Delegatie
bodemtaken Delft
1. Inleiding.
De
gemeente Delft streeft sinds een aantal jaren naar een zelfstandigere positie
t.a.v. de aanpak van bodemverontreiniging binnen haar grenzen. Het gaat zowel
om de eigen aanpak als ook die van derden (burgers en bedrijven). Delft wil
bevoegd gezag (BG) zijn voor de aanpak van alle gevallen binnen het bebouwd
gebied en is van mening daarmee een strakkere regierol te kunnen voeren over
middelen. Sturen op tijd en geld vindt Delft, gelet op ontwikkelingen in de stad,
van groot belang.
Deze wens
sluit ook aan bij de brede decentralisatiegolf van bevoegdheden naar gemeenten
in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing (2000). Deze was gericht op het
slagvaardiger maken van de gemeenten om taken op het gebied van sociale zaken,
economie en fysieke leefomgeving integraal aan te pakken. De rechtstreekse
gemeenten kregen daarbij o.a. de bevoegdheid voor de Wet bodembescherming
(Wbb), voor landbodems. Delft heeft die status niet gekregen, o.a. omdat er op
sociaal gebied te geringe achterstandsituatie gold. Desondanks heeft Delft wel
de behoefte op het terrein van de fysieke leefomgeving slagvaardiger op te
treden. Ze heeft de bodemproblematiek van vele middelgrote gemeenten die wel
bevoegd gezag Wbb zijn (vele historische vervuilingen en diffuse
bodemproblematiek). Door de verbreding en versterking van de bodemorganisatie
kan een professionaliseringsslag gemaakt worden. Daarmee verwacht Delft dan ook
een versnelling te kunnen realiseren in het lopende ISV-programma, om daarmee
effectiever te kunnen optreden in het
volgende bodemprogramma, na 2010.
Delft
heeft gezocht naar middelen om die doelstelling te realiseren. Immers het kost
menskracht om extra taken uit te voeren, bovenop de al bestaande gemeentelijke
bodemtaken. Deze kan gedeeltelijk gevonden worden bij een overdracht vanuit de
provinciale uitvoeringspraktijk. Gedeeltelijk, omdat de provincie uitgaat van
een voor haar budgetneutrale overdracht van taken en bevoegdheden. Alleen die
capaciteit wordt vergoed, die direct gerelateerd is aan de feitelijke
tijdsbesteding aan SEB-taken [1]voor
Delft. Vaste taken die gekoppeld zijn aan de bevoegd gezag rol (zoals
beleidsontwikkeling, beheer GLOBIS[2],
e.d.) en hogere ambities van de gemeente dienen naar het oordeel van de provincie
door de gemeente gedragen te worden. Hiervoor dient Delft dan ook een andere
financieringswijze te vinden.
Daarnaast
heeft Delft te maken gekregen met een claim uit ongerechtvaardigde verrijking,
voor inzet van rijksmiddelen voor de saneringsaanpak van het geval Braat. Als
invulling voor de ongerechtvaardigde verrijking kan de gemeente onderzoek- en
saneringsinspanningen aandragen, voor zover niet vallend onder de ISV[3].
Het was voor Delft moeilijk gevallen aan te dragen die in het kader van de Wbb
konden worden aangepakt.
In
overleg met het ministerie VROM, Bodem+ en de provincie Zuid-Holland is de
mogelijkheid uitgewerkt om de claim deels in te zetten voor de implementatie
van haar ambitie om bevoegd gezag te worden en daarmee tevens in deze programmaperiode
de saneringsaanpak te versnellen. Delft heeft ervoor gekozen die weg in te
slaan en samen met de provincie te komen tot een verdere uitwerking van beide
doelen, die inmiddels nauw verweven zijn:
1.
Het
komen tot een voorstel voor:
a.
het
verwerven van de bevoegd gezag status
voor met rijksmiddelen uitgevoerde projecten als die van derden.
b.
het
daartoe opbouwen van een organisatie die de brede bodemtaken naar behoren zou
moeten kunnen uitvoeren
c.
het
realiseren van de versnelling van de bodemsaneringsoperatie in Delft,
d.
het
verwerven van een positie waarin meer invloed kan worden uitgeoefend op het
toedelen van rijksmiddelen.
2.
Invulling
geven aan de claim Braat. Hiermee zouden de doelen onder 1 genoemd, nl. a, b en
c kunnen worden gerealiseerd.
2. Overdracht
bevoegdheden en proces.
Algemeen.
In het
Uitvoerings Programma BEVER (BEleidsVERnieuwing bodem, 1997) is reeds de
mogelijkheid gegeven dat gemeenten die meer bevoegdheden wensen op het gebied
van de Wbb, deze zouden moeten kunnen verwerven. Voor de realisatie van de
decentralisatie kan een beroep gedaan worden op de mogelijkheid van de
delegatiemogelijkheden in de Provinciewet. Via artikel 107 is dat mogelijk.
Procesvoorwaarde is dat de gemeente laat zien dat ze in staat moeten worden
geacht, deze uitbreiding van bevoegdheden, waar te kunnen maken. Daarbij zijn
als belangrijkste punten aan de orde:
Kwantitatieve
procescondities: - voldoende kritische
massa
- kennis en
kunde aan de hand van de criteria: bodemkundige kennis, geohydrologische
kennis, kennis van civiele techniek, juridisch kennis, financiële kennis,
communicatie,
procesvaardigheden (bij onderhandelingen) en kennis van handhaving.
Kwalitatieve
procescondities: - herkenbaar
bodembeleid;
- beschrijving van de administratieve organisatie (incl.
taak- en functiescheiding;
- bodeminformatiesysteem
- (ontwikkeling) bodemkwaliteitskaarten
- registratie-/voortgangsbewaking.
Rijk en
provincies hebben afgesproken bij de aanvragen een positieve grondhouding
innemen.
Positie
Delft.
Delft
heeft de ambitie om voor zover mogelijk alle taken en bevoegdheden van de
provincie over te nemen in het stedelijk gebied van haar gemeente. Delft doet
het verzoek aan de provincie mee te werken aan delegatie Wbb taken, via
Provinciewet, art. 107. Er hebben gesprekken plaatsgevonden met de provincie
over het voornemen van Delft om een zelfstandige positie in te nemen. Van
provinciale zijde is meegewerkt aan een voorstel om tot decentralisatie te komen.
Delft kan
dat niet met haar huidige bodemorganisatie. Voor de ambities is een
professionelere en ook breder ingestelde organisatie nodig. Deels kan die
gefinancierd worden uit de apparaatskostenvergoeding (voor Delftse projecten)
die de provincie nu ontvangt; deels zijn aanvullende middelen nodig. Deze
kunnen tijdelijk, tot 2009, gevonden worden in de claim Braat. Hierover meer in
paragraaf 4. Voor de periode tot 2009 is daarmee een oplossing gevonden voor de
ambities van Delft Voor de langere termijn zal de positie van Delft meelopen
met de herijking van de apparaatskosten (zie ook paragraaf 5).
Het is
verder van belang duidelijk aan te geven welke positie Delft daarbij ook op
langere termijn (na de huidige ISV periode) wil innemen.
Delft wil
voor de volgende programmaperiode een ambitieus bodemprogramma opstellen met
een duidelijke visie op het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de
bodem en het grondwater in de gemeente. Delft mag dan, op basis van gevoerd
overleg met de provincie VROM en Bodem+, verwachten dat ze ook na 2009 gesteund
blijft in haar streven naar de positie van bevoegd gezag. In paragraaf 5 wordt
hierop nader ingegaan.
Het
verzoek tot overdracht van bevoegdheden heeft alleen betrekking op het
stedelijk gebied. De provincie wenst de bevoegdheden voor het landelijke gebied
te blijven behouden. Delft kan hiermee instemmen.
3. Benodigde organisatieaanpassing naar BG
situatie.
Essentieel voor bovengenoemde combinatie is de
benodigde aanpassing van de organisatie. Immers als daarvoor geen of
onvoldoende basis is, komen de andere doelen onder druk te staan, dan wel
zullen andere wegen bewandeld moeten worden om de andere doelen te bereiken.
De
benodigde organisatieverandering heeft deels een incidenteel, deels een
structureel karakter.
Structureel
zijn:
1.
Bevoegd
gezag voor de uitvoering van saneringen in eigen beheer in de gemeente Delft.
De provincies en rechtstreekse gemeenten ontvangen een
apparaatskostenvergoeding voor het voeren van vooroverleg, en inboeken van
beschikkingsaanvragen, het beoordelen van rapportages, het doen van
beschikkingen, het uitvoeren van de Awb t.a.v. de beschikkingen, het voeren van
bezwarenprocedures in- en extern, registratie bij het kadaster, handhaving etc.
Deze vergoeding is nodig om de bevoegd gezag taak voor saneringen in eigen
beheer te bekostigen. Met de provincie Zuid-Holland zijn gesprekken gevoerd
over de tijdbesteding van de BG-taken ten behoeve van Delft. Zuid-Holland dacht
(structureel) aan een budgetneutrale overdracht van formatie van ca 0,9 fte,
uitgaande van de tijdbesteding in 2000
t/ m 2003. De provincie is vanwege de nadien sterk gekrompen
apparaatskostenvergoeding gedwongen de vergoeding aan Delft pro rato te
verminderen. Ze komt nu tot een vergoeding gerelateerd aan 0,556 fte.
Delft vindt dat dit
(op basis van landelijke normuren) ca
1,1 fte. zou moeten zijn. Daarnaast denkt Delft dat naast het verschil met de
inschatting van de provincie ca 0,3 fte extra nodig is voor beleid, beheer
GLOBIS, professionalisering Handhaving en inrichten van het door VROM gewenste
kwaliteitsmanagement ( dus totaal circa 1,4 fte).
2.
Uitvoering
ISV-programma. De overige 0,5 fte. voor
de benodigde formatiekosten wordt gefinancierd uit de ISV-projecten[4]
van Delft. Uit de ervaringscijfers en prognoses
voor de uitvoering van projecten voor Delft kan worden bepaald hoeveel
capaciteit is ingezet voor de uitvoering van het programma. De kosten voor de
begeleiding van projecten maar ook het bevoegd gezag taken als onder ‘1
Structureel’ zijn beschreven, moeten ten laste van de projecten worden
gebracht. Hiermee zijn de voornaamste financieringsbronnen voor een structurele
uitbreiding van capaciteit dan ook aangegeven. Alleen de uren onder 1 genoemd,
leggen nu een direct beslag op structurele middelen bij de provincie.
3.
Functiescheiding
kost in het algemeen capaciteit. Hoe groot deze benodigde capaciteit is, hangt
af van de mate van scheiding. Voorlopig is dit een aandachtspunt bij het
professionaliseringsproces Handhaving en het becijferen van het ISV-uitvoeringsprogramma
van Delft voor de komende jaren.
4.
Inverdieneffecten
en effectiviteitverbetering a.g.v. van bundelen van BG met de huidige
gemeentelijke bodemtaken zullen vooral met voorgaande punt moeten worden
verdisconteerd.
Incidenteel
nodig zijn:
1.
Aanpassen
beleid, waarbij BOBEL[5]
uitgangspunt is en waarbinnen Delft specifieke aanpassingen voor haar
grondgebied beschrijft. Het gaat om een voorlopig eenmalige actie die wel
periodiek nodig zal zijn, zo blijkt uit de ontwikkeling van de afgelopen jaren.
Geschat wordt dat deze activiteiten deels binnen de eigen organisatie kunnen
worden opgepakt en deels ook effectief extern kunnen worden uitbesteed.
Vermoedelijk tijdbeslag ca. 220 u.
2.
Opname
(geschoond!!) provinciale archief. Apart plaatsen van het archief.
Materiaalkosten en registratie van dossiers in eigen systeem.
3.
Aanschaf
en implementatie GLOBIS, training te financieren vanuit opleidingsprogramma,
eenmalige vulling met de Delftse dossiers; jaarlijkse beheervergoeding €5.000,-.
4.
Vastleggen
werkprocessen. De vastlegging van de werkprocessen kost meer tijd en
vermoedelijk ook externe ondersteuning. Geadviseerd wordt voorbeelden van
andere Bevoegde Gezag organisaties te benutten voor een vertaling naar eigen
interne processen. Vermoedelijk intern tijdbeslag ca 300 u.; externe
ondersteuning ca. 400 u. De externe kosten kunnen wellicht worden gefinancierd
uit een overheveling van apparaatskosten voor de inrichting kwaliteitszorg.
Verwezen wordt naar bijlage 1.
4. Huidige formatie en benodigde formatie.
Huidige
formatie
De
huidige formatie van Delft voor de uitvoering van alléén gemeentelijke
bodemtaken is circa 4 fte.
Daarmee
worden alle gemeentelijke bodemtaken uitgevoerd, als ook de ISV-taken. Het gaat
daarbij niet alleen om wettelijke taken, maar ook om advies- en toetsingstaken
in het kader van civiele uitvoering. Deze huidige organisatie van bodemtaken is
uitvoering beschreven in het rapport: Decentralisatie bodemtaken naar gemeente
Delft (2005), waarin ook ervaringscijfers bij andere gemeentelijke bevoegde
gezagen zijn verwerkt. Elders binnen de organisatie zitten ook capaciteiten ter
ondersteuning van het bodemproces (zie onder kwantitatieve en kwalitatieve
procescondities..)
Gewenste
formatie
De gewenste
structurele formatie bij een bevoegd gezag toedeling (inclusief regietaak
ISV-middelen) is circa 6 fte. De structurele inzet zou als volgt moeten zijn:
·
3,5 fte voor onderzoek en sanering, zowel SEB
als (Wbb/) ISV;
·
1,4 fte voor alle gemeentelijke bevoegd gezag
taken en juridische controle en handhaving SEB
taken;
·
0,5 fte SAP taken bevoegd gezag[6].
·
0,5 fte
leiding, beleid en
beheer(-coördinatie) en kwaliteitsmanagement.
Deze
formatieomvang is een resultante van een cijfermatige onderbouwing van
benodigde inzet voor derden, reguliere aanpak ISV (met rijksmiddelen en eigen
gelden Delft), organisatie grootte met voldoende specialisatie en
differentiatie en haalbaarheid. Ook deze getallen zijn ontleend aan
bovengenoemd rapport.
In het
kader van de gewenste versnelling in relatie tot de claim Braat (niet alleen
inzet in professionalisering, maar ook in realisatie van zichtbare spin-off),
zal tijdelijk afgeweken worden van dit beeld, m.n. op het punt fte inzet voor
de SAP taken bevoegd gezag. Dit is
verder onderbouwd in bijlage 3.
Kwanitatieve
en Kwalitatieve procescondities voor overdracht van bevoegdheden
Kwantitiatieve procescondities.
Met de
toekomstige formatiesterkte van 6 fte bij de bodemorganisatie en aanvullende
formatie bij overige onderdelen van de gemeente Delft, zoals Civiel (voor
aanbesteding en directievoering van saneringen), Grondzaken
(procesvaardigheden), juridische, financiële en administratieve ondersteuning
en de nog benodigde inhuur voor specifieke terreinen, wordt voldaan aan het
criterium: kritische massa.
Kennis en
kunde zijn op peil. Delft neemt ook nu al de uitvoering van alle voorkomende
onderzoeken en saneringen op zich. Zonodig wordt aanvullend ingehuurd.
Kwalitatieve procescondities.
Delft
heeft al een herkenbaar bodembeleid, dat op dit moment wordt herzien, maar nog
zal moeten worden aangepast bij overdracht van taken.
De
administratieve organisatie zal nog worden ingericht. Op dit moment voert het
team bodem intern discussie over functie- en taakscheiding. Wil ze in lijn met
andere bevoegde gezag organisaties gesteld worden dan zal ze ook moeten werken
volgens Normblad 8002. Bij een organisatie-uitbreiding zal ook een AO worden opgesteld en zal ook
inhoud gegeven worden aan de begrippen taak- en functiescheiding. Delft heeft
reeds bij een overdracht van bevoegdheden en organisatie-uitbreiding rekening
gehouden met deze punten (zie bijlage 1: professionalisering handhaving en
functiescheiding, implementeren SIKB[7]
richtlijnen en vastlegging werkprocessen, enz. met een geraamde tijdbesteding
van ca. 800 u. Delft is van mening dat het hierbij uitgesproken committment op
dit moment voldoende is. Aan de overige kwalitatieve condities wordt op dit
moment voldaan.
Het
werkveld bodem verandert landelijk in een bijzonder hoog tempo. Zowel qua
beleid als ook regelgeving. De eerder opgestelde rapportage van de Delftse
organisatie van bodemtaken in 2005 is dan ook voor een deel achterhaald. Het is
een momentopname, hoofdzakelijk in 2004, al vastgesteld. Het heeft niet zoveel
zin deze geheel te herzien, omdat het bijna wekelijks veroudert vanwege de
veranderingen van inzichten die in hoog tempo langs komen. Belangrijkste
conclusies uit het rapport zijn toch wel dat de bestuurlijke wens en bereidheid
aanwezig is bodemtaken van de provincie Zuid-Holland over te nemen, dat een
goede romporganisatie bestaat en dat voor het uitvoeren van nieuwe taken flink
zal worden geïnvesteerd en dat daarmee kan worden voldaan aan de
procesvoorwaarden voor decentralisatie.
5.
Invulling claim Braat.
Bevoegd
gezag SEB-taken.
De
provincie wil, naar rato van de huidige apparaatskostenvergoeding, voor een
overheveling van taken € 128.482,- voor
de komende 3 jaren beschikbaar stellen. Delft heeft becijferd dat inzet van de
claim Braat voor de SEB-taken de komende 3 jaren, een voldoende basis legt voor
een goede start als bevoegd gezag (bijlage 2).
Daarmee
kan Delft ook een versnelling in de bodemsanering teweeg brengen.
Versnelling
bodemsanering.
Vanuit
VROM is het verzoek gedaan zichtbaar te maken hoe de nieuwe inzet van de Braat
claim leidt tot meer saneringen dan wel een versnelling van de
bodemsaneringsoperatie. In de komende periode zullen waarschijnlijk niet meer
saneringen worden uitgevoerd dan
gepland.
Er wordt een versnelling gerealiseerd op het
inzichtelijk maken van de harde werkvoorraad. Deze wordt vóór 2009 in beeld
gebracht. Strikt genomen bestaat er geen relatie tussen het toekennen van de
bevoegd gezag status en versnelling van de bodemsaneringsoperatie. Het huidige
ISV-programma geldt immers voor de huidige bodemorganisatie al als
taakstelling. Delft denkt daar een schepje op te kunnen doen, als ze een
stevigere en professionelere organisatie tot haar beschikking heeft met een
meer slagkracht.
Het is
geen geheim dat door de decentralisatiestap in het kader van de ISV, landelijk
een grotere bodemsaneringsinspanning is geleverd. Dit is een rechtstreeks
gevolg van inzet van meer menskracht en een sterkere focus op de fysieke
leefomgeving.
Voor de
versnelling van de bodemsanering is tijdelijk 1 extra formatieplaats nodig die wordt gefinancierd uit het ISV. In
bijlage 3 is een specificatie van de taakstelling weergegeven.
6. Positie Delft vanaf 2010.
Voor de
komende 3 jaar kan een goede vertrekpositie voor Delft als bevoegd gezag worden
gerealiseerd. Delft wil natuurlijk zien dat in de 3e
programmaperiode een voortzetting van haar positie plaatsvindt. Daarom is
overleg met de provincie, VROM en Bodem+ gevoerd over de apparaatskosten in het
kader van de landelijke verdeling 2009. Verder wilde Delft een afspraak met de
provincie en Bodem+ maken over de één op één toedeling van ISV-middelen, op
basis van de landelijke verdeling. Delft heeft er geen bezwaar tegen als de
middelen meelopen met de toedeling van ISV-middelen aan de provincie.
De
voortzetting van de positie van Delft na 2009 wordt beoogd door:
·
naast
de reguliere beoordeling van het MOP, afzonderlijk de extra inzet op
bodemgebied mede ter advisering aan Bodem+ voor te leggen. Het budget voor de
extra inzet op bodemgebied wordt één op één, geoormerkt, via het provinciale
budget overgeheveld;
·
bij de
evaluatie van de apparaatskostenvergoeding in 2009 zal VROM bezien hoe omgegaan
moet worden met de apparaatskosten van gemeenten die ambitieuze programma’s
hebben en mede om die reden taken als bevoegd gezag verrichten. Voorwaarde is
dat tijdig (vóór medio 2008) een goed uitgewerkt programma wordt aangeleverd.
Bijlage
1.
Gedetailleerde raming van tijdbesteding en kosten voor de
implementatie van BG, boven op de huidige organisatie van bodemtaken.
Beleidsaanpassing:
Flankerend beleid BSB opstellen; deelname aan
overleg met
BSB-stichting. 50 u.
Kwaliteitsdoelstellingen formuleren voor de Delftse
zones 70 u.
Professionalisering Handhaving, functiescheiding 50 u
Implementatie en toepassing SIKB Richtlijnen 50 u.+
220 u.
Opname provinciale archief pm
Implementatie GLOBIS 200
u.
In company
training € 2.500,-
Levering, implementatie en eenmalige vulling € 2.000,-
Vergoeding jaar 1 € 5.000,-
Vastlegging werkprocessen
Interne selectie, overname beschrijvingen 50 u.
Intern: vertaling naar eigen secundaire processen 150 u.
Extern: vertaling naar eigen secundaire processen
150 u.
Beoordeling validiteit, integriteit 100 u.
Omzetten naar eigen vastleggingsprotocol 150
u.+
Implementatie, overleg en training 100 u.+
Intern
300 u. +
Totaal intern
720 u.
Totaal extern
400 u.
Kosten extern €
9.500,-
Bijlage.
2. Vertaling inzet SEB-taken naar claim
Braat.
Delft
heeft de ambitie een sterkere sturing op de bodemtaken in Delft aan te brengen.
Daarvoor acht ze de uitvoering van BG-taken van groot belang. Om die taak
zelfstandig uit te kunnen voeren heeft ze op basis van landelijke cijfers
bepaald dat 1,4 fte noodzakelijk is.
De
provincie wil naar rato van haar apparaatskostenvergoeding voor 2005-2008, voor
een overheveling van taken € 128.482,-
(0,556 fte x 3 jaar x € 77.000,-) beschikbaar stellen.
Dat houdt
in dat uit de claim Braat nog 0,844 fte moet worden bekostigd. Dit komt neer op
0,844 x € 77.000,- x 3 jaar = € 194.964,-
Er is al
een versnelling op het gebied van bodemsanering ingezet: het definiëren van één
actuele werkvoorraad is nagenoeg compleet. Hiertoe worden verschillende
databases (van gemeente (uit StraBIS) en provincie (uit GloBIS en excell)) met
elkaar vergeleken en samengesteld tot één werkvoorraad. De provincie
Zuid-Holland gaat dit ook doen voor de gemeenten in haar beheersgebied, maar
verkeert hier nog in de testfase. Daarmee heeft gemeente Delft dus al een
eerste versnelling in gang gezet. De verdere versnelling wordt vormgegeven door
het afpellen van de werkvoorraad (zie bijlage 3). De Oriënterende Onderzoeken
die zijn ingepland moeten de hardheid van een spoedeisende aanpak concretiseren
voor het op te stellen ISV3.
Daarnaast
wordt de versnelling vorm gegeven door het opstellen van en uitvoeren van
beleid met als doel bodemsaneringen door derden (zowel op bedrijven terreinen
als ook binnen het stedelijk gebied in het kader van ontwikkeling) te
stimuleren. De grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen zullen vooral door
derden worden getrokken. Hierbij zal met name aansluiting gezocht worden bij de
ruimtelijke ontwikkelingen die in de stad gaan spelen (denk aan de Spoorzone)
en de bedrijvigheid die binnen en direct buiten dergelijke projectgebieden
plaatsvindt. Delft acht de stimulering van het gebruik van de Bedrijvenregeling
een belangrijke voorwaarde voor de ruimtelijke ontwikkeling (door derden). De
provincie Zuid-Holland is momenteel bezig met het opzetten van een
communicatietraject om het gebruik van de Bedrijvenregeling te stimuleren (voor
har beheersgebied). De gemeente Delft zal haar stimuleringsbeleid in nauw
overleg met de provincie Zuid-Holland opstellen maar zeker de communicatie met
bedrijven intensiveren in de hierboven genoemde her in te richten gebieden.
Verder
wil de gemeente Delft het gedrag van de aanwezige VOH- verontreinigingen in
beeld gaan brengen. Dit omdat gebleken is dat dit type verontreinigingen in
Delft, mede door de bijzondere grondwaterproblematiek, voor de “grootste en
lastigst te onderzoeken” bodemverontreinigingen in de stad zorgt. Om deze reden
is in de tabel hieronder budget gereserveerd om een eerste inventarisatie uit
te voeren naar VOH-verontreinigingen in Delft en een plan van aanpak op te
stellen (gedacht kan worden aan: uitvoeren nadere onderzoeken, opstellen beleid
mede in het licht van de grondwaterproblematiek, etc.). De uitkomsten hiervan
dienen (evenals de uitkomsten van het afpellen van de werkvoorraad) in het ISV3
programma van 2008 te worden
geconcretiseerd naar maatregelen voor uitvoering in de volgende ISV-periode.
Tegelijk
zal onderzoek gedaan worden naar het grondwatergedrag in en rond Delft. Met
name zal gekeken worden hoe grondwaterstromingen en voorkomen van dieper
voorkomende grondwaterverontreinigingen
verenigd kunnen worden tot een gebiedsgericht grondwaterbeheer. Ook dit
onderdeel zal terugkomen in het op te stellen ISV3 programma.
De invulling betreft: aanvulling op provinciaal aandeel
apparaatskosten = € 194.964,-
eenmalige implementatiekosten
uren = €
84.000,-
implementatie GLOBIS + verg.3 jaar =
€ 19.500,-
Subtotaal: € 298.464,-
Opstellen en uitvoeren
stimuleringsbeleid bedrijven €
50.000,-
Onderzoek en beleid
VOH-verontreinigingen:
€
67.006,-
Onderzoek geohydrologie € 60.000,- +
Totaal: € 475.470,-
Bijlage
3. ISV 2 Delft.
Delft
heeft een bedrag van € 1.595.000,- gereserveerd voor de aanpak van het HBB
(Historisch Bodem Bestand) en het uitfilteren van urgente projecten waarvoor in
de periode 2010-2014 nieuwe middelen zullen worden verdeeld op basis van urgentie
(zowel milieuhygiënisch als
maatschappelijk). De eerste stap hierin is het opstellen van de
werkvoorraad.
Naast de
vertaling van de HBB naar slimme O.O.’s, is ook de organisatie van de
uitvoering van de O.O’s en de juridische toets (SEB SAP) noodzakelijk.
Voor de extra versnelling is ca 1 fte nodig voor
regie op de uitvoering (naast alle andere al ingeplande reguliere projecten).
Dit betreft € 231.000, (3 x € 77.000).
De BG-taken ten laste van projecten ISV wordt in deze
ISV2 fase nog beperkt geacht (⅓
fte t.b.v. toetsingen en beschikkingen), vanwege de nadruk op het LDB. In de
vervolgfase (ISV3) ,moet een reële inschatting gemaakt worden van de benodigde
inzet voor het BG ten laste van
ISV-projecten, zonodig opgehoogd met die kosten die dan niet via een
apparaatskostenvergoeding wordt verstrekt (tot ca 2 fte.)
Het
uitvoeren van ca 200 onderzoeken à € 5.000,- , incl. SEB/SAP-toets en invoer in het BIS, kost ca. € 1 milj.
Daarnaast zullen onderzoeken kunnen plaatsvinden vanuit maatschappelijke
urgentie; ook kan al een start gemaakt worden met 10 Nadere onderzoeken uit het
Lands Dekkend Beeld (10 x € 10.000,-), indien bij de uitvoering van de O.O.’s
geld zou overblijven. Van belang is te komen tot zoveel mogelijk
uitvoeringsgerede projecten. Er resteert een bedrag van ca. € 157.000,-, o.a. in te zetten voor
medefinanciering, knelpunten etc.
Aan de
onderzoeksfase zullen geen BPE’s verbonden zijn omdat deze voor onderzoek niet
worden verstrekt. Wel kan het vaststellen van de harde voorraad beschouwd
worden als een belangrijke stap tot verdere versnelling en sturing op de
bodemsanering in Delft.
De ervaring
leert dat het hanteren van grove getallen goed bruikbaar zijn voor het afpellen
van de problematiek en het volgen van
de voortgang op het (deel-)programma.
Resumé
ISV Lands Dekkend Beeld: inzet 1 fte
voor regie: € 231.000,-
(voor
3 jaar).
Aanpassen
BKK en
Bodembeheerplan €
30.000,-
200 O.O.’s à 5.000,-: €
1.000.000,-
⅓ fte/jaar BG t.l.v. ISV € 77.000,-
----SEB/SAP toets
----beschikkingen ISV
10
N.O.’s a 10.000,- € 100.000,- +
Subtotaal €
1.496.750,-
Reserve
(incl. knelpuntenpot) € 157.000,- +
Totaal € 1.595.000,-
[1] SEB staat voor onderzoek en sanering, gefinancierd door derden, dus zonder rijksmiddelen.
[2] Geografisch Landelijk Overheids BodemInformatieSysteem)
[3] Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
[4] Deze maken geen deel uit van een vergoeding van apparaatskosten maar worden aangevoerd als onderdeel van de in te zetten formatieomvang.
[5] Bodembeleid Zuid-Holland
[6] Bevoegd gezag taken vóór en gefinancierd uit met rijksmiddelen gefinancierde projecten. Deze inzet moet worden benoemd als onderdeel van de totale formatie, maar doet niet mee in de directe overdracht van middelen vanuit de provincie.
[7] Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer