Stuk 105 I Delft,
11 juni 2007.
20278065
Onderwerp: Update
warenmarktverordening.
Geachte dames en heren,
Op 2 juni 2005 heeft u de Warenmarktverordening Delft
vastgesteld. Deze verordening is geëvalueerd. Gebleken is dat een aantal
artikelen aangepast dient te worden. Voorliggend besluit is op voorhand
besproken en akkoord bevonden in de Warenmarktcommissie.
Genoemde aanpassing heeft onder meer betrekking op het
verduidelijken van de procedure rondom de uitgifte van vaste standplaatsen.
Verder dienen de tijdstippen waarop waren mogen worden aangevoerd te worden
aangepast, aangezien het huidige tijdstip de warenmarktondernemers hiertoe
onvoldoende gelegenheid biedt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in
vergunninghouders die handelen in de branche “aardappelen, groenten en
fruit” “food” en andere artikelen
(artikel 24, vierde, vijfde en zesde lid).
De
overige inhoudelijke wijzigingen betreffen:
·
voorzitter
warenmarktcommissie wordt gewijzigd van wethouder naar vakteamhoofd
Vergunningen & Ontheffingen (artikel 7, tweede lid onder a);
·
frequentie controle bescheiden van vijf naar drie jaar
(artikel 9, zevende lid);
·
1 ipv. 2 pasfoto's verstrekken bij aanvraag (artikel 9,
zesde lid onder d);
·
bij intrekken vergunning op verzoek standplaatshouder kan
waarnemer plaats overnemen indien deze minimaal drie [voorheen vijf] jaar
waarnemer is
(artikel 13, vijfde lid);
·
niet alleen bij overlijden maar ook bij blijvende
arbeidsongeschiktheid van de standplaatshouder kan vergunning worden overgeschreven
op echtgenoot partner
(artikel 13, zesde lid);
·
niet alleen bij overlijden maar ook bij blijvende
arbeidsongeschiktheid van de standplaatshouder kan vergunning worden
overgeschreven op de waarnemer,
ongeacht hoe lang deze waarnemer is [voorheen drie jaar] (artikel 13, zevende
lid);
·
duidelijker omschreven dat in geval van bijzondere
omstandigheden ontheffing kan worden verleend om standplaats in te nemen
of om mee te lopen (artikel 21);
·
uiterlijk 2 uur (voorheen 1 uur) na sluitingstijd van de warenmarkt
dient de afvoer van de koopwaar te zijn beëindigd en moeten goederen en
voertuigen van de warenmarkt zijn verwijderd (artikel 24, negende lid).
Wij
stellen u voor de aangepaste Warenmarktverordening vast te stellen en daartoe
bijgaand besluit te nemen.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van Delft,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 105 II
20278065
De raad der gemeente Delft;
gelezen het voorstel van het college van 22 mei 2007;
gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel
149 van de Gemeentewet;
overwegende
dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijke verloop van de
warenmarkten;
b
e s l u i t :
vast
te stellen de volgende verordening:
“Verordening op de warenmarkten voor de
gemeente Delft”.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel
1 Begripsbepalingen
Artikel
2 Nadere regels
Artikel
3 Voorschriften
Artikel
4 Inrichting van de warenmarkt
Artikel
5 Dag, tijd, plaats
Artikel
6 Tijdelijk andere dag, tijd of
plaats
Artikel
7 Marktcommissie
Paragraaf 2 Vergunningen
Artikel
8 Standplaatsvergunning
Artikel
9 Aanvraag
standplaatsvergunning
Artikel
11 Uitgifte van vaste
standplaatsen
Artikel
12 Vergunning vaste plaats /
anciënniteitenlijst
Artikel
13 Intrekken of overschrijven
vergunning vaste plaats
Artikel
14 Meelooplijst
Artikel
15 Toewijzen dagplaats
Artikel
16 Doorhalen inschrijving
meelooplijst
Artikel
17 Standwerken
Artikel
18 Persoonlijk innemen
standplaats / legitimatie
Artikel
19 Ziekte
Artikel
20 Vakantie
Artikel
21 Bijzondere omstandigheden
Artikel
22 Vervanging
Artikel
23 Legitimatie en identiteit
vergunninghouder/waarnemer
Artikel
24 Tijdstip bezetten en verlaten
standplaats
Artikel
25 Eigen materiaal
Artikel
26 Elektriciteit
Artikel
27 Verboden goederen
Artikel
28 Verboden handelingen
Artikel
29 Verzorging standplaats
Artikel
30 Voertuigen op het marktterrein
Artikel
31 Venten op het marktterrein
Stuk 105 II pag.
2.
Paragraaf 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 33 Intrekken vergunning en schorsing
Artikel
34 Uitsluiting meeloper of
standwerker
Artikel 35 Onmiddellijke verwijdering
Artikel 36 Hardheidsclausule
Artikel
38 Aanwijzingen
Artikel
39 Overgangsbepalingen
Artikel
40 Citeertitel en
inwerkingtreding
Stuk 105 II pag.
3.
Paragraaf 1 Algemene
bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a.
anciënniteitenlijst: een doorlopend
genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan de
vergunninghouder voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen dan wel,
indien het een waarnemer betreft, de datum waarop hij als waarnemer werd
ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welk soort artikelen
de vergunninghouder mag verhandelen en/of de branche waartoe hij behoort.
b.
branche-indeling: de indeling in artikelengroepen en het
vastgestelde aantal standplaatsen per artikel of artikelengroep;
c. college: het college
van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;
d. dagplaats: de
standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld, omdat deze niet als
vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;
e.
marktkraam: de op de warenmarkt al dan
niet door of namens de gemeente ter beschikking gestelde kraam met een
frontlengte van 4 meter voor een standplaatshouder of een meeloper en een
frontlengte van 3 meter voor een standwerker;
f.
marktmeester: de controleur openbare
ruimte die onder andere toezicht houdt op het ordelijk verloop van de
warenmarkt en op naleving van hetgeen in deze verordening is bepaald en middels
zijn functieomschrijving is aangewezen als marktmeester, of zijn vervanger in
de functie van controleur openbare ruimte;
g. marktterrein:
de gehele oppervlakte openbare, of voor het publiek toegankelijke grond, die
bij of krachtens deze verordening is aangewezen voor het uitoefenen van de
markthandel, gedurende de volgende tijden: vanaf 17.30 uur op de dag
voorafgaand aan de marktdag tot 21.00 uur op de marktdag zelf;
h. meelopen:
het meedingen naar een dagplaats op de warenmarkt, waarbij het op voorhand niet
vast staat dat ook daadwerkelijk een dagplaats wordt toegewezen;
i. meeloper:
degene die in aanmerking wil komen voor een vaste plaats op de warenmarkt, die
meeloopt en is ingeschreven op de meelooplijst;
j. meelooplijst:
de lijst waarin opgenomen de namen van
degenen die in aanmerking willen komen voor een vaste plaats op de
warenmarkt, de datum van inschrijving op deze lijst, alsmede de te verhandelen
artikelen(groepen);
k. standplaats:
de op en voor de duur van de warenmarkt door het college aangewezen ruimte voor
het uitoefenen van de markthandel;
l. standplaatshouder:
de vergunninghouder aan wie een vaste standplaats is toegewezen en die is
ingeschreven op de anciënniteitenlijst;
m.
standwerken: de activiteit, waarbij de vergunninghouder, in
tegenstelling tot de ‘stille kramer’, publiek om zich heen verzamelt en dat
publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de
aankoop van een artikel;
n. standwerker:
de vergunninghouder die standwerkt;
o.
standwerkersplaats: de standplaats die
per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;
p.
uitgifte: door het college
georganiseerde bijeenkomst waar de vergunninghouders, waarnemers en meelopers
kenbaar kunnen maken voor welke, al dan niet wijziging van, standplaats(en) zij
in aanmerking willen komen;
q. vaste standplaats: de
standplaats die op een warenmarkt voor onbepaalde tijd ter beschikking is
gesteld aan een vergunninghouder;
Stuk 105 II pag.
4
r. vergunninghouder:
degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een
standplaats;
s. verkoopwagen: ieder
middel dat gebruikt wordt ter vervanging van een marktkraam, zoals markavan,
rijdende kraam, of hoe dan ook genaamd;
t. warenmarkt: de door
het college als zodanig ingestelde markt waar in het openbaar handel
plaatsvindt en die op de in deze verordening aangewezen plaats, dag en tijd
wordt gehouden;
u. waarnemer: degene die
door een vergunninghouder als zodanig is aangewezen en de vergunninghouder
tijdelijk mag vervangen.
Artikel 2
Nadere regels
Het
college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze
Verordening.
Artikel 3
Voorschriften
1. Het college kan voorschriften en/of
beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning
of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning
of ontheffing is vereist.
2. Degene
aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is
verplicht de daaraan verbonden voorschriften en/of beperkingen in acht te
nemen.
Artikel 4
Inrichting van de warenmarkt
1.
Het college kan, na advisering door de marktcommissie, ten
aanzien van een markt bepalen:
a. het aantal
standplaatsen;
b. de afmetingen van de
standplaatsen;
c. de opstelling en
indeling van de warenmarkt;
d. welke standplaatsen
worden toegewezen als vaste plaats en als standwerkersplaats;
e. welke gedeelten van
het marktterrein bestemd zijn voor het verhandelen van bepaalde artikelen.
2.
Het college kan één maal per jaar, na advisering door de
marktcommissie, ten aanzien van de warenmarkt vaststellen:
a. een branche-indeling;
b. een maximumaantal
standplaatsvergunningen per branche;
c. eventueel gewenst minimumaantal
standplaatsvergunningen voor één of meerdere branche(s).
Artikel 5 Dag,
tijd, plaats
1. De warenmarkt wordt gehouden op dinsdag, donderdag
en zaterdag.
a. Op
dinsdag wordt de warenmarkt gehouden van 09.00 uur tot en met 16.00 uur op het parkeerterrein aan de Martinus Nijhofflaan.
b. Op donderdag wordt de warenmarkt van april tot en met oktober
gehouden van 09.00 uur tot 17.00 uur en van november tot en met maart van 9.00
uur tot 16.00 uur op de Markt en die voor planten, bloemen en biologische
artikelen op de Brabantse Turfmarkt / hoek Brabantse Turfmarkt en de Burgwal.
c. Op zaterdag wordt de
warenmarkt gehouden van 09.00 uur tot en met 17.00 uur op de Brabantse
Turfmarkt en de Burgwal.
2. De
in lid 1 onder a, b, en c aangewezen marktterreinen zijn aangegeven op de
tekeningen, vastgesteld door het college, behorend bij deze verordening.
Stuk 105 II pag.
5.
Artikel 6
Tijdelijk andere dag, tijd of plaats
1.
Het college kan op grond van bijzondere omstandigheden, dan
wel dringende redenen in afwijking van artikel 5, lid 1 bepalen dat de
warenmarkt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, een andere tijd en/of
een andere plaats.
2.
Het college is bevoegd te bepalen dat de warenmarkt
tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, indien de in artikel 5, lid 1
bedoelde dag samenvalt met Nieuwjaarsdag, Hemelvaartsdag, eerste of tweede
Kerstdag.
Artikel 7
Marktcommissie
1.
Het college kan een marktcommissie instellen die tot taak
heeft het college te adviseren inzake marktaangelegenheden.
2. De
marktcommissie bestaat uit ten hoogste 6 leden, te weten:
a. het Vakteamhoofd
Vergunningen en Ontheffingen, in de functie van voorzitter;
b. maximaal drie
marktondernemers die in het bezit zijn van een geldige standplaatsvergunning;
c. maximaal twee
ambtenaren, belast met marktzaken.
3.
De marktcommissie vergadert in principe vier maal per jaar.
4.
Het college stelt één maal per vier jaar een nieuwe
marktcommissie in.
5.
De marktcommissie kan een derde uitnodigen een vergadering
bij te wonen, al dan niet om de commissie te adviseren.
6.
De leden die, al dan niet tijdelijk, niet langer de
hoedanigheid bezitten op grond waarvan zij zijn aangewezen, zoals bedoeld in
het tweede lid, houden van rechtswege op lid van de marktcommissie te zijn.
Paragraaf 2 Vergunningen
Artikel 8
Standplaatsvergunning
1. Het is verboden zonder geldige vergunning van
het college op het marktterrein een standplaats, dan wel enige andere ruimte,
in te nemen.
Artikel 9
Aanvraag standplaatsvergunning
1. Het
college stelt de standplaatshouders, waarnemers en meelopers op de hoogte van
het voornemen tijdens een uitgifte vaste standplaatsen toe te wijzen, waartoe
in ieder geval wordt overgegaan op verzoek van de marktcommissie.
2. Gelijktijdig met het doen van de mededeling als
bedoeld in het eerste lid, stelt het college een termijn waarbinnen aangegeven
kan worden dat men in aanmerking wil komen voor, al dan niet wijziging of
uitbreiding van, één of meerdere standplaatsen. Hiervoor moet het daarvoor
bestemde formulier gebruikt worden.
3. Voor
toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een
handelingsbekwaam natuurlijk persoon die het in het vorige lid genoemde
formulier tijdig heeft ingediend, die tijdens de uitgifte aanwezig is en
kenbaar maakt voor welke standplaats(en) in aanmerking te willen komen en die
daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke
verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
4. Aanvragen
om een standplaatsvergunning of wijziging daarvan, ingediend voorafgaand aan de
door het college te stellen termijn als bedoeld in het tweede lid, worden niet
in behandeling genomen.
5. Een
schriftelijke aanvraag wordt niet eerder afgehandeld dan nadat de betreffende
uitgifte heeft plaatsgevonden.
Stuk 105 II pag.
6.
6. Bij
de aanvraag als bedoeld in het tweede lid dient de aanvrager de navolgende
bescheiden te overleggen:
a. een recent
-niet ouder dan 6 maanden- uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van
Koophandel en
b. een geldige
registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht te
‘s-Gravenhage en
c. een geldig,
door een officiële instantie afgegeven, van een goedgelijkende foto voorzien
identiteitsbewijs en
d. 1
pasfoto en
e. een
Skalcertificaat in het geval het een standplaats op de warenmarkt voor
biologische artikelen betreft.
7. Het college controleert zonodig, maar
minimaal eens per drie jaar, of de standplaatshouder nog beschikt over de
bescheiden, zoals bedoeld in het zesde lid. De standplaatshouder dient op
verzoek, van of namens het college, de hiertoe verzochte actuele bescheiden te
verstrekken.
1.
Een standplaats op de warenmarkt wordt in de regel
toegewezen als vaste plaats, daarnaast kent de verordening de dagplaats en de
standwerkersplaats.
2. Aan
dezelfde persoon worden in principe 2, nooit meer dan 3, aansluitende,
standplaatsen per warenmarkt toegewezen.
3. In
tegenstelling tot het bepaalde onder lid 2 geldt voor de bloemenmarkt een
maximum van vier aansluitende standplaatsen.
4. Een,
al dan niet tijdelijk (door ziekte, vakantie, schorsing, etc.), vrijgekomen
vaste plaats wordt als dagplaats beschouwd en blijft als zodanig aangemerkt,
totdat de vaste standplaatshouder deze plaats wederom inneemt dan wel deze
plaats opnieuw als vaste plaats wordt toegewezen.
5. Op een, in de zin van het vierde lid, tijdelijk
vrijgekomen vaste plaats mogen geen artikelen worden verhandeld, gelijksoortig
aan die van de betreffende vaste standplaatshouder.
6. Een
niet tijdig ingenomen vaste plaats wordt voor die marktdag als dagplaats
aangemerkt.
7. Het
is verboden een andere standplaats in te nemen dan de standplaats die is
toegewezen.
Artikel 11
Uitgifte van vaste standplaatsen
1. Tijdens
de uitgifte van vaste plaatsen komen allereerst in aanmerking de aanwezige
vaste standplaatshouders die op het daartoe bestemde formulier hebben
aangegeven van standplaats te willen veranderen, zulks in de volgorde waarin
zij op de anciënniteitenlijst zijn ingeschreven.
2. Vervolgens
komen in aanmerking de aanwezige vaste standplaatshouders die op het daartoe
bestemde formulier hebben aangegeven te willen uitbreiden van 1 naar 2
standplaatsen, zulks in de volgorde waarin zij op de anciënniteitenlijst zijn
ingeschreven.
3. Vervolgens
komen in aanmerking de aanwezige vaste standplaatshouders die op het daartoe
bestemde formulier hebben aangegeven te willen uitbreiden van 2 naar 3
standplaatsen, zulks in de volgorde waarin zij op de anciënniteitenlijst zijn
ingeschreven.
Stuk 105 II pag.
7.
4. Daarna
komen in aanmerking de aanwezige waarnemers die op het daartoe bestemde
formulier hebben aangegeven in aanmerking te willen komen voor een vaste
standplaats, zulks in de volgorde waarin zij als waarnemer op de
anciënniteitenlijst zijn ingeschreven.
5. Tenslotte
komen in aanmerking de aanwezigen die zich op de meelooplijst/wachtlijst hebben
laten inschrijven, zulks in volgorde van hun inschrijving op deze lijst,
waarbij een meeloper vanuit een nieuwe branche steeds voorrang krijgt op een
meeloper uit een reeds vertegenwoordigde branche.
6. Indien
voor de warenmarkt een branche-indeling geldt, wordt hiermee rekening gehouden
bij toepassing van het bepaalde in het eerste en tweede lid.
Artikel 12
Vergunning vaste plaats / anciënniteitenlijst
1. Indien
een vaste plaats wordt toegewezen, verleent het college aan de
standplaatshouder een schriftelijke vergunning, waarin in ieder geval is
vermeld:
a.
naam en voorletters, geboortedatum en
-plaats, adres, postcode en woonplaats van de vergunninghouder;
b. marktdag en
datum van inschrijving op de anciënniteitenlijst als bedoeld in lid 2;
c. een
duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste standplaats met vermelding van
het nummer en de afmetingen daarvan;
d. nummer van
de registratiekaart;
e. gegevens
uit het Handelsregister;
f. het
soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen en/of de branche
waartoe de vergunninghouder behoort;
g. de kraam of
andere verkoopmaterialen die de standplaatshouder bij het innemen van zijn
vaste plaats mag gebruiken;
h. dat de standplaatshouder zelf zorg draagt voor
een zorgvuldige inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats
en directe omgeving daarvan schoon oplevert.
2. De
standplaatshouder, dan wel een waarnemer, wordt ingeschreven op de
anciënniteitenlijst.
Artikel 13 Intrekken of
overschrijven vergunning vaste plaats
1.
De vergunning voor een vaste plaats wordt ingetrokken;
a. op
verzoek van de standplaatshouder, behoudens het bepaalde in lid 4 en 5;
b. bij
overlijden van de standplaatshouder, behoudens het bepaalde in lid 6 en 7;
c. wanneer
niet langer wordt voldaan aan een of meer van de eisen als gesteld in artikel
9, lid 6;
d. indien
de standplaatshouder, dan wel zijn waarnemer, niet tenminste éénmaal per twee
weken en tenminste tien maal per kwartaal zijn vaste plaats op de warenmarkt
inneemt, zulks met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21;
e. indien
het college de vergunning intrekt in de gevallen als bedoeld in artikel 33.
2. De vergunning voor
een vaste plaats kan eveneens worden ingetrokken indien de standplaatshouder,
dan wel zijn waarnemer, gedurende een tijdvak van twaalf achtereenvolgende
maanden zijn vaste plaats niet of nagenoeg niet heeft kunnen innemen.
3. Indien het bepaalde
in lid 1 of lid 2 toepassing vindt, wordt de inschrijving op de desbetreffende
anciënniteitenlijst doorgehaald.
4. Indien de vergunning
voor een vaste standplaats wordt ingetrokken op verzoek van de
standplaatshouder en hierbij tegelijkertijd wordt verzocht de vergunning voor
deze vaste plaats, met daarbij behorende anciënniteit, over te schrijven op de
echtgenoot/geregistreerd partner, wordt hiertoe besloten, tenzij naar het
oordeel van het college sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden die
zich hiertegen verzetten.
Stuk 105 II pag.
8.
5. Indien de vergunning
voor een vaste standplaats wordt ingetrokken op verzoek van de
standplaatshouder en hierbij tegelijkertijd wordt verzocht de vergunning voor
deze vaste plaats over te schrijven op de waarnemer, die minimaal drie jaar
zijn waarnemer is zoals bedoeld in artikel 18 lid 2, wordt hiertoe besloten,
tenzij naar het oordeel van het college sprake is van bijzondere feiten of
omstandigheden die zich hiertegen verzetten. De inschrijving op de
anciënniteitenlijst op moment van inschrijving als waarnemer blijft
gehandhaafd.
6. In geval van
overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de standplaatshouder wordt de
vergunning voor de vaste plaats, met daarbij behorende anciënniteit,
overgeschreven op de echtgenoot/geregistreerd partner, indien deze binnen drie
maanden na het overlijden of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is
vastgesteld, een daartoe strekkend schriftelijk verzoek bij het college indient, tenzij naar het oordeel van het
college sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden die zich hiertegen
verzetten.
7.
In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid
van de standplaatshouder wordt de vergunning voor de vaste plaats overgeschreven
op de waarnemer, indien deze binnen drie maanden na het overlijden, of nadat de
blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld, een daartoe strekkend verzoek
bij het college indient, tenzij naar het oordeel van het college sprake is van
bijzondere feiten of omstandigheden die zich hiertegen verzetten. De
inschrijving op de anciënniteitenlijst op moment van inschrijving als waarnemer
blijft gehandhaafd.
8. Indien
de echtgenoot/partner, als bedoeld in lid 4 en 6, reeds vergunning heeft voor
een andere vaste plaats op dezelfde warenmarkt, wordt die vergunning
ingetrokken. De inmiddels opgebouwde anciënniteit blijft gehandhaafd.
Artikel
14 Meelooplijst
1. Degene die voor een standplaats in
aanmerking wil komen, dient te voldoen aan het bepaalde in artikel 9, lid 6.
2. De gegadigde als genoemd in lid 1,
niet zijnde een waarnemer, dient het college te verzoeken hem in te schrijven
op een daartoe bestemde meelooplijst. De volgorde op de meelooplijst wordt in
beginsel bepaald door het moment van inschrijving.
3. De waarnemer die in aanmerking wil
komen voor een standplaats dient het college hiervan schriftelijk in kennis te
stellen. De inschrijving op de anciënniteitenlijst op moment van inschrijving
als waarnemer blijft gehandhaafd.
4. Op de meelooplijst worden maximaal
15 meelopers ingeschreven. Slechts in geval van aanmelding van een meeloper die
artikelen uit een nieuwe branche verhandelt, kan deze meeloper, ondanks het
feit dat maximum aantal is bereikt, toch worden ingeschreven op de meelooplijst.
5. Een meeloper dient zich minimaal één
keer per twee weken op de warenmarkt bij de marktmeester persoonlijk of
telefonisch te melden om in aanmerking te komen voor een dagplaats. Indien hem
een dagplaats wordt toegewezen, is hij verplicht deze in te nemen.
6. Indien een vergunning voor een vaste
plaats is ingetrokken kan, conform de volgorde van inschrijving op de
meelooplijst, aan een meeloper een tijdelijke vergunning worden verleend voor
de betreffende standplaats. Deze vergunning vervalt op het moment van
toewijzing van vaste standplaatsen zoals bedoeld in artikel 9, lid 1.
Artikel 15 Toewijzen dagplaats
1. Om
voor een dagplaats in aanmerking te komen, dient men op de meelooplijst te zijn
ingeschreven.
2. Toewijzing
van dagplaatsen geschiedt op het aanvangstijdstip van de warenmarkt en in
volgorde van inschrijving op de meelooplijst.
3. Indien
voor de warenmarkt een branche-indeling geldt, wordt hiermee rekening gehouden
bij toepassing van het bepaalde in lid 1.
Stuk 105 II pag.
9.
De
inschrijving op de meelooplijst wordt doorgehaald:
a. op
verzoek van de ingeschrevene;
b. bij
overlijden van de ingeschrevene;
c. indien niet
wordt voldaan aan één of meer van de vereisten, als bedoeld in artikel 9, lid
6;
d. indien de
ingeschrevene niet voldoet aan hetgeen in artikel 14, vijfde lid, is bepaald,
tenzij het bepaalde in de artikelen 19, 20 of 21 van toepassing is;
e. indien de
ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend of indien
hij deze, behoudens bijzondere omstandigheden, niet heeft aanvaard.
Artikel 17 Standwerken
1. Het is uitsluitend op een standwerkersplaats
toegestaan als standwerker op te treden.
2. Het college, althans de marktmeester, wijst een
standwerkersplaats aan en wijst deze vervolgens, bij meerdere geïnteresseerden,
door middel van loting toe aan een marktondernemer.
3. Tot de in lid 2 bedoelde loting worden
alleen die standwerkers toegelaten die voldoen aan het bepaalde in artikel 9, lid 6.
4. De in lid 2 bedoelde loting vindt voorafgaand
aan de betreffende marktdag in beginsel
telefonisch
plaats.
5.
Indien voor de warenmarkt een branche-indeling geldt, kan het college nadere
regels stellen met betrekking tot toelating en loting.
6. De ingelote standwerker is verplicht
daadwerkelijk als standwerker op te treden.
7. Indien een standwerker zich wil doen
bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam
van degene die hem zal bijstaan.
8. De ingelote standwerker mag zich door niet
meer dan één persoon doen bijstaan. Deze
persoon mag
niet hebben deelgenomen aan de loting en mag niet standwerken.
9. De
standwerker die in aanmerking komt voor het kiezen van een standwerkersplaats
is niet verplicht een standwerkersplaats te kiezen.
10. Een
standwerkersplaats die na toewijzing niet door de ingelote standwerker wordt
ingenomen, wordt op dezelfde marktdag niet voor een tweede maal als
standwerkersplaats toegewezen.
11. De
ingelote standwerker is verplicht de hem toegewezen standplaats gedurende de
gehele dag persoonlijk in te nemen; hij mag deze derhalve niet aan een ander
afstaan of in gebruik geven.
12. In
geval van tijdelijke afwezigheid van de standwerker van zijn standwerkersplaats
mag geen verkoop plaatsvinden vanaf zijn standwerkersplaats.
13. De
marktkraam of het eigen materiaal van een standwerker mag maximaal 3 meter
breed en 3 meter diep bedragen.
14. De standwerker mag uitsluitend het artikel
verhandelen dat door hem bij de loting is
opgegeven.
15. Het
is de standwerker verboden gebruik te maken van meet- en werktuigen en prijs-
en
aanduidingsborden.
Stuk 105 II pag.
10.
Artikel
18 Persoonlijk innemen standplaats / legitimatie
1. De
vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij
mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven. De
vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.
2. Een
vergunninghouder kan één waarnemer van in beginsel minimaal 18 jaar oud (kind,
echtgenoot/partner, mede-eigenaar van de betreffende onderneming, werknemer in
loondienst of soortgelijke relatie) aanwijzen.
3. De
vergunninghouder die, als bedoeld in het tweede lid, een waarnemer wil
aanwijzen, dient het college hierover schriftelijk te berichten, waarbij een
kopie van het legitimatiebewijs en een pasfoto van de waarnemer worden
overgelegd. Het college verstrekt een bevestiging van de aanwijzing als waarnemer,
waarna de waarnemer de standplaats als zodanig mag innemen.
4. Op
verzoek van een toezichthouder, zoals genoemd in artikel 36, dient een
waarnemer zich als zodanig te legitimeren door het overleggen van een (kopie
van) de betreffende vergunning en een geldig legitimatiebewijs.
5. Zodra
een waarnemer een vaste standplaatsvergunning wordt verleend, vervalt hiermee
van rechtswege zijn status als waarnemer.
Artikel 19 Ziekte
1. De
standplaatshouder, die wegens ziekte verhinderd is zijn vaste standplaats in te
nemen, alsmede de meeloper die om dezelfde reden niet kan meelopen, dient het
college daarvan tijdig, te weten minimaal twee uur vóór aanvang van de
betreffende marktdag, schriftelijk in kennis te stellen.
2. Plotselinge
verhindering door ziekte moet mondeling of telefonisch bij de marktmeester
worden gemeld en worden gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan
het college.
3. Bij
afwezigheid langer dan 1 maand wegens ziekte overlegt betrokkene, als bewijs
van ziekte, iedere drie maanden -aan het begin van iedere 3-maandse periode-
een geneeskundige verklaring aan het college. Het college kan in bijzondere
gevallen van deze verplichting
ontheffing verlenen.
Artikel 20 Vakantie
De
standplaatshouder die wegens vakantie zijn vaste standplaats niet kan innemen,
alsmede de meeloper die zich om dezelfde reden niet kan meelopen, dient daarvan
uiterlijk een week vóór de betreffende marktdag(en), onder opgave van de duur
van de vakantie schriftelijk mededeling te doen aan het college.
Artikel 21 Bijzondere
omstandigheden
In
bijzondere omstandigheden kan het college aan een standplaatshouder dan wel aan
een meelopertijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om zijn vaste
standplaats in te nemen of om mee te lopen.
Artikel
22 Vervanging
Indien
artikel 19 of 20 van toepassing is dan wel op grond van artikel 21 ontheffing
is verleend, kan het college bepalen
dat de standplaatshouder zich mag laten vervangen door een met naam, adres en
telefoonnummer genoemde persoon.
Stuk 105 II pag.
11.
Artikel 23 Legitimatie en identiteit
vergunninghouder/waarnemer
1. Degene
die een standplaats op de warenmarkt inneemt of wenst in te nemen, dan wel een
waarnemer, dient op eerste aanvraag van de marktmeester, of een andere
controleur openbare ruimte zoals bedoeld in artikel 37, aan te tonen dat hij de
vergunninghouder/waarnemer is.
2. De
vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en
bedrijfsnaam aan te geven.
Artikel 24 Tijdstip bezetten en
verlaten standplaats
1. De
vaste plaats dient op de donderdagmarkt uiterlijk om 8.30 uur, en op de
dinsdag- en zaterdagmarkt uiterlijk om 9.00 uur door de standplaatshouder te
zijn ingenomen.
2. De
dag- en de standwerkersplaatsen moeten direct bij aanvang van de markt worden
ingenomen.
3. De
vergunninghouder is verplicht de standplaats tot de sluitingstijd van de
warenmarkt in te nemen en waren te koop aan te bieden.
4. Voor
vergunninghouders die handelen in de branche “aardappelen, groenten en fruit”
is het verboden vóór 4.00 uur goederen
of waren op de warenmarkt aan te voeren.
5. Voor vergunninghouders die handelen in de
branche “food” is het verboden vóór 5.00 uur goederen of waren op de warenmarkt
aan te voeren.
6. Voor
vergunninghouders die handelen in andere dan de in lid 4 en 5 genoemde artikelen
is het verboden vóór 6.00 uur goederen of waren op de warenmarkt aan te voeren.
7. De
standplaatshouder dient op het aanvangstijdstip van de warenmarkt, als bedoeld
in artikel 5, zijn voertuig van de
warenmarkt c.q. uit de looppaden te hebben verwijderd en tot sluitingstijd van
de warenmarkt, als bedoeld in artikel 5, verwijderd te houden.
8. De
meeloper en de standwerker dienen hun voertuig uiterlijk om 9.30 uur van de
warenmarkt, c.q. uit de looppaden te hebben verwijderd en tot sluitingstijd van
de warenmarkt, als genoemd in artikel 5, verwijderd te houden.
9. Uiterlijk
2 uur na sluitingstijd van de warenmarkt dient de afvoer van de koopwaar te
zijn beëindigd en moeten goederen en voertuigen van de warenmarkt zijn
verwijderd.
10. Het
college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in het
eerste, derde en/of zesde lid.
Artikel 25 Eigen materiaal
Stuk 105 II pag.12.
Artikel 26 Elektriciteit
1. Het
is verboden voor de verlichting van de standplaats gebruik te maken van andere
dan elektrische verlichting.
2. Het
is verboden elektriciteit te betrekken van een ander dan degene, die door het
college voor het leveren van elektriciteit is aangewezen.
3. Voor
verlichting van de standplaats als bedoeld in lid 1 is het de vergunninghouder
verboden meer dan 150 watt per marktkraam te gebruiken.
4. Het
college kan, wanneer de maximumcapaciteit van de elektriciteitsinstallatie is
bereikt, dan wel dreigt te worden bereikt, bepalen dat individuele
vergunninghouders dan wel alle vergunninghouders tezamen hun afname van
elektriciteit dienen te beperken.
5. In
bijzondere omstandigheden kan het college beslissen de afname van elektriciteit
per marktkraam te beperken tot minder dan 150 watt per marktkraam.
6. De
vergunninghouder dient zorg te dragen voor een deugdelijk gebruik van het
stroomvoorzieningsmateriaal.
Artikel 27 Verboden goederen
In
het belang van de volksgezondheid, openbare orde en veiligheid, orde op de
warenmarkt of wegens strijd met goede zeden kan het college besluiten dat
bepaalde artikelen gedurende een bepaalde termijn, dan wel voor onbepaalde tijd
niet op de warenmarkt mogen worden verhandeld, in voorraad gehouden en/of
uitgestald.
Stuk 105 II pag.
13.
Artikel 28 Verboden handelingen
1. Het is de vergunninghouder verboden:
a.
de standplaats onbeheerd achter
te laten;
b.
op het marktterrein op een
andere dan voor de warenmarkt bestemde tijd goederen of waren te koop aan te
bieden, te verkopen of af te leveren;
c.
meer ruimte in te nemen dan hem
is toegewezen;
d. op de donderdagmarkt in de breedtepaden
(noord-zuid richting) de vaste overkapping van de marktkraam, dan wel de klep
van het eigen materiaal, dan wel enig ander materiaal, te laten uitsteken
buiten de toegewezen standplaats;
e. op de dondermarkt in de lengtepaden
(oost-west richting) en op de dinsdag- en zaterdagmarkt de vaste overkapping
van de marktkraam, dan wel de klep van het eigen materiaal, meer dan 1.45 meter
te laten uitsteken buiten de toegewezen standplaats;
f.
de opstal op zijn standplaats
tijdens de warenmarkt af te breken of te verplaatsen;
g.
de doorgang in de wandelgangen
c.q. looppaden op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of
te belemmeren;
h.
aan de voorkant van de marktkraam, vóór de verticale stand
van de staanders, c.q. vóór de plank van de marktkraam, of aan de voorkant van
de verkoopwagen, goederen, reclameborden etc. te plaatsen of te hangen,
behoudens het bepaalde in artikel 29 lid 2;
i.
op de standplaats andere goederen of waren in voorraad te hebben, uit te
stallen, te koop aan te bieden of af te leveren dan die, waarvoor vergunning is
verleend;
j.
op de warenmarkt afval aan te
voeren; onder afval wordt mede verstaan waren of goederen of partijen daarvan,
die geheel of in belangrijke mate ongeschikt zijn om te verhandelen;
k.
rij- en voertuigen,
waarmee goederen of waren ter warenmarkt worden of zijn aangevoerd, op de warenmarkt aanwezig te hebben
op een andere plaats dan die, welke door het college is aangewezen;
l.
tijdens de warenmarkt op het marktterrein
gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en
andere middelen ter versterking van het geluid;
m.
bak- en/of kookinstallaties te gebruiken;
n.
anderszins te handelen of na te laten in
strijd met hetgeen in deze verordening is
bepaald.
2. Het college kan in bijzondere
gevallen van het bepaalde in onder j, k en m ontheffing verlenen.
Artikel 29 Verzorging standplaats
1. De
vergunninghouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats een
goed verzorgd aanzien biedt.
2. De
vergunninghouder aan wie tevens vergunning is verleend om op de standplaats
geringe eet‑ en drinkwaren voor consumptie gereed te maken, dient aan de
voorzijde van de marktkraam of
verkoopgelegenheid twee afvalbakken van voldoende grootte te plaatsen en
tijdig te legen.
3.
Voor en tijdens de warenmarkt dient de vergunninghouder zijn afval,
verpakkingsmaterialen e.d., ter voorkoming van zwerfvuil zelf (in zakken) in te
zamelen.
4. Alvorens
de vergunninghouder het marktterrein verlaat, dient hij zijn standplaats en de
onmiddellijke omgeving daarvan ‘veegschoon’ op te leveren. Al het afval en
verpakkingsmateriaal e.d. dient door de vergunninghouder mee terug te worden
genomen naar de eigen bedrijfslocatie.
Stuk 105 II pag.
14.
Artikel 30 Voertuigen op het
marktterrein
1. Het is verboden gedurende de tijden, dat een
terrein is bestemd tot marktterrein en dit als zodanig ter plaatse kenbaar is
gemaakt, enig voertuig of voorwerp, dat geen relatie heeft met de op het
marktterrein te houden warenmarkt op dat terrein aanwezig te hebben.
2. Het in lid 1 bedoelde verbod is eveneens van
toepassing gedurende de tijden van opbouw en verwijdering van de marktkramen
ten behoeve van de betreffende warenmarkt.
Artikel 31 Venten op het
marktterrein
1. Het is verboden op het marktterrein, tijdens de
duur van de warenmarkt, buiten de toegewezen
standplaatsen, in de
uitoefening van de handel goederen of waren te koop aan te bieden, te
verkopen,
te verstrekken of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
3. Van
het bepaalde in lid 1 kan door het college maximaal één ontheffing worden
verleend voor zover het betreft de verkoop van alcoholvrije dranken en geringe
eet- en drinkwaren ten behoeve van de standplaatshouders.
Paragraaf
4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van
het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt bestraft met een geldboete
van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste 2 maanden en kan bovendien
worden bestraft met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak.
Artikel 33 Intrekken vergunning
en schorsing
Het college kan de vergunning
voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens
voor ten hoogste 8 achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de
standplaatshouder of degene die hem bij staat:
a.
het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;
b.
van de standplaats gebruik maakt, in strijd met het doel waarvoor zij is
bestemd;
c.
zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;
d.
het marktpersoneel in de uitoefening van zijn taak belemmert;
e.
niet of niet tijdig het marktgeld voldoet.
Artikel 34
Uitsluiting meeloper of standwerker
Het college kan een meeloper of en standwerker van
toewijzing van een standplaats uitsluiten voor ten hoogste 8 marktdagen,
gelegen binnen een periode van 2 jaar na bekendmaking van het besluit tot
uitsluiting, indien deze:
a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening
overtreedt;
b. van de
standplaats gebruik maakt, in strijd met het doel waarvoor zij is bestemd;
c. zich op de warenmarkt schuldig maakt aan
wangedrag, bedreiging of bedrog;
d. het
marktpersoneel in de uitoefening van zijn taak belemmert;
e. niet of
niet tijdig het marktgeld voldoet;
f.
op een hem toegewezen standwerkersplaats niet als standwerker
actief is.
Stuk 105 II pag.
15.
Artikel 35 Onmiddellijke
verwijdering
Onverminderd het bepaalde in
artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk
acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de warenmarkt te
verwijderen indien hij, of degene die hem bijstaat:
a. het
bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;
b. van de
standplaats gebruik maakt, in strijd met het doel waarvoor zij is bestemd;
c. zich op de
warenmarkt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;
d. het
marktpersoneel in de uitoefening van zijn taak belemmert;
e. op een hem
toegewezen standwerkersplaats niet als standwerker actief is.
Het
college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in, bij of
krachtens deze verordening.
1. Met het toezicht op de naleving van het
bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de personen werkzaam in
de functie van Controleur Openbare Ruimte van de Sector Toezicht Openbare
Ruimte, zoals de marktmeester.
2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving
van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de
burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 38 Aanwijzingen
De vergunninghouder
is verplicht alle door of namens het college gegeven mondelinge aanwijzingen
die betrekking hebben op de organisatie van de warenmarkt terstond op te
volgen.
Artikel 39 Overgangsbepalingen
1. Reeds verleende vergunningen en
ontheffingen, inclusief de daarbij behorende voorschriften en beperkingen,
blijven indien en voor zover de bepalingen waarop zij zijn gebaseerd ook in
deze verordening zijn vervat, van kracht voor de termijn waarvoor zij zijn
verleend, of totdat zij worden ingetrokken.
2.
Vergunningen en
ontheffingen bedoeld in lid 1 worden geacht vergunningen en ontheffingen in de
zin van deze verordening te zijn.
3.
Indien voor het
tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning
of ontheffing op grond van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente
Delft 2005 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt op die aanvraag deze
verordening toegepast.
4.
Beleidsregels
gebaseerd op bepalingen uit de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente
Delft 1998 dan wel 2005 blijven vooralsnog van kracht voor zover die bepalingen
ook in deze verordening zijn vervat.
Stuk 105 II pag.
16.
Artikel 40 Citeertitel en
inwerkingtreding
1. Deze verordening kan worden aangehaald als
‘Warenmarktverordening Delft’.
2. Deze
verordening treedt in
werking de dag na die waarop zij is bekendgemaakt
3. Op deze datum komt de Verordening op
de warenmarkten voor de gemeente Delft 2005 te vervallen.
Aldus
vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 juni 2007.
,burgemeester.
,griffier.