Stuk   00                                                                                       Delft,    december 2005

….

 

 

Onderwerp: Nota Implementatie wets- en beleidswijzigingen WRO

                    Evaluatie beleid ontwikkelingsplannen

                    Evaluatie project actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

 

1.     Inleiding

 

In 2004 heeft de gemeenteraad van Delft de nota’s Beleid ontwikkelingsplannen en het Handboek bestemmingsplannen vastgesteld, waarbij aan de raad is toegezegd dat beide worden geëvalueerd.

Daarnaast heeft de provincie Zuid-Holland nieuw beleid vastgesteld voor medewerking aan vrijstellingen als bedoelt in artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Voorts is op 1 juli 2005 de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden.

In deze nota wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste beleids- en wetswijzigingen en wordt een voorstel gedaan voor implementatie van deze wijzigingen in het Delftse ruimtelijke ordening beleid. Die voorstellen worden meegenomen in de evaluatie van beide beleidsnota’s. Bijlagen bij dit raadsvoorstel zijn de nieuwe opzet ontwikkelingsplannen en het Handboek bestemmingsplannen 2005.

 

 

2.     Wets- en beleidswijzigingen WRO

 

Wetswijziging 1 juli 2005

Op 1 juli 2005 is de zogeheten uniforme openbare voorbereidingsprocedure (u.o.v.) uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. De u.o.v. staat in de nieuwe afdeling 3.4 van de Awb en is de plaats gekomen van de twee openbare voorbereidingsprocedures uit de oude afdelingen 3.4 en 3.5 van de Awb. De vervanging van de twee procedures door de nieuwe uniforme voorbereidingsprocedure dient in de eerste plaats de doelstelling van harmonisatie en voorts vereenvoudiging van de bestuursrechtelijke wetgeving.

 

Onderstaand de belangrijkste gevolgen van de wetswijziging voor ruimtelijke plannen:

 

1.      Art 6A WRO (inspraak) is geschrapt: geen verplichte inspraak bij artikel 19 lid 1 WRO procedures en bestemmingsplannen. De gemeentelijke inspraakverordening waarin is bepaald dat bij artikel 19 lid 1 procedures en bestemmingsplannen inspraak zal worden verleend conform afdeling 3.4 Awb zal worden ingetrokken. De verordening wordt vervangen door Inspraak- en participatieverordening. Hierin is bepaald dat het bestuursorgaan kan bepalen of er inspraak wordt verleend. Dit brengt met zich mee dat het al dan niet verlenen van inspraak per individueel besluit of via een andere beleidsnota kan worden geregeld.

2.      Art 19 lid 1: voor het verlenen van vrijstelling ex artikel 19 lid 1 is afdeling 3.4 Awb van toepassing: zes weken ter inzage in plaats van de vier weken nu met mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen waarbij de mogelijkheid moet worden geboden om ook mondeling zienswijzen in te dienen.

3.      Art 23 WRO: ontwerp bp ter inzage voor een termijn van zes weken in plaats van vier weken met de mogelijkheid voor en ieder om schriftelijk zienswijzen in te dienen,  waarbij ook de gelegenheid moet worden geboden om de zienswijzen mondeling in te dienen. De verplichting om te horen vervalt (geen verplichte hoorzitting in de raadscommissie)

4.      Art 27 WRO: zes weken ter inzage voor bedenkingen voor degene die tijdig zijn zienswijzen heeft ingediend en alleen voor belanghebbenden die kunnen aantonen daartoe redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest. Ook door GS moet gelegenheid worden geboden bedenkingen schriftelijk en mondeling in te dienen. Er is geen verplichting meer voor een hoorzitting. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben evenwel aangekondigd WEL hoorzittingen te zullen blijven organiseren.

5.      Beroep bij de Raad van State alleen voor belanghebbenden mogelijk.

 

 

Beleid provincie Zuid-Holland toepassing artikel 19 lid 2 beleid

In artikel 19 lid 2 WRO is bepaald dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen in door gedeputeerde staten in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring is vereist van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat gedeputeerde staten kunnen aangeven in welke gevallen zij verzoeken om vrijstellingen niet meer individuele beoordelen en bij gedeputeerde staten in die individuele gevallen geen aparte verklaring van geen bezwaar meer hoeft te worden aangevraagd.

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben bij schrijven van 3 februari 2004 hun beleid kenbaar gemaakt voor het toepassen van artikel 19 lid 2 procedures. Dit beleid is nader bepaald bij brief van 14 september 2004. Het beleid voorziet in vergaande verruiming van het toepassingsbereik van artikel 19 lid 2 vrijstellingen in de provincie Zuid-Holland. In het beleid is als uitgangspunt genomen dat de provincie alleen stuurt op die ontwikkelingen die een provinciaal belang betreffen. Dat provinciaal belang betreft voornamelijk de buitengebieden en bedrijventerreinen.

Met vaststelling van het artikel 19 lid 2 beleid heeft de provincie voor veel ruimtelijke plannen in binnenstedelijk gebied vooraf aangegeven tegen het verlenen van vrijstelling ex artikel 19 WRO geen bezwaar te hebben. De gemeente hoeft in die gevallen geen individuele verklaring van geen bezwaar meer aan te vragen. Dit betekent een tijdsbesparing van circa 2 maanden in de procedure.

 

 

3.        Evaluatie ontwikkelingsplannen

 

Op 25 november 2004 heeft de gemeenteraad de nota "beleid ontwikkelingsplannen" vastgesteld.

De gemeenteraad heeft daarmee het volgende besloten:

 

I.       Artikel 19 lid 1 vrijstellingen worden voorzien van een ruimtelijke onderbouwingen bij die bouwinitiatieven die slechts in geringe mate afwijken van een recent vastgesteld bestemmingsplan.

 

II.       Artikel 19 WRO-vrijstellingen ten behoeve van gemeentelijke initiatieven waarvoor nog een ontwikkelende partij moet worden gezocht en ten behoeve van particuliere initiatieven waarbij geen sprake is van samenwerking met de gemeente wordt voorafgaande aan een ontwikkelingsplan een ontwikkelingskader als kaderstellend document opgesteld (ontwikkelingsvisie).

 

III.      Een ontwikkelende partij met een bouwvoornemen waarvoor een artikel 19 WRO-vrijstelling nodig is wordt verzocht zelf met onderzoeksgegevens de haalbaarheid van het plan aan te tonen indien het een bouwinitiatief betreft van geringe omvang en van geringe strategische betekenis voor de gemeente.

 

IV.     De gemeente stelt ontwikkelingsplannen ten behoeve van artikel 19 lid 1 en lid 2 vrijstellingen in de onderstaande situaties:

a.            gedetailleerde, concrete bouwinitiatieven van particulieren;

b.            globale, voor de gemeente van belang zijn initiatieven waarbij sprake is van  samenwerking tussen gemeente en ontwikkelende partij;

c.            bij gemeentelijke initiatieven waarbij sprake is van samenwerking tussen    gemeente en ontwikkelende partij.

 

Wanneer sprake is van een samenwerking tussen de gemeente en de ontwikkelende     partij wordt de inhoud van ontwikkelingsplan beperkt tot ruimtelijk relevante aspecten, overige aspecten worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst die samen met het ontwikkelingsplan ter behandeling en vaststelling worden aangeboden.

 

 

In het onderstaande een overzicht van aantallen opgestelde ruimtelijke onderbouwing, ontwikkelingsvisies en ontwikkelingsplannen en het aantal vergunde vrijstellingen.

 

 

 

ontwikkelingsvisie en ontwikkelingsplan

ontwikkelingsplan

eenvoudige ruimtelijke

onderbouwing

 

vergund

2004

19 lid 1

 

1  

2

6

 

19 lid 2

1

4  

3

4

1/1-1/10 2005

19 lid 1

 

    

 

2

 

19 lid 2

3

    

5

9

 

De ervaringen met de ruimtelijke onderbouwing en ontwikkelingsplannen als juridisch instrument blijven overwegend positief. De opzet van ontwikkelingsplannen heeft discussie opgeleverd omdat de ontwikkelingsplannen soms worden ervaren als ondoorzichtig met te veel verhalende tekst en te weinig beeldmateriaal. De harde ruimtelijke randvoorwaarden blijken niet altijd duidelijk. Daarom is een nieuwe opzet opgesteld die als bijlage bij dit raadsvoorstel is opgenomen.

In de nieuwe opzet zijn de ruimtelijke facetten behouden. Dit zijn: mobiliteit, milieu, ruimtelijke structuur, functies en cultuurhistorie. De ruimtelijke facetten vormen onderdeel van het hoofdstuk stedenbouwkundige visie.

De opzet per ruimtelijke facet is gewijzigd. Er is geen aansluiting meer bij de opzet in toelichtingen van bestemmingsplannen. Niet langer wordt per facet ingegaan op bestaande situatie, beleid en onderzoek en gewenste ontwikkeling. De beschrijving van de bestaande situatie is in een aparte paragraaf opgenomen. Per facet wordt nu direct ingegaan op het beleid en onderzoek voor zover het die specifieke situatie betreft en wordt aangegeven wat de gewenste ontwikkeling is. Per facet wordt de tekst tevens in beeldmateriaal weergeven.

De samenvatting van het plan opgenomen in de gebiedsvisie wordt voorzien van een plankaart die grote gelijkenis heeft met de plankaart van bestemmingsplannen.

 

De procedure van artikel 19 lid 1 en 2 procedures kent nu twee momenten van “inspraak” voor de burger:

q       inzage termijn van 4 weken met de mogelijkheid tot schriftelijke en mondelinge inspraak

q       inzage termijn van 6 weken met de mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke en mondelinge zienswijzen.

 

Pas als beide inspraakmomenten zijn doorlopen kan de vrijstelling worden verleend.

De recente wetswijziging maakt het mogelijk om de plannen eenmaal ter inzage te leggen om schriftelijke en mondelinge zienswijzen. De ter inzage termijn voor die zienswijzen is wettelijk verruimd van vier naar zes weken. 

De procedure wordt in de praktijk in veel gevallen als omslachtig ervaren: twee nota’s met samenvattingen en beantwoordingen van reacties.

De ervaringen met de inloopbijeenkomsten waarbij de plannen door deskundigen aan de hand van panelen worden toegelicht en waarbij de mogelijkheid wordt gegeven voor mondelinge inspraak zijn doorgaans wel positief.

 

In de ruimtelijke plannen is het van belang een onderscheid te maken tussen plannen met een geringe ruimtelijke impact en die met een grotere ruimtelijke impact. Bij het formuleren van de criteria is aansluiting gezocht bij de zogenoemde “kruimelregeling” in artikel 19 lid 3 WRO. Deze maakt vrijstelling van het voorgeschreven gebruik mogelijk tot een maximum oppervlak van 1500m². Deze vrijstelling kan niet toegepast worden als er behalve de gebruikswijziging ook intern verbouwd wordt. Er moet dan steeds een vrijstelling ex artikel 19 lid 1 of 2 worden verleend. Dit type plannen komt regelmatig voor.

 

Onder plannen met een geringe ruimtelijke impact wordt verstaan:

of

 

Ruimtelijke plannen die tot gevolg hebben dat de milieubelasting op de directe omgeving wordt vergroot vallen NIET onder plannen met een geringe ruimtelijke impact.

 

Voorgesteld wordt om de inspraak voor plannen met een geringe ruimtelijke impact te schrappen. Deze plannen worden in het kader van de vrijstellingverlening wel zes weken ter inzage met de mogelijkheid om schriftelijke en mondelinge zienswijzen in te dienen. De belangen van omwonenden worden gewaarborgd in de zienswijze procedure.

 

Voor plannen met grotere ruimtelijke impact heeft het horen van omwonenden wel een meerwaarde en dit leidt regelmatig tot aanpassing van het ontwikkelingsplan. Voorgesteld wordt om op plannen met een grote ruimtelijke impact in het eerste stadium van de procedure alleen mondelinge inspraak te verlenen. Voor ruimtelijke plannen met een grotere ruimtelijke impact zal steeds een ontwikkelingsplan worden opgesteld. Het ontwikkelingsplan zal 2 weken ter inzage worden gelegd en er zal een informatiebijeenkomst worden georganiseerd waar naast toelichting door deskundigen ook gelegenheid wordt geboden voor mondelinge inspraak. Daarvan wordt verslag gemaakt. De bevoegdheid tot vaststellen van ontwikkelingsplannen blijft aan de raad.

Na de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing of ontwikkelingsplan kan op ondergeschikte onderdelen gemotiveerd afgeweken wordt van het ontwikkelingsplan of de ruimtelijke onderbouwing. Die mogelijkheid wordt expliciet in de desbetreffende ruimtelijke onderbouwing of ontwikkelingsplan benoemd.

NB: In het tweede stadium van de vrijstellingsprocedure gaan de plannen ter inzage voor een periode van zes weken met de mogelijkheid voor schriftelijke en mondelinge zienswijzen.

 

Met de wetswijziging is inspraak op ruimtelijke onderbouwing geen wettelijke verplichting meer. De raad kan nu zelf bepalen of inspraak wordt verleend en de wijze waarop zij dat vorm wil geven.

Gelet op de ervaringen van de afgelopen jaren en met in acht neming van de wetwijziging wordt het volgende voorgesteld:

 

I           op artikel 19 lid 1 en 2 WRO vrijstellingen met slechts een geringe ruimtelijke impact wordt in het eerste fase van de vrijstellingsprocedure geen inspraak verleend; in de tweede fase wordt wel de mogelijkheid geboden voor schriftelijke en mondelinge zienswijzen;

II          op artikel 19 lid 1 en 2 WRO vrijstellingen met een grotere ruimtelijke impact wordt in de eerste fase van de vrijstellingsprocedure alleen mondelinge inspraak verleend in de tweede fase wordt wel de mogelijkheid geboden voor schriftelijke en mondelinge zienswijzen.

 

Alle concept-besluiten ex artikel 15, 17, 19, lid 1, 19, lid 2 en 3 WRO met bijlagen moeten gedurende zes weken ter inzage liggen met de mogelijkheid tot het indienen van schriften en mondelinge zienswijzen. Een ieder mag mondeling of schriftelijk zienswijzen naar voren brengen. In de publicatie wordt vermeld dat voor het mondeling geven van zienswijze een afspraak moet worden gemaakt. De mondelinge zienswijze wordt genoteerd door een vakspecialist op een daartoe opgesteld standaardformulier.

Daarna vindt een hoorzitting plaats in het geval dat er een vrijstellingsprocedure wordt gevoerd zoals bedoeld in artikel 19 lid 2 of lid 1 van de WRO. Na de hoorzitting besluit het college van burgemeester en wethouders of zij met de beantwoording van de zienswijzen akkoord gaan.

 

Op de volgende pagina is het aangepast procedure schema opgenomen, waarbij in het grijs gemarkeerd de onderdelen die zijn vervallen en in het geel de onderdelen die zijn toegevoegd.


 

4       Evaluatie project actualiseren en uniformeren bestemmingsplannen

 

Op 2 oktober 2003 heeft de gemeenteraad ingestemd met het versneld actualiseren en uniformeren van alle bestemmingsplannen van Delft. Ten behoeve van de efficiëntie en uniformiteit van dit project is in april 2004 het Handboek bestemmingsplannen Delft 2004 door de gemeenteraad vastgesteld.

In dit handboek zijn standaarden opgenomen voor de toelichting, plankaart, procedure en communicatie van de Delftse bestemmingsplannen. Voorts is de organisatie van het project beschreven en is een planning opgenomen.

Met de raad is afgesproken het handboek regelmatig te evalueren en waar nodig te herzien.

Als bijlage bij deze nota is een herzien Handboek bestemmingsplannen Delft 2005 opgenomen. Alle wijzigingen ten opzichte van het Handboek uit 2004 zijn in het Handboek 2005 geel gearceerd.

 

Uit de evaluatie van het project blijkt dat het project redelijk op schema ligt. Ambtelijk en bestuurlijk raakt men goed ingespeeld op dit project. Zowel het proces als de inhoud verlopen aanzienlijk efficiënter dan de bestemmingsplannen in de periode voor het project.

Het project vergt veel ambtelijke capaciteit met name van de vakteams milieu, mobiliteit, bouwtoezicht en ruimtelijke ordening.

 

Inhoudelijk is gebleken dat het vasthouden aan de uniforme regeling niet eenvoudig is. Een belangrijke doelstelling van het project is het uniformeren van de plannen voor bestaand stedelijk gebied. Burgers hebben zo in vergelijkbare situaties een gelijke regeling voor bebouwing en gebruik van gronden. Afwijken van de uniforme regeling is alleen toegestaan als er sprake is van dermate gebiedseigen kenmerken dat deze door de uniforme voorschriften niet gewaarborgd kunnen worden.

In de praktijk bleek in de voorschriften en plankaarten van de vier plangebieden Noordwest 2, Tumor, Noordoost en Zuidwest 1 die het afgelopen jaren in procedure zijn gebracht toch beduidende verschillen te zijn opgenomen. In overleg met betrokken afdelingen is het oorspronkelijke set voorschriften geëvalueerd en aangepast waar noodzakelijk. De aanpassingen zijn opgenomen en gemotiveerd in het Handboek bestemmingsplannen 2005.

Hierbij in grijs gemarkeerd de onderdelen die zijn vervallen en in het geel onderdelen die zijn toegevoegd.

 

Gaandeweg het proces bleek dat onvoldoende rekening was gehouden met de gevolgen van dit project voor handhaving. Met het actualiseren van de bestemmingsplannen moet het bestaande illegale gebruik en de bestaande illegale bebouwing worden geïnventariseerd. Voorts moet er een keuze worden gemaakt voor legalisering of optreden. Dit vergt veel capaciteit van het vakteam Bouwtoezicht waar bij aanvang geen rekening is gehouden. De inzet van extra capaciteit is van tijdelijke aard en zal voor een deel betaald worden uit het budget van het project.

 

Op het gebied van milieu moeten ten behoeve van dit project extra onderzoeken worden gedaan op de aanwezigheid van flora en fauna, naar externe veiligheid en luchtkwaliteit. Deze onderzoeken kunnen niet intern worden gedaan. De kosten voor externe onderzoeken komen ten koste van het budget au.

 

Het handboek is aangepast aan nieuwe regelgeving en beleid.

De belangrijkste gemeentelijke beleidsnota’s die verwerkt zijn:

q       Wetswijziging Awb 1 juli 2005: instandhouden bestaande inspraak, vervallen hoorzitting

q       De toelichting, plankaart  en voorschriften zijn aangepast aan

q       Wet op de economische delicten

q       het Lokaal Verkeers- en Vervoersplan (LVVP)

q       nota Stallen en Parkeren

q       Ecologieplan

q       Wijziging regelgeving luchtkwaliteit

q       Wijziging Flora- en Faunawet

q       Beleid toegankelijkheid openbare ruimten

 

Evaluatie van het proces en de communicatie heeft geleid tot aanpassing van het moment van betrekken van de raad bij bestemmingsplannen. Op verzoek van de raad zelf worden bestemmingsplannen in de voorontwerp-fase besproken in de raadscommissie in plaats van in de ontwerpfase. De raad kan zich zo in een beleidvormend stadium uitspreken over het plan zonder in te hoeven gaan op inspraakreacties.

Een punt van aandacht in de communicatie naar buiten zijn de affiches die bij buurt en wijkcentra zouden worden opgehangen om de inspraak aan te kondigen. In overleg met de wijkcoördinatoren en het vakteam communicatie wordt hiervoor een oplossing gezocht.

De wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de intrekking van de gemeentelijke inspraakverordening hebben tot gevolg dat besloten moet worden of inspraak gewenst is en zo ja in welke vorm.

Inspraak in de voorontwerp-fase levert veel bruikbare informatie op.

 

Voorgesteld wordt daarom:

 

III         de gebruikelijke wijze van inspraakverlening te handhaven dat wil zeggen: vier weken ter inzage met de mogelijkheid tot schriftelijke en mondelinge inspraak.

 

De set communicatiemiddelen als opgenomen in de bijlage van het handboek is aangepast aan de bovenstaande wijzingen.

 

Tot slot wordt voorgesteld:

IV         De nieuwe opzet ontwikkelingsplannen en het Handboek Bestemmingsplannen 2005 vast te stellen.

 


Samenvattend stellen wij u voor onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie Duurzaamheid,

 

 

I           Op artikel 19 lid 1 en 2 WRO vrijstellingen met slechts een geringe ruimtelijke impact geen inspraak te verlenen;

II          Op artikel 19 lid 1 en 2 WRO vrijstellingen met een grotere ruimtelijke impact alleen mondelinge inspraak te verlenen;

III          op voorontwerp-bestemmingsplannen de gebruikelijke wijze van inspraakverlening te handhaven dat wil zeggen: vier weken ter inzage met de mogelijkheid tot schriftelijke en mondelinge inspraak;

IV         De nieuwe opzet ontwikkelingsplannen en het Handboek Bestemmingsplannen 2005 vast te stellen.

 

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

G.A.A. Verkerk                                   , burgemeester.

 

 

 

 

 

H.G.L.M. Kamps                                , secretaris.

 


 Stuk

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van ….;

 

gelet op de Wet op de Ruimtelijke Ordening,, de gewijzigde Algemene wet bestuursrecht en met inachtneming van het advies van de commissie Duurzaamheid;

 

b e s l u i t  :

I.          op artikel 19 lid 1 en 2 WRO vrijstellingen met slechts een geringe ruimtelijke impact geen inspraak te verlenen;

II          op artikel 19 lid 1 en 2 WRO vrijstellingen met een grotere ruimtelijke impact alleen mondelinge inspraak te verlenen;

III          op voorontwerp-bestemmingsplannen de gebruikelijke wijze van inspraakverlening te handhaven dat wil zeggen: vier weken ter inzage met de mogelijkheid tot schriftelijke en mondelinge inspraak;

IV         De nieuwe opzet ontwikkelingsplannen en het Handboek Bestemmingsplannen 2005 vast te stellen.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van            2005.

 

 

 

G.A.A. Verkerk                                    , burgemeester.

 

 

 

Y.A. van Delft                                     , griffier.

 

 

 


Bijlage

NIEUWE OPZET ONTWIKKELINGSPLANNEN

EN RUIMTELIJKE ONDERBOUWINGEN

 

 

Front pagina met naam planvorm en naam plangebied met rechtsonder datum

luchtfoto van plangebied

1.         Aanleiding

Korte alinea met aanleiding schrijven plan

2.         Samenvatting (bij een geringe afwijking kan volstaan worden met beschrijving ` van het bouwplan)

Afhankelijk van type ontwikkeling:

Geringe afwijking van het bestemmingsplan: nauwkeurige omschrijving van het bouwplan met bouwhoogte en totaal oppervlak

Grotere ontwikkeling: samenvatting van datgene dat mogelijk wordt gemaakt:

Met daarbij een kaartje vergelijkbaar met een uitsnede van een plankaart van een bestemmingsplan in dezelfde kleuren: rooilijnen, bouwmassa, bouwhoogte, functies en ontsluiting

3.         Toets aan het vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan…dat is vastgesteld op ……en goedgekeurd op ……. Het bestemmingsplan kent aan de gronden de bestemming ……… toe.

In artikel ….van de voorschriften is bepaald dat:

 

Gevraagd wordt/mogelijk wordt gemaakt ….

Strijdigheid bestaat uit……. (dit heel nauwkeurig aangegeven: hoe minder strijdigheid, hoe minder motivering)

Realisatie van …….. ter plaatse vergt aldus een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).

 

4.         Korte beschrijving van bestaande situatie waarin aan de orde komen:

§         plaats van locatie in de stad (met kaartje)

§         bestaande bouwhoogte, bouwmassa, rooilijnen

§         bestaande functies ook in directe omgeving (in bp kleuren op overzichtkaartje)

§         bestaande ontsluiting (voor zover relevant)

§         bestaande milieu aspecten (voor zover relevant: bv bedrijf met milieucirkel)

 

5.         Stedenbouwkundige visie

 

5.1              Algemeen

Uitgangspunten en afweging ruimtelijke facetten

 

5.2       Mobiliteit

Autoverkeer en parkeren

Aangeven (indien relevant) wat LVVP concreet voor de locatie heeft bepaald.

Genereert geplande ontwikkeling veel verkeersbewegingen: aangegeven dat in afdoende ontsluiting wordt voorzien

Kaartje met ontsluiting locatie voor autoverkeer en locaties waar geparkeerd kan worden

Op basis van de in 2004 door de gemeenteraad vastgestelde nota Parkeren en Stallen zijn (aantal noemen of de marge)  parkeerplaatsen nodig. Die parkeerplaatsen worden….(locaties noemen waar in parkeergelegenheid wordt voorzien zodat aannemelijk wordt gemaakt dat de normen uit de nota ook uitvoerbaar zijn)

 
Openbaar vervoer

Noemen waar in de directe omgeving welke bussen/trams/trein rijden en met welke frequentie.

Conclusie: locatie wordt goed/matig of uitstekend ontsloten door openbaar vervoer

 

Langzaam verkeer

Aangeven (indien relevant) wat LVVP concreet voor de locatie bepaalt.

Worden nieuwe langzaam-verkeersroutes aangelegd en passen die in LVVP

(kaartje plangebied met langzaam-verkeersroutes)

 

Toegankelijkheid openbare ruimte

Op.. is door.. vastgesteld het Handboek Toegankelijkheid openbare ruimte.

In dit handboek is bepaald dat (alleen die zaken noemen die ruimtelijke relevant zijn).

Dit betekent voor het plangebied dat de trottoirs een minimale breedte moeten hebben van….. en…..

           

5.3       Milieu

Water

Op grond van de waterstructuurvisie moet in het plangebied …..(aangeven welke waterstructuren moeten worden aangelegd en hoeveel waterberging) (op kaartje: structuren en waterpartijen aangeven)

(wettelijke verplichte watertoets:)Plan is besproken met het Hoogheemraadschap op (datum noemen). Het Hoogheemraadschap heeft opgemerkt…..Het plan is daarop aangepast.

 

Ecologie

Aangeven wanneer onderzoek in kader van Flora en Faunawet is gedaan en wat dat onderzoek heeft opgeleverd.

Op grond van de Ecologienota dient in het plangebied bijzondere aandacht te worden besteed aan…En aangeven hoe we dat in de uitvoering gaan garanderen.

 

Luchtkwaliteit

Op…is onderzoek gedaan naar de Luchtkwaliteit in het gebied. Uit dat onderzoek is gebleken dat…

De gemeente Delft heeft op… de nota …vastgesteld. De maatregelen die op grond van de nota worden uitgevoerd hebben naar verwachting het volgende effect op …. Stoffen in het plangebied.

 

Geluid

Op.. is onderzoek gedaan naar geluid in het plangebied. Uit onderzoek is gebleken….. Dit betekent dat voor realisatie van de geplande ontwikkeling een besluit hogere grenswaarden van gedeputeerde Staten is vereist. Op…is een verzoek om hogere grenswaarden verleend

 

Geur

Noemen of dit aspect wel/niet aan de orde is zodat aangetoond kan worden dat hiermee rekening is gehouden

 

Bodem

Op …is onderzoek gedaan naar de kwaliteiten van de bodem ter plaatse. Uit dat onderzoek is gebleken….

Dit betekent dat (moet grond worden afgevoerd worden hergebruikt en is dit uitvoerbaar(betaalbaar)

 

Externe veiligheid

Noemen of wel of geen strijdigheid is met eisen externe veiligheid, zo ja: wat doen we eraan om risico te verminderen of te vermijden.

 

Milieuzonering bedrijven

In de directe omgeving van het plangebied zijn de onderstaande bedrijven gevestigd….Die bedrijven behoren tot de zogenoemde categorie…bedrijven. De voorgestane ontwikkeling is in overeenstemming met de afstanden als opgenomen in de nota bedrijven en bestemmingsplannen, vastgesteld op….

 

Energie, duurzaam bouwen en Polititiekeurmerk

Aangeven wat de concrete gevolgen zijn energiebeleid en politiekeurmerk wonen voor dit plangebied en op welke wijze worden die gevolgen geëffectueerd.  

 

5.4.      Ruimtelijke structuur 

Niet ingaan op: functies, milieuaspecten (als waterstructuren, ecologische zones) en mobiliteitsaspecten (parkeren en ontsluitingen)

Wat wordt de nieuwe ruimtelijke opzet van de wijk, waar liggen rooilijnen, bouwmassa’s, bouwhoogte, waar liggen de openbare ruimtes en wat is de breedte daarvan. Korte motivering met stedenbouwkundige argumenten waarom de geplande ontwikkeling mede gelet op aanwezige structuur in directe omgeving aanvaardbaar is, wat zijn de gevolgen van de geplande ontwikkeling voor de bezonning omliggende panden en de daglichttoetreding.

(plattegrond met: rooilijnen, bouwhoogte en afmetingen openbare ruimte,

verschillende zij-aanzichten waaruit duidelijk wordt: nieuwe massa afgezet tegen bestaande massa)

Bezonningsdiagrammen 

 

5.5       Functies

Welke functies worden in het plangebied mogelijk gemaakt, wat zijn de oppervlakte van die functies. : dit kan in een puntsgewijs overzicht.

Kwantificeer de toename van de voorgestelde functies. Als dat een geringe toename is: geen probleem. Bij een substantiële toename (bv detailhandel) moet met onderzoeksgegevens aangetoond worden dat voor die toename ook markt is.

 

5.6       Cultuurhistorie

Zijn in het plangebied monumenten aanwezig?

Toets archeologie

6.         Rijks-, provinciaal en regionaal beleid

Noemen dat geen strijdigheid bestaat met bovenstaande beleidsregels (waaronder locatie beleid).

 

7.         Financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid

            Kort standaardstuk (nog opstellen jurist ro)