Decentralisatie bodemtaken naar gemeente Delft.

 

Terworm Consult

Ir. S.Y.M. Andela.


Inhoudsopgave.                                                                                              

 

 

Onderwerp                                                                                                                  Pag.

 

Inhoudsopgave                                                                                                            1.

Samenvatting en conclusies.                                                                                        2.

1. Inleiding                                                                                                                  3.

2. Plan van aanpak                                                                                                      3.

2.1. Inleiding                                                                                                   3.

2.2. Uitwerking en fasering                                                                               3.

3. Analyse huidige organisatie van bodemtaken                                                              4.

3.1. Inleiding                                                                                                   4.

3.2. Referentiebeeld                                                                                         4.

3.3. Hoe staat de organisatie van bodemtaken in Delft ervoor?                              5.

            3.3.1. Beleid.                                                                                                   5.

3.3.2. Instrumenten                                                                                          6.

3.3.2.1. Bedrijfsprocessen                                                                                6.

3.3.2.2. Bodeminformatiesysteem                                                                      7.

3.3.2.3. Bodemkwaliteitskaart (en Grondstromenplan)                                         7.

3.3.2.4. Monitoring                                                                                            7.

3.3.3. Uitvoeringsprogramma                                                                             7.

            3.3.3.1. ISV                                                                                                     7.

            3.3.3.2. Programma in eigen beheer                                                                 8.

            3.4. Organisatie                                                                                               8.

4. Gewenste organisatieontwikkeling naar bevoegd gezag en budgethouderschap             9.

            4.1. Uitbreiden en vernieuwen bodembeleid                                                        9.

            4.1.1. Aanpassingen                                                                                        9.

            4.1.2. Kwaliteitszorg                                                                                         9.

            4.2. Programmering ISV 2 en Wbb-programma                                                   10.

            4.3. Organisatie van alle taken bevoegd  gezag en programma                             11.

            4.3.1. Organisatieopbouw                                                                    

            4.4. Vervolgstappen                                                                                         12.

 

Bijlagen. 1. Globale tijdbesteding bodemtaken Delft.                                                       13.

                2. Overzicht aantaleln onderzoeken en toetsen over 2 jaren.                            14.

                3. Afstemming implementatie en uitvoering.                                                    15.

 

 

 

Samenvatting en conclusies.

 

Delft heeft de ambitie opgepakt om bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) voor de landbodem te worden. . In hoofdstuk 1 is de positie van Delft beschreven.

De mogelijkheid van toekenning van de status bevoegd gezag Wbb is direct gekoppeld aan de status ‘rechtstreekse gemeente’, in het kader van de ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing).

Delft kwam niet in aanmerking maar kent, als oude middelgrote stad echter wel de problematiek van omvangrijke historische bodemverontreinigingen. Haar slagkracht om deze problematiek voortvarend aan te pakken wordt ingeperkt doordat de provincie Zuid-Holland als bevoegd gezag een filter vormt voor het planningsproces en de feitelijke toedeling van  middelen in de tijd, waarmee een voortvarende aanpak bemoeilijkt wordt.

 

Het eindrapport van C5 uit het BEVER-proces biedt een richtlijn voor programmagemeenten die nadrukkelijker kiezen voor feitelijke overdracht van taken. Delft heeft via een plan van aanpak (hoofdstuk 2) een beoordeling van de huidige organisatie van bodemtaken uit laten voeren en deze gelegd  tegen de voorwaarden voor een toegeruste organisatie en aangetoond zonder al te grote problemen Bevoegd Gezag taken te kunnen implementeren.

Het gehanteerde referentiebeeld kent als hoekpunten: Beleid, Programma en Instrumenten.

Vervolgens is aan de hand van dat referentiebeeld gekeken hoe de organisatie er voor staat en wat er aan veranderd moet worden om een voldoende toegeruste organisatie te hebben. Beide onderdelen zijn uitgebreid beschreven in de hoofdstukken 3 en 4. De veranderingen hebben betrekking op structurele maatregelen en een implementatiefase. De gemeente Delft heeft op dit moment onvoldoende capaciteit beschikbaar om deze slag vanuit de eigen organisatie te maken.

Delft heeft duidelijke ambities en wil meer directe sturing geven op haar eigen programma, de inspanningen van derden en het toezicht verbeteren. Ze verwacht een grotere impuls te kunnen geven als ook directe zeggenschap over middelen verkregen wordt en over de verdeling van middelen een directere positie te hebben met het agentschap van VROM, Bodem+,  dat is belast met de verdeling van middelen.

De ervaringen elders in het land, bij de overdracht van bevoegdheden en taken aan de rechtstreekse gemeenten bevestigen het beeld dat er een grotere inspanning wordt geleverd.

 

Overleg met de provincie heeft opgeleverd dat de uitvoering van bodemtaken voor derden binnen het grondgebied van Delft, de zgn. SEB (sanering in eigen beheer), ca. 0,9 f.t.e. in beslag neemt. De provincie is alleen bereid de apparaatskosten die ze nu direct besteedt aan SEB-taken voor Delft, over te dragen als Delft Bevoegd Gezag Wbb wil worden. Voor een verantwoorde overname van taken is voor de komende periode een extra structurele bijdrage nodig voor 0,5 f.t.e.

 

De huidige formatie is circa 4 f.t.e. De gewenste structurele formatie is 6 f.t.e.. De inzet zal als volgt zijn:

·         3,5     f.t.e. voor onderzoek en sanering, zowel SEB als (Wbb/) ISV;

·         2     f.t.e. voor alle gemeentelijke Bevoegd Gezag taken en juridische controle en handhaving;

·         0,5 f.t.e.  leiding,  beleid en beheer(-coördinatie) en kwaliteitsmanagement.

 

Voor de komende periode van 5 jaar is, naast de bijdrage van de provincie, een bijdrage voor de structurele kosten en eenmalig voor de implementatie noodzakelijk van ca € 382.000,-. Verder doet Delft een beroep op de knelpuntenpot ter grootte van € 90.000,-. Daar staat tegenover dat een grotere impuls wordt gegeven aan omvang en kwaliteit van onderzoek en sanering. Ze zal daarvoor een programma opstellen dat door Bodem+ separaat wordt beoordeeld.

 

Er zal overleg met de provincie gevoerd worden over  toekenning van de bevoegd gezag status en een budgethouderschap. Gezamenlijk zal aan VROM het verzoek worden gedaan om de Delftse ambities voor een intensivering (en verzelfstandiging) van het ISV programma te ondersteunen. Bij VROM is een positieve grondhouding aanwezig om de ambities van Delft te ondersteunen en bij gebleken realisatie te blijven ondersteunen.


1.  Inleiding.

Delft heeft de ambitie opgepakt om bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) voor de landbodem te worden.

 

De mogelijkheid van toekenning van de status bevoegd gezag Wbb aan de middelgrote gemeenten  (buiten de 4 grote die al bevoegd waren), is direct gekoppeld aan de status ‘rechtstreekse gemeente’, in het kader van de ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing). Het ISV is later geformaliseerd in de Wet op de stedelijke vernieuwing (Wsv). Delft is niet in aanmerking gekomen voor de status rechtstreekse gemeente omdat in Delft geen achterstanden in  sociale zaken werden geconstateerd, een problematiek waarmee de meeste middelgrote gemeenten wèl mee kampen. Ook op het gebied van economische structuur was geen inhaalslag noodzakelijk. 

Delft kent, als oude middelgrote stad echter wel de problematiek van omvangrijke historische bodemverontreinigingen. Haar slagkracht om deze problematiek voortvarend aan te pakken wordt ingeperkt doordat de provincie Zuid-Holland als bevoegd gezag een filter vormt voor het planningsproces en de feitelijke toedeling van  middelen in de tijd, voor een voortvarende aanpak. Het filter van provinciebrede afweging over de (sectorale) inzet van menskracht en middelen in de bodemsanering resulteert in stagnatie van integrale doelen van individuele gemeenten. Dit is ook één van de belangrijkste knelpunten uit het afgesloten BEVER-proces en reden voor inzet op decentralisatie van bevoegd gezag taken.

 

Er is, wanneer programmagemeenten nadrukkelijker kiezen voor feitelijke overdracht van taken, een (interne) toetssteen beschikbaar die inzicht geeft in de procesvoorwaarden voor de feitelijke uitvoering. Het eindrapport van C5 uit het BEVER-proces biedt die richtlijn.

Er zal overleg met de provincie en rijk nodig zijn, als programmagemeenten in aanmerking willen komen voor toekenning van de bevoegd gezag status, om naar wegen te zoeken voor die realisatie. Op dit moment ontbreekt een formeel kader.

 

Om met succes aanspraak te maken op toekenning van de bevoegd gezag status, zal Delft inzichtelijk moeten maken dat de procescondities, zoals beschreven in het eindrapport van C5, zonder al te grote problemen geïmplementeerd kunnen worden.

De gemeente Delft heeft op dit moment onvoldoende capaciteit beschikbaar om deze slag vanuit de eigen organisatie te maken. Ook is het nodig inzicht te hebben in de kritische succesfactoren, om zichtbaar te maken dat de ambitie waargemaakt kan worden. Een dergelijke analyse kan met zich meebrengen dat nieuwe gezichtspunten  zichtbaar worden die voorheen  niet voorzien waren.

 

2.  Plan van aanpak.

 

2.1. Inleiding

Op dit moment ligt binnen de gemeente meer dan voldoende ambitie, die ook bestuurlijk ondersteund wordt. Een feitelijke onderbouwing van de haalbaarheid en acceptatie bij de hogere overheden is de inzet van dit project. Delft heeft voor de aanpak zelf hieraan voorafgaand een concept-projectplan opgesteld. Delft heeft ervoor gekozen die analyse extern uit te laten voeren. Als leidraad voor de voorbereiding van Delft voor de toekenning van de bevoegd gezag status geldt het concept-projectplan van 2 mei 2002. Het doel is duidelijk omschreven in hoofdstuk 3: de ontwikkeling en realisering van een organisatiemodel, inclusief benodigde instrumenten voor de uitvoering van de bodemsaneringstaken en –bevoegdheden in de gemeente Delft. Zulks binnen de randvoorwaarden van VROM.

Het resultaat dient te zijn:

·         een gemeentelijke organisatie die toegerust is om de taken en bevoegdheden Wet bodembescherming (Wbb) optimaal uit te voeren.

·         ontwikkeling van (beleid-)instrumenten ter ondersteuning van het uitvoeringsapparaat.

 

2.2.  Uitwerking en fasering

Voor de uitwerking is de volgende fasering aangebracht:

1.      Analyse van de huidige organisatie, bemensing en instrumentering van de bodemtaken;

2.      Gewenst organisatiemodel, benodigde instrumentering, implementatievoorwaarden en -fasering binnen de randvoorwaarden uit het projectplan;

3.      Aanbeveling en motivering voor toedeling van bevoegd gezagtaken, overleg en afstemming met de provincie Zuid-Holland en VROM, gericht op een feitelijke aanvraag.

 

3. Analyse huidige uitvoering en organisatie van bodemtaken.

 

3.1. Inleiding.

Een functionele analyse van  de sterkte-zwakte en kansen-bedreigingen, geheel gericht op het gewenste projectdoel,  is een natuurlijke start om te komen tot organisatieverandering. Dit geldt zowel voor de personele kant als ook de verdeling en omvang van uit te voeren taken. De huidige organisatie van bodemtaken in Delft wordt beschreven. Hierin wordt ook de omgeving meegenomen. Uiteraard wordt deze vastlegging tegen het licht gehouden van de huidige situatie dat Delft programmagemeente is en gebonden is in haar huidige mogelijkheden.

 

Er is een 3-tal gesprekken gevoerd met leiding, werkvloer, interne opdrachtgevers, gegroepeerd naar producten waarvoor de gemeente nu reeds bevoegd is,  èn projecten. De gesprekken zijn voorgelegd ter verificatie en vastgelegd. Daarnaast zijn documenten en werkprocessen geraadpleegd. De resultaten zijn verwerkt in het concept-einddocument fase 1. De aldus verkregen vastlegging van sterke en zwakkere kenmerken leveren de opstap naar de volgende fase.

 

3.2 Referentiebeeld.

 

Voor de beoordeling van de state of art wordt gekeken naar de samenhang tussen Beleid, Instrumentarium en Programma. Deze 3 hoekpunten vormen samen de voorwaarde voor een goede productieomgeving.

 

                                                                    Beleid

 

 

 

 

 

 


                                    Programma                              Instrumenten

Beleid.

Voor een goede herkenbare en transparante uitvoering van bodemtaken door de gemeente is de vastlegging van beleid een must. Ook vanuit het kwaliteitsdenken geldt beleid als een randvoorwaarde voor het formuleren en vormgeven van taken.

Beleid kan op een bepaalde manier vorm gegeven worden en worden ingedeeld. Wet- en regelgeving kunnen centraal gesteld worden; ook kan, vooral vanuit de gemeentelijke invalshoek gezien, vraagsturing de ingang zijn.

 

Instrumenten

Voor de uitvoering van taken worden procedures werkprocessen en andere instrumenten ingezet dan wel ontwikkeld om de taken eenduidig, zichtbaar en toetsbaar uit te voeren. Hierbij gaat het om ondersteunende structuren en instrumenten, waarmee uitvoering gegeven kan worden aan bedrijfsprocessen:

Programma.

Vanuit beleid, leidt de uitvoering van taken en inspanningen naar programmavorming en calculatie van benodigde bemensing. Om vastgesteld beleid, ingezette procedures en werkprocessen  binnen vooraf gestelde termijnen uit te voeren is een voortdurende afstemming tussen vraag en aanbod nodig.

Hierbij geldt uiteraard dat de budgettaire grenzen de in te zetten capaciteit inperken. Bij een spanning tussen vraag en aanbod kan een keuze gemaakt worden middelen anders in te zetten.

Het programma kent een onderscheid tussen: 

1.       Producten: taken die voortvloeien uit wet- en regelgeving;

2.       Projecten: specifieke tijdgebonden vraagstellingen gekoppeld aan een locatie of gebied.

 

Producten.

De producten kennen vaak een begrotingsgestuurde publieksrechtelijke achtergrond, uit te drukken in tijdsbesteding per product en aantallen. In het programma zit de tijdsbesteding van publieksrechtelijke taken, die samenhangen met het gemeentelijke beleidsterrein Bodem. Deze gemeentelijke taken liggen op uitvoering van:

Informatievoorziening, Wm, Bouwstoffenbesluit, Bouwverordening en BOOT.

Hierbij gaat het m.n. om het tijdig en volledig leveren van diensten aan derden: de burgers en bedrijven, maar ook de eigen gemeentelijke diensten.

 

Projecten.

De programmagemeente kent naast bovengenoemde publieke taken een uitvoeringsprogramma, zoals besloten in de Bodemmodule ISV en/of Wbb en vaak nog een uitvoeringsprogramma in eigen beheer.

 Eigen beheer door de gemeente zelf.

Het gaat vanuit de gemeentelijke bodemproblematiek vaak om het snel en volledig genereren van kennis over mogelijke bodemverontreiniging en in het laatste geval het aandragen van oplossing(en) en realisatie. Vaak vinden dergelijke vraagstellingen plaats binnen het kader van transacties, ruimtelijke ontwikkeling, beheer en inrichting van de openbare ruimte. Vrijwel altijd zijn dan ook exploitaties geopend en zijn dus kostendragers voor de bodemvraagstukken aan te merken.

Wbb/ISV.

Aan alle rechtstreekse gemeenten  en programmagemeenten is de verplichting opgelegd voor het binnenstedelijke gebied een ISV programma te maken en voor het landelijke gebied voorstellen te doen voor een (provinciaal) Wbb-programma. Daarin is voor 5 jaren vastgelegd welke prestaties de gemeente levert. Naast de uitvoeringen van onderzoeken en saneringen t.b.v. nieuwe ontwikkelingen (dynamische situaties) faciliteert de wetgever ook de oplossing van bodemproblemen, daar waar geen kostendrager is aan te merken. In statische situaties (wel een milieuprobleem maar geen ontwikkelingen) kan ook het Wsv-budget fungeren als kostendrager.

 

Het programma biedt bij uitstek het kader om de effectiviteit van de organisatie te meten. M.a.w. aan de hand van de realisatie van programma, de organisatie van samenwerking met uitvoerende diensten kan bepaald worden, of er een optimum is bereikt in efficiëntie en effectiviteit.

 

 

3.3      Hoe staat de uitvoering van bodemtaken in Delft ervoor?

 

3.3.1.       Beleid. 

Delft heeft een eigen bodembeleid vastgesteld in het Handboek Bodem gemeente Delft (7 augustus 2002). Het geeft inzicht in:

·         het algemene landelijke beleidskader,

·         het eigen bodembeleid waarin centrale thema’s zijn: 

het actief bodembeheer, gehanteerde saneringsbeleid, beschermingsbeleid en de relaties met andere gemeentelijke beleidsterreinen

·         archeologie,

·         de bodemkwaliteit van Delft, vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten, Bodemgebruikswaarde

·         Bouwstoffenbesluit,

·         Bouwen en bodem,

·         Bedrijven en bodem (NRB, Wm BSB),

·         BOOT5

·         Grond-, weg- en waterbouw en bodem

·         Informatievoorziening

·         Monitoring.

 

Al met  al is sprake van een zeer volledig beleidskader voor de uitvoering van gemeentelijk bodembeleid.

Centraal en prominent staat het actief bodembeheer: het realiseren van een duurzaam bodemgebruik in een gebied waar sprake is van een structurele aanwezigheid van bodemverontreiniging. Daarbij is ook aandacht geschonken aan de instrumentele kant: de ontwikkeling van Bodemkwaliteitskaarten en wordt een link gelegd naar de ontwikkeling van kwaliteitsdoelstellingen voor de bodem.

Bodem loopt mee in het project Professionalisering Handhaving, waardoor vanaf 2004 een versterking van het Toezicht en de Handhaving tot stand is gebracht. Prioriteiten zijn gelegd bij illegale grondstortingen, BOOT, Grondverzet en Bouwstoffenbesluit (Concept Handhavingsprogramma 2005).

 

Op hoofdlijnen is het gemeentelijke beleid vastgesteld; maar nog niet allemaal vertaald naar (interne) werkprocessen.

 

De risico’s van het niet vastleggen van werkprocessen zijn dat persoonlijke werkwijzen ontstaan, en discussie binnen de organisatie gaat/blijft ontstaan, hoe omgegaan moet worden in verschillende situaties. Bij kleine organisatieonderdelen hoeft dit geen al te groot bezwaar te zijn; naarmate de organisatie groter is en of meerdere personele wisselingen optreden, wordt het gemis van een vertaling vanuit een centraal beleidskader groter. Zeker als ook nog eens verschillende rollen haar intrede doen.

 

De status bevoegd gezag legt zekere verplichtingen op, gelet op de uitkomsten van het landelijke BEVER[1] proces. Zie hiervoor het handboek Actief Bodembeheer, deel 3. Door VROM  BGL wordt verwacht dat het bevoegde gezag in de lopende periode aanzetten tot kwaliteitsbeheer leveren. Dit is vastgelegd in de beleidsnota Bodembeheer op goede Gronden.

Deze nota refereert aan de vaststelling van de SIKB BRL[2] en het traject KWALIBO.

 

Het bodembeleid is overigens nog betrekkelijk onbekend bij de gemeentelijke partners. Er is veel behoefte aan meer transparantie t.a.v. de kwaliteiten in het stedelijke gebied; vooral de ontwikkeling van gebiedsgericht beleid wordt positief gezien.

 

3.3.2.  Instrumenten.

 

3.3.2.1.  Bedrijfsprocessen.

Een sturing op bedrijfsprocessen vraagt ook om voldoende scholing in  en bekleding met voldoende bevoegdheden om effectief te kunnen sturen. Dit geldt voor Personeel, Informatie, Organisatie, Financiën, Registratie en Archivering (PIOFRA).

De interne processen in Delft zijn niet diepgaand bekeken, alleen als deelprocessen op het hoofdproces en gerelateerd aan de uitkomsten van de interviews.

 

Personeel.

Specifieke personeelsinstrumenten zoals beoogd voor een effectief Integraal Resultaatsgericht Management zijn in deze beoordeling buiten beschouwing gebleven. Wel is gekeken naar de wijze waarop op de factor personele inzet wordt gestuurd. 

Planning.

Jaarlijks wordt een planning opgesteld in de vorm van een werkplan en opgehangen aan de begroting voor het opvolgende jaar (zie Bijlage 1).

Tijdregistratie.

Alle tijdbestedingen worden vastgelegd. Deze worden periodiek gerapporteerd, zodat tussentijds een analyse van de feitelijk bestede tijd kan worden gemaakt.

Bewaking doorloop producten en projecten.

Via werkplan en urenregistratie vindt de koppeling tussen plan en uitvoering plaats. De coördinator houdt de doorloop van de producten in de gaten. Bij knelpunten kan i.h.a. gemakkelijk tijdelijke inhuur worden geregeld. Via werkoverleg worden knelpunten inhoudelijk besproken. Het hoofd houdt globaal tussentijds de tijdbestedingen bij van de producten. Het vakteam stelt ramingen op van tijdbestedingen voor interne projecten en houdt zelf de (dreigende) overschrijdingen bij. Idem gebeurt dit bij het Ingenieursbureau, bij saneringen waarvoor het vakteam trekker is.

 

Informatie.

Administratieve processen.

Voor de beoordeling van de procesvoering is een aantal, nauw aan de inhoud gerelateerde processen expliciet aan de orde geweest, om aan de hand daarvan te bezien op welke wijze interne sturing plaatsvindt. 

Postregistratie en bewaking termijnen.

Postregistratie vindt wel plaats, en hierop wordt binnenkort actief bewaakt.

De binnenkomst en afhandeling van bouwaanvragen worden op het secretariaat bijgehouden. De makelaarsverzoeken worden binnen 5 dagen afgehandeld (elke week algehele afhandeling van binnen gekomen aanvragen). Er gelden geen regels of voorschriften binnen de gemeente voor afhandelingtermijnen, anders dan de wettelijke.

Werkprocessen.

De (technische) werkprocessen die samenhangen met het beoordelen van grondstromen zijn  vastgelegd. De overige werkprocessen niet. Opdrachtverlening, beoordelingen van rapportages en advisering vormen de hoofdactiviteiten van het team. Voor een deel zijn deze gestandaardiseerd.

In het algemeen zijn de werkprocessen gericht op de naleving van (onderzoeks-)protocollen en het toetsen van de resultaten aan rijksbeleid. Daarbij biedt dat rijksbeleid  ruimte in het zoeken van alternatieven. Het rijksbeleid is erop gericht meer transparantie aan te brengen bij de overheid in de procedurele en inhoudelijke besluitvormingsprocessen en kwaliteitszorg bij de uitvoering door intermediairen tot stand te brengen.

Standaardisatie brieven en rapportages.

Standaardbrieven worden toegepast voor p.v.e’s, offerteaanvragen, opdrachtbevestigingen, beoordelingen aan de hand van de voorschriften uit het handboek. Verder worden standaardbrieven (met vaste tekstblokken) gebruikt voor de beantwoording van makelaarsvragen, bodemtoetsen bij bouwaanvragen.

Dossiervorming en archivering.

De technische bodeminformatie is goed ontsloten in het BIS . Daarmee kan snel en effectief gereageerd worden op verzoeken om informatie en is de info volledig, geanalyseerd en samenhangend. Deze informatie is tevens verwerkt in  de Bodemkwaliteitskaarten.

Inkoop en aanbesteding.

Er worden geen specifieke selectiecriteria gehanteerd. In het algemeen wordt meervoudig onderhands aanbesteed.

 

3.3.2.2.  Bodeminformatiesysteem.

Delft heeft als Bodeminformatiesysteem STRABIS. In het systeem zijn de basiskwaliteitgegevens opgeslagen van alle uitgevoerde onderzoeken. Deze informatie is snel te ontsluiten om te zien of er op locaties belemmeringen bestaan voor het gewenste gebruik. Verder zijn deze gegevens gebruikt om integraal de achtergrondgehalten van verontreinigingen te bepalen. De snelle ontsluiting van bodemkwaliteitgegevens legt de basis voor een goed grondgebonden risicobeheer t.a.v. (potentiële) bodemverontreiniging.

                                                                                                                                            

3.3.2.3. Bodemkwaliteitskaart (en Grondstromenplan).

De Bodemkwaliteitskaart stamt uit 1999 en voldoet aan de Interim Richtlijn. Op basis van onderzoeken op onverdachte locaties dan wel op basis van gehalten microverontreinigingen die niet gerelateerd kunnen worden aan potentiële bronnen, zijn achtergrondgehalten bepaald voor gebieden die qua historie en spreiding van gehalten microverontreinigingen een interne samenhang vertonen. Er zijn 4 zones vastgesteld. De zone gerelateerde verontreinigingen kunnen worden gekarakteriseerd door de P50 en P95.

Daarnaast is een Grondstomenplan gemaakt waarin geregeld wordt hoe en waar vrijkomende licht tot matig verontreingde grond kan worden hergebruikt. Het stand-still beginsel wordt daarin toegepast. Er zijn 4 zones onderscheiden. Momenteel wordt een geactualiseerde BKK opgesteld.

 

3.3.2.4.Monitoring.

Delft hanteert een Duurzaamheidsmonitor, waarin de bodemproblematiek en m.n. de veranderingen in de (rest-) problematiek worden meegenomen. Tanksaneringen, Bouwstoffenbesluit, grondverzet via het Grondstromenplan en voorraad ernstige gevallen en de aanpak daarvan staan centraal.

 

3.3.3.  Uitvoeringsprogramma.

 

3.3.3.1.  ISV.

Delft heeft als programmagemeente een eigen programma ISV. Dit programma is gekoppeld aan het provinciale ISV-programma. Slechts een  deel van het benodigde bodembudget voor ISV 1 is toegezegd. Delft heeft bezwaar aangetekend tegen deze beschikking, aangezien ze als programmagemeente een veel omvangrijker programma had ingediend. Dit bezwaar is ongegrond verklaard. De behoefte over de gehele periode is ca € 7.390.400,-, incl. BTW. Op dit moment financiert Delft een groot deel der kosten vóór, om tenminste haar programma maar te halen.

De rol van de provincie in het kader van de ISV wordt als knellend ervaren. Deze perkt de gemeente in en als ze niet zelf zou voorfinancieren, zou stagnatie het gevolg zijn. Het is juist deze knellende greep die heeft geleid tot de sterke behoefte van Delft zelf meer sturing aan programma en uitvoering te geven.

 

Verantwoordelijk voor het programma en uitvoering binnen de gemeente is het Vakteamhoofd Projecten. Het Vakteam doet de budgetbewaking. De uitvoering van het ISV-programma vindt plaats door de gemeente Delft. Zuid-Holland is bevoegd gezag voor de beschikkingen, alsmede het programmabeheer. Delft beoordeelt deze beschikkingen inhoudelijk als belanghebbende. Verder beoordeelt ze natuurlijk ook de programmatische kant.

 

3.3.3.2. Programma in eigen beheer.

Het uitvoeringsprogramma is over een tweetal jaren gevolgd om te zien welke inspanningen op het gebied van het bodembeheer nu al worden geleverd. Inbegrepen is ook de uitvoering van het ISV-programma. De programma’s van 2002 en 2003 zijn voor analyse ter beschikking gegeven (bijlage 2).

 

Jaarlijks worden ca 5 – 10 saneringen uitgevoerd, o.a. bij de aanleg van riooltracés. Voor het merendeel  lopen de laatste  via de (toekomstige) AMvB uniforme saneringen.

In dit programma zijn alle projecten opgenomen, zowel die van onderzoek en sanering in eigen beheer als ook ISV/ Wbb. De projecten in eigen beheer volgen de dynamiek van en binnen de gemeente (door de gemeente zelf resp. door derden binnen het grondgebied van Delft) op die taken, die ze op dit moment in het kader van het bodembeheer al voert. Verbijzonderd is onderstaand aangegeven hoe de aanpak van het ISV/ Wbb/ NMP verloopt.

      

Werkvoorraad.

De inventarisatie van het LDB wordt door de provincie uitgevoerd, via het HBB (Historisch Bodem Bestand). De provincie maakt gebruik van bestanden van de Kamer van Koophandel, Milieuarchieven, informatie van slootdempingen etc., en tenslotte de gegevens uit de Wbb-programma’s en de BSB-bestanden. Na screening op relevantie worden de gegevens in Strabis gebracht. Voor een belangrijk deel gaat het om projecten die op een of andere manier al in uitvoering zijn; voor het overige wordt het werkvoorraad. Verder verstrekt de provincie een vergoeding voor de invoer van de gegevens in het BIS.  De UBI-code is nog niet gekoppeld. Dit wordt door de provincie gedaan. Via deze code wordt het kostenmodel over het programma gelegd en daarmee wordt (uniform voor het hele land) de bijdrage aan elk bevoegde gezag bepaald. Dit leidt tot een vertekening omdat nog geen aandacht geschonken is aan spoor 2, diffuse verontreinigingen. Delft heeft geconstateerd dat het eigen programma maar gedeeltelijk overeenkomt met het door de provincie opgenomen programma voor Delft. Delft heeft een aanzienlijk hogere actieve werkvoorraad geïnventariseerd.

 

3.4. Organisatie.

 

Het team Bodem bestaat uit een kleine groep die gezamenlijk gehuisvest is en waarin een informele cultuur voldoende effectief is voor een dagelijkse afstemming van de werkzaamheden.

Er is sprake van een taakverdeling:

·         coördinatie van de taken, beoordeling van de brieven en memo’s door de teamleider. Deze is tevens belast met de coördinatie van het ISV-programma, het beleid en de grote projecten.

·         zorg voor de afhandeling van de meldingen Bouwstoffenbesluit, het toezicht en de handhaving ervan, het beleidsproject Professionalisering Handhaving, bodemtoets van de bouwaanvragen, de makelaars;

·         beoordeling van onderzoeken, makelaaraanvragen, het uitzetten van onderzoeken

·         beheer van lastige projecten, zienswijzen provinciale beschikkingen .

 

Alle onderzoeken, inclusief de NVN 5725, die voor de gemeente worden gedaan, worden integraal uitbesteed. Er zijn voor veldwerk en laboratoriumonderzoeken geen raamovereenkomsten afgesloten.

 

Functiescheiding.

Er zijn geen functiescheidingen aangebracht in de organisatie. De bodemmedewerk(st)er kan naast de rol van initiatiefnemer (bv. namens Grond), ook optreden als toetser. Omdat er integrale uitbesteding van de onderzoeken plaatsvindt, en de resultaten vanuit de initiatiefnemer nauwelijks beïnvloed worden (Vakteam besteedt op vakinhoudelijke grond uit; niet op grond van eigen belangen), kan in de ogen van het Vakteam  ook een toetsing op het bereikte resultaat worden uitgevoerd. In het kader van een te voeren kwaliteitsmanagement is dit een ongewenste situatie.

 

 

 

Financieel proces.

Delft hanteert het systeem Wise. Hierin worden de budgetten vastgelegd. Op projectniveau worden ramingen van uren en totaalkosten gemaakt. Er worden alleen ramingen van eigen bestede uren opgesteld, hetgeen in het kader van integrale uitbestedingen ook voldoende is. Verplichtingen worden vastgelegd; verder worden intern machtigingen verstrekt voor de interne projecten en begeleidingskosten, wel op basis van offertes bij intermediairen.  Bodem vraagt meestentijds offertes aan; interne opdrachten gaan via mails, etc.

 

Kostenopbouw.

Het huidige uurtarief is € 75,-/uur. Dit tarief wordt zowel naar producten als projecten doorberekend. De projecten fungeren als kostendragers voor de kosten van het vakteam, voor zover kosten voor deze taak worden gemaakt. Ook de informatievoorziening aan makelaars wordt direct doorbelast. Voor het overige worden geen aanvullende kostendragers onderscheiden.

 

 

4.                       Gewenste organisatieontwikkeling naar bevoegd gezag en budgethouderschap.

 

4.1.  Uitbreiden en vernieuwen bodembeleid.

Er is het rijk veel gelegen aan een versterking van de organisatie van het bevoegde gezag. In de nota Bodembeheer op goede gronden (2004), schetst ze de door haar gewenste ontwikkelingen voor een decentrale uitvoering. Zowel bij de bevoegde overheden van provincies als gemeenten geeft ze een aantal stappen weer die moeten leiden tot méér transparantie en méér kwaliteit.

 

4.1.1. Aanpassingen.

De volgende onderwerpen zijn toe aan aanpassing en uitbreiding:

·         Opstellen Bedrijvenregeling binnen het grondgebied van de gemeente Delft.

Alle bevoegde overheden dienen binnen het eigen grondgebied een Bedrijvenregeling te laten vaststellen door de Raad. Er bestaan natuurlijk tal van voorbeelden voor de inrichting ervan; alleen de verankering binnen de gemeente blijft specifiek;

·         Herzien Bodemkwaliteitskaarten (in uitvoering genomen) en Bodembeheerplan.

·         Formuleren kwaliteitsdoelstellingen. Dit volgt uit de beleidsbrief bodem, maar kan ook later opgepakt worden als hiervoor meer uitgewerkte handreikingen verschijnen.

De TK heeft ingestemd met de door de Staatssecretaris voorgestelde radicale beleidsombuiging voor het bodembeheer. Op basis van de Beleidsbrief Bodem wordt voorgesteld een integraal bodembeleid te stoelen op kwaliteitsdoelstellingen bodembeheer, op gemeenteniveau gebiedsdekkend te laten vaststellen, waarbij het rijk zich beperkt tot wetgeving, middelen en programma en monitoring. De provincie vervullen een regierol voor die gemeenten die geen eigen beleid willen/kunnen vaststellen en zorgen voor afstemming in het landelijke gebied.

De meer centrale rol voor de gemeente zet een weg in beweging naar meer zeggenschap over het bodembeheer in de gemeenten en biedt meer ruimte voor de gemeente die dat wil en kan om een zelfstandiger rol te gaan vervullen binnen haar grondgebied.

 

Deze ruimte was reeds door de TK beschikbaar gesteld op basis van het UPB[3] van 1999. In dat kader is het door decentraliseren van feitelijke bevoegdheden, voor gemeenten die dat kunnen en willen, eerst expliciet en vervolgens mogelijk gemaakt. Het grootste knelpunt dat zich voordoet op dit punt is de overdracht van menskracht vanuit de provincie naar de gemeente.

 

4.1.2..  Kwaliteitszorg.

Er is nog geen aanzet bespeurd naar een integrale kwaliteitszorg. In 2006 wordt van de bevoegde overheden verlangd dat ze een vorm van kwaliteitszorg op zich hebben genomen. Er is wetgeving in voorbereiding die de kwaliteitszorg van intermediairen verplicht stelt (KWALIBO). De SIKB[4] is in een sneltreinvaart Beoordelings Richt Lijnen aan het opstellen voor producten, processen, personen en organisaties die bij de overheidssaneringen en voorbereidingen daartoe, worden ingezet. Inmiddels zijn ook voor het bevoegde overheden, de provincies en rechtstreekse gemeenten BRL-en opgesteld. Deze zijn inmiddels vastgesteld. VROM hecht ook aan het toezicht op de toepassing van de BRL-en in het bodemproces door derden (intermediairen); enerzijds om meer kwaliteit in de uitvoering te krijgen anderzijds om oneerlijke concurrentie (goedkopere productie bij het niet voeren van kwaliteitsmanagement), in te dammen.

 

Belangrijke zaken zijn:

·         Vastleggen van werkprocessen. Bij een groter wordende organisatie is het bijna onvermijdelijk de belangrijkste werkprocessen te beschrijven. Dit is, naast het beschrijven van de organisatiedoelstellingen, de vertaling naar beleid en het opstellen van een programma een essentiële stap op weg naar Kwaliteitszorg/management, zoals hieronder beschreven.

·         Professionalisering Toezicht en Handhaving.

Veel belang wordt gehecht aan een goede functiescheiding tussen enerzijds het beschikken en anderzijds Toezicht en Handhaving. Voldoende organieke scheiding wordt essentieel beschouwd voor een succesvolle uitvoering van de saneringsoperatie. Uiteraard geldt dit evenzeer voor de andere taakvelden als Bouwstoffenbesluit, BOOT, Wm en het Bouwproces. Het team Bodem loopt mee in het professionali-seringsproces Handhaving. Op dit moment is besluitvorming, toezicht en handhaving vaak in één hand. Dit zou gescheiden moeten worden. Te overwegen valt het vakteam Milieutoezicht te betrekken bij de Handhaving van het Bodemproces en voldoende te scholen in de specifieke rol van Toezicht en Handhaving[5]

·         Transparantie in overheidshandelen.

Van de overheid mag verlangd worden dat ze zichtbaar maakt zorgvuldig te handelen. Het inkoopproces, beleidsvoorbereiding en besluitvormingsprocessen dienen voldoende zichtbaar te zijn vorm gegeven.

·         Een goede functiescheiding tussen initiatiefnemer door de gemeente (80 –90 % verantwoordelijk voor grondverzet en her in gebruikname grond) en beschikken is noodzakelijk om transparant te maken dat de gemeente als publiek orgaan met één maat meet. Naarmate de (bodemadviesfunctie t.b.v.) de initiërende gemeente en de beschikkende functie dichter bij elkaar zitten, kan dit afbreuk doen aan (het gewenste beeld van) die zuiverheid.

·         Een betere scheiding levert ook een beter product op voor de interne klanten. Uit ervaringen is gebleken dat vanuit die adviesrol meer gekeken wordt naar alternatieven en ook kostenoverwegingen serieuzer te betrekken bij het afwegingsproces. Het ‘bevoegd gezag’ wordt dan ook meer uitgenodigd in het proces van wat wel of niet kan mee te gaan. Hieruit komt i.h.a. een optimaal product naar voren. Vanuit het interview met de interne klanten is het verbeterpunt naar voren gebracht: meer kosteneffectief meedenken met de initiatiefnemer.

 

 

4.2.  Programmering ISV 2 en Wbb-programma.

 

Delft heeft reeds voor de vorige ISV-periode een eigen programma opgesteld. Delft heeft op dit moment een financieringsachterstand in haar programma, hetgeen een niet onbelangrijk aandachtspunt is, nu voor de komende periode vermoedelijk in zeer beperkte mate nieuwe middelen door VROM beschikbaar zullen worden gesteld. Centraal zal daarin, m.n. voor de nieuwe gevallen die voortkomen uit het Lands Dekkend Beeld (LDB), de prioritering zijn die vanuit de landelijke systematiek is aangedragen. Bedacht moet worden dat deze benadering alleen de milieu-urgentie is meegenomen. Er is daarbij geen rekening gehouden met maatschappelijke urgentie, die m.n. in diffuse ernstig verontreinigde gebieden met dynamiek (veranderingsprocessen) aanzienlijke geldstromen vergen. In het licht van de uiterst beperkte middelen voor de komende 5 jaren (zoals het er nu naar uit ziet), lijkt deze discussie niet zinvol, maar een zekere herverdeling van ISV-middelen zal op enig moment in beeld kunnen komen[6].

 

Verantwoording monitoring, programmaverloop en financiën.

Met de attributie van bevoegd gezag komt ook de rechtstreekse verantwoording van de resultaten van het saneringsproces als ook de daarmee gepaard gaande financiën voor rekening van de gemeente. Jaarlijks zullen de monitoringsgegevens moeten worden geleverd als ook een verantwoording over het verloop van het programma en de inzet van middelen.

 

Delft heeft duidelijke ambities en wil meer directe sturing geven op haar eigen programma, en dat van derden, het toezicht verbeteren. Ze verwacht een grotere impuls te kunnen geven als ook directe zeggenschap over middelen verkregen wordt en over de verdeling van middelen een directere positie te hebben.

 

 

4.3.                 Organisatie voor uitvoering alle taken bevoegd gezag en programma.

 

4.3.1.  Organisatieopbouw.                                                      

Voor de uitvoering van de (nieuwe) bevoegd gezag taken Wbb èn de ambities naar uitvoering van een taakstellend programma, als ook de uitvoering van gemeentelijke bodemtaken i.h.a., zal een uitbreiding van menskracht nodig zijn.

Niet in de laatste plaats omdat de beschikkingen binnen het grondgebied van Delft en de uitvoering van het ISV-programma tot dusver door de provincie werd uitgevoerd.

Maar bovendien is al vastgesteld dat, bij de attributie van bevoegd gezag,  een aantal eenmalige en een aantal blijvende vernieuwingen in de organisatie van de bodemtaken noodzakelijk wordt:

·         Opstellen gemeentelijke procedures voor het nemen van beschikkingen.

·         Opname provinciale archief, waarin alle Wbb-beschikkingen en overige besluiten voor het grondgebied van Delft vastliggen.

·         Aanschaf GLOBIS ja/nee? Delft overweegt tot aanschaf over te gaan als ze bevoegd gezag wordt.

·         Uitvoering bevoegd gezag taak saneringen in eigen beheer. In beginsel gaat het om het afgeven van beschikkingen aan derden op hun verzoek. De huidige bevoegde overheden ontvangen voor die taak een apparaatskostenvergoeding. Delft kan deze taken alleen uitvoeren als aanvullende middelen beschikbaar komen.

·         Uitvoering ISV-programma; in beginsel geheel te financieren uit het programma door de benodigde menskracht als projectgebonden kosten te laten dekken. Het gaat zowel om begeleidingskosten als kosten voor het afgeven van beschikkingen het houden van toezicht etc.

·         Opdrachtgeverschap per 1-1- 2005 voor de flankerende uitvoering BSB.

Vanaf 2005 zullen alle bevoegde overheden de BSB-stichtingen zelf aansturen. De gemeente zal zelf een flankerend beleid dienen vast te stellen, maar tevens de BSB dienen aan te sturen voor de PR4 fase, dan wel die zelf uit te voeren.

Overleg met de provincie heeft opgeleverd dat de uitvoering van bodemtaken voor derden binnen het grondgebied van Delft, de zgn. SEB, ca. 0,9 f.t.e. in beslag neemt. Hierin is geen rekening gehouden met landelijke normen voor bestedingen[7] en de kosten die de provincie maakt voor de uitvoering van algemene taken, zoals beleid, beheer GLOBIS, bezwaar en beroep, voorlichting, handhaving zorgplicht en kwaliteitsmanagement.   De provincie is alleen bereid de apparaatskosten die ze nu direct besteedt aan SEB-taken voor Delft, over te dragen als Delft bevoegd gezag Wbb wil worden.

 

De huidige formatie is 4 f.t.e. De gewenste structurele formatie is 6 f.t.e.. De inzet zal als volgt zijn:

·         3,5     f.t.e. voor onderzoek en sanering, zowel SEB als (Wbb/) ISV;

·         2     f.t.e. voor alle gemeentelijke bevoegd gezag taken en juridische controle en handhaving;

·         0,5 f.t.e.  leiding,  beleid en beheer(-coördinatie) en kwaliteitsmanagement.

 

Naast de structurele bijdrage die de provincie voor een overheveling van taken beschikbaar wil stellen is voor de komende periode een extra structurele bijdrage nodig voor 0,5 f.t.e.

De aanvullende 0,5 f.t.e. bevoegd gezagtaak wordt gefinancierd uit het ISV-programma en wel uit de uitvoering van  bevoegd gezagtaken op ISV-projecten.

Naast de structurele bijdrage is voor de komende periode een bijdrage voor de implementatie noodzakelijk. In bijlage 3 is een volledig overzicht gegeven.

 

Er zit voldoende flexibiliteit in het organisatieplaatje. Kosten van bevoegd gezag-taken en projectleidingskosten kunnen op basis van directe toerekening naar het projecten van het ISV-programma doorbelast worden. Een (nog) hogere inspanning op het ISV-programma leidt tot extra ruimte om personeel in te zetten. Daarmee is voldoende flexibiliteit ingebouwd om taakstelling op het ISV-programma en bemensing af te stemmen.

Gedurende het implementatietraject zal bezien worden of wijzigingen in de omvang van de formatie nodig zijn.

 

 

4.4.                 Vervolgstappen.

 

Voor de realisatie van de decentralisatie zal gebruik gemaakt worden van de delegatiemogelijkheden in de Provinciewet. Via artikel 107 is dat mogelijk. Delft zal daarvoor een aanvraag doen. Inmiddels hebben reeds gesprekken plaatsgevonden met de provincie over het voornemen van Delft om een zelfstandige positie in te nemen. Ambtelijk is al aangegeven door de provincie dat ze deze stap niet zal blokkeren. Tot dusverre is nog niet gesproken over de titel waaronder Delft de stap wil maken. Aan de provincie zal gevraagd worden mee te werken aan bovengenoemde wijze van attributie van Wbb taken.

 

Het is van belang  daarbij duidelijk aan te geven welke algehele positie Delft wil innemen. Dus naast de formele bevoegdheden voor uitvoering van de Wbb (landbodems), ook dat ze een eigen programma wil indienen dat rechtstreeks wordt beoordeeld door Bodem+, het agentschap van VROM dat o.a. is belast met de verdeling van budgetten voor Bodemsanering.

 

Samen met de provincie zal het gezamenlijke voornemen voorgelegd worden aan VROM. VROM heeft een positieve grondhouding aangenomen voor een dergelijke stap, blijkens eerder gevoerd overleg. Op grond van het Uitvoeringsprogramma BEVER heeft ze zich overigens verplicht aan dergelijke gezamenlijke voorstellen van betreffende gemeenten en provincies mee te werken. 

 

 

 Bijlage 1. Globale tijdbesteding Bodemtaken Delft.

 

 

Jaarlijks wordt een planning opgesteld in de vorm van een werkplan en opgehangen aan de begroting voor het opvolgende jaar. Op basis van het jaar 2004 zijn: ca 3800 u. geraamd voor:

·         Bodembeleid (620 u., w.o. bijhouden handboek en verkrijgen BG),

·         Bouwstoffenbesluit (780 u., uitvoering + handhaving),

·         Waterbodem (120 u.),

·         Advisering bodem in- en extern (1180 u., bouwaanvragen, gemeentelijke ontwikkelingen, bedrijven en BOOT, bestemmingsplannen en R.O.),

·         Communicatie/ICT (60 u. intranet en M/BIS),

·         Externe werkgroepen (45 u., w.o. VNG) en

·         AWG’s (540 u., advies- en uitvoeringsprojecten).

·         Daarnaast  wordt ingeschat dat nog eens 1495 u. ingezet moet worden voor ondersteunende activiteiten  en ISV. Er is een tekort aan capaciteit geraamd die gedeeltelijk wordt ingevuld met inhuur.


Bijlage 2. Overzicht aantallen onderzoeken en toetsen over 2 jaren.

 

 

Op basis van overzichten van de jaren 2002 en 2003 (gedeeltelijk) worden de volgende aantallen onderzoeken en toetsen afgeleid, die in behandeling waren/ zijn:

 

Bodemonderzoeken/toetsen

2003 t/m  nov.

2002

 

 

 

Bodemtoets bouwaanvragen:

23

28

Bodemtoets Wm:

4

4

Bodemtoets BOOT:

1

8

Bodemtoets BSB

-

5

Bodemonderzoek Bouwstoffenbesluit/ grondstromenregistratie:

 

3

Bodemonderzoek overdracht:

4

-

Bodemonderzoek/ advies intern:

50

46

Diverse onderzoeken:

9

60

Bodemonderzoek beschikking prov.:

8

5

Saneringsplan:

8

6

Evaluatierapport:

7

15

Monitoring:

5

8

Waterbodemonderzoek:

1

1

 

 

 

 

 

 

Bijlage 3. Afstemming implementatie en uitvoering.

 

De benodigde organisatieverandering heeft deels een incidenteel, deels een structureel karakter.

Structureel zijn:

1.        Uitvoering saneringen in eigen beheer in de gemeente Delft. De provincies en rechtstreekse gemeenten ontvangen een apparaatskostenvergoeding voor het voeren van vooroverleg, en inboeken van beschikkingsaanvragen, het beoordelen van rapportages, het doen van beschikkingen, het uitvoeren van de Awb t.a.v. de beschikkingen, het voeren van bezwarenprocedures in- en extern, registratie bij het kadaster etc. Deze vergoeding is nodig om de bevoegd gezag taak voor saneringen in eigen beheer te bekostigen

2.        Uitvoering ISV-programma. Uit de provinciale ervaringscijfers voor de uitvoering van projecten voor Delft kan worden bepaald hoeveel capaciteit is ingezet voor de uitvoering van het programma. De kosten voor de begeleiding van projecten maar ook de bevoegd gezag taken als onder 1 Structureel zijn beschreven, moeten ten laste van de projecten worden gebracht. Hiermee zijn de voornaamste financieringsbronnen voor een structurele uitbreiding van capaciteit dan ook aangegeven. Alleen die onder 1 genoemd, legt een direct beslag op structurele middelen bij de provincie. Met de provincie Zuid-Holland zijn gesprekken gevoerd over de tijdbesteding van de BG-taken ten behoeve van Delft. De provincie Zuid-Holland hanteert eigen normuren voor de verschillende taken dan de landelijke. Er is overeenstemming over de aantallen verschillende taken maar niet over de tijdbestedingen aan de verschillende taken. Zuid-Holland denkt (structureel) aan een budgetneutrale overdracht van formatie van ca 0,9 f.t.e. Delft denkt dat dit op basis van landelijke normuren ca 1,1 fte. zou moeten zijn.

Daarnaast denkt Delft dat naast het verschil met de inschatting van de provincie ca 0,3 f.t.e. extra nodig is voor beleid, beheer GLOBIS, professionalisering Handhaving en inrichten van het door VROM gewenste kwaliteitsmanagement (dus totaal structureel 0,5 f.t.e., boven op de 0,9 f.t.e. die de provincie zou kunnen honoreren). De overige 0,5 fte. voor de apparaatskosten wordt gefinancierd uit de ISV-projecten van Delft.

3.        Functiescheiding kost in het algemeen capaciteit. Hoe groot deze benodigde capaciteit is, hangt af van de mate van scheiding. Voorlopig is dit een aandachtspunt bij het professionaliseringsproces Handhaving en het becijferen van het ISV-uitvoeringsprogramma van Delft voor de komende jaren.

4.        Inverdieneffecten en effectiviteitverbetering a.g.v. van bundelen van BG met de huidige gemeentelijke bodemtaken zullen vooral met voorgaande punt moeten worden verdisconteerd.

Incidenteel  zijn:

1.        Aanpassen beleid. Het gaat om een voorlopig eenmalige actie die wel periodiek nodig zal zijn, zo blijkt de ontwikkeling van de afgelopen jaren. Geschat wordt dat deze activiteiten deels binnen de eigen organisatie kunnen worden opgepakt en deels ook effectief extern kunnen worden uitbesteed. Vermoedelijk tijdbeslag ca. 450 u. Herzien Bodemkwaliteitskaarten, extern, ca € 15.000,-

2.        Opname (geschoond!!) provinciale archief. Apart plaatsen van het archief. Materiaalkosten en registratie van dossiers in eigen systeem.

3.        Aanschaf en implementatie GLOBIS, training te financieren vanuit opleidingsprogramma, eenmalige vulling met de Delftse dossiers; jaarlijkse beheervergoeding  €5.000,-.

4.        Vastleggen werkprocessen. De vastlegging van de werkprocessen kost meer tijd en vermoedelijk ook externe ondersteuning. Geadviseerd wordt voorbeelden van andere Bevoegde Gezag organisaties te benutten voor een vertaling naar eigen interne processen. Vermoedelijk intern tijdbeslag ca 300 u.; externe ondersteuning ca. 400 u. De externe kosten kunnen wellicht worden gefinancierd uit een overheveling van apparaatskosten voor de inrichting kwaliteitszorg

 

 

 

In detail:

Beleidsaanpassing:

Bedrijvenregeling opstellen                                                        150 u.

Flankerend beleid BSB opstellen; deelname aan

  overleg met BSB-stichting.                                                        50 u.  

Eigen bijdrage herzien Bodemkwaliteitskaarten

  en Bodembeheerplan                                                                80 u.  

Kwaliteitsdoelstellingen formuleren voor de Delftse zones              70 u.

Professionalisering Handhaving, functiescheiding                          50 u

Implementatie en toepassing SIKB Richtlijnen                             50 u.+

                                                                                              450 u.

herziek BKK                                                                            € 15.000,-

Opname provinciale archief                                                                 pm

 

Implementatie GLOBIS                                                             200 u.

In company training                                                                    2.500,-

Levering, implementatie en eenmalige vulling                                2.000,-

Vergoeding jaar 1                                                                       5.000,-

 

Vastlegging werkprocessen      

Interne selectie, overname beschrijvingen                                      50 u.

Intern: vertaling naar eigen secundaire processen                        150 u.

Extern: vertaling naar eigen secundaire processen                      150 u.

Beoordeling validiteit, integriteit                                                  100 u.

Omzetten naar eigen vastleggingsprotocol                                  150 u.+

Implementatie, overleg en training                                              100 u.+

Intern                                                                                      300 u. +

Extern                                                                                                                       

Totaal intern                                                                            950 u.

Totaal extern                                                                              400 u.

Kosten extern                                                                          € 24.000,-

 

 



BeleidsVernieuwing (Bodem): landelijk proces van vernieuwing van de bodemsaneringsoperatie en de organisatie daaromheen.

[1] BEleidsVERnieuwing bodem.

[2] Beoordelings Richt Lijn uitgegeven en beheerd door de Stichting Kwaliteitszorg Bodembeheer.

[3] Uitvoerings Programma Bever

[4] Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer.

[5] De meeste saneringen worden niet volgens het saneringsplan uitgevoerd omdat de verontreiniging ondanks goed onderzoek toch anders verdeeld is over bodem en grondwater: een goede procesbewaking is dan essentieel!!!

[6] Dit hangt af van de claims van bedrijven op de Bedrijvenregeling  (€ 75 milj. in 5 jaren)

[7]   m.n. tijdbesteding aan handhaving liggen ver onder het normuur niveau; al met al ligt de besteding van de

provincie  ruim 200 u. onder de landelijke norm.