Stuk  55 I                                                                                              Delft, 6 februari 2006.

947861

 

Onderwerp: Vestiging gemeentelijk voorkeursrecht Spoorzone, Voorhof-Noord

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Inleiding

Op grond van artikel 2 Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna “Wvg”) kan de gemeenteraad een voorkeursrecht vestigen op gronden die zijn begrepen in een vastgesteld bestemmingsplan, door deze aan te wijzen als gronden waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 Wvg van toepassing zijn.

 

Op 13 september 2005 is het ontwerp-bestemmingsplan “Spoorzone” ter inzage gelegd. Dit bestemmingsplan is ten tijde van het nemen van dit besluit inmiddels vastgesteld. Gebleken is dat het wenselijk en noodzakelijk is om op enkele gronden in de Spoorzone, Voorhof-Noord, een voorkeursrecht te vestigen.

 

Gelet op het bepaalde in de Wvg stellen wij u voor de in het bijgevoegde besluit genoemde gronden op basis van artikel 2 van de Wvg aan te wijzen als gronden waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn.

 

Voor zover nodig wordt onderstaand kort aandacht geschonken aan doel en werking van het gemeentelijk voorkeursrecht. Vervolgens komt de procedure (in beknopte vorm) voor vestiging van het voorkeursrecht volgens artikel 2 Wvg aan de orde.

 

Doel en werking Wvg

De vestiging van het voorkeursrecht heeft tot doel om de gemeente (al dan niet in samenwerking met private partijen) een betere uitgangspositie op de vastgoedmarkt te verschaffen. Het voorkeursrecht kan dan een ondersteuning betekenen voor het te voeren verwervingsbeleid. Daarnaast kunnen ongewenste verkopen en buitensporige grondprijsstijgingen worden tegengegaan. Het inzetten van het instrument past in het actieve grondbeleid, waardoor de gemeente optimale regie kan voeren bij de ontwikkeling van de bouwplannen. Met name voor de Spoorzone geldt dat een sterke gemeentelijke regie op de complexe ontwikkelingen ter plaatse onontbeerlijk is.

 

De Wvg voorziet erin dat als een eigenaar gronden wil verkopen waarop het voorkeursrecht van toepassing is, hij deze eerst aan de gemeente te koop dient aan te bieden. Bij de keuze van de aan te wijzen percelen, die op bijbehorende perceelslijst en tekeningen zijn aangegeven, is – naast het eerder vermelde belang van de regiefunctie – tevens bezien of de percelen binnen de grenzen van het gebied het risico lopen door derden te worden aangekocht c.q. te worden doorverkocht, met als gevolg grondprijsstijgingen waardoor de financieel economische haalbaarheid van de bouwlocatie nadelig wordt beďnvloed.

 


Stuk 55 I                                                                                   pag. 2.

 

 

De op de bij dit besluit behorende perceelslijst vermelde percelen zijn gelegen in het bestemmingsplan “Spoorzone”  en hebben een niet-agrarische bestemming en een afwijkend gebruik ten opzichte van het bestemmingsplan “Spoorzone”, waarin de percelen bestemd zijn voor spoorwegdoeleinden, wonen, water, verbijfsgebied en bijbehorende voorzieningen. Aan de criteria voor vestiging van het voorkeursrecht wordt dan ook voldaan.

 

Procedure voor de onderhavige vestiging van het voorkeursrecht

Tot 13 februari 2006 was het voorkeursrecht in dit gebied gevestigd door het college van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 6 Wvg, op basis van het ontwerp-bestemmingsplan “Spoorzone”.

Het betrof een tijdelijk voorkeursrecht (voorbescherming) voor de duur van vijf maanden vanaf de datum van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan. Door omstandigheden is het niet mogelijk gebleken het bestemmingsplan vast te stellen binnen de genoemde termijn van vijf maanden. Burgemeester en wethouders hebben het tijdelijke voorkeursrecht inmiddels conform de wettelijke vereisten vervallen verklaard.

 

Het voorkeursrecht kan opnieuw gevestigd worden door de gemeenteraad in de vorm van  een zogenaamde reguliere vestiging op basis van artikel 2 Wvg. Deze vestiging kan plaatsvinden zodra het bestemmingsplan “Spoorzone” door uw raad is vastgesteld.

Nadat uw besluit is genomen en in werking is getreden behoudt het voorkeursrecht zijn geldigheid voor onbepaalde tijd totdat niet meer voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 2 lid 2 Wvg (o.a. realisering van de beoogde bestemmingen).

 

Vestiging voorkeursrecht

Op bij dit besluit behorende perceelslijst en tekening, nummers L-41-60-16, zijn de percelen en perceelsgedeelten aangegeven waarop het voorkeursrecht  opnieuw gevestigd zou moeten worden. 

Alle op de lijst vermelde percelen zijn gelegen in het bestemmingsplan “Spoorzone”  en hebben een niet-agrarische bestemming en een afwijkend gebruik ten opzichte van het bestemmingsplan, zoals woningbouw, wonen en bijbehorende voorzieningen, waaronder groen-, water- en verkeersvoorzieningen, een en ander zoals nader aangegeven in het bestemmingsplan “Spoorzone”.

 

Naar ons oordeel bestaat nog steeds behoefte aan het voorkeursrecht voor de aangewezen gronden. Wij achten het niet onwaarschijnlijk dat derden alsnog (strategische) grondaankopen zullen doen. Aangezien het doel waarvoor destijds het tijdelijke voorkeursrecht werd gevestigd nog steeds van kracht is (de regiefunctie op de integrale planontwikkeling), achten wij het van belang het voorkeursrecht wederom als grondbeleidinstrument in te zetten.

 

Ingediende bezwaarschriften en zienswijzen

Tegen het besluit tot vestiging van het tijdelijke voorkeursrecht op basis van artikel 6 van de Wvg zijn door of namens 4 betrokkenen bezwaren ingediend. Twee daarvan zijn inmiddels op basis van een advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften (Acb), Kamer III, ongegrond verklaard en een derde niet-ontvankelijk. De adviezen van de Acb, Kamer III, treft u bijgaand ter kennisneming aan. Het bezwaarschrift van de vierde betrokkene is nog in behandeling bij de Acb.

 


Stuk 55 I                                                                                   pag. 3.

 

 

Daarnaast zijn belanghebbenden in het kader van de vestiging van het tijdelijke voorkeursrecht vooruitlopend op de reguliere vestiging door de gemeenteraad op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)  vanaf 21 september 2005 tot 1 december 2005 in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over het concept-raadsvoorstel en –raadsbesluit schriftelijk dan wel mondeling naar voren te brengen.

Van deze mogelijkheid is door twee belanghebbenden gebruik gemaakt.

 

De bezwaarschriften en de zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van de in dit voorstel aangewezen percelen.

 

Zienswijze van de heer J.H.M. Slotemaker d.d. 29 november 2005

In aanvulling op zijn bezwaarschrift van 15 oktober 2005 heeft de heer Slotemaker een zienswijze ingediend, waarin ingegaan wordt op het aanbod van de makelaar namens de gemeente en op de toepassing van artikel 2a Wvg, welk artikel met ingang van 1 februari 2004 echter niet langer van kracht is. Beide bedenkingen zijn betrokken bij de behandeling van het bezwaarschrift van de heer Slotemaker en hebben niet geleid tot aanpassing van het besluit.

 

Zienswijze namens de heer B. Ninaber van Eyben en Bruno Ninaber Van Eyben Design & Productions BV d.d. 24 oktober 2005

De inhoud van deze zienswijze is gelijk aan die van het bezwaarschrift dat zowel namens de heer Ninaber in persoon als namens de besloten vennootschap is ingediend en waarover de Acb, kamer III, inmiddels advies heeft uitgebracht. Ook deze bedenkingen hebben niet geleid tot aanpassing van het besluit.

 

Voorstel

Gelet op het voorgaande stellen wij u voor te besluiten tot vestiging van het gemeentelijk voorkeursrecht op grond van artikel 2 Wvg, conform bijgaand raadsbesluit.

 

Hoogachtend,

 

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

mr. drs. G.A.A. Verkerk              ,burgemeester.

 

 

 

mr. drs. H.G.L.M. Camps                       ,secretaris.


Stuk 55 II

947861

 

 

De raad der gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 9 februari 2006,  waarin de redenen zijn vermeld tot aanwijzing van percelen in het gebied Spoorzone, Voorhof-Noord, waarop het voorkeursrecht gemeenten van toepassing wordt verklaard;

 

gezien de vaststelling van het bestemmingsplan “Spoorzone” ;

 

gelet op de door belanghebbenden in het kader van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht naar voren gebrachte zienswijzen en de reactie daarop, zoals verwoord in het raadsvoorstel;

 

gelet op artikel 2 alsmede de overige van toepassing zijnde bepalingen van de Wet voorkeursrecht gemeenten en de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

Op basis van artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten aan te wijzen als gronden, waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing zijn, de percelen, gelegen in het bestemmingsplan “Spoorzone”, zoals deze zijn aangegeven op de bij dit besluit behorende kadastrale tekening nummer L-41-60-16 en perceelslijst, houdende de kadastrale aanduiding van de in de aanwijzing opgenomen percelen en perceelsgedeelten, hun grootte alsmede de namen van de eigenaren en van de rechthebbenden op de daarop rustende beperkte rechten, een en ander naar de stand van de openbare registers van het kadaster per 6 september 2005, met de aantekening dat de percelen eerder in de hierna genoemde aanwijzing betrokken zijn geweest :

 

de aanwijzing bij besluit van 20 september 2005 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft ex artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten, ingeschreven in de Openbare Registers, register Onroerende Zaken Hypotheken 4, deel 40651 nummer 38,  vervallen verklaard bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft d.d. 14 februari 2006, registratienummer 946726;

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 februari 2006.

 

 

 

,burgemeester.

 

 

 

,griffier.