Stuk 14 I Delft,
11 januari 2005.
483886 .
Onderwerp: Vaststelling
van de verordening ontheffingverlening
autoluwplusgebied
2005 en de wijzigingen in de
Regeling
parkeergarages gemeente Delft 2001.
Aan
de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
De
ontwikkelingen in het Zuidpoortgebied brengen met zich mee dat de Regeling
parkeergarages gemeente Delft 2001 en de bijlage behorende bij de Verordening
Ontheffingverlening autoluwplusgebied 2003 moeten worden aangepast.
Het gaat daarbij om opname van de Zuidpoortgarage
in de Regeling parkeergarages gemeente Delft 2001 en opname van het autoluw+
gedeelte in Zuidpoort in de bijlage behorende bij de Verordening
Ontheffingverlening autoluwplusgebied 2003.
Tegelijkertijd
is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Verordening ontheffingverlening
autoluwplusgebied 2003 wat te verbeteren.
Wij stellen u derhalve
voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie duurzaamheid, vast te stellen:
·
de verordening ontheffingverlening autoluwplusgebied 2005 onder
gelijktijdige intrekking van de verordening ontheffingverlening
autoluwplusgebied 2003;
·
de wijzigingen in de Regeling parkeergarages gemeente Delft 2001).
Hoogachtend,
Burgemeester
en wethouders van Delft,
mr.
drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
De
raad der gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 11 januari 2005;
b
e s l u i t :
vast
te stellen:
·
de verordening ontheffingverlening autoluwplusgebied 2005 (Stuk 14 III)
onder gelijktijdige intrekking van de verordening ontheffingverlening
autoluwplusgebied 2003;
·
de wijzigingen in de Regeling parkeergarages gemeente Delft 2001 (Stuk
14 IV).
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 januari 2005.
,burgemeester.
,griffier.
De
raad der gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 11 januari 2005;
gelet
op artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994;
gelet
op artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
b e s l u i t:
vast
te stellen de navolgende:
Verordening voor verlening van vrijstelling of
ontheffing voor gebruik van het
voetgangersgebied “autoluw-plus”
In
deze verordening wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald,
verstaan onder:
a.
autoluw-plus gebied: het gebied zoals aangegeven in de bijlage bij deze verordening, dat is
aangemerkt als voetgangersgebied en waar parkeren niet is toegestaan.
b.
bestuurder: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;
c.
brutovervangingswaarde: de waarde van een middel of voorwerp bepaald door
de som van verwerving, gebruik gereed maken, verstrekking, alle daartoe
strekkende administratieve handelingen;
d.
dag:
een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren, aanvangende 0.00 uur;
e.
dienstregeling: het algemeen bekende tijd - en routeschema volgens welke de middelen
van openbaar vervoer hun traject behoren af te leggen;
f.
feestdag: de landelijk erkende feestdagen: nieuwjaarsdag, eerste paasdag, tweede
paasdag, koninginnedag, hemelvaartdag, eerste pinksterdag, tweede pinksterdag,
eerste kerstdag, tweede kerstdag, alsmede bevrijdingsdag ingeval viering
hiervan landelijk plaatsvindt;
g.
halen en brengen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de brengplaats of
ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring instappen of uitstappen
van een of meerder personen, die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig
kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;
h.
houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden
beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in
het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens
als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig
opgegeven kenteken ten tijde van het verlenen van de ontheffing was
ingeschreven;
i.
laden en lossen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de bezorgplaats of
ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring in - en uitladen van
goederen van enige omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per
motorvoertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;
j.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;
k.
ontheffing: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet;
l.
openbaar vervoer: voor publiek tegen een vastgesteld tarief toegankelijk, niet
vraagafhankelijk, collectieve vorm van vervoer dat volgens een vaste
dienstregeling een vaste route of parcours aflegt;
m.
ophaalregeling: het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde tijd
- en routeschema volgens welke de reiniging haar werkzaamheden behoort uit te
voeren;
n.
parkeerverordening: de Parkeerverordening gemeente Delft 2003;
o.
RVV:
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Stb. 1990, 459; 1996, 557);
p.
Verordening ontheffingen art 87 RVV: de verordening Ontheffingen artikel 87 RVV
1990 Delft 1996, zoals vastgesteld in openbare raadsvergadering van 23 april
1996, alsmede het besluit tot wijziging van deze verordening, zoals
gelijktijdig met voorliggende verordening is vastgesteld in openbare
raadsvergadering;
q.
vrijstelling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet;
r.
Wegenverkeerswet: de wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475);
1.
Het college kan, conform hetgeen in deze verordening is bepaald, een
ontheffing verlenen aan de houder van een voertuig teneinde het voertuig
toegang te verschaffen tot het autoluw-plus gebied voor de duur van maximaal
één kalenderjaar.
2.
Het college is bevoegd aan de in lid 1 bedoelde ontheffing nadere
voorwaarden en/of beperkingen te verbinden.
3.
Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot het
verlenen van vrijstelling dan wel ontheffing voor gebruik van het voetgangersgebied “autoluw-plus”.
4.
Een ontheffing geldt voor maximaal 1 kenteken of (bij het ontbreken van
een kenteken) voor maximaal 1 voertuig.
5.
Het bewijs van ontheffing moet op duidelijk zichtbare wijze rechtsonder
achter de voorruit van het voertuig aangebracht, tenzij in de voorwaarden van
de ontheffing anders is bepaald en dient onverwijld op eerste verzoek van een
functionaris die met toezicht en handhaving is belast te worden getoond.
6.
Ontheffing wordt niet verleend indien:
a.
de aanvrager niet behoort toteen van de doelgroepen genoemd in
het eerste lid van artikel 3, 5, 6, 7 of 8 of het derde lid van artikel 8 van
deze verordening of
b.
niet wordt
voldaan aan de in deze verordening en/ of de door het college vastgestelde
regels.
7.
Ontheffing wordt niet verleend:
a.
voor locaties en tijden van warenmarkten als genoemd in de
marktverordening, behoudens voor de bevoorrading van de markt, voor zover dat
overeenkomstig is met de marktverordening;
b.
voor locaties en tijden waarop een evenement plaatsvindt waarvoor een
vergunning is verleend, behoudens ten behoeve van het evenement zelf;
c.
voor het gehele autoluw-plus gebied op de vrijdag van 18.00 uur tot
21.00 uur en de zaterdag van 11.00 uur tot 17.00 uur;
d.
voor motorvoertuigen breder dan 2.30 meter.
8.
Het college kan besluiten van het vorig lid af te wijken indien houder
van het voertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd aannemelijk kan maken
zeer aanmerkelijk en voor lange duur bij toepassing van lid 4 in zijn belang te
worden geschaad.
9.
Het college kan ten behoeve van haar afweging tot het verlenen van een
ontheffing advies vragen aan een derde, voor zover deze inzicht heeft in of
betrokken is bij het economisch functioneren van het gebied waartoe de
ontheffing wordt verleend, dan wel inzicht heeft in de sociaal-medische
omstandigheden van een belanghebbende.
10.
Het college kan ten aanzien van het autoluw-plus gebied, in het belang
van openbare orde of veiligheid of andere dringende omstandigheden tijdelijk
maatregelen treffen die afwijken van de verleende ontheffing. Het college doet
dit niet voordat advies is ingewonnen zoals bedoeld in het vorige lid.
11.
Het college beslist binnen zes weken na aanvraag op de ontheffing,
tenzij anders is bepaald. Deze periode kan maximaal met zes weken worden
verlengd, behoudens indien sprake is van een onderzoek. In dat geval kan de
periode met maximaal 18 weken worden verlengd.
.
12.
De ontheffing, behoudens de ontheffing verleend krachtens artikel 8, van
deze verordening, bevat in ieder geval:
a.
de naam van de houder aan wie de ontheffing is verleend;
b.
het adres van de houder aan wie de ontheffing is verleend;
c.
het kenteken van het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend;
d.
de straten c.q. het gebied waarvoor de ontheffing is verleend;
e.
de periode waarvoor de ontheffing is verleend.
13.
Een door het college verleende ontheffing, wordt niet eerder verleend
dan nadat de leges, zoals vastgesteld in de tarieventabel behorende bij de
legesverordening gemeente Delft zijn voldaan, tenzij is bepaald dat voor de
ontheffing geen leges worden geheven.
14.
Ingeval de ontheffing vergezeld gaat van een sleutel of ander voorwerp
waarmee de houder van de ontheffing zich toegang tot het autoluw-plus gebied
kan verschaffen, dan kan hiervoor een statiegeld in rekening worden gebracht.
a.
Dit statiegeld mag niet meer bedragen dan vijf keer de vervangingswaarde
van het ter beschikking gestelde voorwerp.
b.
Het college kan nadere regels stellen inzake het toepassen van
statiegeld en het in rekening brengen van de kosten voor vervanging van het in
dit lid bedoelde voorwerp.
c.
Een door het college ter vervanging verleend voorwerp voor ontheffing,
wordt niet eerder verleend dan nadat de leges, zoals vastgesteld in de
tarieventabel behorende bij de legesverordening gemeente Delft zijn voldaan,
tenzij is bepaald dat voor het voorwerp geen leges worden berekend.
15. Het college trekt een ontheffing in:
a.
op verzoek van de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is
verleend;
b.
indien de feiten of omstandigheden die hebben geleid tot het verlenen
van de ontheffing zich hebben gewijzigd;
c. in geval van overlijden van
de houder van het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, met dien
verstande dat de ontheffing kan worden overgeschreven op naam van de
nabestaande, mits deze voldoet aan de criteria waaronder de ontheffing is
verleend;
d.
indien het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend wijzigt van
eigenaar of houder;
e.
wanneer het betreffende gebied niet meer wordt aangemerkt als
autoluw-plus;
f.
indien een andere reden of grond bestaat waardoor houder van het
voertuig of het voertuig niet meer voldoen aan criteria op basis waarvan de
ontheffing is verleend.
16. Het
college kan een ontheffing opschorten of intrekken:
a.
indien een handeling wordt verricht in strijd met de voorwaarden
verbonden aan de ontheffing; dan wel de door het college nader vastgestelde
regels;
b.
indien, met het voertuig waarvoor de ontheffing is verleend, de voor het
gebied geldende verkeersregels en verkeerstekens worden overtreden;
c.
indien de houder van het voertuig bij zijn aanvraag onjuiste gegevens
heeft verstrekt;
d.
om redenen van openbaar belang.
Artikel 3. Ontheffingsregeling voor bijzondere
omstandigheden
1.
Het college is bevoegd in het belang van orde, veiligheid, medische zorg
of een andere dringende of bijzondere omstandigheid, een bestuurder van een
voertuig ontheffing te verlenen zich in het autoluw-plus gebied met dat
voertuig te verplaatsen.
2.
Indien het spoedeisend karakter van de reden van verplaatsing met een
voertuig door het autoluw-plus onverwijlde toelating tot het gebied vereist,
dan kan de in lid 1 bedoelde ontheffing achteraf verleend worden.
Artikel 4.
Vrijstellingsregeling
1.
Het college is bevoegd in het belang van openbare orde of veiligheid of
andere dringende of bijzondere omstandigheden, voertuigen aan te wijzen
waarvoor het autoluw-plus gebied al dan niet onder nadere voorwaarden,
vrijelijk toegankelijk is.
2.
Het autoluw-plus gebied is vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen
van de hulpdiensten: politie, brandweer en ambulance, mits deze voertuigen als
zodanig duidelijk herkenbaar zijn en worden gebruikt ten behoeve van de
rechtmatige uitoefening van de functie van de bij deze hulpdienst werkzame
bestuurder of andere inzittende en bij deze functie-uitoefening gebruik van het
voertuig noodzakelijk is.
3.
Het autoluw-plus gebied is onder de navolgende voorwaarden vrijelijk
toegankelijk voor motorvoertuigen ten behoeve van reiniging, mits deze
voertuigen als zodanig duidelijk herkenbaar zijn:
a.
op tijdstippen zoals vastgelegd in de erkende ophaalregeling;
b.
op de route zoals vastgelegd in de erkende ophaalregeling;
c.
op tijdstippen en locaties aangewezen door het college van burgemeester
en wethouders;
4.
Het college is bevoegd de vrijstelling op te schorten of in te trekken,
indien een bestuurder van een voertuig uit de categorie waarvoor de
vrijstelling is verleend, zich met dit voertuig door het gebied verplaatst op
een ander tijdstip, en/of volgens een andere route, en/of zonder dat sprake is
van het doel of oogmerk dan waartoe de vrijstelling is verleend. De directie
van de instantie die gebruiker is van de voertuigen waarvoor de vrijstelling is
verleend, wordt hiervan terstond schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 5.
Ontheffingsregeling parkeervoorziening op eigen terrein
1.
Het college kan een ieder, die eigenaar of huurder is van een
parkeervoorziening op eigen terrein, welke louter via het autoluw-plus gebied
voor motorvoertuigen toegankelijk is, ontheffing verlenen om zich met het
motorvoertuig waarvan hij houder is, door het autoluw-plus gebied te
verplaatsen.
2.
Voor een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening
gebracht.
3.
Een ontheffing als bedoeld onder lid 1 wordt verleend voor alle dagen
van de week en alle uren van de dag, tenzij het college om reden van
verkeersveiligheid, openbare orde of veiligheid anders bepaalt.
1.
Het college kan een ieder die woonachtig is in het autoluw-plus gebied
of een bedrijf heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied of zich vanwege
beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing verlenen
zich ten behoeve van laden en lossen en
halen en brengen zoals bedoeld in deze verordening, door het autoluw-plus gebied
te verplaatsen.
2.
Voor een ontheffing als bedoeld in lid 1 worden geen leges in rekening
gebracht.
1.
Het college kan een houder van een motorvoertuig, die op vaste
tijdstippen personen haalt of brengt zoals bedoeld in deze verordening of
voornemens is dit te doen en/of goederen laadt of lost zoals bedoeld in deze
verordening of voornemens is dit te doen, voor zover deze handelingen
plaatsvinden ten behoeve van een persoon, woonachtig in het autoluw-plus gebied,
een bedrijf in het autoluw-plus gebied, of een natuurlijk persoon die zich
vanwege beroep heeft gevestigd in het autoluw-plus gebied, ontheffing verlenen
om zich met het voertuig door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.
2.
In afwijking van hetgeen in artikel 2 lid 4 van deze verordening is
bepaald, kan een ontheffing voor vaste leveranciers worden afgegeven op
kenteken van het voertuig of op naam van het bedrijf dat de ontheffing
aanvraagt. Voor het overige is artikel 2 onverkort van toepassing.
1.
Het college kan een houder van een voertuig, die voornemens is een
persoon of meerdere personen te halen of te brengen zoals bedoeld in deze
verordening en/of voornemens is enig goed te laden of te lossen zoals bedoeld
in deze verordening, ontheffing verlenen om zich met het motorvoertuig door het
autoluw-plus gebied te verplaatsen.
2.
De ontheffing als bedoeld in lid 1 wordt verleend voor de periode die
nodig is voor het éénmalig en aaneengesloten halen of brengen van de persoon of
de personen en/of het laden of lossen van het goed of de goederen waartoe de
ontheffing is aangevraagd.
3.
Het college kan om reden van een bijzonder of aanmerkelijk sociaal of
economisch belang een houder van een voertuig of een organisator van een
colonne motorvoertuigen ontheffing verlenen om zich met dit motorvoertuig of
met deze colonne motorvoertuigen door het autoluw-plus gebied te verplaatsen.
Deze
verordening kan worden aangehaald als ”Verordening ontheffingverlening
autoluw-plusgebied 2005”
Deze
verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van
bekendmaking.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 januari 2005.
,burgemeester.
,griffier.
Toelichting bij de
Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2005
Op
29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota ‘Bereikbare binnenstad,
parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)’ van 19 april 2000, met inbegrip van de
wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van
31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder
duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel,
als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming
inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus)
maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.
Deze
nota is één van de pijlers waarop het gehele proces van binnenstadsmanagement
rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit en het kleinschalig
karakter van de binnenstad te behouden en te versterken; het woon - en
leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving voor een breed
scala aan functies; het realiseren van een aangenaam verblijfsklimaat; en het
versterken van het totale economisch functioneren. Het in de nota geformuleerde
beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen van het autoverkeer en
is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4 van de nota):
1.
de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en
specifieke belanghebbenden om te parkeren;
2.
het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonder cultuur
historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor
autoverkeer dat vanuit sociaal -, economisch - en/of veiligheidsoogpunt
essentieel is;
3.
bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages
aan de rand van de binnenstad;
4.
het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het
huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De
Verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2003 en de op deze verordening betrekking hebbende bijlage zijn
een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000 en geven de juridische
randvoorwaarden en instrumenten ter realisatie van het met dat besluit
ingezette beleid.
In
de artikelen 6,7 en 8 wordt als reden tot inzet van het voertuig: laden,
lossen, halen en brengen genoemd. De definitie van de begrippen, genoemd in
artikel 1 van de verordening, wijken af van hetgeen hieronder gewoonlijk in de
verkeerswetgeving wordt verstaan. Meest afwijkend is dat in deze verordening de
zinsnede: “die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd”
is toegevoegd. Reden hiervan is dat het doel in de verkeerswetgeving er in is
gelegen de periode van handeling zo kort mogelijk te laten duren om redenen van
vrijheid van verkeer of veiligheid van de weg. In het autoluw-plus gebied is de
verplaatsing per motorvoertuig als zodanig storend, hinderlijk of schadelijk.
Dit
betekent dat bij verplaatsing door het gebied met een motorvoertuig sprake moet
zijn van een belang dat uitstijgt boven de storing, hinder of schade die de
verplaatsing veroorzaakt. Dit is meestal alleen het geval indien de te
vervoeren persoon zodanige functiebeperking kent of het goed van zodanig
gewicht of omvang is dat een andere vorm van transport dan per motorvoertuig
niet geïndiceerd is.
Dit
artikel geeft de bepalingen waaraan iedere ontheffing moet voldoen, tenzij
anders is bepaald.
Dit
artikel geeft het college van burgemeester en wethouders bevoegdheid tot het
verlenen van een ontheffing die niet verleend kan worden op basis van de
artikelen 5 tot en met 8.
Dit
artikel is bedoeld om vrijstelling te verlenen voor categorieën voertuigen,
waarvan evident is dat toegang verleend wordt en waarvan tevoren niet in alle
gevallen vast staat wat het kenteken van het voertuig is.
Dit
artikel is bedoeld om ieder die eigenaar of huurder is van een
parkeeraccommodatie op eigen terrein, gelegen in het autoluw-plusgebied,
gelegenheid te geven deze accommodatie met het voertuig te bereiken. De vrije
toegang tot de accommodatie wordt aangemerkt als een aanmerkelijk belang,
daarom kan het college van burgemeester en wethouders deze alleen inperken om
reden van een ander aanmerkelijk belang en dan alleen voor de tijd voor zolang
dit andere aanmerkelijke belang met de vrije toegang strijdt.
Dit
artikel is bedoeld om alle bewoners en alle bedrijven mogelijkheid te bieden de
eigen locatie met een motorvoertuig te bereiken voor situaties waarin dit
noodzakelijk is. (zie hiertoe de definities g en h van artikel 1)
Dit
artikel is bedoeld om een ieder die vast chauffeur of vast leverancier is van
een bewoner of een bedrijf gevestigd in het autoluw-plusgebied gelegenheid te
geven een regeling op maat te geven ten behoeve van noodzakelijk halen en
brengen en laden en lossen. (zie hiertoe de definities g en h van artikel 1)
Dit artikel is bedoeld te voorzien in situaties van
éénmalige haal en breng en laad en los activiteiten. Tevens is in lid 3 een
bepaling opgenomen voor situaties van aanmerkelijk of bijzonder sociaal of
economisch belang wanneer in strikte zin niet sprake is van halen, brengen,
laden of lossen. Onder deze bepaling kunnen bijvoorbeeld trouwstoeten of
rouwstoeten een ontheffing verkrijgen.
Artikel 6 t/m 8 leden 4 respectievelijk 5 (motorvoertuigen breder dan 2.30
meter)
Deze
bepaling is bedoeld de grootte van het voertuig te beperken. Grote en/of zware
voertuigen veroorzaken veelvuldig en soms aanmerkelijke schade aan wegdek en panden.
Normaliter wordt voor deze voertuigen geen ontheffing verleend. Het college van
burgemeester en wethouders kan alleen ontheffing verlenen indien sprake is dat
hetzij de transporteur, hetzij degene die van dit transport afhankelijk is,
aanmerkelijk nadeel ondervindt als geen groot voertuig wordt ingezet. Om reden
van heldere en éénduidige handhaving is volstaan met louter een breedtemaat
beperking. De meeste voertuigen met een wielbasis groter dan 4,50 meter, langer
dan 7,50 meter, zwaarder dan 7,50 ton en/of hoger dan 3,20 meter zijn ook
breder dan 2,30 meter. Door de breedtemaat als criterium te nemen worden de
facto alle grote voertuigen uitgesloten zonder bijzondere
handhavingsinstrumenten te behoeven hanteren.
.
De
raad der gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 11 januari 2005;
gelet
op de “Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2005";
b e s l u i t:
vast
te stellen de navolgende:
bijlage
behorende bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2005.
Ingevolge
artikel 2 lid 1 van de verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2005
worden aangewezen als autoluw-plusgebied:
·
Bastiaanshof
·
Bastiaanspoort
·
Bastiaansplein
·
Boterbrug
·
Brabantse Turfmarkt tussen de Molslaan en de Jacob Gerritstraat
·
Burgwal tussen de Jacob Gerritstraat en de Jozefstraat v/h Molenpoort
·
Bonte Ossteeg
·
Cameretten
·
Cellebroerstraat tussen de Minderbroerstraat en de Choorstraat
·
Choorstraat
·
Halsteeg
·
Heilige Geestkerkhof
·
Hippolytusbuurt
·
Jacob Gerritstraat
·
Kerkstraat
·
Kromstraat
·
Maria Gouweloospoort
·
Markt
·
Molslaan tussen de Brabantse Turfmarkt en de Kruisstraat
·
Molsstraat
·
Nieuwstraat
·
Oude Delft tussen Schoolstraat en Heilige Geestkerkhof
·
Oude Kerkstraat
·
Oude Langedijk tussen de Koornmarkt en circa 10 meter ter oosten van de
Jozefstraat v/h Molenpoort
·
Oude Manhuissteeg
·
Papenstraat
·
Paradijspoort
·
Vestehof
·
Vestepoort
·
Vesteplein
·
Vestestraat
·
de Vlouw
·
Voldersgracht
·
Voorstraat tussen de Poelbrug en de Hippolytusbuurt
·
Vrouw Jutteland westelijk van de Vrouwengracht
·
Waagbrug en Waagsteeg
·
Wijnhaven
·
Zuiderstraat vanaf de poller bij het Theater tot Kruisstraat
·
Zuidpoort
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 januari 2005.
,burgemeester.
,griffier.
Toelichting bij de bijlage bij de
verordening ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2005
Deze
bijlage behoort bij de Verordening Ontheffingverlening autoluw-plusgebied 2005
en is een weerslag van het raadsbesluit van 29 juni 2000. De bijlage geeft, net
als de verordening, de juridische randvoorwaarden en instrumenten ter
realisatie van het met dat besluit ingezette beleid.
Op
29 juni 2000 heeft de gemeenteraad besloten de nota “Bereikbare binnenstad,
parkeerbeleid sleutel tot autoluw(plus)” van 19 april 2000, met inbegrip van de
wijzigingen daarop; alsmede de nota van wijzigingen op bovengenoemde nota, van
31 mei 2000, met inbegrip van de brief met bijlagen van de wethouder
duurzaamheid de dato 22 juni 2000 tot herziening op onderdelen van het voorstel,
als leidend principe en richtinggevend kader waarbinnen verdere besluitvorming
inzake (de uitvoering van) het parkeerbeleid en het proces van autoluw (plus)
maken van de binnenstad zal plaats vinden, vast te stellen.
Dit
besluit is één van de pijlers waarop het gehele proces van
binnenstadsmanagement rust. Dit proces heeft ten doel de historische kwaliteit
en het kleinschalig karakter van de binnenstad te behouden en te versterken;
het woon - en leefklimaat te verbeteren; het bieden van een gastvrije omgeving
voor een breed scala aan functies; het realiseren van een aangenaam
verblijfsklimaat; en het versterken van het totale economisch functioneren. Het
in de nota geformuleerde beleid is gericht op het in de binnenstad terugdringen
van het autoverkeer en is geformuleerd rond vier uitgangspunten (citaat blz. 4
van de nota):
1.
de gehele binnenstad is autoluw met de mogelijkheid voor bewoners en
specifieke belanghebbenden om te
parkeren;
2.
het kernwinkelgebied en delen van de binnenstad die van bijzonde cultuur
historisch belang zijn, zijn autoluw-plus. Zij blijven wel bereikbaar voor
autoverkeer dat vanuit sociaal -, economisch - en/of veiligheidsoogpunt
essentieel is;
3.
bezoekers van de binnenstad parkeren in goed bereikbare parkeergarages
aan de rand van de binnenstad;
4.
het aantal bezoekersparkeerplaatsen is vooralsnog gerelateerd aan het
huidig aantal dat nu in de binnenstad aanwezig is.
De raad der gemeente Delft;
gelezen
het voorstel van het college van 11 januari 2005;
b e s l u i t :
de
regeling parkeergarages gemeente Delft 2003 als volgt te wijzigen:
Artikel
6 wordt gewijzigd en komt te luiden:
1. Voor het parkeren van een voertuig in een parkeergarage
worden de volgende tarieven gehanteerd:
€
1,60 |
Per
60 minuten, of gedeelte hiervan voor het eerste uur. Daarna voor het eerste
kwartier €0,40 of een gedeelte daarvan en voor de daarop volgende kwartieren
€0,40 per kwartier of gedeelte daarvan. |
€
9,00 |
Per
24 uur aanvangend 12.00 uur tot volgende dag 12.00 uur |
€
40,00 |
Per
week, met een tevoren aangeschaft weekabonnement |
€
107,00 |
Per
maand, met een tevoren aangeschaft maandabonnement |
€
1070,00 |
Per
jaar, met een tevoren aangeschaft jaarabonnement |
€
560,00 |
Per
jaar, met een woon - werk abonnement als bedoeld in artikel 8 lid 2. |
€
25,00 |
Per
jaar, met een aanvullende garage vergunning als bedoeld in artikel 9. |
€
74,= |
Per
jaar, voor een kerkjaarabonnement, geldig op zondagochtend van 9:00 uur tot
12:00 uur in de Phoenixgarage. |
2. De in het vorige lid
genoemde tarieven zijn inclusief het wettelijk vastgestelde
omzetbelastingpercentage, dat ten tijde van het vaststellen van deze regeling 19% bedraagt.
Artikel 9
Artikel
9 wordt gewijzigd en komt te luiden:
1.
Aan vergunninghouders van gebied B kan een aanvullende garagevergunning
worden uitgegeven voor parkeren in de Phoenixstraat.
2.
Het totaal aantal uit te geven garagevergunningen, voor
vergunninghouders in de Phoenixgarage bedraagt niet meer dan 45.
3.
Het garageabonnement voor vergunninghouders is een jaarabonnement dat
alleen kan worden uitgegeven aan een bewoner in het gebied aangewezen als
“gebied B”. Dit abonnement geldt van 21.00 uur in de avond tot 9.00 uur de
volgende dag in de ochtend.
4.
Indien nodig wordt een wachtlijst opgesteld waarin de volgorde van
aanvraag de volgorde op de wachtlijst bepaalt.
Het
woord “2003” wijzigen in “2005”.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 januari 2005.
,burgemeester.
,griffier.