Stuk 246 I Delft,
3 december 2007.
20358425
Onderwerp: mede oprichten van en deelnemen in
vereniging Regionaal Samenwerkingsverband Water-Stad-Land
Aan de gemeenteraad
Geachte dames en heren,
De gemeente Delft heeft zich vanaf het begin een
betrokken voorstander getoond van een goed functionerend Regionaal
Samenwerkingsverband Water-Stad-Land, waarvan de startbijeenkomst in januari
2006 ook op het grondgebied van deze gemeente plaatsvond. Sinds dit begin is er
gewerkt aan de uitbouw van het initiatief. In dat kader was er o.a. op 21 juni
2007 een eerste plenaire bijeenkomst in Leiden. Ook is er inmiddels financiële
steun verleend door de provincie en ook door uw raad.
Bij de keuze of de gemeente in dit geval de
deelneming aan het samenwerkingsverband wil aangaan, is gebruik gemaakt van het
besliskader uit de nota Deelnemingenbeleid van 26 oktober 2006 (nr. 2017936).
Het samenwerkingsverband vult een leemte op als het gaat om de (verdere)
ontwikkeling van de recreatietoervaart in de regio westelijk Zuid-Holland.
Daarmee kan de vraag of er sprake is van een publiek belang positief beantwoord
worden. Het gaat om regionale samenwerking met andere gemeenten, waterschappen
en eventuele partijen buiten de sfeer van de overheid. Het gaat dus niet om volledige
gemeentelijke betrokkenheid danwel de noodzaak tot interne behartiging van het
publieke belang. De gemeente kan het publiek belang niet als opdrachtgever,
subsidiegever of regelgever behartigen. Wel kan de gemeente de noodzakelijke
invloed buiten de organisatie invullen. Hiertoe is door de initiatiefnemers
nagedacht over de juridische vorm die het samenwerkingsverband zou kunnen
krijgen, zowel om tot een hecht geheel te komen met een
besluitvormingsstructuur als om toegekende financiële middelen goed te beheren
en te voorzien in adequaat geregelde verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.
Er diende derhalve voor passende vorm van rechtspersoonlijkheid gezorgd te
worden.
Bij de keuze tussen een publiekrechtelijk en een
privaatrechtelijke rechtspersoon is van doorslaggevend gewicht geweest, dat
eveneens door partijen van buiten de sfeer van de overheid geparticipeerd zou
moeten kunnen worden. Daarmee viel een publiekrechtelijke oplossing af. Binnen
de overblijvende privaatrechtelijke variant was op voorhand duidelijk dat het
niet om een bedrijfsvorm of profit-organisatie zou moeten gaan. Zodoende
spitste de keuze zich uiteindelijk toe op die tussen stichting of vereniging.
Hierbij zijn de navolgende overwegingen gemaakt.
Een belangrijk verschil
tussen een stichting en een vereniging is dat de laatste vorm leden kent en de
eerste niet. Weliswaar kan ingeval van een overzienbaar aantal deelnemers
gekozen worden voor een stichtingsbestuur waarin de betrokken
partijen/deelnemers een bestuurszetel hebben, maar de essentie is (en blijft)
dan een uit een bestuur bestaande rechtspersoon. Alleen een bestuur biedt geen
beeld van een breed gedragen initiatief en/of geheel van (doorlopende)
activiteiten.
Stuk 246 I pag.
2.
Een vereniging kan groeien
door de toetreding van leden, terwijl een stichting een in haar statuten
vastgelegd aantal bestuursleden kent. Nu kan voor dit aantal wel een minimum en
een maximum worden aangegeven, maar er wordt met grenzen gewerkt. Aanpassing
van de statuten kan desnoods nog wel, maar dat is altijd een inspanningen, tijd
en kosten vergende procedure.
Over het algemeen kleeft
aan een vereniging een beter imago dan een stichting, omdat leden en
besluitvorming in een een ledenvergadering een open en transparant karakter
geven aan de rechtspersoon. En het idee van ruimere betrokkenheid bestaat. En
-afhankelijk van de statutaire doel- kent een vereniging meer activiteiten dan
een stichting, waarvan (eigenlijk) de hoofdactiviteit het beheer van gelden ten
behoeve van het statutair vastgelegde doel is.
En dan is er nog het
argument van de contributie, die ingeval van een vereniging, van de leden
periodiek kan worden gevraagd en welke als plicht verbonden aan het
lidmaatschap in de statuten kan worden opgenomen. Van bestuursleden van een
(breed opgezette) stichting kan (redelijkerwijs) geen contributie verlangd
worden. Dat zou ook als een vreemde figuur gezien worden.
Als belangrijk initiatiefneemster wil de gemeente
Delft, samen met de gemeenten Schiedam en Leidschendam-Voorburg, de formele
stap tot oprichting van en meteen van deelneming in de vereniging Regionaal
Samenwerkingsverband Water-Stad-Land nemen. Andere partijen –die nu
participeren in het nog niet van juridische vorm voorziene
samenwerkingsverband- kunnen zich vervolgens aansluiten door via de daartoe
aangewezen weg in de statuten lid te worden.
Op grond van het vorenstaande leggen wij u ons voornemen om te besluiten tot
oprichting van en deelneming in voornoemde vereniging ingevolge artikel 160,
lid 2, van de Gemeentewet voor, zodat u in de gelegenheid bent uw wensen en
bedenkingen ter kennis van ons college te brengen.
Concreet leggen wij u het volgende concept-besluit
voor>
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het college van burgemeester en wethouders van
Delft,
gezien de in concept opgemaakte statuten, welke als
bijlage bij dit besluit gaan,
gezien en gehoord hetgeen de raad van de gemeente
Delft, in de gelegenheid gesteld om in deze wensen en bedenkingen ter kennis
van ons college te brengen, ons heeft bericht,
gelet op artikel 160, lid 2, Gemeentewet,
b e s l u i t
tot het mede oprichten van en het deelnemen in de
vereniging Reionaal Samenwerkingsverband Water-Stad-Land.
Het college voornoemd,
, burgemeester
, secretaris
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Stuk 246 I pag.
3.
Nadat wij uw bericht over wensen en bedenkingen hebben
ontvangen, neemt ons college een definitief besluit. Dat besluit zullen wij
dan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 160, lid 3, van de Gemeentewet ter
goedkeuring aan gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland voorleggen.
Hoogachtend,
Het college van
burgemeester en wethouders,
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
mr. drs. H.G.L.M. Camps ,secretaris.
Stuk 246 II
20358425
De raad van de gemeente Delft;
Gelezen het voorstel van het college van 27
november 2007;
Overwegende,
dat de mogelijkheid bestaat om wensen en/of
bedenkingen ter kennis van het college te brengen ten aanzien van het voornemen
van het college tot het mede oprichten van en het deelnemen in de vereniging
Regionaal samenwerkingsverband Water-Stad-Land,
dat beraadslaging geen wensen en/of bedenkingen
heeft opgeleverd die ter kennis moeten worden gesteld aan het college,
Gelet op artikel 160, lid 2, Gemeentewet,
b e s l u i t :
het college mee te delen dat ten aanzien van het
concept-besluit tot voornoemde oprichting en deelneming bij de raad geen wensen
en/of bedenkingen bestaan.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 20 december 2007.
,burgemeester.
,
griffier.