Artikel
1: Algemene bepalingen; definities
1.
In de Statuten
van de stichting Westholland Foreign Investment Agency wordt in artikel 5 melding gemaakt van een directiestatuut.
In het onderhavige directiestatuut worden de taken, bevoegdheden en
verplichtingen van de directie geregeld. De bevoegdheid tot het vaststellen van
het directiestatuut is toegewezen aan de Raad van Toezicht.
2.
Onder de Raad van
Portefeuillehouders wordt verstaan de Raad van Portefeuillehouders van WFIA
zoals bedoeld in artikel 12 van de Statuten .
3.
Onder de Raad van Toezicht wordt
verstaan de Raad van Toezicht van het WFIA zoals bedoeld in artikel 19 van de
Statuten.
4.
Onder directie wordt verstaan de directie
van het WFIA zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Statuten.
5.
Onder participanten wordt verstaan
de publiekrechtelijke lichamen die participeren in het WFIA, te weten de
gemeenten Den Haag, Delft, Leiden en Zoetermeer, het Stadgewest Haaglanden en
de Kamers van Koophandel en Fabrieken Haaglanden en Rijnland.
Artikel
2: Markt- en activiteitenplan
1.
De strategie en het beleid van het
WFIA om haar doelstellingen te bereiken, worden door de directie ontwikkeld in
de vorm van een jaarlijks voor een december vast te stellen markt- en activiteitenplan
welke aan een bindend advies van de Raad van Portefeuillehouders is onderworpen
en vervolgens de goedkeuring van de Raad van Toezicht behoeft.
Artikel
3: Samenstelling; taakverdeling
1.
Het aantal leden van de directie
wordt vastgesteld door de Raad van Toezicht.
2.
Indien de directie uit meer dan een
persoon bestaat, kunnen individuele leden van de directie in het bijzonder
worden belast met bepaalde onderdelen van de bestuurstaak, onverminderd de
collectieve verantwoordelijkheid van de directie als geheel.
3.
Indien de directie uit meer dan één
persoon bestaat, behoudt de directie haar bevoegdheden bij ontstentenis of
belet van één of meer leden van de directie. Bij ontstentenis of belet van alle
leden van de directie, wordt de directie waargenomen door de Raad van Toezicht
dan wel een door de Raad van Toezicht aangewezen persoon.
4.
De directie voert zijn werkzaamheden
uit onder toezicht van de Raad van Toezicht.
Artikel
4: Algemene taken en bevoegdheden
1.
De directie is belast met het
besturen van de stichting, hetgeen onder meer betekent dat de directie
verantwoordelijk is voor het realiseren van de doelstellingen van de stichting,
de strategie en het beleid en de daaruit voortvloeiende resultatenontwikkeling.
De directie legt hierover verantwoording af aan de Raad van Toezicht.
2.
De directie draagt zorg voor een
optimale informatievoorziening aan de Raad van Portefeuillehouders zodat deze
in staat wordt gesteld haar (bindende) adviestaken uit te oefenen.
3.
Bij de uitvoering van al haar
activiteiten is het door de participanten vastgestelde beleid ten aanzien van
promotie en acquisitie uitgangspunt voor de directie. Zij draagt er zorg voor
hier uit eigen beweging advies over in te winnen bij de voorzitter van de Raad
van Portefeuillehouders.
4.
De directie is verantwoordelijk voor
de naleving van alle relevante wet- en regelgeving, het beheersen van de
risico’s verbonden aan de ondernemingsactiviteiten en voor de wijze waarop met
financiële middelen wordt omgesprongen. De directie rapporteert hierover aan de
Raad van Toezicht en bespreekt de interne risicobeheersings- en
controlesystemen met de Raad van Toezicht.
5.
De directie is verplicht van de
vermogenstoestand van de stichting en van de werkzaamheden van de stichting,
naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een
administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en
verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
6.
De directie vertegenwoordigt de
stichting in en buiten rechte. De vertegenwoordigings-bevoegdheid kan slechts
na goedkeuring van de Raad van Toezicht worden overgedragen aan een
gevolmachtigde.
7.
Tot de taken van de directie worden
in ieder geval gerekend:
a.
een behoorlijke vervulling van de
aan de directie krachtens wet en Statuten opgedragen taken;
b.
het beslissen over de aanwending van
financiële en andere middelen binnen de toegewezen budgetten en gestelde
kaders;
c.
het beslissen over personeel binnen
de formatie;
d.
het beslissen over de toepassing van
rechtspositionele en personeels – en managementinstrumenten;
e.
zorg dragen voor het optimaal
functioneren van de organisatie;
f.
het stellen van prioriteiten voor de
inzet van beschikbare ondersteuningsmiddelen;
g.
het opstellen van het jaarverslag,
de jaarrekening, een markt- en activiteitenplan en een taakstellende begroting
h.
het vertegenwoordigen van de
stichting in en buiten rechte.
i.
meer in het algemeen de aansturing
en de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden van de stichting en de
behartiging van de belangen van de stichting binnen de doelstellingen als
vastgelegd in de Statuten.
8.
Voorts is de directie
verantwoordelijk voor:
a.
de kwaliteit van het eigen
functioneren
b.
het tijdig leveren van de
opgedragen/afgesproken producten en diensten van de vereiste kwaliteit;
c.
de apparaatzorg (inclusief
personeelszorg) functioneren en op peil houden van de kwaliteiten binnen de
organisatie;
d.
de doelmatige, doeltreffende en
rechtmatige inzet van arbeid en middelen en daarvan met behulp van
bestuursrapportage verantwoording afleggen aan de Raad van Toezicht;
e.
het tijdig inwinnen van deskundig
advies;
9.
De besluiten van de directie worden
onverwijld op schrift gesteld en op overzichtelijke wijze gearchiveerd.
Artikel 5: Strategie en risico’s
1. De strategie
en het beleid van het WFIA om haar doelstellingen te bereiken, worden door de
directie ontwikkeld in de vorm van een jaarlijks voor één december vast te
stellen markt- en activiteitenplan welke aan een bindend advies van de Raad van
Portefeuillehouders is onderworpen en vervolgens de goedkeuring van de Raad van
Toezicht behoeft, zoals is beschreven in art. 5, lid 5.
2. De directie stelt periodiek, met maximaal een periode van 3
jaar, een meerjarenbeleidsplan vast waarin de lange termijn strategie voor de
stichting wordt beschreven. Dit meerjarenbeleidsplan heeft de doelstellingen,
de strategie en het beleid van stichting als uitgangspunten. Het
meerjarenbeleidsplan is aan een bindend advies van de Raad
van Portefeuillehouders onderworpen en behoeft vervolgens de goedkeuring van de
Raad van Toezicht.
3.
Bij het opstellen van het markt- en
activiteitenplan en het meerjarenbeleidsplan is uitgangspunt voor de directie
het door de participanten vastgestelde beleid ten aanzien van promotie en
acquisitie. Zij draagt er zorg voor hier uit eigen beweging advies over in te
winnen bij de voorzitter van de Raad van Portefeuillehouders.
4.
De directie is verantwoordelijk voor
het goed functioneren van de interne risicobeheersings- en controlesystemen.
5.
De directie stelt de Raad van
Toezicht in staat toezicht en controle uit te oefenen op de realisatie van de
doelstellingen van de stichting, de strategie en de risico’s verbonden aan de
ondernemingsactiviteiten en de opzet en werking van de interne
risicobeheersings- en controlesystemen, als bepaald in artikel 23 van de
Statuten. De Directie stelt daartoe op, legt vast en legt ter goedkeuring aan
de Raad van Toezicht voor:
a.
de operationele en financiële
doelstellingen van de stichting;
b.
de strategie die moet leiden tot het
realiseren van de doelstellingen;
6. De directie
rapporteert periodiek aan de Raad van Toezicht over de stand van zaken
aangaande de risico’s en de beheersmaatregelen die worden genomen om de
risico’s binnen de organisatie te beheersen, de realisatie van
beleidsdoelstellingen en stand van zaken ten aanzien van gemaakte
prestatieafspraken. In het jaarverslag besteed de directie tevens aandacht aan
de gehanteerde interne risicobeheersings- en controlesystemen.
Artikel 6: Financiële verslaglegging; jaarrekening en jaarverslag
1.
De directie is verantwoordelijk voor
de kwaliteit en volledigheid van de openbaar gemaakte financiële berichten.
2.
De directie is verantwoordelijk voor
het instellen en handhaven van interne procedures die ervoor zorgen dat alle
belangrijke financiële en operationele informatie, waaronder begrepen
gerealiseerde bedrijfsvestigingen bij de directie bekend is, zodat de
tijdigheid, volledigheid en juistheid van de externe verslaggeving wordt
geborgd.
3. Jaarlijks
maar uiterlijk op een december van elk jaar, stelt de directie een een taakstellende
begroting op. Bij het opstellen van de begroting wordt, voor zover van
toepassing, rekening gehouden met het door de participanten vastgestelde beleid
ten aanzien van promotie en acquisitie. Zij draagt er zorg voor hier uit eigen
beweging advies over in te winnen bij de voorzitter van de Raad van
Portefeuillehouders.
4.
Jaarlijks maar uiterlijk binnen vijf
maanden na afloop van enig boekjaar stelt de directie het jaarverslag en de
jaarrekening op.
5. De jaarlijkse
begroting, de jaarrekening en het jaarverslag zijn ter vaststelling aan de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Toezicht
onderworpen. Na vaststelling heeft de directie de bevoegdheid om over te gaan
tot uitvoering binnen de daarin vastgestelde kaders, inclusief het aangaan van
verplichtingen en het aantrekken van financiering.
6.
De directie is verplicht de in het derde
lid genoemde bescheiden zeven jaar lang te bewaren.
Artikel 7: Relatie met de Raad van Portefeuillehouders
1.
De voorzitter van de directie is het
eerste aanspreekpunt voor de voorzitter van de Raad van Portefeuillehouders.
2.
De directie is gehouden uit eigen
beweging advies in te winnen bij de voorzitter van de Raad van
Portefeuillehouders over zaken waarvan zij weet of kan vermoeden dat deze het
belang van de lichamen raken welke de Raad van Portefeuillehouders
vertegenwoordigt
3.
De directie is gehouden uit eigen
beweging informatie te verschaffen aan de voorzitter van de Raad van
Portefeuillehouders over zaken waarvan zij weet of kan vermoeden dat deze het
belang van de lichamen raken welke de Raad van Portefeuillehouders
vertegenwoordigt.
4.
De Raad van Portefeuillehouders is
te allen tijde bevoegd om de directie om informatie te vragen aangaande de
uitoefening van haar taken. De directie heeft de plicht deze informatie op
verzoek van de Raad van Portefeuillehouders te verschaffen.
5.
De directie is eindverantwoordelijk
voor alle door haar genomen besluiten, daaronder begrepen de besluiten welke in
overleg met de Raad van Portefeuillehouders tot stand zijn gekomen.
Artikel 8: Relatie met de Raad van Toezicht
1.
De voorzitter van de directie is het
eerste aanspreekpunt voor de voorzitter van de Raad van Toezicht.
2.
Met betrekking tot het verschaffen
van informatie aan en het uitoefenen van taken en bevoegdheden door de Raad van
Toezicht en zijn leden handelt de directie overeenkomstig hetgeen daaromtrent
ten aanzien van de directie en zijn leden is bepaald bij of krachtens dit
directiestatuut, krachtens het reglement van de Raad van Toezicht en de
statuten van de stichting.
3.
Ieder lid van de directie is
gehouden uit eigen bewegingen onverwijld aan de Raad van Toezicht alle
inlichtingen te verschaffen omtrent de mogelijkheid van tegenstrijdige belangen
tussen hem en de stichting
Artikel
9: Besluitvorming
Het nemen
van maatregelen en/of voorzieningen, die met het oog op een doelmatige
uitvoering van de taak van de directie noodzakelijk zijn, geschiedt zodanig dat
zaken van zwaarwichtige aard, al dan niet deel uitmakend van hetgeen hierover
in de Statuten en/of bij of krachtens dit directiestatuut is opgenomen, eerst
voorgelegd worden aan de Raad van Toezicht voordat tot besluitvorming wordt
overgegaan.
Artikel
10: Duur, wijziging
Dit
directiestatuut geldt voor onbepaalde tijd en kan door de Raad van Toezicht en
de directie gezamenlijk, gehoord de Raad van Portefeuillehouders, schriftelijk
worden gewijzigd.
Dit
directiestatuut is vastgesteld d.d. ______________