Deze beknopte nota toont de hoofdlijnen van het economische beleid en schetst de ontwikkelingsrichting van de deelterreinen. Het economisch beleid is inhoudelijk in beweging en de activiteiten zijn organisatorisch gebundeld in een programma met de naam “Kennisstad en Economie”. In deze nota wordt in de eerste paragraaf het domein van het programma aangeduid, in de tweede paragraaf worden de deelterreinen van het programma beschreven die in deze periode verder worden uitgewerkt. De derde paragraaf rond tenslotte de nota beknopt af met enkele specifieke prioriteiten.

Deze beleidsnotitie is de start van de op te stellen beleidsnota over de Delftse lokale economie waarin uitgebreid wordt beschreven op welke wijze de economische structuur van Delft versterkt kan worden.

 

 

Inleiding

Delft is een historische stad. In de dertiende eeuw werd de Oude Kerk gebouwd en  kreeg de stad stadsrechten. In de veertiende eeuw werd de Nieuwe Kerk gebouwd en Delfshaven gesticht. Delft sloot zich in de zestiende eeuw aan bij de Verenigde Oostindische Compagnie en werd een belangrijke handelsstad. Met de Delftse Schildersschool bestaande uit onder andere Johannes Vermeer, Pieter de Hoogh en Jan Steen liet Delft zich van een creatieve kant zien, samen met de Hugo de Groot als grondlegger van het zeerecht en Antonie van Leeuwenhoek als uitvinder van de microscoop. De moord op Willem van Oranje, die gezien wordt als de stichter van de moderne staat der Nederlanden zoals wij die nu kennen en zijn bijzetting in de Nieuwe Kerk gaf Delft een bijzondere betekenis die tot vandaag voortduurt. 

 

Met de oprichting van de Polytechnische School, de latere Technische Universiteit Delft (TUD) in het midden van de negentiende eeuw, de stichting van de Gistfabriek (het latere Gist-Brocades en heden DSM), alsmede de aansluiting op het spoorwegennet bevestigde het beeld van Delft als industriestad. Eind jaren “80 van de 20e eeuw is de strategie Delft Kennisstad gestart om kennisstad, “Center of Technology” te worden. Delft is daarmee een historische stad met een wereldberoemde universiteit geworden.

 

 

Wij staan in 2007 aan de vooravond van de derde transitie: van Kennisstad naar Creatieve stad. In de creatieve stad staat niet langer productie van goederen of kennis in het middelpunt, doch staat de creatieve talentvolle, zich ontplooiende mens centraal.

 

Onze toekomst

In 2030 kan de Delftenaar in zijn levensonderhoud voorzien door te werken in bedrijven, organisaties en instellingen waar technologische kennis en het gebruik van technologische kennis centraal staat. Productiebedrijven waar goederen gemaakt worden zijn praktisch verdwenen.

 

Er is voldoende werk voor alle Delftenaren die willen werken. Werk voor de kenniswerkers die gegevens analyseren, plannen maken en plannen uitvoeren. Daarnaast worden deze kenniswerkers ondersteund door de servicewerkers, dienstverleners en toeleveranciers.

 

Delft kan de nationale, Europese en mondiale concurrentie eenvoudig aan doordat met de Technische Universiteit Delft, met mondiaal opererende kennisinstellingen en multinationals strategische allianties zijn aangegaan. Bestuurlijk heeft Delft de status gekregen van nationaal icoon als het om technologie gaat en door  een hecht mondiaal netwerk van bevriende steden en regio’s is Delft voor Nederland in Europa en mondiaal van internationale betekenis geworden. Delft heeft zijn reeds lang bestaande naam en faam in de wereld als stad van techniek met succes gehandhaafd.

 

Delft is daardoor meer dan ooit de toegangspoort de wijde wereld in voor talentvolle, zich ontplooiende mensen met een passie voor techniek. Delft zindert zichtbaar en voelbaar van de technologie en creativiteit. De levenstandaard is relatief en absoluut hoog en wordt genoten en gedeeld door allen die in Delft wonen en werken.

 

Door de inrichting van de stad en sfeer fungeert de stad als een magneet op talentvolle mensen die graag in Delft willen wonen, werken en verblijven.  

 

Delft: een historische stad met een wereldberoemde universiteit.


1. Grondslagen economisch beleid

Geconstateerd wordt dat op een beroepsbevolking van ruim 45.000 ongeveer 7.500 Delftenaren wel kunnen werken maar niet werken, zij staan aan de kant. Ook wordt geconstateerd dat het gemiddeld inkomen van de Delftenaar gemiddeld iets lager is dan het landelijk gemiddelde.

 

 

a. Voorwerp van zorg

De aandacht van in het programma Kennisstad en Economie richt zich voor een deel op de ondernemers. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000) en ook het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens spreken over: “De vrijheid van ondernemersschap wordt overeenkomstig het recht van de Europese Unie en van nationale wetgevingen en praktijken erkend ”. De aandacht van het programma Kennisstad en Economie richt voor een ander belangrijk deel op werk en werkgelegenheid. 

 

“Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg van de overheid” Zo begint artikel 19 van de Grondwet. Dit betekent niet dat er een recht op arbeid bestaat, wel dat er een vrijheid bestaat om te werken, een vrijheid die van overheidswege zorg vraagt. De overheid is op grond van dit artikel niet gehouden zelf voor voldoende werkgelegenheid te zorgen. De zorg voor het bestaan is ook in de hedendaagse verzorgingstaat in de eerste plaats een individuele, private aangelegenheid. Het individu moet zichzelf de middelen van bestaan voor zich en de zijnen verschaffen. Het kan die ontlenen aan bijvoorbeeld eigendom van grond of van ondernemingsvermogen, en ook aan arbeid als werknemer of ondernemer. Met artikel 19 van de Grondwet wordt bedoeld dat de overheid op economisch terrein beleid moet ontwikkelen en daar uitvoering aan moet geven.

 

Artikel 20 van de Grondwet bepaalt in het eerste lid “De bestaanszekerheid der bevolking en de spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg van de overheid.”. De woorden “de bestaanszekerheid” zijn niet zo pretentieus op te vatten als men zou denken. Er wordt mee gedoeld op de financiële bestaanszekerheid van burgers; “de zorg” hiervoor moet blijken uit het algemeen economisch beleid van de overheid en uit sociale wetgeving. “Welvaart” is een ruimer begrip waarin ook een ideële component te herkennen is: het gaat hierbij niet alleen om het streven naar (meer) materiele welvaart, maar ook om het bereiken van een zekere tevredenheid. Dat over “spreiding van welvaart” gesproken wordt, houdt niet in dat de overheidszorg niet gericht behoeft te zijn op de bevordering van welvaart. 

 

Hoewel met name de centrale overheid de zorg voor de werkgelegenheid en de bestaanszekerheid draagt, is de grondwettelijke opdracht niet tot haar beperkt. Gemeenten rekenen deze zorg tot de “eigen huishouding”  en doen dat dus op grond van artikel 108 van de Gemeentewet. Vandaar dat ook lagere overheden autonoom, binnen de eigen huishouding, economisch beleid voeren.

 

Delft stemt het economisch beleid af met hoger en naastgelegen overheden.

 

Het economisch beleid van de EU wordt bepaald door de Lissabon-doelstelling (2000): “To become the most competitive and dynamic knowledge driven  economy in the world, capable of sustainable economic growth with more and better jobs and greater social cohesion”.  Deze agenda werkt door in andere beleidsterreinen zoals onderwijs, onderzoek, infrastructuur voor vervoer en mobiliteit, arbeidsparticipatie, flexibilisering van arbeid, pensioen en zorg alsmede actieve bevordering van bedrijvigheid. Het landelijk economisch beleid wordt bepaald door de nota Pieken in de Delta en de sleutelgebieden aanpak. De nota bevat een gebiedsgerichte economische agenda, waarbij  voor de zes economische regio's in Nederland de kansen en de mogelijkheden zijn beschreven. Deze agenda moet bijdragen aan de inzet om de Nederlandse economie meer dynamisch en concurrerend te maken. De zuidvleugel van de Randstad moet de huidige sterktes (o.a. haven) behouden en tegelijk de productiestructuur versterken. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat is de centrale opdracht, onder meer door de aanleg van een HSL-station in Rotterdam. In de nota Pieken in de Zuidvleugel (2006) worden zes economische clusters door de provincie Zuid-Holland aangemerkt als de trekkers van de economie: water- en deltatechnologie, life sciences, scheepvaart/ transport/logistiek, internationaal recht, glastuinbouw, proces- en petrochemie. Deze trekkers zijn terug te vinden in de Mainport, de Greenport en de Brainport. De Brainport wordt gevormd door het juridisch cluster, internationale instellingen, de kenniscorridor, de potenties van de kantoorlocaties en de creatieve sector. Binnen de Randstad worden in de Economische Strategie Randstad drie strategische clusters afgebakend, te weten; regie-activiteiten, creatieve diensten en distributieactiviteiten.

 

Het beleidskader van het programma Kennisstad en Economie van Delft bestaat uit de nota’s Het Delfts Ontwikkelingsplan 2005-2010 (2005) en Kennis als Motor (2006) Het programma richt zich op het realiseren van voldoende ruimte om te ondernemen en voldoende  arbeidsplaatsen opdat iedere Delftenaar die kan werken voor zichzelf de middelen van bestaan voor zich en de zijnen kan verschaffen.

 

 

b. Kennis en creatieve klasse

Delft telt op een bevolking van 96.000 mensen een beroepsbevolking van 45.000 en een werkgelegenheid die zich laat uitdrukken in 43.000 arbeidsplaatsen. Het is staand beleid te streven naar een jaarlijkse toename van het aantal werkgevers. Daar hoort bij een jaarlijkse groei van het aantal arbeidsplaatsen met gemiddeld 850 door jaarlijks 3 tot 4 ha grond dan wel 10.000 m2 kantorenoppervlakte voor werkgevers aan te bieden. Delft is “Kennisstad”, “Center of Technology”. Dit is geen ambitie, doch een feit gezien de aanwezigheid van de TUD en ruim 650 kennisgerelateerde bedrijven, instellingen en organisaties met een gezamenlijke werkgelegenheid van ruim 15.000 mensen. Dit  Delfts Technologisch Innovatief Complex” (DTIC) legt met 300 hectare een aanzienlijk ruimtelijk beslag op de stad. De strategie van Delft Kennisstad dateert van begin jaren “90. Bijzonder is dat het rapport “De kracht van Delft” ieder jaar  opmerkt dat de export van Delftse bedrijven achter blijft en dat export van kennis niet wordt gemeten. Het economisch beleid richt zich in de komende raadsperiode op het versterken van de economische structuur en het versterken van de identiteit waarbij naast “technologie” en “kennis” in het bijzonder de richtinggevende elementen de “dialoog met de stad” en het gedachtegoed van “de creatieve klasse” van belang zijn. De verwachting is dat met name de opkomst van de creatieve klasse gevolgen heeft voor aanpalende beleidsterreinen als  stadsmarketing, cultuur, toerisme, ruimtelijke ordening, mobiliteit, arbeidsmarktbeleid, bouwen en wonen.

 

 

c. Wederzijdse afhankelijkheid

Nadrukkelijk wordt er op gewezen dat Delft niet een eigenstandig economisch beleid kan voeren. Delft maakt deel uit van de regio, de Delftse beroepsbevolking werkt voor de helft in Delft, de andere helft in een straal van 30 kilometer om Delft. Omgekeerd geldt dit voor de bezetting van de arbeidsplaatsen. Daarnaast worden de meeste werkgelegenheidseffecten veroorzaakt door landelijk beleid en conjunctuurbewegingen. Lokaal en regionaal beleid werkt ondersteunend. Met andere woorden: “De economische structuur van Delft dient  klaar te zijn  voor de volgende periode van hoogconjunctuur”. 

 

 

 


2. Deelterreinen van economisch beleid

De volgende deelterreinen worden onderscheiden. Deze deelterreinen worden de komende periode uitgewerkt aan de hand van de drie w-vragen van de programmabegroting. Wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen en wat mag het kosten.

 

 

a. Werkgelegenheid

Werkgelegenheid laat zich in het lokaal economisch beleid meetbaar kwantificeren als het aantal arbeidsplaatsen dat beschikbaar is.  Ondernemen laat zich meetbaar  kwalificeren in het  aantal startende ondernemers, ondernemers die zich in Delft vestigen en de groei van de gevestigde bedrijven. In het algemeen kan opgemerkt worden dat Delft een transitie door heeft gemaakt van industriestad naar kennisstad. Op grond van mondiale economische ontwikkelingen werden delen van de Delftse maakindustrie de afgelopen jaren naar lage lonenlanden verplaatst. Dat betekende dat de aard en kwaliteit van de werkgelegenheid in Delft veranderd. De werkgelegenheid wordt in samenhang met het arbeidsmarktbeleid verder vergroot. Delft heeft een relatief grote hoogopgeleide beroepsbevolking, hetgeen goed past bij de strategie van Delft Kennisstad. Gemiddeld groeit het aantal arbeidsplaatsen jaarlijks met 850 en telt de arbeidsmarkt 10.000 vacatures.

 

Inmiddels staat Delft anno 2007 aan de vooravond van de derde grote transitie: van kennisstad naar creatieve stad. Delft heeft zich vanaf 1850 ontwikkeld als een industriestad met een economie gegrond op productie van goederen. Vanaf 1990 is met de stadsstrategie Delft Kennisstad een transitie ingezet van industriestad naar kennisstad met een economie gebaseerd op kennis en kennisvalorisatie. Met het gedachtegoed van Richard Florida is het mogelijk die transitie vanaf  2007 van Kennisstad door te zetten naar een Creatieve stad met een economie gebaseerd op de creatieve kracht van het menselijk kapitaal in de stad.

 

Uitgangspunt is dat ieder mens creatief is. Er ligt een uitdaging voor het geven van ruimte aan mensen om die creativiteit te ontwikkelen en te uiten, zich te ontplooien. Creativiteit is niet enkel een zaak van kunstenaars en artistieke beroepen. 

 

Mensen vestigen zich niet daar waar banen zijn maar maken eerst en vooral een keuze voor een boeiende en inspirerende omgeving. Voor bedrijven is de beschikbaarheid van goede en juiste mensen een doorslaggevende vestigingsfactor. Een goede economische ontwikkeling steunt vanuit die gedachte dus op het ontwikkelen van een stad die voor de creatieve klasse aantrekkelijk is. Een stad met een aanzienlijke en zichtbaar aanwezige creatieve klasse trekt bedrijven en bedrijvigheid en dus investeringen aan.

 

De creatieve klasse als zodanig stelt geen bijzondere eisen aan de huisvesting van bedrijven. Gewezen wordt op het belang van Talent, Technologie en Tolerantie. Innovatie ontstaat in de dynamiek wanneer deze factoren de ruimte krijgen en  samenkomen. Die dynamiek bepaalt het succes. Talent is bepalend, niet de sector waarin die wordt aangewend. Verschillende sectoren bijvoorbeeld in een bedrijfsverzamelgebouw kan, denk dan ook aan de ondersteunende diensten zoals assurantietussenpersonen, makelaars en accountants. Ieder bedrijf heeft deze diensten uiteindelijk nodig. Welke bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw samen gaan wordt uiteindelijk bepaald door werkomstandigheden die vereist zijn. Biotechnologie stelt met een behoefte aan laboratoria immers andere eisen aan een gebouw dan architecten die tekentafels en maquettes willen neerzetten.

 

Politiek is wel van belang dat ook zij die werken in de ondersteunende diensten tenminste voldoende betaald moeten worden. De politiek zich zorgen over de positie op de arbeidsmarkt van mensen  die geen deel uitmaken van de Creatieve Klasse. Het gemeentelijk beleid dient daar een adequaat en geloofwaardig antwoord op te bevatten.

 

Bij de groei van het aantal arbeidsplaatsen wordt rekening gehouden met de structuur van de arbeidsmarkt van Delft en de competenties van de mensen die wel kunnen werken maar niet werken. In het Platform  Economische Zaken worden samen met de werkgeversorganisaties afspraken gemaakt over de aansluiting van het aanbod van de arbeidsmarkt op de vraag. Ditzelfde geldt ook voor de aansluiting van het onderwijs met het bedrijfsleven als het gaat om stages en de competenties van de uitstroom. Met name de vraag naar technische geschoolde werkkrachten neemt toe. De werknemersorganisaties worden gevraagd deel te gaan  nemen in het Platform Economische Zaken waardoor een soort lokale Sociaal Economische Raad (SER) kan ontstaan waar gezamenlijk draagvlak voor  beleidsmaatregelen kan worden gezocht.

 

 

b. Science Based Regional Development

De economische stadsstrategie Delft Kennisstad wordt conceptueel beter ingebed in het verder te ontwikkelen  theoretisch kader van “Science Based Regional Development” . Dit gebeurd samen met de TUD en de internationale  contacten die Delft heeft in het Technopolicy Network. Een belangrijk onderdeel van de Science Based Regional Development is internationaal onderzoek naar de succes- en faalfactoren van scienceparks.

 

Dit onderzoek kan worden meegenomen in de in te stellen leerstoel Knowledgemanagement and Regional Development aan de TUD.

 

Bij de ontwikkeling van Science Based Regional Development wordt in Delft  het beleid dat is ingezet met de eerdere beleidsnota’s Delfts Ontwikkelingsplan 2005-2015 en Kennis als Motor (2006) als grondslag gebruikt. Centraal staat het afstemmen van het economisch beleid met neven- en hoger geschikte overheden zoals Regio Haaglanden, provincie Zuid-Holland, het ministerie van Economische Zaken en de EU. Nader onderzoek naar de economische betekenis van export van kennis wordt uitgevoerd. De effecten van keuzes in het economisch beleid vragen lokaal naast externe afstemming ook om interne ambtelijke en politieke  afstemming met andere beleidsterreinen zoals stadsmarketing, cultuur, toerisme, ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, arbeidsmarktbeleid, bouwen en wonen, monumenten, als ook handhaving en toezicht. Een goed doordacht beleidsconcept draagt bij aan de kwaliteit van de ambtelijke voorbereiding van besluiten en leidt tot bestuurlijk en politiek debat over fundamentele beleidskeuzes.

 

 

c. Sectoren

De inzet van bestuurlijke aandacht, mensen en middelen wordt op grond van het Delfts Ontwikkelingsplan 2005-2010 (2005) gericht op de sectoren Toerisme en recreatie, Zakelijke Dienstverlening, zorg en onderwijs. Met de nota Kennis als Motor (2006) worden deze speerpunten verder ingevuld met biotechnologie, duurzaamheid, water en bodemtechnologie, creatieve industrie, ict en medische technologie. Internationaal ligt het voor de hand de inzet te gaan richten op de EU, China, India, Zuid-Korea, Japan, Dubai en de Verenigde Staten. Een oriëntatie op de landen in Zuid-Amerika vindt plaats gezien de verplaatsing van biotechnologische productie naar  bijvoorbeeld Brazilië. Samen met de het ministerie van Economische Zaken, Leiden, Rotterdam, Den Haag, Westland, de TUD en het netwerk van de Economische Agenda worden deze keuzes onderbouwd en zonodig aangescherpt. Bijzondere aandacht is er voor de wijkeconomie. Hier staan bedrijvigheid in de wijken, werken aan huis en wijkwinkelcentra centraal.

 

 

d. Ruimte

Delft telt 18 bestaande bedrijventerreinen. De meeste benodigde fysieke ruimte voor economische activiteiten in de periode 2006-2010 wordt aangeboden op de Schie-oevers, in de Harnaschpolder en  Science Park Technopolis.

 

Het bestaande bedrijventerrein Schie-oevers wordt opnieuw ingericht waarbij het aantal arbeidsplaatsen per hectare verdubbeld wordt van 35 naar 70. De aandacht gaat bij Schie-oevers met name uit naar het verhogen van het tempo van de herinrichting, de samenhang met de Schie en de aansluiting bij de ontwikkelingen op Technopolis. In de Harnaschpolder wordt door Delft samen met Den Haag en Midden-Delfland op grondgebied van Midden-Delfland  een kassen- en tuinbouwgebied heringericht tot een bedrijfsterrein waardoor Delft tot 2010 voldoende ruimte kan uitgeven. De aandacht gaat hier met name uit naar het beheersen van de kosten en de risico’s in de  grondexploitatie, het vasthouden van het tempo in de gronduitgifte en het gebruik van het recht om uit te plaatsen Delftse bedrijven ruimte in de Harnaschpolder aan te kunnen bieden. Science Park Technopolis wordt samen met de TUD ontwikkeld. De aandacht richt zich op verbetering van de bestuurlijke en operationele aansturing van het project, beheersing van de kosten in de grondexploitatie, het vergroten van het tempo van de uitgifte van de grond alsmede een evaluatie en mogelijke aanpassing van de contractuele verhoudingen tussen TUD en Delft. De TUD en Delft onderzoeken met Rotterdam de mogelijkheden van een gezamenlijke ontwikkeling van Technopolis en Schieveen. Een bijzondere economische en ruimtelijke ontwikkeling is de mogelijke herinrichting van het westelijke deel van het DSM-terrein tot een biotechnologisch sciencepark. Tenslotte is er de komende periode aandacht voor vinden van geschikte locaties voor bedrijventerreinen voor de periode na 2010. Dat is met name bestuurlijk een ingewikkelde kwestie omdat die locaties buiten Delft gevonden zullen moeten worden en waarvoor het nu in ontwikkeling zijnde Regionaal Structuurplan Haaglanden een belangrijke stap is. Daarnaast wordt flankerend gekeken naar bestaande bedrijventerreinen die in aanmerking komen om, vergelijkbaar met Schie-oevers, heringericht te worden. Om in de behoefte van goedkope vestigingslocaties voor startende bedrijven te voorzien wordt leegstaande kantoorruimte en industrieruimte geïnventariseerd.

 

 

e. Financiering

Voor de financiering van het economisch beleid wordt gezocht naar nieuwe werkwijzen. Uitgangspunt voor inzet van Delfts belastinggeld is steeds cofinanciering, dus samen met anderen. Ook de aanvullende inzet van EU-middelen en samenwerking met private partners wordt nagestreefd. Onderzocht wordt de mogelijkheid om te komen tot een economisch structuurfonds.

 

 

f. Activiteiten

De activiteiten met een voor bedrijven, organisaties en instellingen uit Ondernemingen, Onderwijs, Onderzoek en Overheid richten zich op het “behouden” van werkgevers in Delft, het laten “groeien”, “starten” en “werven”. De dienstverlening aan werkgevers vindt plaats met een ondernemersloket. De digitalisering van dienstverlening (Bedrijven@Delft), het Service Centrum Bedrijven (SCB) en het Convenant met het ministerie van Economische Zaken om overbodige en strijdige regels terug te dringen dragen bij  aan een beter vestigingsklimaat. Om de de serviceverlening te versterken wordt een menukaart opgesteld met alle diensten en ondersteuning die beschikbaar zijn. Bijzondere aandacht gaat uit naar het versterken van export en export van kennis alsmede het aantrekken van buitenlandse investeringen. Om de activiteiten een passend bestuurlijk kader te bieden wordt de samenwerking in de regio versterkt door bestuurlijke afspraken te maken met Leiden, Den Haag, Westland, Rotterdam, Stadsgewest Haaglanden en de provincie Zuid-Holland. Om deze activiteiten meer inhoud vanuit de praktijk te geven worden strategische allianties aangegaan met multinationals zoals bijvoorbeeld DSM, Shell, Unilever, AKZO-NOBEL, Siemens en Philips alsmede de kennisinstituten TNO, UNESCO-IHE en Deltainstituut. Daarnaast wordt wereldwijd contact gezocht met een selectie van de meest innovatieve en meest aan R&D spenderende multinationale bedrijven die in de Delftse keuze voor technologische sectoren passen. Om deze activiteiten uit te voeren worden operationele allianties aangegaan met organisaties zoals de TUD, TNO, Deltainstituut, de stichting Delft Kennisstad, Kamer van Koophandel, Syntens, de West-Holland Foreign Investment Agency (WFIA), de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), de Technisch Wetenschappelijk Attache’s (TWA) en de Economische Voorlichtingsdienst (EVD). Onderzocht wordt in hoeverre en welke zakelijke afspraken over samenwerking te maken zijn met het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR), het Gemeentelijke Havenbedrijf Rotterdam (GHR), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het bureau van de Regio Randstad en het Comité van de Regio’s (EU). Keuzes worden gemaakt in dialoog met werkgeversorganisaties in het Platform Economische Zaken, met de Economische Agenda en de stad.

 

 

g. Zichtbaarheid

Om economisch beleid waar te maken is het van belang dat het beleid en de maatschappelijke effecten van het beleid zichtbaar worden voor alle betrokkenen. Daarbij wordt gestreefd naar herkenning van het economisch beleid van Delft en zichtbare erkenning van de kwaliteit van dat beleid. Om die herkenning en erkenning van het beleid te realiseren wordt als onderdeel van het netwerk van de Economische Agenda een externe raad van advies ingesteld bestaande uit professionals en wetenschappers van buiten Delft. Het gaat daarnaast ook om interne zichtbaarheid in de ambtelijke organisatie om daarmee keuzes in het economisch beleid door te laten werken in bijvoorbeeld de stadsmarketing, cultuur, toerisme, ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, arbeidsmarktbeleid, bouwen en wonen, monumenten, als ook handhaving en toezicht. Extern kan dat “zichtbaar maken” gebeuren door inhoudelijke dialoog met de stad en met betrokkenen aan de hand van beleidsstukken en de Position Paper. Door publicatie op de website, door interviews en ingezonden stukken in de media. Door stevig stelling te nemen in het debat over economisch beleid met hogere overheden wordt Delft zichtbaar door inhoud en kwaliteit. Door daarna constructief mee te denken worden Delft zichtbaar als partner. De dialoog die nu wordt gevoerd in “De Economische Agenda van Delft”  en de “Delft International Strategic Council” maakt duidelijk dat dit idee kan rekenen op steun van de werkgeversorganisaties, bedrijven, organisaties en instellingen.

 

3. Prioriteit

Bijzondere bestuurlijke prioriteit in het programma Kennisstad en economie is in eerste instantie het voeren van het politieke debat op de deelterreinen van het economisch beleid en het beschikbaar krijgen van voldoende middelen, verbetering van de ambtelijke en bestuurlijke  organisatiestructuur en versterken van de ambtelijke ondersteuning op de deelterreinen van beleid.

 

Gelijktijdig wordt de bestuurlijke aandacht gericht op het Delft intern en extern op de kaart zetten als Delft Kennisstad: “Center of Technology”. “Een historische stad met een wereldberoemde universiteit.” 

 

Eveneens wordt de transitie van kennisstad naar creatieve stad met kracht en enthousiasme ter hand genomen. In dit debat wil Delft nationaal en internationaal een koppositie innemen.

 

 

Drs. R. Vuijk

Wethouder Kennisstad en Economie