Geacht college,

 

 

1.       Inleiding

 

Rond enkele projecten is in de afgelopen tijd discussie ontstaan over de relatie welstand – stedenbouwkundige plannen. Het gaat daarbij om ontwikkelingsplannen en –visies, ruimtelijke onderbouwingen en bestemmingsplannen,

 

Het welstandsbeleid en -toezicht is gericht op plaatsing en uiterlijk van bouwwerken. Het ruimtelijk beleid richt zich doorgaans op een ander schaalniveau dan dat van een bouwwerk en heeft een breder perspectief, waarin tal van andere aspecten dan alleen uiterlijk en plaatsing om een afweging vragen. De beleidsvelden hebben echter onderling raakvlakken. Het is de gemeenteraad die het welstandsbeleid vaststelt, in de vorm van de welstandsnota. De welstandscommissie voert in haar advisering aan B&W dit beleid uit door bouwplannen eraan te toetsen.

 

Doel van onderstaande notitie is het stroomlijnen van de rol van de commissie voor welstand en monumenten en de bestuurlijke besluitvorming over stedenbouwkundige plannen m.b.t. het welstandsbeleid. De ambtelijke organisatie draagt zorg voor eenduidige advisering aan het bestuur. Indien het welstandsadvies en het (ambtelijk) stedenbouwkundig advies niet met elkaar stroken, dan zal in het advies aan B&W gemotiveerd worden aangegeven of en in welke mate van het welstandsadvies wordt afgeweken.

Aldus wordt invulling gegeven aan de wijze waarop de gemeentelijke organisatie en de commissie dienen om te gaan met het gestelde in ‘stroomschema 3’ (pag. 0-10) van de door de raad vastgestelde nota. Dat schema geeft aan, dat de commissie plannen in de stedenbouwkundige fase dient te toetsen, maar laat in het ongewisse aan welke criteria en hoe die toetsing plaatsvindt. Deze notitie is bedoeld om daarover de nodige duidelijkheid te verschaffen.

 

Deze notitie beschrijft de belangrijkste discussiepunten en legt beslissingen voor om te komen tot een heldere en constructieve verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Een en ander is ook weergegeven in het bijgevoegde schema.

De notitie is ter advisering voorgelegd aan de vakjuristen en aan JZ-facilitair en de opmerkingen zijn verwerkt in deze notitie.

2.       Aan wie adviseert de commissie

Om ervoor te zorgen dat er eenduidige advisering naar het bestuur is over stedenbouwkundige plannen, ontwikkelingsplannen e.d. is het welstandsadvies gericht aan B&W met tussenkomst van het vakteam RO. Dit advies zal door RO moeten worden beoordeeld op zijn steekhoudendheid en op de consequentie voor het betreffende plan. Het wel of niet aanpassen van het plan zal in het ambtelijk advies aan het bestuur moeten worden onderbouwd en de diverse consequenties voor het al dan niet volgen moet in kaart zijn gebracht. Uiteindelijk is het welstandsadvies een van de diverse belangen waarmee gedurende het project rekening moet worden gehouden. Het bestuur bepaalt aan de hand van het ambtelijk advies welke belangen het zwaarste wegen en zal het definitieve plan met bijbehorend welstandsbeleid (= aanpassing welstandnota) na goedkeuring door de raad het nieuwe toetsingskader voor de welstand vastleggen.

 

Gevraagd besluit:

 

3.       Onderwerp van welstandsadvisering bij stedenbouwkundige plannen

Bij verschillende gelegenheden is discussie ontstaan over het onderwerp van welstandsadvisering bij stedenbouwkundige plannen (en ontwikkelingsplannen, ruimtelijke onderbouwingen). Deze advisering dient een ander doel dan hetgeen in de Woningwet is gesteld m.b.t. welstandsadvies over bouwplannen. Dat heeft  uitsluitend op plaatsing en uiterlijk van een bouwwerk “zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan” (Ww art. 12 lid 1). In de gemeentelijk welstandsnota zijn beide aspecten nader uitgewerkt binnen de omschrijvingen en criteria voor ´gebiedstype´ en ´architectuurtype´. Bij stedenbouwkundige plannen gaat het erom (indien deze afwijken van de gebiedsindeling uit de welstandsnota) gemotiveerd aan te geven om welke reden wordt afgeweken en welke bestaande of nieuwe typering dan wel van toepassing is, opdat voor het betreffende gebied een nieuw toetsingskader (= ontwikkelingsplan en wijziging welstandsnota) voor bouwplannen ontstaat, dat door de raad kan worden vastgesteld.

 

Andere zaken, bijvoorbeeld planologische uitgangspunten, parkeerdruk, maatschappelijke en financiële afwegingen zijn in het welstandsadvies niet aan de orde.

 

Monumentenaspecten zijn in voorkomende gevallen uiteraard wel aan de orde. Deze worden hierna niet verder behandeld.

 

Gevraagd besluit:

 

4.       Welstandsnota en stedenbouwkundige plannen

De Welstandsnota vormt het beleids- en toetsingskader waarmee over stedenbouwkundige plannen door Welstand wordt geadviseerd. De wettelijke termen ´plaatsing en uiterlijk´ (zie hiervoor) worden nader uitgewerkt middels de in de nota gehanteerde begrippen ´gebiedstype´en ´architectuurtype´.  Door de opsteller van een stedenbouwkundig plan (gewoonlijk vakteam RO) wordt beschreven:

  1. hoe het stedenbouwkundig plan zich verhoudt tot de beschrijving van gebieds- en architectuurtype in de Welstandsnota
  2. of en zo ja op welke wijze het stedenbouwkundig plan een aanpassing van het vigerend welstandsbeleid vereist.

Aan de Welstandscommissie wordt gevraagd of zij kan instemmen met a. en b. en tevens toetsen zij of het voorgelegde stedenbouwkundige plan voldoet aan de gebieds- en architectuurcriteria van het voorgestelde (wel of niet aangepaste) welstandsbeleid.

 

Gevraagd besluit:

·         Bij de ontwikkeling van stedenbouwkundige plannen wordt ingegaan op het wel of niet noodzakelijk zijn van een wijziging van het gebieds- en architectuurtype zoals beschreven in de Welstandsnota. Hierover wordt advies gevraagd aan de commissie voor welstand en monumenten. Daarnaast toetst de commissie of het concept-stedenbouwkundige plan voldoet aan het voorgestelde welstandsbeleid.

 

5.       Relatie Welstandseisen – publiekrechtelijke aspecten RO-plannen

De jurisprudentie is heel helder: welstandseisen mogen niet deel uitmaken van een bestemmingsplan. Als het welstandsbeleid moet worden herzien dan dient dit in een separate nota te gebeuren en niet als onderdeel van een ruimtelijke plan.

 

Er worden daarom drie situaties onderscheiden:

 

 

  1. bestemmingsplannen.

In de regel zijn de bestemmingsplannen die in het kader van het AUB (Actualiseren en Uniformeren Bestemmingsplannen) traject worden opgesteld gericht op handhaven van de bestaande toestand en daardoor doorgaans niet in strijd met het vigerend Welstandsbeleid. Het opnemen van welstandseisen in de voorschriften is bovendien niet toegestaan. Om deze redenen bevatten bestemmingsplannen geen welstandscomponent. Wel kan in de beschrijving in hoofdlijnen kwalitatieve aanduidingen worden gegeven. Omdat er echter in bestemmingsplannen wel degelijk besluiten worden genomen die een daadwerkelijk ruimtelijk effect hebben, zal door RO namens B&W een advies worden gevraagd aan de commissie. Daarnaast worden wettelijk verplichte aspecten als cultuurhistorische waarde, monumentenzorg etc. in het bestemmingsplan door de commissie in haar hoedanigheid van monumentencommissie getoetst. Het advies wordt in een zo vroeg mogelijk stadium (voorontwerp) gevraagd.

 

Gevraagd besluit:

 

 

Bij grote nieuwbouw- en herstructureringsprojecten (Harnaschpolder, Technopolis, Spoorzone), zal in de plantoelichting van het bestemmingsplan worden ingegaan op de gebiedstypologie en architectuurkenmerken van de te wijzigen gebieden en op de gebieds- en architectuurkenmerken van de omringende gebieden. Daarnaast kan in het kader van dergelijke projecten een kwaliteitsinstrumentarium worden opgesteld waarin de architectuurtypologie zoals bedoeld in de Welstandsnota aan de orde is. In beide gevallen geldt, dat advies aan de welstandscommissie wordt gevraagd en zal dit uiteindelijk leiden tot een aanvulling of aanpassing van de bestaande welstandsnota.

 

  1. Enkelvoudige bouwinitiatieven waarvoor een RO-procedure noodzakelijk is.

Afhankelijk van de aard en omvang van een enkelvoudig bouwplan, wordt de anticipatieprocedure gevoerd op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing sec, danwel een ontwikkelingsplan. Indien het gaat om een bouwinitiatief waarvoor slechts één bouwvergunning zal worden aangevraagd, dan vallen Bouwplan- en RO-procedure praktisch samen. In dat geval moet het uitgangspunt zijn dat het bouwinitiatief moet passen in het welstandsbeleid en deze ruimtelijke onderbouwing hoeft dan ook niet te worden voorgelegd aan de commissie.

Indien in uitzonderlijke gevallen dit plan niet past in het welstandsbeleid, zal de zwaardere procedure van een ontwikkelingsplan doorlopen moeten conform onderstand punt c, met goedkeuring door de raad.

 

 

 

  1. Ontwikkelingsplannen.

Ontwikkelingsplannen die meerdere bouwplannen omvatten, hebben in de praktijk een functie als bestemmingsplan waarbij tegelijkertijd, anders dan bij de bestemmingsplannen in het AUB-traject, de bestaande situatie wordt gewijzigd hetgeen gevolgen kan hebben voor het welstandsbeleid. Uiteraard worden wettelijk verplichte aspecten als cultuurhistorische waarde, monumentenzorg etc. door MBK ingebracht en getoetst door de commissie.

 

De juridische houdbaarheid van een Ontwikkelingsplan en de welstandsaspecten moeten worden gewaarborgd. In dat verband zijn de onderstaande twee opties door de lijnjuristen en JZ beoordeeld.

         I.      In de beschrijving van de bestaande situatie wordt ingegaan op het gebieds- en architectuurtype. In de planbeschrijving wordt aangegeven of het plan al of niet afwijkt van het bestaande gebieds- en architectuurtype. Eventuele voorstellen voor een gewijzigd welstandskader worden in een aparte paragraaf ondergebracht.

       II.      De welstandsaspecten worden ondergebracht in een zelfstandige bijlage. Hierin kunnen desgewenst ook andere aspecten worden opgenomen die, in juridische zin, niet ‘ruimtelijk relevant’ zijn, zoals kwaliteitseisen op ecologisch gebied, uitgangspunten t.a.v. de inrichting van de openbare ruimte, toepassing duurzame materialen, etc.

JZ oordeelt dat optie II de voorkeur verdiend, terwijl de lijnjurist aangeeft dat de aparte bijlage (met aparte besluitvorming) met name voor het welstandsbeleid van belang is, omdat hiermee het bestaande welstandsbeleid kan worden vernietigd en het nieuwe welstandsbeleid kan worden vastgesteld (gedeeltelijke herziening welstandsnota).

 

Gevraagde besluiten:

·         Bij ontwikkelingsplannen e.d. wordt ingegaan op het wel of niet noodzakelijk zijn van een wijziging van het gebieds- en architectuurtype zoals beschreven in de Welstandsnota.

·         Deze plannen worden altijd ter advisering voorgelegd aan de commissie voor welstand en monumenten. Daarnaast toetst de commissie of het  stedenbouwkundige plan voldoet aan het voorgestelde welstandsbeleid.


 

6.       Inrichting openbare ruimte

 

Plannen voor herinrichting van de openbare ruimte, worden ter bespreking voorgelegd aan de commissie voor welstand en monumenten indien het een beschermd stadsgezicht betreft. De reden hiervoor is dat de openbare ruimte en de gebouwde omgeving een onlosmakelijk geheel vormen in de visuele en ruimtelijke beleving en dat dit met name de reden is dat het gebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht.

Daarnaast kunnen delen van de inrichting vergunningplichtig zijn. Deze worden gewoon via de normale bouwvergunningsprocedures afgehandeld.

De commissie beoordeelt het plan inzake bestrating, beplanting, hekwerken, straatmeubilair, straatverlichting, kunst, reclames in relatie tot het betreffende gebiedstype en de aanwezige architectuurtypen.

Het gaat hierbij om een collegiaal overleg en geen advies. Een dergelijk overleg zorgt voor een onafhankelijke kijk op de voorgestelde plannen, waarbij de kwaliteit van de openbare ruimte wel degelijk kan verbeteren indien er rekening mee wordt gehouden.

 

Plannen voor inrichting van de openbare ruimte niet gelegen in een beschermd stadsgezicht, worden niet aan de commissie voor welstand en monumenten voorgelegd.

 

Gevraagd besluit:

 

 

 

7.       Kwaliteitsborging grote projecten

 

De komende jaren staat in Delft een reeks grote projecten op stapel, zoals de Harnaschpolder, de Poptahof, Technopolis en de Spoorzone. Kenmerkend voor deze projecten is de grote omvang, de lange duur en de complexe organisatie. Zo gaat het bij deze projecten al gauw om honderden woningen of duizenden m2 bedrijfsruimte die in de loop van 5 tot 10 jaar gerealiseerd gaan worden, waarbij de gemeente in het realisatietraject samenwerkt met meerdere marktpartijen. De kwaliteitsbewaking van dergelijke projecten omvat meer dan alleen de architectonische kwaliteit. Er zijn veel meer aspecten van het gebied voor de kwaliteit. Zo kunnen eisen gesteld worden aan de inrichting van woningen (aanpasbaar bouwen, levensloopbestendig bouwen, duurzaam bouwen), aan de inrichting van het openbaar gebied (veiligheid, kindvriendelijkheid, e.d.), aan de beoogde menging van functies (bijv. woonservicezones) en aan de procesvoering (o.a. wijze van participatie van omwonenden, proces van architectenkeuze, instellen van een kwaliteitsteam).

 

Van deze kwaliteitsaspecten is een deel publiekrechtelijk te regelen via een bestemmingsplan en een aanpassing van de welstandsnota. Andere aspecten kunnen in een overeenkomst met de marktpartij(en) vastgelegd worden. Een goede afstemming van de verschillende kwaliteitseisen is daarbij essentieel.

 

De gemeente heeft bij het project Zuidpoort goede ervaringen opgedaan met de functie van een coördinerend architect / supervisor. Een coördinerend architect is naast kwaliteitsbewaker ook mede ontwerper van een deel van de bebouwing van het gebied, een supervisor is uitsluitend kwaliteitsbewaker. Bij projecten waar naast architectuur ook andere vakgebieden van belang zijn voor de kwaliteitsbewaking, (bijvoorbeeld ontwerp openbare ruimte, sociale structuur) kan een kwaliteitsteam worden ingesteld waarvan de supervisor, als voorzitter, dan wel coördinerend architect deel uitmaakt.

 

Het ligt voor de hand om voort te bouwen op die ervaring en ook bij andere grote projecten een dergelijke functie in te stellen, al of niet in combinatie met een kwaliteitsteam. Voordelen daarvan zijn:

·         zichtbaar maken en vastleggen van ambitieniveau

·         waarborgen van de ruimtelijke samenhang, voorkomen van een lappendeken, zorgen voor gebieden met eigen karakter en identiteit

·         bevorderen van kwaliteitsbewustzijn bij alle deelnemers van proces

·         aanspreekpunt bij discussies over architectuur, zorgen dat in die situaties ook keuzes gemaakt worden

·         voorkomen van kwaliteitsbewaking via nota´s (`papieren tijgers´) en toetsing achteraf; dit maakt processen vaak stroperig en weinig effectief. De supervisor bevordert de kwaliteit tijdens het ontwerpproces en doet dit door persoonlijke betrokkenheid en overtuigingskracht.

 

Het is van belang dat de marktpartij(en) de aanwijzing van de supervisor / coördinerend architect en de eventuele instelling van een kwaliteitsteam onderschrijven.

 

Gevraagd besluit:

Voor elk groot project wordt door gemeente en ontwikkelende partij(en)gezamenlijk een supervisor dan wel een coördinerend architect geselecteerd en benoemd. Per project wordt bepaald of er tevens een (multidisciplinair) kwaliteitsteam wordt ingesteld.

 

De rol van het Welstandstoezicht dient bij die integrale kwaliteitsbewaking goed geregeld te worden. Er mag uiteraard geen onheldere overlap met de verantwoordelijkheid van de Welstandscommissie ontstaan met nodeloze complicaties in het werkproces als gevolg.

 

Om dit te voorkomen wordt voorgesteld om voor elk groot project een Beeldkwaliteitplan te laten opstellen en dit, na advies van de Welstandscommissie, door de gemeenteraad te laten vaststellen. Het Beeldkwaliteitplan is voor de Welstandscommissie en voor de supervisor, de coördinerend architect dan wel het Kwaliteitsteam het bindend toetsingskader voor de architectonische kwaliteit van het project. Het dient te worden beschouwd als een partiële wijziging van de Welstandsnota.

 

Ten tweede wordt voorgesteld om per project afspraken te maken over de afstemming van de kwaliteitsbewaking van het project en de kwaliteitstoetsing door Welstand.

De voorgestelde oplossing:

 

Gevraagd besluit:

 

 

 

John-Paul Smolders en Erik Pasveer