Geacht college,

 

Inleiding

Sinds eind jaren ‘90 heeft de gemeente een actief beleid gevoerd om in de binnenstad het wonen boven winkels te bevorderen. De ratio achter dit beleid is met de volgende begrippen samen te vatten:

·         het tegengaan van leegstand,

·         het tegengaan van verkeerd of ongewenst gebruik van de panden,

·         het bevorderen van de leefbaarheid en sociale cohesie,

·         het tegengaan van een ‘spook stad’ na sluitingstijd (o.m. door afwezigheid van uitkomend licht in de avonduren) en dientengevolge risico van verloedering,

·         het behoud van monumenten en het monumentaal karakter,

·         goed gebruik potentiële woningvoorraad.

·         Gebruik leidt tot beter onderhoud

Dit beleid heeft vanaf 2001 tot de volgende resultaten geleid:

·         in de periode 2002-2003 zijn 11 woningen boven winkels gerealiseerd dit met gebruik van de subsidie regeling ingrijpende verbetering huur woningen;

·         in de periode 2001-2005 zijn 12 zelfstandige toegangen voor woningen gemaakt dit met gebruik van de subsidie regeling maken zelfstandig toegang bovenwoning.

 

Dit beleid was tot nu toe vooral gestoeld op de inzet van het subsidie instrument door subsidie te verlenen op het realiseren van opgangen en het bewoonbaar maken van de betreffende bovenetages. De effectiviteit van de inzet van dit instrument werd bereikt door het proactief en gericht geven van informatie en het aanbieden van expertise of hulp. Dit heeft tot dus  goede resultaten geleid. Desalniettemin is in de binnenstad nog steeds sprake van leegstand boven winkels. Om deze thans nog bestaande leegstand te bestrijden zijn wederom, met het  ISV als dekkingbron voor drie jaar financiële middelen beschikbaar gesteld: € 100.000 per jaar, voor de jaren 2008, 2009 en 2010[1]. 

 

In deze nota wordt het beleidsinstrumentarium voor de jaren 2008 t/m 2010 beschreven dat naar verwachting toegesneden zal zijn om een deel van de nog bestaande leegstand gericht tegen te gaan.

 

Oorzaken van leegstand

Aan de leegstand boven winkels liggen veel oorzaken ten grondslag.

De drie belangrijkste zijn:

·          de bovenverdiepingen zijn in huidige staat niet voor bewoning geschikt.

·          de bovenverdiepingen kennen geen aparte –los van het bedrijf op de begane grond- toegang of ingang.

·          de terugverdientermijn van kosten van investering om de bovenverdieping voor bewoning geschikt te maken is te lang.

Daarnaast komen veel voor:

·          de bovenetage voorziet in een andere behoefte (opslag, kantoor)

·          de realisatie van een bovenwoning vereist een eigen opgang, waar deze in verleden is verwijderd om een zo groot mogelij winkelfront te realiseren.

·          exploitatie van een bedrijf (winkel/ horeca) is een andere expertise dan verhuur van een woning.

·          de eigenaar van het pand is zich niet voldoende bewust van de effecten van leegstand; niet alleen inkomstenderving, maar door afwezigheid van onderhoud, stoken etc. bouwkundige achteruitgang van het pand en daarmee waardeverlies.

·          De commerciële opbrengst van de winkelruimte is groter dan die van de woning. Met name in het verleden was dit verschil significant.

Uit gesprekken met eigenaars van nu nog leegstaande panden blijken naast –en soms ook in plaats van- de drie belangrijkste redenen tenminste één van de andere drie redenen van betekenis om geen initiatief te nemen tot bewoonbaar maken, krijgen of houden van de bovenetage. Daarnaast zijn er vaak nog pand of eigenaar specifieke redenen. Dit maakt dat het beleidsinstrumentarium moet voorzien in het kunnen leveren van maatwerk.

 

De oorspronkelijke regelgeving

De in het verleden succesvolle regelgeving bestond uit twee naast elkaar bestaande regels, die ieder eenvoudig en eenduidig waren en meestal in combinatie werden toegepast. De eerste, nog steeds bestaande regel is een éénmalige subsidie van € 4000,--  op het realiseren van een eigen toegang (opgang) tot de woning. Dus los van het bedrijf op de begane grond. De tweede regel, die per 2005, wegens afwezigheid van financiële dekking is beëindigd, was een subsidie van € 19.000 per te realiseren (huur)woning, op een boven een bedrijf gesitueerde leegstaande ruimte met bestemming woning, die nu niet (meer) voor bewoning geschikt is. Voorwaarden waren naast  eisen aan de te realiseren woning, dat de totale investering per woning boven de € 50.000 lag.

 

Het succes van deze regelgeving lag in een uitgekiende eenvoud. Uitgekiend omdat de bedragen zo gekozen waren dat ze enerzijds voldoende substantieel waren om investeerders over de streep te trekken maar anderzijds door de combinatie van parameters, zoals de minimale investeringsomvang, oneigenlijk gebruik tot een minimum werd beperkt. 

 

Toekomstige binnenstedelijke woonbehoefte

Er zijn geen beleidsdocumenten of onderzoeken die (gedetailleerd) inzicht geven in de toekomstig binnenstedelijke woonbehoefte. Meer algemeen is er wel het nodige bekend waarop een waarschijnlijke binnenstedelijke woonbehoefte is te formuleren. Bijvoorbeeld het feit is dat de binnenstad door veel mensen als een aantrekkelijke omgeving wordt beschouwd. Of het feit dat met name gezinnen met kinderen voorkeur hebben voor een eengezinswoning, liefst met tuin in een relatief rustige (verkeersluwe) omgeving. De te realiseren woningen zullen bovenwoningen zijn, veelal in de huursector en vaak zal sprake zijn van meerdere woningen per pand of opgang. Doordat de woningen gerealiseerd worden in bestaande, veelal historische unieke panden met ieder eigen maten, constructie en (monumentaal) karakter zullen de woningen van elkaar verschillen qua voorzieningen en oppervlakte. Waarschijnlijk zal het aandeel kleinere woningen (woonoppervlak van ca 60 – 75 m2) ruim vertegenwoordigd zijn. Het aantrekkelijke van de verscheidenheid is dat voor verschillende behoeften in woningen wordt voorzien.

 

Hoewel persoonskenmerken van de toekomstige bewoner op zich geen rol spelen in het beleid om het wonen boven winkels te bevorderen, zullen het te ontwikkelen type woningen vooral aantrekkelijk zijn voor de volgende doelgroepen. Dit wil overigens niet zeggen dat de woningen straks ook door al deze groepen daadwerkelijk bewoond zullen worden. De uiteindelijke (huur)prijs zal hierin voornamelijk bepalend zijn:

Starters: deze jong volwassen alleenstaanden of stellen, veelal nog zonder kinderen, zijn pas begonnen met hun arbeidsloopbaan en hebben dientengevolge nog een beperkt inkomen. Zij maken relatief intensief gebruik van de voorzieningen in de (binnen)stad en zoeken ook bewust de binnenstedelijke sfeer. Zij hebben behoefte aan een woning met lage (huur) kosten. Woonoppervlak en niveau van voorzieningen in de woning is van beperkt belang. 

Studenten: deze veelal jonge alleenstaanden willen vaak met een kleine groep jaar-, faculteit- of dispuutgenoten een woning betrekken, waarbij ieder over een eigen kamer beschikt en sanitair, keuken en soms één ruimte gedeeld worden. Zij kiezen vanwege de sfeer bewust voor de binnenstad. Vooral het woonvoorzieningenniveau is van (zeer) ondergeschikt belang

Postdocs en promovendi: deze groep wil zich voor de duur van hun vervolgopleiding of onderzoek in Delft vestigen. Zij hebben het globaal het zelfde inkomensniveau als een starter, zij het met meer uitzicht op en snelle ontwikkeling. Hun eisen aan een woning komen redelijk met de starter overeen, zij het dat meer behoefte of affiniteit bestaat aan de studentsfeer.

Expats:deze groep is zeer divers qua samenstelling.Het gemeenschappelijk kenmerk is dat zij uit het buitenland komen en vanwege werk of opleiding voor een beperkte tijd in Delft woonachtig willen zijn. Doorgaans stellen zij hoge eisen aan het voorzieningen niveau van de woning. Een niet onaanzienlijk deel is in staat om een hoog niveau van huur op te brengen.

Ouderen: deze groep bestaat uit (echt)paren en alleenstaanden. De binnenstad kan voor hen een goede woonomgeving zijn vanwege de voorzieningen in de directe omgeving en levendigheid. De levendigheid, hierin in bijzonder het uitgaansleven, kan voor deze groep ook reden zijn om juist geen woning in de binnenstad te willen. Vereist is evenwel –omdat het bovenwoningen betreft met veelal een trapopgang- dat de oudere nog goed ter been is en niet tot zeer beperkt hulpbehoevend. Ingeval aanleg van een lift mogelijk is, is een “ouderenwoning” geïndiceerd.

Alleenstaanden: deze groep is doorgaans in staat om een hoog niveau van huur of aanzienlijke verkoopprijs op te brengen. De groep heeft doorgaans behoefte aan c.q. affiniteit met de binnenstedelijke levendigheid en voorzieningniveau. Zij kenmerken zich door behoefte aan woonruimte en behoorlijk hoog niveau van voorziening in- en afwerking van de woning.

 

Parkeervoorzieningen

De mogelijkheid voor parkeren in de nabije omgeving van de woning is voor bewoners in de binnenstad beperkt. Één van de nadelen van bevorderen van wonen boven winkels dat de druk op de parkeergelegenheid voor binnenstadsbewoners iets toeneemt. Dit nadeel laat zich overigens slecht oplossen.

Binnenstadbewoners met een eigen auto of leaseauto hebben recht op één bewonersparkeervergunning per woonadres. Als de woning boven de winkel gerealiseerd wordt conform bestemmingsplan, wat waarschijnlijk in veel situaties het geval zal zijn, wordt bij de bouwvergunning geen nadere parkeereis geformuleerd. Omdat het aantal (bewoonde) woningen uitbreidt zal de feitelijke behoefte aan parkeergelegenheid, afhankelijk van de categorie bewoners waar de woning aantrekkelijk voor is, dus toenemen. Omdat de woninggroei als gevolg van dit bevorderbeleid kwantitatief zeer beperkt zal zijn en de realisatie geleidelijk zal zijn is het verantwoord dit nadeel voor lief te nemen. Uiteraard verdient het aanbeveling om daar waar wel een parkeervoorziening gerealiseerd kan worden, deze mogelijkheid ook echt te benutten; ook zonder formele eis hiertoe. 

 

Als de woning boven de winkel niet conform bestemmingsplan wordt gerealiseerd, dan wordt een parkeereis neergelegd. Deze eis bestaat uit het realiseren van extra bewonersparkeergelegenheid op eigen terrein of locatie of, indien dat niet mogelijk is, het sluiten van een parkeerovereenkomst[2]

In de nota “parkeren en stallen 2006” staan parkeernormen voor woningbouw genoemd. Afhankelijk van de te realiseren woning varieert deze norm voor de binnenstad van 0,25 tot 1,4 parkeerplaats per woning.

 


Beleid voor de komende jaren

De financiële middelen zijn begrensd tot 3 x € 100.000. Dit bedrag is op basis van de oude subsidieregels toereikend om gedurende 3 jaren jaarlijks bijvoorbeeld 5 woningen en 1 opgang te subsidiëren. De keuze is om dit beleid van gerichte, kwantitatief stevige subsidies voort te zetten of het aantal te realiseren woningen te vergroten door per woning kleinere subsidies te verstrekken. Van deze laatste ‘versnipperde’ optie was nog uitgegaan in de programmabegroting 2008-2011[3]. Doordenken van deze beleidsoptie leidt tot de verwachting dat dit bedrag niet voldoende aantrekkelijk zal zijn om een eigenaar ‘over de streep’ te trekken. Immers zonder subsidie wordt de woning –doorgaans- niet gerealiseerd. Anders zou dat nu al wel het geval zijn geweest. Daarnaast bestaat de kans dat bij versnippering het geld wordt uitgegeven aan andere zaken (bijvoorbeeld woningverbetering) dan het beoogde doel.

Deze effecten treden niet op bij toekennen van grotere bedragen en dientengevolge subsidiëren van een beperkt aantal gevallen. Wil dit laatste weer effect hebben op het bevorderen van de leefbaarheid in de binnenstad, het tegengaan van een ‘spook binnenstad’ na sluitingstijd en dientengevolge risico van verloedering dan moet de subsidie worden opengesteld voor een geografisch beperkt gebied, waar relatief veel leegstand voorkomt.

 

Uit inventarisatie blijkt dat in het hart van het kernwinkelgebied, de omgeving Jacob Gerritstraat, de leegstand relatief groot is. Bij circa 25 panden c.q. adressen met een winkelvoorziening op de begane grond staan de bovenliggende verdiepingen leeg. Op deze bovenverdiepingen kunnen naar verwachting 50 woningen van ca 75 m2 worden gerealiseerd.

 
 


  Het kaartje geeft aan waar deze leegstand zich met name bevindt. Circa 70% van de panden in dit gebied is monument.

 

  Door de subsidie alleen voor dit geografisch beperkte gebied open te stellen en aan deze openstelling een duidelijke eindtijd te verbinden die na 2010 eindigt, is de kans het grootst dat eigenaars bereid
  worden op korte termijn te ‘bewegen’. Omdat dit gelijktijdig gebeurt is samenwerking mogelijk.

                                                                                                                         

Word                                                                            Ook wordt dan gezamenlijke verkoop aan een projectontwikkelaar interessant of wordt het mogelijk gezamenlijk een woningbouwcorporatie te benaderen. 

 

Het ‘Maast                                                                    Het ‘Maastrichtse model’ dat recentelijk nogal school maakt komt neer op het oprichten van een speciale vastgoedorganisatie, met een eigen beheers poot. Dit is vergelijkbaar met de Delftse VOM, maar dan
                                                                                     voor het wonen boven winkels, aangevuld met een eigen beheersorganisatie. Gezien de beperkte hoeveelheid panden waar het Delft om gaat is dit geen aantrekkelijk middel. Met name qua uitvoeringorganisatie zal een dergelijke f                    figuur te kostbaar worden.  

 

Nieuwe regelgeving                                                                                                                           

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                  

                                                                                                                

Nieuwe regelgeving
Zoals gesteld voldeed de methodiek achter de oorspronkelijke regelgeving. Vanwege het realiseren van meerdere woningen achter één opgang moet de opgang een eigen subsidiebasis houden. Uit de recente ervaringen blijkt het subsidiebedrag van € 4000   nog steeds voldoende significant om tot realiseren van een opgang over te gaan.

 

Door de prijsstijging in de bouw de laatste jaren is het investeringsbedrag van € 50.000 als benedengrens krap geworden. Om het basis kwaliteit niveau van de woning te waarborgen is het verstandig dit bedrag met

€ 5.000 te verhogen tot € 55.000. Bij een dergelijke investering is een subsidie van € 19.000 nog steeds voldoende aantrekkelijk om een realisator ‘over de streep’ te trekken. Handhaving van deze subsidiebedragen maakt het mogelijk dat jaarlijks bijvoorbeeld 5 woningen en 1 opgang gesubsidieerd kunnen worden. Zoals te doen gebruikelijk zal het in deze nota geformuleerd beleid inzake de subsidie worden vertaald in een beleidsregel conform de kaderverordening subsidieregels.

 

Voorstel

Voorgesteld wordt:

1.       In te stemmen met deze nota.

2.       De nota voor besluitvorming voor te leggen aan de raad.  

 

Hoogachtend,

 

 

John-Paul Smolders

Vakteamhoofd Monumenten en Bouwkwaliteit

 

 

 

 



[1] Dekking is gevonden door herprioritering van bestaande ISV budgetten: € 15.000 in 2007, € 135.000 in 2008 en € 150.000 in 2009.

[2] Een parkeerovereenkomst is een overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelaar waarin afspraken worden gemaakt over de invulling van het tekort aan parkeerplaatsen in het bouwplan. Deze overeenkomst moet gesloten zijn voordat de bouwvergunning wordt verleend.

[3] Zie programmabegroting 2008 – 2011 pag. 36