Commissie extern d.d. 2 november 2000 – Eerste lijnsgezondheidszorg

 

1.                  Inleiding

Het doel van deze bijeenkomst van de commissie extern is om van gedachten te wisselen over het verbeteren van de eerste lijnsgezondheidszorg in Delft in kwantitatieve en kwalitatieve zin. De term eerste lijnsgezondheidszorg refereert naar onderdelen in de zorgketen die voor iedereen direct toegankelijk zijn en in de hoedanigheid van “poortwachter” mensen eventueel doorverwijzen naar meer gespecialiseerde zorg. Voorbeelden van eerste lijnspartijen zijn huisartsen, tandartsen, maatschappelijke werkers en eerste lijnspsychologen.

           

2.                  Problematiek

 

2.1       (Dreigend) tekort aan tandartsen en huisartsen

Op het ogenblik bestaat er in Delft een aantal problemen binnen de eerste lijnsgezondheidszorg waardoor het zorgaanbod niet optimaal is. Vanuit diverse kanalen zijn signalen gekomen over (dreigende) tekorten in de eerste lijnsgezondheidszorg. Ten eerste bestaat er in Delft een tekort aan 2 à 3 tandartsen. Dat blijkt uit het feit dat er momenteel sprake is van een patiëntenstop. Door pensioen, specialisatie en deeltijd werken zal binnen vijf jaar het tekort aan tandartsen zijn opgelopen tot vijf. Het tekort wordt tevens in de hand gewerkt doordat het aantal inwoners groeit en meer mensen door een goede tandheelkundige verzorging hun natuurlijke gebit behouden.

Ten tweede dreigt er over enkele jaren in Delft een tekort aan huisartsen te ontstaan. Alhoewel er op dit moment nog geen tekort bestaat, zijn er nu minder huisartsen dan vroeger. Wel is het op het ogenblik moeilijk om een huisarts te vinden die een bestaande praktijk wil overnemen. Rond 2005 wordt echter een groot tekort verwacht. Net zoals bij tandartsen zullen de aankomende jaren veel huisartsen met pensioen gaan en geeft de nieuwe generatie de voorkeur aan deeltijd werken. Verwacht wordt dat het tekort zal oplopen tot minimaal 6 à 7 huisartsen.

 

2.2       Zorgvraag van allochtonen

Behalve in kwantitatieve zin dient de eerste lijnsgezondheidszorg in Delft ook in kwalitatieve zin verbeterd te worden. In dit kader is het van cruciaal belang om een betere aansluiting tussen het zorgaanbod en de zorgvraag van allochtonen te realiseren. Het aantal allochtone patiënten dat gebruikmaakt van de gezondheidszorg neemt toe en verwacht wordt dat deze trend zich in de toekomst zal voortzetten. De samenleving wordt immers steeds multicultureler van karakter en de groep allochtone ouderen neemt gestaag toe.

            Verschillen in taal, cultuur, moraal en religie leiden regelmatig tot misverstanden tussen allochtone zorgvragers en eerste lijnspartijen. Deze misverstanden zijn over het algemeen het gevolg van communicatiestoornissen. Allochtone patiënten beleven en uiten een ziekte dikwijls op een andere wijze dan autochtone patiënten. Tevens hebben zij een ander verwachtingspatroon van zorgaanbieders. Veel allochtonen hebben het gevoel dat er te weinig tijd en aandacht aan hun klachten worden geschonken. Wantrouwen in zorgaanbieders kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer er niet wordt doorverwezen naar een specialist of geen medicijnen worden voorgeschreven. Communicatiestoornissen worden ook in de hand gewerkt wanneer bij eerste lijnspartijen vooroordelen bestaan over allochtonen of over bepaalde gebruiken van een cultuur. Kortom, om de eerste lijnsgezondheidszorg in Delft te verbeteren, zal niet alleen aandacht geschonken moeten worden aan het wegwerken van (dreigende) tekorten maar ook aan het optimaliseren van het zorgaanbod voor allochtonen.

 

3.                  Uitgangspunten van het gemeentelijk beleid

In het kader van het verbeteren van het zorgaanbod is het van belang om aandacht te besteden aan de principes die de gemeente hanteert bij het ontwikkelen van beleid op het terrein van de volksgezondheid en zorg. Het gemeentelijk beleid inzake het optimaliseren van de eerste lijnsgezondheidszorg zal op de volgende principes gestoeld zijn:

1.                  Vraagsturing:

Dit betekent dat er binnen de structuur en financiering van de zorg en de direct aanpalende beleidsterreinen mogelijkheden moeten worden gecreëerd om beter in te spelen op wat cliënten willen en belangrijk vinden. 

2.                  Toegang tot de zorg:

Vraagsturing betekent dat de toegang tot de zorg goed moet zijn. De gemeente streeft naar een optimale toegang tot de zorg. Belangrijke elementen hierbij zijn het voorzieningenpeil (voldoende zorg, voldoende kwaliteit, voldoende in de wijk), de directe toegang tot de zorg (versnippering van de zorg, taal- en cultuurproblemen of onbekendheid met het hulpaanbod) en het tussen wal en schip raken van mensen (terugval, wachlijsten).

3.                  Zorg voor risicogroepen:

Tot de risicogroepen behoren mensen met een chronische ziekte of een lage sociaal economische status, zorgmijders, migranten, vluchtelingen en ouderen.

 

4.                  Huidige ontwikkelingen in de eerste lijnsgezondheidszorg: de HOED en TOED

Tijdens gesprekken die de vakteams “Beleid en Projecten” en “Grond” van de gemeente de afgelopen maanden hebben gevoerd met het veld is duidelijk geworden dat eerste lijnspartijen zoals huisartsen, tandartsen en fysiotherapeuten vaak in samenwerkingsverband willen werken. Enerzijds bestaat er de wens om met collega’s uit dezelfde beroepsgroep nauwer samen te werken. Dit houdt in dat meerdere huisartsen of tandartsen een praktijk delen. Het voordeel van een HOED (Huisartsen Onder Een Dak) en TOED (Tandartsen Onder Een Dak) is dat het de mogelijkheid biedt om in deeltijd te werken.

            Anderzijds is er bij huisartsen, tandartsen en fysiotherapeuten de behoefte om met mensen buiten de eigen discipline nauwer samen te werken. Daarbij bestaat het idee om gezondheidsaccommodaties te creëren waarin verschillende beroepsgroepen zijn gehuisvest. Er wordt bijvoorbeeld gedacht om huisartsen, fysiotherapeuten, eerste lijnspsychologen, maatschappelijke werkers, onderdelen van GGZ Delfland (voorheen Riagg) en Maatzorg in één gebouw onder te brengen.

            Huisartsen en tandartsen hebben te kennen gegeven dat zij bereid zijn om met elkaar in hetzelfde gebouw te zitten. Zij merken echter wel op dat dit inhoudelijk gezien weinig aanvullende waarde heeft aangezien de disciplines weinig raakvlakken vertonen. Het ligt dan ook meer voor de hand om tandartsen samen met bijvoorbeeld mondhygiënisten en tandprothetici in één pand te verenigen.

Multidisciplinaire samenwerking zoals in eerste lijnsgezondheidsaccommodaties is een belangrijke ontwikkeling in het kader van het verbeteren van de eerste lijnsgezondheidszorg. Door het samenwerken van verschillende disciplines kunnen patiënten over het algemeen efficiënter geholpen worden. Huisartsen, bijvoorbeeld, zijn beter in staat om hun patiënten goed door te verwijzen. Dit laatste is vooral belangrijk omdat patiënten in toenemende mate kampen met problemen die van psychische aard zijn. In dit opzicht is o.a. samenwerking tussen huisartsen en het algemeen maatschappelijk werk van cruciaal belang.

            Ook de tendens om binnen de eigen discipline in teamverband te werken, schept mogelijkheden tot het verbeteren van het zorgaanbod. De werkdruk van huisartsen en tandartsen kan enigszins worden verlicht door mensen met een HBO-opleiding op te leiden om bepaalde taken over te nemen. Huisartsen die een samenwerkingsverband hebben afgesproken, kunnen een praktijkondersteuner in de hand nemen. Tandartsen, daarentegen, kunnen gezamenlijk een mondhygiënist aanstellen om periodieke gebitscontroles te verrichten. Het zorgaanbod wordt op deze wijze efficiënter georganiseerd doordat tandartsen en huisartsen in de gelegenheid worden gesteld om zich te concentreren op behandelingen op academisch niveau.

 

5.         Ideeën voor het verbeteren van de eerste lijnsgezondheidszorg

 

5.1       Het creëren en versterken van multidisciplinaire gezondheidsaccommodaties

Zowel het samenwerken binnen de eigen beroepsgroep als daarbuiten is een positieve ontwikkeling in het kader van het verbeteren van de eerste lijnsgezondheidszorg. Om een optimaal zorgaanbod te bewerkstelligen, zou eigenlijk elke wijk, te weten Vrijenban, Wippolder, Hof van Delft, Voorhof, Buitenhof, Tanthof en de Binnenstad, over een gezondheidsaccommodatie moeten beschikken. Het werken op wijkniveau schept immers duidelijke mogelijkheden om de volksgezondheid en zorg op de vraag af te stemmen.

            Momenteel bestaan er vijf gezondheidsaccommodaties in Delft: de Pootstraat, Handellaan, Tanthof, Nassaulaan en een particuliere ontwikkeling in de binnenstad. Met uitzondering van de nieuwe accommodatie in de binnenstad, dient er naar de overige accommodaties goed gekeken te worden of aan alle fysieke en inhoudelijke eisen wordt voldaan. Mogelijk moet er gerenoveerd worden, een andere functie-invulling aan gegeven worden of uitgebreid worden. Er zijn nog twee wijken, namelijk Hof van Delft en Vrijenban, zonder een goed geoutilleerde accommodatie. Binnen de gemeente bestaan ideeën over de locatie waar het fysiek mogelijk is om nieuw te bouwen of gebruik te maken van een bestaande accommodatie. Het betreft voor Hof van Delft een nieuwbouw kavel in de buurt van de Groene Zoom en voor Vrijenban een mogelijke accommodatie in de nabije omgeving van de GGZ Delfland aan de Sint Jorisweg.

 

5.2       De gemeentelijke rol inzake het realiseren van geschikte accommodaties

Het is duidelijk dat het probleem van een (dreigend) tekort aan tandartsen en huisartsen opgelost moet worden om de eerste lijnsgezondheidszorg in Delft te optimaliseren. Uit gesprekken met het veld is naar voren gekomen dat het tekort deels in de hand wordt gewerkt doordat eerste lijnspartijen veel moeite hebben om een geschikte accommodatie te vinden. Dit geldt zowel voor tandartsen en huisartsen die een praktijk alleen prefereren als voor diegenen die de voorkeur geven aan het werken in een HOED of TOED. Een mogelijke manier om als gemeente het tekort in de eerste lijnsgezondheidszorg op te lossen, is om een ondersteunende rol te vervullen ten aanzien van de huisvesting. Echter, de gemeente is van mening dat deze taak alleen naar zich toe getrokken dient te worden wanneer eerste lijnspartijen zelf niet in staat zijn goede accommodaties te realiseren.

            De gemeente kan eerste lijnspartijen op een aantal manieren helpen bij het ontwikkelen van geschikte accommodaties. De mogelijkheden zijn als volgt:

1.         De gemeente zal voor zo ver mogelijk meewerken aan het wijzigen van bestemmingsplannen als bestaande bestemmingen niet voldoen.

2.                  De gemeente kan een bemiddelende rol spelen in het zoeken naar partners die eventueel accommodaties kunnen ontwikkelen.

3.                  De gemeente kan in het uiterste geval eerste lijnspartijen faciliteren door middel van het inzetten van haar onroerend goed. Begin jaren tachtig heeft de gemeente door het beschikbaar stellen van gezondheidsaccommodaties, zoals de Veulenkamp, Händellaan, Pootstraat en Nassaulaan, een dreigend tekort weten af te wenden.

Het uitgangspunt bij de drie mogelijkheden is dat de verantwoordelijkheid voor het realiseren van een geschikte accommodatie bij het veld blijft liggen. Slechts indien zich knelpunten voordoen, zal de gemeente overwegen ondersteuning te verlenen. De gemeente zal dan echter zorgdragen voor een casco faciliteit.

 

5.3       Het aantrekken van allochtoon personeel in de zorgsector en het verstrekken van informatie aan allochtonen en eerste lijnspartijen

Reeds aan het begin van dit stuk is duidelijk geworden dat de kwaliteit van de eerste lijnsgezondheidszorg vergroot wordt door beter aan de zorgvraag van allochtonen te voldoen. Om dit doel te realiseren kan aan een drietal mogelijkheden worden gedacht.

1.                  Er dient meer allochtoon personeel te worden aangenomen in de gezondheidsaccommodaties. Daarbij zou tevens gedacht kunnen worden aan het aanstellen van allochtone zorgconsulenten die als intermediair kunnen optreden tussen de patiënt en arts. Deze zorgconsulenten zullen vanwege hun eigen (allochtone) achtergrond en enige medische basiskennis in staat zijn om de moeilijkheden waarmee allochtonen kampen goed in te schatten.

2.                  In samenwerking met de zelforganisaties dienen allochtonen via brochures en informatie-avonden worden geïnformeerd over de wijze waarop de gezondheidszorg in Delft is georganiseerd en wat er van verwacht kan worden.

3.                  Eerste lijnspartijen zoals huisartsen en tandartsen moeten goed worden ingelicht over de problemen waarmee veel allochtonen kampen. Om het begrip voor deze patiëntengroep te vergroten en het omgaan hiermee te verbeteren zou informatie kunnen worden verschaft over culturele verschillen en zorginstellingen in het land van herkomst.

 

6.         Vragen

Tot slot volgen enkele vragen die tijdens de bijeenkomst van 2 november aan de aanwezigen zullen worden voor gelegd. De vragen luiden als volgt:

 

1.                  Leveren multidisciplinaire gezondheidsaccommodaties een meerwaarde op wanneer het gaat om het verbeteren van de eerste lijnsgezondheidszorg?

            Hoe kan het versterken en creëren van deze accommodaties gefinancierd worden?

 

2.         Op welke wijze zullen de praktijken van huisartsen en tandartsen in de toekomst verschillen van de huidige situatie?

Is het gemeentelijk beleid hier goed op voorbereid?

 

3.         Wat is de rol van de gemeente om de eerste lijnsgezondheidszorg in kwantitatieve en kwalitatieve zin te verbeteren?

 

4.         Zullen allochtone zorgconsulenten daadwerkelijk in staat zijn de werkdruk van huisartsen en/of tandartsen te verlichten en de toegankelijkheid van de eerste lijnsgezondheidszorg voor allochtonen te vergroten?

In welke zorginstelling(en) zouden zorgconsulenten aangesteld moeten worden?

Is het verstrekken van informatie aan allochtonen en eerste lijnspartijen via brochures en bijeenkomsten een efficiënte manier om het beoogde resultaat te bereiken?

Welke financiële middelen zouden moeten worden aangewend om de zorgconsulenten en informatieverstrekking te kunnen bekostigen?