De gemeente Delft heeft behoefte aan een grotere
zelfstandigheid in het uitvoeren van haar bodemtaken en dan met name waar het
gaat om de bevoegdheden Wet Bodembescherming (Wbb). Het college van
burgemeester en wethouders, de raad daarin gekend hebbende, verzoekt uw college
deze bevoegdheden conform artikel 107 Provinciewet aan de gemeente Delft te
delegeren. In deze brief en de bijgevoegde stukken wordt een en ander nader
toegelicht.
De gemeente Delft is een ambitieuze gemeente die
voortvarend aan de slag is met onder andere stedelijke vernieuwing.
Bodemonderzoek en sanering is hier vaak een onderdeel van. In de huidige
positie als programmagemeente wordt de bevoegdhedenverdeling Wbb niet als
ideaal gezien. De gemeente Delft wil graag bevoegd gezag Wbb zijn voor de
aanpak van alle gevallen van bodemverontreiniging binnen het stedelijk gebied.
Wij wensen een grotere mate van sturing te kunnen geven aan de bodemsanering
binnen onze grenzen.
Hiertoe hebben wij ruimere bevoegdheden nodig en
ook een directere positie waar het gaat om de verwerving van middelen.
Delft wil die verantwoordelijkheden nemen als aan
de voorwaarden voor een goede uitvoering kan worden voldaan. Dat betekent
concreet dat Delft die ambitie pas kan nemen als er voldoende
uitvoeringscapaciteit voor een goede invulling van de grotere bevoegdheden kan
worden gerealiseerd.
Eind 2004/begin 2005 heeft de gemeente Delft laten
onderzoeken hoe haar bodem organisatie ervoor staat en welke extra formatie
nodig zou zijn om de bevoegd gezag taken naar behoren te kunnen uitvoeren.
Hoewel inmiddels enigszins gedateerd staat de essentie van dit rapport nog
steeds overeind. Uit het rapport blijkt dat de organisatie voor het uitvoeren
van de huidige bodemtaken goed toegerust is en over de juiste instrumenten
beschikt (bodeminformatiesysteem, beleid, bodemkwaliteitskaart, etc). Om door
te groeien naar een organisatie die ook de bevoegd gezag taken goed kan
uitvoeren is formatie uitbreiding noodzakelijk (van 4 fte naar circa 6 fte).
Daarnaast is het noodzakelijk nieuwe instrumenten zoals Globis te
implementeren. Voor de onderbouwing van een en ander wordt verwezen naar het
rapport dat van bovengenoemd onderzoek opgesteld is (bijlage A).
Overleg met provincie Zuid-Holland en VROM.
Al enige jaren is er op ambtelijk niveau overleg
geweest met de provincie Zuid-Holland (PZH) over een mogelijke statuswijziging
en ook over welke middelen eventueel aan Delft zouden kunnen worden
overgedragen. Voor de PZH is een
overdracht van bevoegdheden bespreekbaar. Wel geldt voor de provincie als
uitgangspunt dat de eventuele overdracht van Wbb bevoegdheden budgettair neutraal moet plaatsvinden.
Daarom heeft PZH een berekening gemaakt van de tijd die ze besteedt aan SEB-gevallen
(Saneren in Eigen Beheer) in de gemeente Delft, aan beleid en aan coördinerende
taken. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de PZH lagere getallen voor
de verschillende SEB-taken hanteert dan de landelijke normgetallen en dat er
naar ons inzicht een aanvullende dekking nodig is om de taken adequaat te
kunnen uitvoeren. Verder is duidelijk dat een deel van de taken die nu door PZH
worden uitgevoerd collectief voor alle gemeenten worden behartigd. Een
zelfstandiger koers van Delft leidt niet tot een besparing van die kosten bij de
PZH terwijl het voor de gemeente Delft wel taken zijn die extra uren vergen
(voorbeeld hierbij is het gezamenlijk opstellen van bodembeleid). Hierdoor is
er een discrepantie ontstaan in het aantal uren dat PZH wil overdragen en het
aantal uren dat de gemeente Delft nodig denkt te hebben.
Ook heeft overleg plaats gevonden met VROM,
directie LMV over de mogelijkheden om tot een decentralisatie van bodemtaken
voor Delft te komen. Zowel t.a.v. het financieringsvraagstuk als de titel
waaronder Delft een grotere zelfstandigheid zou kunnen verkrijgen.
VROM begrijpt het probleem dat er naast een andere
interpretatie van cijfers ook niet budgettair neutraal over te dragen
werkzaamheden kunnen zitten. Een tekort op dit punt maakt Delft bij het aangaan
van grotere verantwoordelijkheden kwetsbaar en dat moet dan ook niet als optie
meegenomen worden.
Onderzoek heeft aangetoond dat de organisatie van
de bodemtaken op dit moment voor de huidige taken grotendeels op orde is maar
dat voor de status volledige bevoegd gezag nog een implementatiefase nodig is.
Het gaat om zaken die vermeld staan in bijlage 1 van het bijgevoegde rapport,
zoals o.a. Beleidsaanpassing etc.
Oplossingen.
AmvB
of art. 107 Provinciewet.
Uit het overleg met VROM is gebleken dat VROM er niet voor
voelt om een nieuwe ronde Bevoegde gezag gemeenten voor te stellen aan de
Staatssecretaris via een nieuwe AMvB. Dit omdat er al een soort
onevenwichtigheid zit in de huidige G30. VROM verwacht dat als Delft feitelijk
grotere bevoegdheden krijgt er meer programmagemeenten zullen volgen en daar
heeft VROM geen behoefte aan. De titel voor grotere bevoegdheden Wbb kan naar
ons oordeel het best gerealiseerd worden via de Provinciewet, art. 107, zoals
ook al als oplossing was bedacht in het uitvoeringsprogramma Bever, project C5.
Zoals eerder genoemd is hierover reeds uitvoerig ambtelijk overleg met de
Provincie Zuid-Holland geweest.
Apparaatskosten
en openstaande vordering.
Het punt van de aanvullende financiering van de
apparaatskosten en ook de implementatiekosten willen we koppelen aan een andere
zaak, namelijk een actie vanuit het Rijk om bodemsaneringsgelden terug te
vorderen van de gemeente Delft. Dit in verband met een vroegere financiering
van het Braat-terrein met overheidsmiddelen. De vordering betreft een bedrag
van
€ 475.470,-.
Bij dergelijke acties is afgesproken dat VROM het
geld niet terug vordert, maar oormerkt voor een project of programma dat de
bodem ten goede komt. Hoewel Delft had voorgesteld om dit bedrag aan de
sanering van het gebied de Oostsingel te besteden, kan VROM hier niet in mee
gaan omdat de besteding aangemerkt moet worden als een Wbb project terwijl de
bodemsanering Oostsingel al opgenomen was in het ISV-programma.
Daarom wordt voorgesteld, mede in overleg met PZH
en VROM, de claim-Braat voor de periode 2007 t/m 2009 in te zetten voor de
implementatie van onze ambitie om bevoegd gezag te worden. De besteding van
deze claim staat verder uitgewerkt in bijlage B.
Voor de periode na 2009 gaan wij er van uit dat als
Delft haar rol waarmaakt, ook in de periode na 2010 aanspraken gemaakt kunnen
worden op continuering van bevoegdheden en reguliere facilitering. Ook hierover
is op 2 juni 2006 overleg geweest met vertegenwoordigers van het Ministerie van
VROM, bodem+ en de Provincie Zuid-Holland.
Door de vertegenwoordiger van het Ministerie van
VROM is aangegeven dat indien de
gemeente Delft in het kader van ISV3 een nieuw bodemprogramma opstelt op basis
van een duidelijke visie van de gemeente op het behouden en verbeteren van de
kwaliteit van de bodem en het grondwater in de gemeente Delft het ministerie van VROM de gemeente Delft
zal steunen door ervoor te zorgen dat de “koek” voor de Provincie Zuid-Holland
wat groter is (hierin apart budget voor Delft oormerken). De Provincie
Zuid-Holland dient dit aparte budget dan door te sluizen naar de gemeente Delft. Kortheidshalve wordt voor de
exacte inhoud van de overleg verwezen naar het verslag van dit overleg, dat
toegevoegd is als bijlage C.
Verzoek
Wij
verzoeken u daarom, onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad, in
te stemmen met de bovenstaande uitwerkingen voor de delegatie van bevoegdheden,
het overhevelen van de ambtelijk overeengekomen apparaatskostenvergoeding voor
de komende drie jaren
en het
overhevelen van het extra Wbb-budget zoals in de vorige alinea aangegeven.
Wij
verzoeken u de feitelijke overdracht van verantwoordelijkheden via uitwerking
van art.107 van de Provinciewet te realiseren.
Hoogachtend,
Burgemeester en
wethouders van Delft,
, burgemeester,
, secretaris.
Bijlagen :
A Decentralisatie bodemtaken naar de gemeente Delft, Terworm
Consult, Ir. S.Y.M. Andela, definitief rapport, projectnummer 010603
B Delegatie bodemtaken Delft,
projectnummer 010603
C verslag 2-6-2006 overleg Delft bevoegd gezag