Stuk 153 I                                                                                           Delft, 18 oktober 2005.

617742

 

Onderwerp:       Verordening voor het verlenen van ontheffingen

                        ingevolge artikel 87 RVV.

 

 

Aan de gemeenteraad

 

Geachte dames en heren,

 

Op 23 april 1996 heeft u de Verordening voor het verlenen van ontheffingen ingevolge artikel 87 RVV 1990 vastgesteld. Deze verordening heeft u per besluiten van 22 februari 2001 en 25 november 2004 gewijzigd. Met deze verordening wordt de mogelijkheid geschapen voor ondergetekende om van diverse verplichtingen die op grond van het Reglement

Verkeers­regels en Verkeerste­kens 1990 (RVV) gelden, ontheffing te verlenen.

 

Ontheffing kan worden verleend van hetgeen is bepaald in de artikelen, genoemd in artikel 87 RVV. Uitgaande van de huidige regelgeving betekent dit dat ontheffing kan worden verleend van hetgeen is aangegeven in de bijlage, behorend bij dit voorstel.

 

Illustratie-27611Geconstateerd is dat het wenselijk is de Verordening voor het verlenen van ontheffingen ingevolge artikel 87 RVV 1990 te actualiseren. Hierbij wordt geanticipeerd op het binnenkort naar verwachting te nemen verkeersbesluit, waarmee  verkeersteken  C6 (         )  op de Rijksstraatweg te Delft zal worden geplaatst. Ten behoeve van het verlenen      van ontheffing van dit verkeersteken is het van belang dat specifieke regels in onderhavige verordening worden opgenomen.

 

Wij stellen u voor bijgaande verordening en de daarbij behorende bijlage vast te stellen.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

                                                          

mr. drs. G.A.A. Verkerk             ,burgemeester.

 

 

 

mr. drs. H.G.L.M. Camps                      ,secretaris.                      


Stuk 153 II

617742

 

Bijlage bij raadsvoorstel inzake Verordening voor het verlenen van ontheffingen ingevolge artikel 87 RVV (registratienummer: 617742)

 

 

Artikel 3

1.         Bestuurders zijn verplicht zoveel mogelijk rechts te houden.

 

Artikel 4

1.         Voetgangers gebruiken het trottoir of het voetpad.

2.         Zij gebruiken het fietspad of het fiets/bromfietspad indien trottoir en voetpad ontbreken.

3.         Zij gebruiken de berm of de uiterste zijde van de rijbaan, indien ook een fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.

 

Artikel 5

1.         Fietsers gebruiken het verplichte fietspad of het fiets/bromfietspad.

2.         Zij gebruiken de rijbaan indien een verplicht fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.

 

Artikel 6

1.         Bromfietsers gebruiken het fiets/bromfietspad.

2.         Zij gebruiken de rijbaan indien een fiets/bromfietspad ontbreekt.

3.         Bestuurders van bromfietsen op meer dan twee wielen en bromfietsen met aanhangwagen, die met inbegrip van de lading breder zijn dan 0,75 meter, mogen de rijbaan gebruiken.

 

Artikel 8

1.         Ruiters gebruiken het ruiterpad.

2.         Zij gebruiken de berm of de rijbaan indien een ruiterpad ontbreekt.

 

Artikel 10

1.         Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan.

Zij mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.

2.       Andere bestuurders dan fietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen fietsstroken met doorgetrokken strepen niet gebruiken.

 

Artikel 23

1.         De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

a. op een kruispunt of een overweg;

b. op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook;

c. op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan;

d. in een tunnel;


Stuk 153 II                                                                               pag. 2.

 

 

e. bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, ingeval die

markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord;

f.  op de rijbaan langs een busstrook en

g. langs een gele doorgetrokken streep.

 

Artikel 24

1.         De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:

a. bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;

b. voor een inrit of een uitrit;

c. buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

d. op een parkeergelegenheid:

1°. voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;

2°. op een andere wijze dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;

3°. op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;

e. langs een gele onderbroken streep;

f.  op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

g. op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage 1, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.

2.         Indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8, E12 en E13 van bijlage 1, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren.

3.         De bestuurder mag zijn voertuig niet dubbel parkeren.

4.         Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E 4 tot en met E 13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.

 

Artikel 25

1.         Het is verboden in een parkeerschijf-zone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.

2.         Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan, indien het motorvoertuig overeenkomstig het door Onze Minister bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen en de toegestane parkeerduur niet is verstreken.

3.         Indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, geldt het tweede lid slechts gedurende die dagen of uren.

 

Artikel 26

Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd:

a.         een gehandicaptenvoertuig;

b.         een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht of

c.         indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.


Stuk 153 II                                                                   pag. 3.

 

 

Artikel 42

1.         Het gebruik van de autosnelweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee met een snelheid van ten minste 60 km per uur mag en kan worden gereden.

2.         Het gebruik van de autoweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee met een snelheid van ten minste 50 km per uur mag en kan worden gereden.

 

Artikel 43

1.         Het is de bestuurders verboden op een autosnelweg of autoweg hun voertuig te keren of achteruit te rijden.

2.         Het is de bestuurders voorts verboden op de rijbaan van een autosnelweg of autoweg hun voertuig te laten stilstaan.

3.         Behoudens in noodgevallen is het de weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm.

4.         Op een autosnelweg is het bestuurders van een samenstel van voertuigen met een totale lengte van meer dan 7 meter en van een vrachtauto verboden op een rijbaan met drie of meer rijstroken enig andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken te gebruiken. Het verbod geldt niet voor het geval zij moeten voorsorteren.

 

Artikel 46

1.         Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden binnen een erf te parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven.

2.         Indien het erf tevens is aangeduid als parkeerschijf-zone, is ten aanzien van het parkeren van voertuigen artikel 25 van toepassing.

 

Artikel 53

Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden een ander motorvoertuig te slepen, indien de afstand van de achterzijde van het trekkende voertuig tot de voorzijde van het gesleepte voertuig meer dan vijf meter bedraagt.

 

Artikel 61b

1.         Het is verboden personen te vervoeren in de open of gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets en in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets.

2.         Het eerste lid is niet van toepassing:

a.    op het vervoer van personen in de laadruimte van een ambulance, dierenambulance, of  voertuig dat blijkens een aantekening op het kentekenbewijs speciaal is uitgerust voor rolstoelvervoer;

b.    op het vervoer van personen in de laadruimte van motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer en van andere door Onze Minister aangewezen     hulpverleningsdiensten;

c.    op het vervoer van een persoon op de bestuurderszitplaats in een motorvoertuig of op  een bromfiets op meer dan twee wielen die door een ander motorvoertuig of een andere bromfiets op meer dan twee wielen wordt voortgetrokken en op het vervoer van passagiers van het getrokken voertuig als hier bedoeld, voor wie geen zitplaats in het trekkende voertuig als hier bedoeld beschikbaar is;

d.    in het geval het vervoer van personen geschiedt in het kader van een evenement of optocht waarvoor een vergunning op grond van een gemeentelijke verordening is afgegeven.


Stuk 153 II                                                                               pag. 4.

 

 

Artikel 62

Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden. (ontheffing mogelijk voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7)

 

Bord                       Omschrijving                                                                          Nummer bord      

Illustratie-27606

Gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee

C1

 

Illustratie-27607 

Eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee

C2

 

Illustratie-27609 

Eenrichtingsweg

C4

 

Illustratie-27611 

Gesloten voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen

C6

 

Illustratie-27612 

Gesloten voor vrachtauto's

C7

 

Illustratie-27613 

Gesloten voor motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/h

C8

 

Illustratie-27614 

Gesloten voor ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/h en brommobielen alsmede fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen

C9

 

Illustratie-27615 

Gesloten voor motorvoertuigen met aanhangwagen

C10

 

Illustratie-27616 

Gesloten voor motorfietsen

C11

 

Illustratie-27617 

Gesloten voor alle motorvoertuigen

C12

 

Illustratie-27618 

Gesloten voor bromfietsen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen, met in werking zijnde motor

C13

 

Illustratie-27619 

Gesloten voor fietsen en voor gehandicaptenvoertuigen zonder motor

C14

 

Illustratie-27620 

Gesloten voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen

C15

 

Illustratie-27621 

Gesloten voor voetgangers

C16

 

Illustratie-27622 

Gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord is aangegeven

C17

 

Illustratie-27623 

Gesloten voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord is aangegeven

C18

 

Illustratie-27624 

Gesloten voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord is aangegeven

C19

 

Illustratie-27625 

Gesloten voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord is aangegeven

C20

 

Illustratie-27626 

Gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord is aangegeven

C21

 

Illustratie-27629 

Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft

D2

 

Illustratie-27631 

Gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven

D4

 

Illustratie-27632 

Gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven

D5

 

Illustratie-27633 

Gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven

D6

 

Illustratie-27634 

Gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven

D7

Illustratie-27635

 

Parkeerverbod

E1

 

Illustratie-27636 

Verbod stil te staan

E2

 

Illustratie-27637 

Verbod fietsen en bromfietsen te plaatsen

E3

 

Illustratie-27660 

Keerverbod

F7

 

 

Ontheffing mogelijk van verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78, 91 en 98 (verlopen):

 
Artikel 73

Bij rijstrooklichten betekent:

a.         groene pijl of maximumsnelheid, aangeduid door bord A3 van bijlage I: de rijstrook mag worden gebruikt;

b.         rood kruis: de rijstrook mag niet worden gebruikt;

c.         witte pijl: voorwaarschuwing rood kruis;

d.         het woord «BUS»: de rijstrook mag slechts gebruikt worden door bestuurders van een lijnbus en bestuurders van een autobus;

e.         het woord «LIJNBUS»: de rijstrook mag slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus.

 

Artikel 76

Een doorgetrokken streep heeft de volgende betekenis:

a.         indien de streep zich bevindt tussen rijstroken dan wel op paden, met verkeer in beide richtingen: bestuurders mogen de streep niet naar links overschrijden en zich niet links van de streep bevinden, tenzij aan de rechter zijde van de doorgetrokken streep een onderbroken streep is aangebracht;

b.         indien de streep zich bevindt tussen rijstroken dan wel op paden, voor verkeer in één richting: bestuurders mogen de streep niet overschrijden, tenzij tussen de bestuurder en de doorgetrokken streep een onderbroken streep is aangebracht;

c.         indien de streep zich bevindt tussen naast de spitsstrook gelegen rijstroken en spitsstroken: de bestuurders mogen de doorgetrokken streep overschrijden.

 

Artikel 77

Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken niet gebruiken.

 

Artikel 78

Bestuurders van een motorvoertuig en bromfietsers die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft.


Stuk 153 II                                                                   pag. 7.

 

Artikel 81

Busbanen en busstroken waarop het woord «BUS» is aangebracht mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus en bestuurders van een autobus. Busbanen en busstroken waarop het woord «LIJNBUS» is aangebracht mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus.

 

 

 

 

 

 

 

 


Stuk 153 III

617742

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 18 oktober 2005;

 

gelet op artikel 78 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Verordening voor het verlenen van ontheffingen ingevolge artikel 87 RVV.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

a.       Weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot de wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

 

b.       Bebouwde kom:

de bebouwde kom waarvan de gemeenteraad bij raadsbesluit van 24 juni 2004 de grenzen heeft vastgelegd overeenkomstig artikel 20a van de Wegenverkeerswet;

 

c.       Binnenstad:

      het gebied, binnen (met de wijzers van de klok mee, beginnend bij de Reineveldbrug): Reineveldbrug midden, Rijn-Schiekanaal tot en met Zuidkolk, Westsingel, de as van het spoorviaduct tot en met Kampveldweg, de wegas Kampveldweg, de wegas Wateringsevest tot Reineveldbrug midden, met uitzondering van het voetgangersgebied “autoluw-plus”;

 

d.       Gebied Rijksstraatweg:

          het gebied, zoals aangewezen in de bijlage, behorend bij deze verordening;

 

e.       Voertuig:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV;

 

f.        Laden en lossen:

het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de bezorgplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring in - en uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;

 

g.       Halen en brengen: het onmiddellijk, nadat het voertuig dicht bij de brengplaats of ophaalplaats tot stilstand is gebracht, bij voortduring instappen of uitstappen van een of meerdere personen, die bezwaarlijk anders dan per motorvoertuig kunnen worden vervoerd, gedurende de tijd die daarvoor nodig is;

 

h.       Brutovervangingswaarde: de waarde van een middel of voorwerp bepaald door de som van verwerving, gebruikgereed maken, verstrekking en alle daartoe strekkende administratieve handelingen;


Stuk 153 III                                                                  pag. 2.

 

 

i.        RVV:     

          Reg­lement verkeers­regels en verkeerste­kens 1990.

 

Artikel 2  Ontheffing

1.     Het college kan ontheffing verlenen op grond van artikel 87 RVV;

2.    Ontheffing op grond van hetgeen in deze verordening is bepaald, wordt niet verleend in gebieden die in de ‘Verordening voor verlening van vrijstelling of ontheffing voor gebruik van het voetgangersgebied “autoluw-plus” en/of de bij die verordening behorende bijlage zijn aangemerkt als autoluw-plus.

 

Artikel  3  Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot het verlenen van ontheffing in het kader van artikel 87 RVV.

 

Artikel 4  Vrijstelling

De bebouwde kom is steeds vrijelijk toegankelijk voor motorvoertuigen van de hulpdiensten politie, brandweer dan wel de ambulance, mits het motorvoertuig als zodanig herkenbaar is en kennelijk gebruikt wordt ten behoeve van de rechtmatige uitoefening van de functie van de bij deze hulpdienst werkzame bestuurder of andere inzittende

 

Artikel 5  Aanvraag

1.         Een aanvraag dient, uiterlijk drie weken voordat de ontheffing is benodigd, schriftelijk te worden inge­diend.

2.    Voor het indienen van de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van het door het college vastgestelde formulier, dat volledig dient te worden ingevuld, ondertekend en van alle benodigde bewijzen moet zijn voorzien alvorens de aanvraag in behandeling wordt genomen.

3.    De aanvraag en de daarbij behorende bescheiden moeten in de Nederlandse taal zijn gesteld.

4.         De aanvraag heeft betrekking op maximaal 1 voertuig, uitgezonderd een bedrijfsontheffing.

5.    In het belang van orde, veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid kan worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid.

6.    Het college kan op grond van artikel 10, zesde lid aan de houder van een voertuig maximaal zes incidentele ontheffingen per half jaar verlenen. 

 

Artikel 6  Beslistermijn

1.    Het college beslist op een aanvraag binnen zes weken na de dag waarop de aanvraag volledig is ontvan­gen.

2.        Het college kan haar beslissing voor ten hoogste zes weken verda­gen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk

       medede­ling gedaan aan de aanvrager.

 

Artikel 7  Karakter van de ontheffing 

1.       Ontheffing wordt verleend voor een bepaalde, zo kort mogelijke, termijn met een maximale 

      geldigheidsduur van een jaar.

2.       Ontheffing wordt verleend voor een bepaald, zo klein mogelijk, gebied.

3.       Ontheffing wordt niet verleend voor de binnenstad op donderdag en/of zaterdag en/of op overige dagen van 8.00 uur tot 9.00 uur en van 16.00 uur tot 17.00 uur.


Stuk 153 III                                                                              pag. 3.

 

 

4.       In het belang van orde, veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere  omstandigheid kan worden afgeweken van het bepaalde in het vorige lid.

5.       De ontheffing is voertuiggebonden, tenzij in de ontheffing anders is bepaald.

6.       Er wordt maximaal één ontheffing verleend per bewoner en twee ontheffingen per bedrijf. 

7.       Ontheffing, verleend aan een bewoner, geldt voor maximaal één voertuig.

8.       De ontheffing vermeldt in ieder geval:

a.       naam en adres van de ontheffinghouder;

b.       kenteken van het voertuig, waarvoor ontheffing is verleend, tenzij sprake is van een bedrijfsontheffing of een voertuig dat niet kentekenplichtig is;

c.       omschrijving van het voertuig, waarvoor ontheffing is verleend;

d.       tijdvak en gebied waarvoor de ontheffing is verleend;

e.       geldigheidsduur van de ontheffing;

f.         van welke verkeersregel en, indien van toepassing, welk verkeersteken ontheffing is verleend.  

9.       De ontheffing gaat vergezeld van een bewijs van verlening, waarop in het vorige lid genoemde gegevens staan vermeld. Het originele bewijs van verlening dient op de voorgeschreven wijze zichtbaar in, op of aan het voertuig bevestigd te zijn.

10.   Het bewijs van verlening blijft eigendom van de gemeente Delft.

11.   Indien de ontheffing vergezeld gaat van een sleutel of ander voorwerp, kan hiervoor een borgsom in rekening worden gebracht.

a.       De borgsom mag niet meer bedragen dan vijf keer de brutovervangingswaarde van het betreffende voorwerp;

b.       Het college kan nadere regels vaststellen inzake het toepassen van een borgsom en het in rekening brengen van de kosten voor vervanging van het betreffende voorwerp.

c.       Een door het college ter vervanging verleend voorwerp wordt niet eerder verleend dan nadat de borgsom en de leges, zoals eventueel in dit kader vastgesteld in de bij de Legesverordening behorende tarieventabel, zijn voldaan.

 

Artikel 8  Voorschriften en beperkingen

1.    Aan een ingevolge deze verordening verleende ontheffing kunnen voorschrif­ten en/of beperkingen worden verbonden. Deze mogen slechts strekken tot bescher­ming van het belang of de belangen in verband waarmee de ontheffing is vereist.

2.    Degene aan wie ingevolge deze verordening een ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en/of beperkingen na te komen.

 

Artikel 9  Ontheffing binnenstad

Het college kan de eigenaar of houder van een voertuig ontheffing verlenen ten behoeve van het:

a.                       verhuizen van en naar een woonadres in de binnenstad, dat is gelegen in een voor gemotoriseerd verkeer afgesloten gebied of straat;

b.                       bereiken van de eigen privé-parkeerplaats als deze is gelegen in een voor gemotoriseerd verkeer afgesloten gebied;

c.                       bereiken van zijn woonhuis door een persoon in het bezit van een gehandicaptenparkeerkaart en woonachtig in een voor gemotoriseerd verkeer afgesloten gebied;

d.            laden en/of lossen van materialen en/of gereedschappen bij een pand in een afgesloten gebied, als aangetoond wordt dat deze benodigd zijn bij het uitvoeren van werkzaamheden en aangetoon­d wordt dat het laden/lossen niet binnen de eventueel geldende vensteruren mogelijk is en het, voor het bedrijf noodzakelijke, laden en/of lossen niet aan de rand van het afgeslo­ten gebied kan plaatsvinden;


Stuk 153 III                                                                  pag. 4.

 

 

e .           parkeren van een voertuig in directe nabijheid van te verrichten werkzaamheden, waarbij aangetoond wordt dat noodzakelijk is dat bij voortduring gebruik wordt gemaakt van apparatuur en/of gereedschappen uit dat voertuig, zonder de doorgang voor overig verkeer te hinderen. Aangetoond dient te worden dat het redelijkerwijs niet mogelijk is de bij de werkzaamheden benodigde materialen op de betreffende locatie af te leveren, waarna het voertuig buiten het afgesloten gebied op een reguliere parkeerplaats wordt geparkeerd;

f.             het dienen van een belang van orde, veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid.

             

Artikel 10  Ontheffing Rijksstraatweg

Het college kan de eigenaar of houder van een voertuig in ieder geval ontheffing verlenen van het op de Rijksstraatweg aangeduide, op maandag tot en met vrijdag van 16.00 tot 19.00 uur geldende, verkeersteken C6:

1.       aan bewoners en bedrijven, zoals aangewezen in de bijlage, behorend bij deze verordening;

2.       ten behoeve van dienstwagens van de gemeenten Delft, Pijnacker-Nootdorp en

Rotterdam, het Hoogheemraadschap van Delfland en Rijkswaterstaat, mits het betreffende motorvoertuig als zodanig herkenbaar is en gebruikt wordt ten behoeve van de rechtmatige uitoefening van de functie van de bij deze overheidsorganisaties werkzame bestuurder of andere inzittende en bij deze uitoefening gebruik van het motorvoertuig noodzakelijk is;

3.       aan eigenaren of pachters van een stuk grond, gelegen in het gebied Rijksstraatweg, zoals aangewezen in de bijlage, behorend bij deze verordening;

4.       aan leveranciers ten behoeve van het laden en/of lossen van goederen bij een pand, gelegen in het gebied Rijksstraatweg, zoals aangewezen in de bijlage, behorend bij deze verordening;

5.       ten behoeve van het halen en/of brengen van een persoon bij een pand, gelegen in het gebied Rijksstraatweg, zoals aangewezen in de bijlage, behorend bij deze verordening;

6.       aan de houder van een vrachtauto, die hoger is dan de doorrijhoogte van het viaduct ‘Pauwbrug’, die gelegen is ter hoogte van de Delfgauwseweg in Delft en waarvan de doorrijhoogte 3,80 meter bedraagt;

7.       aan andere belanghebbenden, in het kader van orde, veiligheid, medische zorg of een andere dringende of bijzondere omstandigheid.

 

Artikel 11  Bedrijfsontheffing

1.         Het college kan in ieder geval ontheffing verlenen aan een bedrijf ten behoeve van openbaar collectief personenvervoer, gehandicaptenvervoer, ouderenvervoer, taxi’s, vaste leveranciers en dierenam­bulan­ces. 

2.         Een bedrijfsontheffing is niet-voertuiggebonden en gaat vergezeld van maximaal tien bewijzen van verlening.

3.   Per bedrijf worden maximaal vier bedrijfsontheffingen verleend.


Stuk 153 III                                                                  pag. 5.

 

 

Artikel 12  Intrekking of wijziging van de ontheffing

1.      Een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

      a.   indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

      b.  indien op grond van verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing vereist is;

      c.   indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften en/of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

      d.   indien van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij ontbreken van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

      e.   indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

2.   De houder van een ontheffing dient wijziging van de gegevens, genoemd in artikel 7, achtste lid, schriftelijk kenbaar te maken aan het college, zodat de verleende ontheffing, indien mogelijk, kan worden gewijzigd.

 
Artikel 13 Toezichthouders

1.   Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de personen werkzaam in de functie van Controleur Openbare Ruimte van de Sector Toezicht Openbare Ruimte.

2.   Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

 

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding

1.  Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening ontheffingen artikel 87 RVV voor Delft".

2.  Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

3.  Op deze datum wordt ingetrokken de Verordening Ontheffingen artikel 87 RVV 1990 Delft

     1996.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 november 2005.

 

 

           

                                                           ,burgemeester.

 

 

 

                                                           ,griffier.

 

 


Stuk 153 III                                                                  pag. 6.

 

 

Bijlage, behorend bij de Verordening ontheffingen artikel 87 RVV voor Delft

 

Ingevolge artikel 1, onder d van de verordening wordt aangewezen als gebied Rijksstraatweg:

·        Ackerdijkseweg te Delfgauw en Delft

·        Hofweg te Rotterdam-Overschie

·        Rijksstraatweg te Delfgauw en Delft

·        Schieveensedijk te Rotterdam-Overschie

·        Zwethkade te Delfgauw en Delft

·        Overslagpad te Delft

 

Ingevolge artikel 10, eerste lid van de Verordening worden als bewoners en bedrijven aangewezen de bewoners van en de bedrijven gevestigd in de panden  aan de:

·        Ackerdijkseweg te Delfgauw, voor zover het betreft de huisnummers:

      16, 18, 20, 22, 24 en 26;

·        Delfgauwseweg te Delft, voor zover het betreft de huisnummers:

      389, 391, 393, 395 en 397;

·        Hofweg te Rotterdam-Overschie, tussen Schieveensedijk en de Oude Bovendijk, voor zover het betreft de huisnummers: 51,63, 65, 71,81,92,93,101,149,150,151,163,165,300,301,320,321,322,324,325,326,331, 333 en 335;

·        Rijksstraatweg te Delfgauw, voor zover het betreft de huisnummers:

      29, 49 en 51;

·        Rijksstraatweg te Delft, voor zover het betreft de huisnummers:

      11, 35, 105, 107, 115, 117, 125, 132, 139, 141, 143 en 145;

·        Schieveensedijk te Rotterdam-Overschie, voor zover het betreft de huisnummers:

      11, 13, 15, 23, 27, 29, 31, 31A en 51;

·        Zwethkade te Delfgauw, voor zover het betreft de huisnummers:

      26, 28, 30, 32, 34 en 36;

·         Overslagpad te Delft, voor zover het betreft de huisnummers: 25 t/m 25 E.

 

Ingevolge artikel 5, tweede lid van de verordening is het volgende aanvraagformulier vastgesteld:


Stuk 153 III                                                                  pag. 7.

 

Aanvraagformulier voor ontheffing op grond van de Verordening ontheffingen artikel 87 RVV voor Delft

Aanvrager :

Naam                                       :

Contactpersoon (bij bedrijf)         :

Adres                                       :

Postcode                                 :

Woon- of vestigingsplaats          :

Telefoonnummer                       :

Faxnummer                              :

E-mail                                      :

 

Betreft:

O         Ontheffing doorgangsverbod bij voor gemotoriseerd verkeer afgesloten gebied/straat;

O         Ontheffing verplichting rijbaan te gebruiken;

O         Ontheffing parkeerverbod;

O         Ontheffing van andere verkeersregel of verkeersteken, namelijk:

 

 

 

 

 

Locatie/gebied/straat waarvoor ontheffing wordt aangevraagd:

 

 

 

 

 

Datum/periode en tijdsduur waarvoor ontheffing wordt aangevraagd:

 

 

 

 

[Leges conform tarieventabel, behorend bij Legesverordening: ontheffing voor één dag €     ,

ontheffing voor bewoner €       en overige ontheffingen €       .]

 

Reden aanvraag:       

O       verhuizing van/naar afgesloten gebied;

O       bereiken privé-parkeerplaats in afgesloten gebied/straat;

O       bereiken woonadres door bewoner gebied Rijksstraatweg;

O       bereiken bedrijf in gebied Rijksstraatweg, namelijk (naam bedrijf):

O       bereiken eigen of gepachte grond (kopie pachtovereenkomst of eigendomsbewijs grond meezenden);

O       halen/brengen bewoner van afgesloten gebied in bezit van gehandicaptenparkeerkaart; 

O       parkeren van bij werkzaamheden noodzakelijk voertuig;

O       laden/lossen tbv. werkzaamheden in afgesloten gebied (hierbij aantonen dat laden/lossen niet binnen vensteruren mogelijk is);

O       wettelijke bepaling, namelijk:

O       andere reden, namelijk:   


Stuk 153 III                                                                  pag. 8.

 

 

Voertuig waarvoor ontheffing wordt aangevraagd:

Kenteken (niet bij aanvraag bedrijfsontheffing of niet-kentekenplichtig voertuig):

Type/omschrijving voertuig:

 

Opgaaf van zaken waar­mee overlast voor derden wordt beperkt (indien van toepassing):

 

 

 

 

 

====================================================================

 

Dit aanvraagformulier kan (volledig ingevuld, ondertekend en voorzien van de benodigde  documenten) worden afgeven of opgestuurd naar de Publieksbalie, Phoenixstraat 16, 2611 AL Delft (telefoonnummer: 015 – 260 22 22, faxnummer: 015 - 219 71 50). Openingstijden Publieksbalie: maandag t/m vrijdag van 8.00 tot 15.00 uur en vrijdagavond van 18.00 tot 20.00 uur.

 

Ik verklaar

-                 door ondertekening van deze aanvraag akkoord te gaan met de aan de ontheffing verbonden voorwaarden;

-                 wijziging van gegevens (zoals adres, eigenaar voertuig, kenteken en/of omschrijving voertuig) per ommegaande schriftelijk mede te delen aan het college, zodat de verleende ontheffing, indien mogelijk, kan worden gewijzigd;

-                 dit formulier naar waarheid te hebben ingevuld.

 

 

 

Plaats:…………………………Datum:……………………Handtekening:……………………