Stuk 142 I                                                                                           Delft, 20 juni 2006.

20091547                                                                                     

 

Onderwerp:     Sandpunt inzake het onderzoeksrapport inzake het functioneren

                     van het West Holland Foreign Investment Agency (WFIA)

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Op 25 april 2006 heeft uw raad een motie aangenomen waarin het college wordt opgedragen een onafhankelijk onderzoek te gelasten, dan wel aan te sluiten bij het Haagse onderzoek. In de vergadering van 1 juni 2006 heeft u ingestemd met participatie in het Haagse onderzoek, omdat voldoende gewaarborgd was dat het onderzoek door de commissie Ybema voldoende onafhankelijk zou worden uitgevoerd.

 

U heeft het college voorts opgedragen in het onderzoek ook mee te nemen de vragen welke effecten en resultaten zijn geboekt door het WFIA, hoe de rapportages hebben plaats gevonden en hoe - bij eventueel geconstateerde misstanden - de betaalde subsidies terug gevorderd kunnen worden.

 

Op 12 juni heeft de commissie Ybema haar onderzoeksrapport gepresenteerd aan de opdrachtgever, de gemeente Den Haag en de andere portefeuillehouders van de bij het WFIA betrokken gemeenten.

 

In het rapport wordt achtereenvolgens stil gestaan bij de ontstaansgeschiedenis van het WFIA, bij de gehanteerde registratiemethoden, de verslaglegging van de resultaten en de sturings- en beheersingsprocessen binnen het WFIA. Tot slot worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.

 

Geen grondslag voor terugvordering van subsidie

Hoewel het rapport een aantal duidelijke kritiekpunten formuleert op zowel het bestuur van de stichting WFIA als de directeur, wordt geconstateerd dat “er geen aanwijzingen gevonden zijn, dat er sprake zou zijn van misleiding”. Ook wordt geconstateerd dat “de kwaliteit, professionaliteit en slagvaardigheid van de WFIA-medewerkers door de betrokken partijen breed wordt gewaardeerd”.

Deze positieve oordelen betekenen niet dat geen aandacht zou moeten worden besteed aan de door  de commissie geuite kritiekpunten, maar ze vormen wel de basis voor ons oordeel dat er geen misstanden zijn, die terugbetaling van subsidie door het WFIA aan de gemeente zouden kunnen rechtvaardigen.

 

Effecten en resultaten van het WFIA

In het rapport wordt uitvoerig stil gestaan bij de wijze waarop het WFIA resultaten registreert. Het rapport gaat niet in op de resultaten per deelnemende gemeente, maar staat vooral stil bij het feit dat de registratie teveel gebaseerd is op inbreng van de individuele medewerkers van het WFIA en dat in de jaarverslagen van het WFIA niet expliciet wordt vermeld dat de in de jaarverslagen gepresenteerde resultaten betrekking hebben op prognoses van de situatie drie jaar na vestiging van een buitenlandse onderneming.


Stuk 142 I                                                                               pag. 2.

 

 

Overigens wordt daarbij opgemerkt, dat men er binnen het WFIA kennelijk vanuit ging dat zowel bestuurders als ambtelijk betrokkenen op de hoogte waren van deze wijze van registratie. Ook wordt in het rapport geconstateerd dat deze manier van registreren zeer gebruikelijk is, ook binnen de andere acquisitieorganisaties (met uitzondering van de wervingsorganisatie Oost en het landelijke NFIA).

De commissie noemt het wel een tekortkoming dat er onvoldoende “control” is op de door individuele medewerkers opgegeven resultaten en beveelt aan te gaan werken met de intake werkwijze van het NFIA.

 

Het aantal bedrijven dat na verloop van tijd niet meer gevestigd is in de regio komt volgens het rapport ongeveer overeen met het percentage dat ook door het NFIA wordt gehanteerd.

 

Delft zal in het bestuur naar voren brengen dat een verbetering van het registratieproces gewenst is. Overigens onderschrijven wij de opvatting van het WFIA dat voorkomen moet worden dat een potentiële vestiger de indruk krijgt dat hij na een eerste contact in een bureaucratisch proces terecht komt.

Het valideren van de informatie die een medewerker van het WFIA in de bedrijfsdossiers opneemt, dient in de eerste plaats binnen het WFIA georganiseerd te worden. Zodra een onderneming heeft besloten zich in de regio te vestigen, kan dit bevestigd worden in een document dat ook wordt gebruikt door het NFIA.

 

Resultaten voor Delft

In elk van de drie meest recente besluiten van uw raad waarin de subsidie van de gemeente Delft aan het WFIA werd vastgesteld is aan de orde geweest, dat de resultaten voor Delft, vergeleken met de andere gemeenten, mager waren. Desondanks is steeds, het meest recent in uw vergadering van 24 november 2005, besloten dat de werkzaamheden van het WFIA van belang zijn voor de ontwikkeling van onder andere Technopolis en de Harnaschpolder.

 

Dat het aantal nieuwe vestigingen van buitenlandse bedrijven in Delft achter blijft ten opzichte van andere gemeenten in Zuid-Holland correspondeert overigens met een onderzoek dat Stec heeft gedaan in opdracht van het WFIA naar het totaal aantal buitenlandse ondernemingen in Zuid-Holland. Van alle in Zuid-Holland gevestigde bedrijven is 30 % gevestigd in Den Haag, 13 % in Rijswijk, een zelfde percentage in Zoetermeer, 10 % in Leiden en 7 % in zowel Delft als Alphen a/d Rijn.

 

Sturings- en beheersingsprocessen binnen het WFIA

De onderzoekscommissie constateert, dat na de vorming van het WFIA (volgend op een aantal minder geslaagde pogingen in de jaren negentig om een gezamenlijke acquisitieorganisatie op te zetten) alle betrokken kozen voor de actieve aanpak. “Aan de slag” was het motto en niet teveel tijd besteden aan organisatorische processen.

 

Omdat diverse gemeenten elkaar gevonden hadden in een formule waarin gezamenlijk acquisitie werd bedreven, kregen de bestuursvergaderingen volgens het rapport van de onderzoekers sterk het karakter van een wethoudersoverleg. Daarnaast waren de wethouders van de deelnemende gemeenten in de eerste plaats geďnteresseerd in de wervingsresultaten van de eigen gemeenten.

 


Stuk 142 I                                                                               pag. 3.

 

 

De effecten van het WFIA zijn in de afgelopen jaren twee maal geëvalueerd door Ernst & Young. Op basis van deze externe evaluaties, die positief waren, heeft het bestuur steeds besloten op de ingeslagen weg voort te gaan.

De onderzoekscommissie plaatst daar twee kritische kantekeningen bij. In de eerste plaats noemt de commissie het onafhankelijke karakter van Ernst & Young betrekkelijk, omdat deze organisatie ook het oprichtingsplan voor het WFIA heeft gemaakt. Ten tweede is in de evaluatie van Ernst & Young niet ingegaan op de wijze van registreren van de resultaten van het WFIA en bestuur en directie hebben daar vervolgens ook niet op aangedrongen. In de evaluatie van 2005 heeft E & Y overigens wel een aanbeveling ten aanzien van de wijze van registratie gedaan, die (nog) niet door bestuur en directie is opgepakt.

 

Het onderzoeksrapport stelt dat de directie een vrij beperkte taakopvatting heeft wat betreft de interne organisatie en het pro-actief omgaan met situaties en ontwikkelingen binnen het werkterrein en op het gebied van communicatie met de stakeholders “achter” het bestuur.

 

Conclusies en aanbeveling

Het onderzoeksrapport biedt een aantal goed bruikbare conclusies en aanbevelingen voor zowel de werkwijze van het WFIA, het bestuur en van de directie, zoals een betere validatie van de door de werknemers ingevulde bedrijfsdossiers en een duidelijker presentatie van het aantal arbeidsplaatsen. Ook beveelt de commissie aan dat de gemeenten zich beraden over hun bestuurlijk positie in het WFIA. Het bestuur is verantwoordelijk voor het functioneren van het WFIA en voor de externe verslaglegging en verantwoording.  Het advies wordt gegeven om het collegiale overleg met de directie te continueren (inclusief wellicht de gedeputeerde van EZ) en daarnaast een raad van toezicht in te stellen die verantwoordelijk is voor het functioneren en de verantwoording van het WFIA. Deze aanbevelingen zal Delft ondersteunen in het bestuur van het WFIA.

 

Tot slot is het nog van belang stil te staan bij het gegeven dat de door de onderzoekscommissie geconstateerde onvolkomenheden op grond van de door de commissie gepresenteerde resultaten op geen enkele manier van invloed zijn geweest op het aantal voor de regio geworven bedrijven. Of anders gezegd: als de geconstateerde manco’s niet waren opgetreden, zou het aantal in de regio gevestigde bedrijven niet hoger zijn geweest.

 

Samenvattend stellen wij u voor:

1.       Het rapport van de commissie Ybema inzake het functioneren van het WFIA voor kennisgeving aan te nemen.

2.       Vervolgens de aanbevelingen, zoals gedaan door de commissie Ybema, over te nemen en als standpunt van de gemeente Delft in te brengen in het bestuur van het WFIA;

 

 

Hoogachtend,

 

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

 

mr.drs G.A.A. Verkerk               ,burgemeester.

 

mr.drs. H.G.L.M. Camps                       ,secretaris.

 


Stuk 142 II

20091547

 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van 20 juni 2006:

 

b e s l u i t:

 

1.       Het rapport van de commissie Ybema inzake het functioneren van het WFIA voor kennisgeving aan te nemen;

2.       De aanbevelingen, zoals gedaan door de commissie Ybema, over te nemen en deze als standpunt van de gemeente Delft in te brengen in het bestuur van het WFIA;

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 juni 2006.

 

 

 

                                                           ,burgemeester.

 

 

 

                                                           ,griffier.