Inleiding

Dit memo is opgesteld naar aanleiding van de discussie in de commissie EMCR dd 18 oktober 2007 over de vraag welk orgaan bevoegd is de voorzitter van de evenementencommissie te benoemen; de gemeenteraad of het College van B en W.

 

Hierover is onduidelijkheid ontstaan omdat op het RIS onder het kopje Verordeningen Raad drie versies van de Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen staan; onder de A, de E en de U. In de versies onder de A en de E staat dat de raad de bevoegdheid heeft de voorzitter van de evenementencommissie te benoemen/ontslaan, in de versie onder de U staat dat het college die bevoegdheid heeft.

 

Feitelijke besluitvorming

Om de onduidelijkheid weg te nemen is nagegaan welke stappen in de besluitvorming zijn gezet ten aanzien van de Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen.

 

  1. In de raadsvergadering van 28 juni 2001 heeft de raad op basis van artikel 149 Gemeentewet[1] de Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen vastgesteld. In deze verordening is opgenomen dat de voorzitter van de evenementencommissie, op voordracht van het college, door de raad wordt benoemd. De overige leden worden door het college benoemd. Zie artikel 1.4, lid 2 van de verordening.
  2. Bij raadsbesluit van 31 januari 2002 is de verordening gedeeltelijk aangepast. Alleen artikel 4.2 is destijds gewijzigd. Dit artikel betrof louter de vaststelling en criteria van categorie B-evenementen.
  3. Bij raadsbesluit van 29 januari 2004 heeft de raad mevrouw J. van der Jagt-Toet als voorzitter van de evenementencommissie benoemd. Haar termijn loopt af op 1 januari 2007.
  4. Bij raadsbesluit van 23 februari 2006 (via de hamerstukkenagenda) heeft het college de opdracht gekregen de aanpassing van een aantal verordeningen voor te bereiden, zodat deze meer in overeenstemming zijn met de duale verhoudingen. Eén van deze verordeningen betreft de Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen.
  5. Bij raadsbesluit van 1 juni 2006 heeft de raad de verordening Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen naar aanleiding van de opdracht aan het college, zoals geformuleerd onder 4, aangepast. Onder andere artikel 1.4, lid 2 is gewijzigd en luidt vanaf dat moment: “De adviescommissie bestaat uit drie tot vijf onafhankelijke deskundigen op het gebied van culturele, stedelijke evenementen. De voorzitter en de overige leden worden benoemd door burgemeester en wethouders. De zittingsduur van een lid is maximaal drie jaar.  De leden kunnen maximaal 3 maal worden herbenoemd.”
  6. In de vergadering van de commissie EMCR van 7 juni 2007 deelt wethouder Merkx mede dat de evenementencommissie in afwachting van het nieuwe evenementenbeleid tijdelijk niet meer bestaat.
  7. Op de lijst niet te bespreken stukken van de vergadering van de commissie EMCR staat onder het kopje “Stukken ter kennisname van het college” een nota over de evenementencommissie. De nota betreft een ambtelijk stuk aan het college, waarin het college wordt voorgesteld “geen evenementencommissie (her)benoemen en zodoende de artikelen 1.4 , 3.2 lid 1+3, 3.3 laatste alinea en 4.2 lid 2 in de Uitvoeringsregeling stedelijke evenementen tijdelijk buiten werking stellen totdat een nieuwe beleidsregel stedelijke evenementen zal zijn vastgesteld”. Het college had in haar vergadering van 29 mei 2007 conform besloten.

 

Bovenstaande betekent dat de versie onder de “U” de juiste versie is en dat het benoemen van de voorzitter en de leden van de evenementencommissie een bevoegdheid van het college is. De foutieve versies zullen van het RIS worden verwijderd.

 

Bevoegdheden

De Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen is op basis van artikel 149 Gemeentewet door de raad vastgesteld. Het betreft derhalve een verordening. Op basis van het zelfde artikel is alleen de gemeenteraad bevoegd een verordening vast te stellen, in te trekken of te wijzigen. Alleen het orgaan dat een bepaalde regeling vaststelt, kan deze wijzigen. Het college van B en W is hiertoe niet bevoegd en kan de raad hiertoe hoogstens een voorstel doen. Het is aan het college van B en W om door de raad vastgestelde verordeningen uit te voeren. Het is in dit kader minder relevant welk orgaan de evenementencommissie concreet benoemd.

 

Dat betekent dat het college niet eigenstandig een (deel van de) verordening al dan niet tijdelijk buiten werking kan stellen. Te allen tijde dient de raad hiervoor toestemming te worden gevraagd. Een dergelijke beslissing vergt derhalve een raadsbesluit. Een mededeling, mondeling zoals in de vergadering van de commissie EMCR dd 7 juni of een collegebesluit ter kennisname zoals in de vergadering van de commissie EMCR dd 3 juli 2007, volstaat in dezen niet.

 

Feitelijke situatie

Feitelijk bestaat (zeker ook voor derden) de verordening Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen nog in zijn geheel, maar zijn er door het college geen leden van de evenementencommissie (her)benoemd. De raad heeft de verordening ná 1 juni 2007 niet meer gewijzigd. De verordening is dus nog onverkort van kracht. Aanvragers van een subsidie gaan er (terecht) van uit dat deze via de weg van de verordening Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen wordt beoordeeld. Dit is relevant voor de rechtszekerheid en de juridische houdbaarheid van besluiten in het kader van deze verordening.

 

Mogelijke vervolgstappen

De raad kan thans twee wegen inslaan:

1.      Het college opdragen alsnog een evenementencommissie te benoemen.

2.      Het college opdragen een voorstel aan de raad te doen om de status-quo te formaliseren, waardoor de raad besluit een gedeelte van de verordening buiten werking te stellen.

 

Reglement Klachtencommissie Woonruimteverdeling

Enigszins kan een parallel worden gemaakt met het reglement Klachtencommissie woonruimteverdeling. Dit reglement is door de raad vastgesteld als verordening. Bij besluit van 28 augustus 2007 deelt het college de raad mede (via de commissie WIJZO van 9 oktober 2007) dat de afdoening van klachten via een andere weg zal geschieden dan de verordening voorschrijft. Hoewel hier, objectief gezien, enige sprake is van een soort van “overmacht” had ook in dit geval het college de raad expliciet moeten voorleggen de huidige verordening in te trekken en een andere regeling vast te stellen. Ook hier volstaat een eenzijdige actie van het college niet. Zie voorts de aantekening van de griffier op het begeleidingsformulier.

 

In het raadsvoorstel dd 15 mei 2006 (waaruit het raadsbesluit dd 1 juni 2006 vloeide de verordening Uitvoeringsregeling Activiteitensubsidie Stedelijke Evenementen aan te passen) werd het reglement Klachtencommissie woonruimteverdeling wel genoemd om in het kader van de dualisering te wijzigen. Uiteindelijk heeft de raad hierover geen besluit genomen en is ook deze verordening onverkort van kracht. Ook hier speelt onder meer het rechtszekerheidbeginsel voor derden.

 

EMG



[1] De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.