoemde elementen. De financiële gevolgen van deze afspraken zijn overzichtelijk opgenomen in onderdeel 7 van deze notitie.
Afgesproken is om periode van dienstverlening af te spreken voor de uit te voeren taken. De gemeente Delft blijft de taken in het waterbeheer uitvoeren tot 1 juli 2009, met dien verstande dat de komende jaren daar waar het kan en efficiënt is taken worden overgedragen naar Delfland. Deze werkwijze geeft de gemeente de mogelijk om de werkzaamheden af te bouwen en biedt Delfland een mogelijkheid tot gewenning.
Voor de dienstverlening betaald Delfland aan Delft een vergoeding uitgesplitst in manuren/tractie en aannemingskosten.
Het hoogheemraadschap heeft het standpunt ingenomen dat het totale over te dragen een gemiddelde staat van onderhoud dient te hebben. Van een aantal watergangen is ten tijde van het opstellen van het baggerplan in 2001 geconstateerd dat er een meer dan gemiddelde hoeveelheid baggerspecie in de watergangen aanwezig was. Met het hoogheem-raadschap is afgesproken dat op 1 juli 2009 alle achterstanden bij baggerwerk op kosten van de gemeente zijn ingelopen.
Voor wat betreft het uitvoeren van baggerwerken zijn Delfland en Delft
het volgende overeengekomen.
De specie die (na overname van het onderhoud) bij het in opdracht van
Delfland baggeren vrijkomt en uit milieuhygiënisch oogpunt op grond van de
samenstelling plaatselijk op de kant zou mogen worden gedeponeerd (klasse 0, 1
en 2), wordt waar mogelijk (gezien locatie en hoeveelheid) op de kant gezet en
verspreid; in het kader van een lopende proef met de inzet van een
vergoedingsysteem ontvangt de ontvangende eigenaar hiervoor thans een
vergoeding van € 4,54 per m3.
Waar dit niet mogelijk is voert Delfland het - voor zover de capaciteit
het toelaat - af naar het depot Jan den Oudeweg (capaciteit van ca. 3000 m3).
Delfland is verantwoordelijk voor de inrichting, het beheer en de exploitatie
van het depot, de gemeente draagt zorg voor de planologische bestemming en
neemt na indroging de grond om niet af.
De baggerspecie die niet in het depot geborgen kan worden, wordt gedurende vijf jaar na overdracht door Delfland afgevoerd naar een andere verwerkingslocatie. Delfland ontvangt hiervoor een vergoeding van de gemeente van max. € 12,- per m3 baggerspecie. De gemeente spant zich in om binnen een periode van vijf jaar een tweede depot planologisch mogelijk te maken - alleen of samen met regio haaglanden - met een inhoud van minimaal 3000 m3. Delfland is ook voor dit tweede depot verantwoordelijk voor de inrichting, het beheer en de exploitatie. Net als bij het eerste depot neemt de gemeente ook hier de ingedroogde baggerspecie (grond) om niet af.
De overdracht van taken in het waterbeheer leidt ook tot de overdracht van een aantal gemalen en kunstwerken (stuw- en inlaatconstructies). Afgesproken is dat Delfland voor de overdracht van de gemalen een reële waarde vergoed. Ook de ondergrond van de gemalen wordt overgedaan met de mogelijkheid tot terugkoop (tegen de historische waarde) door de gemeente indien in de toekomst het nut voor Delfland ontvalt.
De kunstwerken worden om niet overgedragen in de staat van onderhoud waarop ze op het moment van overdracht verkeren.
De uitgangspunten voor de overdracht herpolderen is als bijlage 7 van deze nota opgenomen. In het volgende onderdeel zijn de financiële consequenties uitgewerkt.
Voorgesteld wordt:
12
In
te stemmen met de uitgangspunten voor de overdracht herpolderen (bijlage 7 van
deze nota).
Watersysteemanalyse
Als onderdeel van de watersysteemanalyse is een uitvoeringsprogramma
opgesteld. Met het hoogheemraadschap zijn afspraken gemaakt over
kostenverdeling. Hieronder volgt een kort overzicht:
1.
Kosten
wateropgave (verbetering van de waterhuishouding)[3];
de kosten voor de eerste fase van de wateropgave (zowel grond als realisatie)
worden gelijkelijk verdeeld. De kosten voor de tweede fase worden qua
realisatie gedragen door Delfland. De grond wordt ingebracht door gemeente of
vanuit een herstructurering.
2.
Realisatie
natuurvriendelijke oevers; de kosten worden gelijkelijk verdeeld.
3.
Rioleringsmaatregelen
(basisinspanning); de realisatie van de basisinspanning is een gemeentelijke
verantwoordelijkheid. De kosten die hiermee gemoeid zijn komen voor rekening
van Delft.
4.
Afkoppelen
verhard oppervlak; het afkoppelen van verhard oppervlak is een middel om op een
duurzame wijze te voldoen aan de basisinspanning. Het primaat ligt daarom bij
de gemeente. Omdat het afkoppelen ook leidt tot een verbetering van de
waterkwaliteit draagt Delfland bij in de kosten (2, 4 of 5 euro per m2
afgekoppeld oppervlak).
5.
maatregelen
ten behoeve van het waterkwaliteitsspoor; de kosten hiervan worden zoveel
mogelijk gelijkelijk verdeeld.
In .tabel 2.1 is een overzicht gegeven van de financiële consequenties
van het uitvoeringsprogramma per organisatie.
Subsidieverzoek NBW
De gemeente Delft heeft op 1 april 2004 mede namens
het Hoogheemraadschap van Delfland een subsidieverzoek ingediend inzake de
“Tijdelijke regeling eenmalige uitkering bestrijding regionale wateroverlast”.
In het ingediende uitvoeringsplan zijn twee projecten omschreven, te weten:
project binnenstad en project Hap/Lap. Het subsidieverzoek is voor beide projecten
gehonoreerd. Voor de binnenstad is de bijdrage ca. 25% van de uitvoeringskosten
met een maximum van ca. € 750.000,-. Voor het project Hap/Lap - realisatie
van de wateropgave - is de bijdrage maximaal ca. € 700.000,-. Met het
hoogheemraadschap is afgesproken de subsidie te verdelen op basis van de
investering van partijen in de subsidieprojecten.
Tabel 2.1: samenvatting
financiële consequenties uitvoeringsprogramma
Het
uitvoeringsprogramma uit de watersysteemanalyse omvat een groot aantal
maatregelen die geheel of gedeeltelijk kunnen worden gedekt uit bestaande
investeringen. In tabel 2.2 is dit weergegeven.
Tabel 2.2: financiële
consequenties Delft
Uitgaande van de
beschikbare gelden via investeringen en subsidie, resteert een dekkingstekort
van € 742.712. Voorgesteld wordt om ter dekking een eenmalige investering
vrij te maken uit de reserve Nutswinsten.
Waterstructuurvisie
De kosten voor de
waterstructuurvisie zijn slechts zeer globaal te bepalen. Uitgangspunt is dat
de maatregelen zoveel mogelijk uitgevoerd worden gelijktijdig met andere
werkzaamheden als wegrenovatie of herstructurering. Daarmee blijven de kosten
laag terwijl ook de overlast bij realisatie voor de burgers en bedrijven
beperkt blijven. Omdat de waterstructuurvisie voorziet in realisatie van de
resterende wateropgave geldt hetzelfde kostenverdelingsprincipe:
1.
de kosten voor
de eerste fase van de wateropgave (zowel grond als realisatie) worden
gelijkelijk verdeeld. De kosten voor de tweede fase worden qua realisatie
gedragen door Delfland. De grond wordt ingebracht door gemeente of vanuit een
herstructurering.
Op basis van kengetallen is
ingeschat wat de financiële consequenties zijn van de waterstructuurvisie.
Daarbij zijn ter indicatie de kengetallen gebruikt van het ABC-programma van
Delfland. Hierbij wordt voor de realisatie een gemiddeld bedrag gehanteerd van
€ 85,-/m3 waterberging. De ruimte voor water wordt zoveel
mogelijk in openbaar gebied gezocht of binnen herstructureringen en
inbreidingen. In onderstaande tabel is
een overzicht gegeven van de financiële consequenties van de
waterstructuurvisie per organisatie.
Tabel 3: samenvatting
financiële consequenties waterstructuurvisie
Ook met de
waterstructuurvisie zijn een groot aantal maatregelen gemoeid. Voor het aandeel
in de kosten voor de realisatie van de eerste fase ABC-maatregelen is geen
dekking beschikbaar. Hierdoor resteert voor dit onderdeel een dekkingstekort
van € 340.000,-. Voorgesteld wordt om ter dekking een eenmalige
investering vrij te maken uit de reserve Nutswinsten.
Afkoppelvisie
Het uitvoeringsprogramma uit de afkoppelvisie is integraal overgenomen in het uitvoeringsprogramma van de watersysteemanalyse. Voor de financiële consequenties wordt verwezen naar tabel 2.1 en 2.2.
Grondwatervisie
Ter voorkoming van
grondwateroverlast is in de grondwatervisie een uitvoeringsplan opgenomen. Het
uitvoeringsplan is gekoppeld aan gepland groot onderhoud van wegconstructies en
riolering. De in het uitvoerings-programma opgenomen bedragen zijn dan ook
gebaseerd op cofinanciering.
Tabel 4: samenvatting
financiële consequenties grondwatervisie
Het
uitvoeringsprogramma grondwater voorziet in een maatregelpakket met een omvang
van € 740.700,-. Deze financiële inspanning kan worden gedekt uit de
investering bestrijden wateroverlast uit de Zomernota 2003 - 2006 van ca.
€ 250.000,- en de investering grondwater uit de Programmabegroting 2005 -
2008 van € 600.000,-. In het kader van de programmabegroting 2006 - 2009
is het voorstel gedaan om deze investering onder te brengen in de brede
rioolheffing. Definitieve besluitvorming zal separaat plaatsvinden.
Binnenstad
Met Delfland zijn afspraken gemaakt over de kostenverdeling met als uitgangspunt dat het hoogheemraadschap verantwoordelijk is voor het functionele deel en de gemeente voor de stedenbouwkundige inpassing. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over de gemaalcapaciteit. De in de binnenstad benodigde gemaalcapaciteit is fors hoger (factor 3,5) dan de regulier (voor een vergelijkbaar gebied) te installeren gemaalcapaciteit. Afgesproken is dat de gemeente de extra kosten voor haar rekening neemt en onderzoekt op welke wijze de extra te installeren gemaalcapaciteit in de toekomst gecompenseerd kan worden.
Tabel 5: samenvatting
financiële consequenties afsluitconstructies binnenstad
Dekking
Voor de afsluiting
grachten binnenstad is in 2000 een bedrag van € 453.780,- vrijgemaakt
vanuit de EZH-gelden (projectnummer 70724). Thans resteert nog een bedrag van
ca. € 240.000,-. Het aandeel van Delft in de totale investering voor de
afsluitconstructies bedraagt € 475.000,-. Na dekking uit project
afsluiting grachten binnenstad, resteert een tekort van € 235.000,-. In
het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water is voor dit project subsidie
aangevraagd (zie kader op pagina 13). Het aandeel in de subsidie voor Delft is
op basis van de huidige gegevens geraamd op € 119.591,-.
Uitgaande van de
beschikbare gelden via investeringen en subsidie, resteert een dekkingstekort
van € 115.000,-. Voorgesteld wordt om ter dekking een eenmalige
investering vrij te maken uit de reserve Nutswinsten.
Herpolderen
De overdracht van
het kwantitatieve waterbeheer van Delft naar Delfland heeft een aantal
financiële consequenties die terug te voeren zijn naar:
-
personeel,
tractie;
-
aanneming en
diensten;
-
baggeren en
ontvangstplicht;
-
boekwaarde
gemalen en grond.
Tabel 5: samenvatting
financiële consequenties herpolderen - situatie januari 2006
Als gevolg van de
overdracht van taken in het waterbeheer (herpolderen) valt - op basis van de
begroting 2003 - structureel een bedrag van € 965.892,- per jaar vrij uit
de begroting. De exacte meerjarige doorwerking van de structurele bezuinigingen
is door Financiële Zaken in beeld gebracht. Voor het begrotingsjaar 2005 is de
bezuiniging € 334.034,- De structurele bezuiniging vanaf het
begrotingsjaar 2006 bedraagt € 1.081.159,-.
De bezuiniging zal ook nog verwerkt worden in de realisatiecijfers van het
bezuinigingsprogramma 2004 - 2008. In dit bezuinigingsprogramma is voor het
onderdeel watertaken (in de stelpost overdracht van taken derden) globaal
rekening gehouden met een bezuiniging van € 1 miljoen. De exacte
structurele bezuiniging op basis van het onderhandelingsresultaat voldoet hier
(ruim) aan.
Communicatie
en Monitoring
De
uitvoeringsprogramma’s van de verschillende onderdelen in het water-dossier
laten zien dat er de komende jaren - samen met Delfland - een aanzienlijke
inspanning wordt geleverd. Het is belangrijk om de samenhang tussen de
projecten en het uiteindelijk doel - een verbetering van de kwan-titatieve en
kwalitatieve waterhuishouding en daarmee het aantrekkelijker worden van de
watersystemen - met de burgers van
Delft te communiceren. Met Delfland is afgesproken om de communicatie
gezamenlijk op te pakken en hiervoor per organisatie een budget vrij te maken
van € 10.000,-.
Naast communicatie
is ook monitoring een belangrijk item. Monitoring maakt inzichtelijk of de
doelstellingen gerealiseerd worden en of bijsturen noodzakelijk is. Het geeft
ook informatie die in de communicatie naar burgers kan worden gebruikt. Met
Delfland is ook afgesproken om dit gezamenlijk op te pakken. Hiervoor wordt per
organisatie een budget vrijgemaakt van € 25.000,-.
Samenvatting
Resumerend is er op
drie onderdelen nog een dekkingstekort:
1
Watersysteemanalyse € 742.712,-
2
Waterstructuurvisie € 340.000,-
3
Binnenstad € 115.000,-
Voor de communicatie en de monitoring is additioneel een bedrag geraamd van respectievelijk € 10.000,- en € 25.000,-. In totaal komt het dekkingstekort voor het waterdossier daarmee op een eenmalige investering van € 1.232.712,- voor de periode 2006 - 2010 voor de realisatie van de wateropgave en bescherming van de binnenstad tegen wateroverlast. Deze financiële last kan niet worden ondergebracht onder de brede rioolheffing.
Tegenover deze eenmalige investering staat het - met ingang van 1 januari 2006 -vrijvallen (danwel verschuiving naar post werken derden) van een structureel bedrag van € 1.081.159,- uit de begroting als gevolg van de overdracht van taken in het waterbeheer (herpolderen).
Een compleet financieel overzicht (op basis van de begroting 2003) is als bijlage 8 bij deze nota gevoegd.
Voorgesteld wordt:
13
Vaststellen
van het financieel overzicht en te besluiten een eenmalige investering van
€ 1.232.712,- vrij te maken uit de reserve Nutswinsten voor de dekking van
de met de uitvoering van het waterdossier gemoeide kosten.
14
Vaststellen
van het financiële resultaat van het herpolderingsproces; het in 2005
realiseren van een voordeel (door opbrengst en vrijval) van een structureel
bedrag van € 334.034,- en het per 2006 realiseren van een voordeel van een
structureel bedrag van € 1.081.159,- uit de begroting.
15
Akkoord te gaan met de 39e begrotingswijziging waarmee het
financieel resultaat van het herpolderingsproces verankerd wordt in de
meerjarige begroting.
Het waterbeheer in Delft is niet alleen een taak van de gemeente of het
hoogheemraadschap. Daar waar twee spelers met een hoog kennisniveau met water
bezig zijn, moeten afspraken worden gemaakt. Na de vaststelling van het
Waterplan Delft ‘Een Blauw Netwerk’ is dit al onderkend door op 23 oktober 2001
een eerste convenant te ondertekenen
voor de gezamenlijke uitvoering
van de doelstellingen van het Waterplan Delft en van het daarbij behorende
actieprogramma 1999-2003.
In deze notitie is in de onderdelen 1 t/m 6 een overzicht gegeven van de
diverse onderwerpen van het waterdossier waar sinds de vaststelling van het
waterplan een meer concrete invulling aan is gegeven. Deze concretisering
vraagt om nieuwe afspraken, en dus een herijking van het convenant.
Delft en Delfland stellen zich met het sluiten van het convenant ten doel om de ambities van het Waterplan Delft te realiseren met als insteek om zowel kwantitatief (WB21, NBW, ABC Delfland) als kwalitatief (rioleringsbeleid, KRW en toekomstige zwemwaterrichtlijn) een aanzienlijke verbetering voor de Delftse oppervlaktewateren te bewerkstelligen voor zover de ambities binnen de opgedragen doelstellingen en het vermogen van partijen liggen. Het convenant omvat alle onderwerpen op het gebied van het oppervlaktewatersysteem inclusief de keringen en de waterketen, waarover Delft en Delfland met elkaar afspraken hebben of voor de toekomst willen maken.
Het convenant is als bijlage 9 bij deze nota gevoegd.
Voorgesteld wordt:
16
In
te stemmen met het tweede convenant uitvoering Waterplan Delft.
René van der Werf
Vakteam Milieu
Bijlagen:
1 samenvatting watersysteemanalyse
2 waterstructuurvisie
3 afkoppelvisie
4 grondwatervisie
5 afsluitconstructies grachten oostelijke binnenstad
6 figuur herpolderen
7 uitgangspunten voor de overdracht herpolderen
8 financieel overzicht
9 tweede convenant uitvoering Waterplan Delft
[1] berekening van de statische berging en analyse van het functioneren van het oppervlaktewater-systeem bij extreme regenval
[2] advies van
de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw
[3] door Delfland aangeduid met 1ste en 2de fase ABC waarbij de 1ste fase staat voor de wateropgave die wordt aangeduid als historisch tekort (de berging die nu al aanwezig moet zijn) en de 2de fase zich richt op de in de toekomst noodzakelijke waterberging volgens het beleid van de commissie waterbeheer 21ste eeuw