Discussienotitie
wonen en zorg
1. Inleiding
Wonen
en zorg zijn actuele items. Landelijk, regionaal maar zeker lokaal.
Van
beide items houdt de zorg momenteel de gemoederen het
meest bezig. In ieder geval landelijk, gelet op alle nog lopende discussies en debatten.
Te lange wachtlijsten en te weinig personeel koppen regelmatig in de krant.
Ook
regionaal bestaat behoefte aan een heldere visie op zorg. De provincie
Zuid-Holland stimuleert de regio’s daarbij. Het resultaat is dat voor de regio
Delft Westland Oostland gewerkt wordt aan de Regionale Structuurvisie
Huisvesting Zorg (SHZ). Daarin hebben diverse Delftse instellingen, maar ook de
gemeente een rol.
Het
lopende regionale proces moet voor eind 2000 een methodiek opleveren aan de
hand waarvan heldere afspraken over het zorgbeleid kunnen worden gemaakt.
Op
dat moment liggen er diverse geactualiseerde en op onderdelen nieuwe plannen,
die in ieder geval ook cijfermatig duidelijk maken voor welke keuzen de zorg
(aanbieders, vragers en instellingen) staat.
Om
een aantal redenen is lokaal de noodzaak van een volksgezondheid- en zorgbeleid
onderkend. Zo zijn bijvoorbeeld over de toekomst van de WVG en het RIO eerder
dit jaar richtinggevende besluiten genomen. Verder heeft de gemeente mede door
een wettelijk kader een meer prominente rol op dit terrein. Daar wil de
gemeente haar weg zoeken en positie bepalen.
Ook
het terrein wonen is op diverse niveaus volop in beweging. Staatssecretaris
Remkes heeft medio mei 2000 de conceptnota Wonen gepresenteerd. Daarin is een
apart hoofdstuk over wonen en zorg opgenomen. Het voert te ver nu alle
elementen van dit hoofdstuk uit te diepen. Voor dit moment is van belang dat
wonen en zorg onderdeel worden van het rijksbeleidskader. Gemeenten en
corporaties dienen in hun investeringsprogramma’s expliciet aan te geven hoe
met de wooncomponent uit de regionale zorgvisies, in relatie tot de stedelijke
vernieuwing en de uitbreiding, wordt omgegaan. Ook moeten zij aandacht besteden
aan het aanbod van betaalbare en levensloopbestendige woningen. Het treffen van
voorzieningen aan woongebouwen van corporaties ten behoeve van gehandicapten
behoort tot de reguliere maatschappelijke taak van de corporaties. Speciaal
daarvoor krijgen de corporaties wonen en zorg als zesde prestatieveld.
Lokaal
d.w.z. in de woonvisie komen wonen en zorg ook aan bod. Daarbij staan de
doelgroepen ouderen en gehandicapten centraal. Voor ouderen en gehandicapten
worden de inspanningen gericht op het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen
blijven wonen. De woonlocatie, de woning en de zorg zijn daarin bepalende
elementen.
Specifiek
richt het lokale beleid zich op meer aanbod van geschikte woningen. Woningen
die zowel via aanpassing als nieuwbouw voor mensen met uiteenlopende
functiebeperkingen beschikbaar moeten komen. Woningen ook waar mensen een
beroep kunnen (blijven) doen op zorg. Het gaat dan met name om woningen die
geen deel uitmaken van de reguliere (intramurale) verpleeg- en
verzorgingstehuizen.
De
gemeente heeft besloten een bijdrage te willen leveren in het vergroten van het
aanbod aan geschikte woningen. Dat gebeurt onder de vlag van het zogeheten
‘opplussen’.
Verder
wil de gemeente met leveranciers van woon- en zorgproducten praten over (het
ontwikkelen van) woonzorg-concepten in Delft.
2. Inzet en aanpak gemeente
Om
zicht te krijgen op het veld van wonen en zorg en de gewenste rol van de
gemeente daarbij is medio 2000 gestart met het ‘verkennen van het veld’.
Gesprekken
met diverse instellingen hebben eerste informatie opgeleverd over vraag en aanbod
en in het bijzonder de wachtlijstproblematiek, specifieke knelpunten die zich
wellicht in de praktijk voordoen en (mogelijke) oplossingen hiervoor.
Vraag en aanbod
Vastgesteld
kan worden dat het in de zorg ingezette proces van extramuralisering (simpel
gezegd: het afbouwen van aantallen bedden in verpleeg- en verzorgingstehuizen
en het inzetten van het daardoor vrijkomende zorgpakket in de woonsituatie van
daarvoor in aanmerking komende cliënten) leidt tot het langer thuis wonen.
Verder speelt de vergrijzing. Ontwikkelingen die vragen om voldoende geschikte
woningen en zorg op maat aan huis of binnen handbereik. Alle partijen zijn zich
bewust van deze ontwikkelingen. Zij hebben ieder een eigen visie hoe hierop kan
worden ingespeeld. Een visie die mede is ingegeven door de cijfers en feiten
die nu bekend zijn.
Cijfers
en feiten
In
het kader van deze notitie wordt volstaan met enkele lokale cijfers. Het gaat
dan vooral om cijfers over de bevolkingsontwikkeling over de jaren 1999 en 2000
en meer specifiek de ontwikkeling van de groep 75+ers. Verder ook enkele
cijfers uit de begin 2000 vastgestelde Woonvisie Delft over de
geprognosticeerde ontwikkeling van de groep 55+ers en de gevolgen hiervan voor
de voor hen geschikte woningvoorraad.
Tabel
1: ontwikkeling bevolking Delft over de jaren 1999 en 2000
1999 |
2000 |
95.276 |
96.101 |
(bron:
Publiekszaken, vakteam Burgerzaken; peildatum 1-1-2000)
Tabel
2: ontwikkeling groep 75+ Delft over de jaren1999 en 2000
1999 |
2000 |
5.914 |
6.005 |
(Bron:
Publiekszaken, vakteam Burgerzaken; peildatum 1-1-2000)
Woonvisie Delft
‘De
vergrijzing is ook in Delft zichtbaar. De verwachting is dat in het jaar 2005
in Delft 23% van de bevolking ouder dan 55 jaar zal zijn. De meeste ouderen
willen en kunnen thuis blijven wonen. Hiervoor zijn geschikte woningen,
toegankelijke woonomgeving, goede zorg en dienstverlening en
welzijnsvoorzieningen noodzakelijk.’
In
de woonvisie is dat o.a. vertaald in acties om de voorraad voor ouderen
geschikte woningen te vergroten. Dit gebeurt met name via het opplussen van
bestaande complexen. Verder is het vizier gericht op het realiseren van
levensloopbestendige nieuwbouwcomplexen.
Wachtlijstproblematiek
Volgens
de meeste gesprekspartners bestaan momenteel wachtlijsten voor specifieke
woonvoorzieningen voor senioren, zoals aanleunwoningen en woningen in een
verzorgings- en verpleeghuis. Het gaat om de aantallen die in tabel 3.1 zijn
opgenomen. Opgemerkt wordt dat die cijfers dateren van eind 1999. Zij maken
onderdeel uit van het Plan VV 2001-2006. Op onderdelen zijn die cijfers nog
‘vervuild’.
Tabel
3.1: wachtlijstcijfers Delft
Instelling |
Aantallen |
Verpleeghuis |
215 |
Verzorgingstehuis |
698 |
Thuiszorg |
156 |
PGB
V & V |
20 |
Totaal |
1089 |
(Bron:
conceptplan VV 2001-2006, 4e proeve d.d. 8-6-2000)
Tabel
3.2: WVG-aanvragen
|
voorraad |
|
|
voorraad |
|
01-08-00 |
instroom |
afgehandeld |
31-08-00 |
Rolstoelen |
143 |
37 |
34 |
146 |
Woonvoorzieningen |
284 |
66 |
57 |
293 |
Vervoersvoorzieningen |
186 |
50 |
84 |
152 |
Scootmobielen |
65 |
11 |
9 |
67 |
Totaal |
678 |
164 |
184 |
658 |
(Bron:
vakteam WVG overzicht per 31-8-2000)
Tabel
3.3: overzicht indicatie aanleunwoningen
|
Voorraad |
|
|
voorraad |
|
01-08-00 |
Instroom |
afgehandeld |
31-08-00 |
Indicaties |
209 |
128 |
64 |
273 |
Indicaties
Aanleunwoningen |
128 |
11 |
0 |
139 |
Administratieve mutaties |
409 |
83 |
47 |
445 |
Totaal |
746 |
222 |
111 |
857 |
(Bron: vakteam WVG,
overzicht per 31-8-2000)
Wat
vinden de partijen?
Om
de wachtlijsten in te korten zouden mensen met een lichte zorgvraag wat langer
thuis moeten kunnen blijven wonen. Dat vraagt wel om voldoende zorg aan huis.
Het is niet duidelijk of een dergelijke verschuiving leidt tot spanningen in
bijvoorbeeld de (wachtlijsten van de) thuiszorg. Verder is duidelijk dat de
zorg in het algemeen hoog op de politieke agenda staat. Er komt meer geld. De
komende tijd moet uitwijzen of de wachtlijstproblematiek in Delft daar positief
door wordt beïnvloed.
Kwaliteit
van wonen en zorg
Partijen
zijn het er over eens dat een kwaliteitsslag gemaakt moet worden om het
voorzieningenniveau op een acceptabel niveau te krijgen (en houden). Kwaliteit
vertaalt zich volgens diverse partijen wat wonen betreft in
levensloopbestendige huisvesting.
Om
een tweedeling in het wonen (en naar alle waarschijnlijkheid annex de zorg) te
voorkomen moet bij het maken van die kwaliteitsslag wel rekening worden
gehouden met de prijsontwikkeling. De gemeente zou hierin een rol kunnen
spelen. Gedacht wordt aan prijsgunstige afspraken over verkoop van grond ten
behoeve van nieuwbouw. Verder wordt gedacht aan praktische afspraken over
bijvoorbeeld huursubsidietoekenning.
Investeringen
in wonen en zorg
Zorg
Uit
het conceptplan VV is bekend dat wordt gewerkt aan en wordt geïnvesteerd in
aanpassingen en renovaties in de huidige verpleeg- en verzorgingshuizen.
Het
kader van het plan VV omvat de volgende hoofdpunten:
·
Zorgvragers hebben de principiële en
blijvende keuzevrijheid voor de woonsituatie, de benodigde zorg en de
tijdstippen van zorg. Aan de levering van zorg zijn beperkingen gebonden die in
duidelijke productomschrijvingen inclusief leveringsvoorwaarden omschreven gaan
worden.
·
Zorg is mensenwerk. Partijen in de
regio hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor voldoende instroom en
voor het behoud van medewerkers.
·
Uitgegaan wordt van de functionele
scheiding van wonen en zorg.
·
Uitgegaan wordt van een viertal
onderscheiden woon/zorg-situaties:
1. Verspreid
in de regio zijn er 24-uurs zorginstellingen voor zorgvragers die in principe
24 uur per etmaal zorg nodig hebben.
2. In
de zeer directe omgeving van 24-uurs zorginstellingen zijn of worden
WoonZorgcentra gesitueerd waar zorgvragers met een indicatie voor verpleeg- of
verzorgingshuiszorg wonen zonder structurele noodzaak voor 24-uurs zorg. De
zorg wordt vanuit de 24-uurs zorginstelling geleverd.
3. In
de regio zijn/worden geclusterde woonvormen gesitueerd: levensloopbestendige
woningen, in clusters gegroepeerd, met enige infrastructuur voor zorg en
welzijn voor de bewoners van de woonvorm.
4. Woningen
verspreid in de wijk waar aan geïndiceerde zorgvragers zorg geleverd kan
worden.
De genoemde productomschrijvingen en
leveringsvoorwaarden maken
transparant welke zorg in welke
woon/zorg-situatie te leveren is en onder welke
voorwaarden.
·
Geografische spreiding van het aanbod
aan zorgproducten maakt het zogenoemde ‘gecombineerd’ bouwen (verpleeghuis,
verzorgingshuis, ziekenhuis, thuiszorg, overige sectoren) noodzakelijk in
verband met exploitatievoordelen.
·
De differentiatie/flexibiliteit in
zorgvormen/tussenvoorzieningen op basis van de zorgvraag moet worden vergroot.
Deze
uitgangspunten leiden tot een nog vast te stellen programma.
Wonen
Corporaties
en gemeente investeren volgens een daartoe gemaakte prestatieafspraak in het
kader van wonen via het project opplussen in de bestaande complexen. Op 1 juli
2000 zijn plannen voor 326 woningen opgestart. Inzet van de gemeente is voor
1-1-2003 tenminste 2.000 woningen op te plussen.
Daartoe
worden voor eind 2000 nieuwe prestatieafspraken met corporaties gemaakt.
Mede
dankzij al deze investeringen moet voor diverse groepen een meer evenwichtige
spreiding van diverse vormen van zelfstandige huisvesting over de stad tot
stand komen. Partijen die bij dit proces betrokken zijn, i.c. zorginstellingen
en corporaties, gaan voor een zo hoog mogelijk niveau. Vaak komt dat neer op
afwijken van de door het college voor ziekenhuisvoorzieningen gestelde norm
voor oppervlakte van dergelijke woningen.
Met
name door de instellingen wordt overwogen woningen die het niveau niet halen af
te stoten (aan corporaties voor andere doelgroepen).
Dat
laatste sluit aan bij de door instellingen en corporaties samen getrokken conclusie
dat er een duidelijkere scheiding moet komen tussen wonen en zorg.
Er
zijn inmiddels diverse samenwerkingsconstructies tussen instellingen en
corporaties tot stand gebracht. Deze worden verder uitgebouwd.
Andere
winstpunten
Instellingen
geven aan dat op diverse punten winst kan worden bereikt. Met name wordt
daarbij gedacht aan het realiseren van één centraal alarmeringssysteem voor
heel Delft. Ook de privacy in verpleeghuizen komt daarbij in beeld.
Deconcentratie
gehandicapteninstellingen
Het deconcentratieproces van instellingen voor mensen met
een verstandelijke handicap (vg) en mensen met een lichamelijke handicap (lg)
is in het kort als volgt te omschrijven.
Het
beleid van VWS is erop gericht om, grof gezegd van de 'instellingsterreinen' af
te komen. Van vroeger uit werden mensen met een handicap met z'n allen bij
elkaar in grote instellingen, veelal achteraf en in het bos, geplaatst.
Omdat
dat niet meer van deze tijd is, worden uitbreidingen en verbouwingen van
instellingen, die moeten worden aangevraagd bij VWS, vaak alleen nog maar
gehonoreerd als het een deconcentratieproces betreft. Dat wil zeggen: een deel
van de mensen die op het instellingsterrein wonen gaan 'gewoon' in de wijk
wonen, waar de zorg wordt geboden die ze nodig hebben. Vaak probeert men het
'scheiden wonen-zorg' principe door te voeren. Dat wil zeggen dat er vanuit de
instelling wordt geleverd waar men goed in is, namelijk de (AWBZ)gefinancierde
zorg. De woningen worden beheerd door een woningcorporatie (in het meest gunstige
geval, vaak ook nog door de instellingen) en de bewoners huren zelf de woning
(als dat mogelijk is). Dit is het ideaalmodel, het kan lang niet in alle
gevallen. Er zal altijd een groep mensen blijven die beschermd moet wonen en
het beste kan wonen op een terrein buitenaf waar andere regels gelden dan in de
gewone maatschappij. Wat er ook vaak gedaan wordt bij een deconcentratie is het
verdunnen van groepen. Dat wil zeggen: de groepen minder groot maken zodat er
meer ruimte per persoon beschikbaar is. Ook de groepen die in de wijk gaan
wonen zijn vaak kleiner dan de groepen op een instellingsterrein.
Een
goed voorbeeld van een Delfts integratieproject is het plan van IPSE aan de
Paardenmarkt.
Belangen
en informatievoorziening
De
meeste partijen zijn in staat individueel of met elkaar aandacht te vragen voor
c.q. activiteiten te ontwikkelen ter bevordering van de belangen van hun
achterban. Een achterban die nagenoeg alle inwoners(groepen) van Delft
bestrijkt. De meeste groepen zijn zoals dat heet consument op het terrein van
wonen en/of zorg. De Woonkoepel en het RPCP zijn voor hen in dat geval een
belangrijke ingang. De praktijk laat zien dat op het terrein van wonen en zorg
met name de doelgroepen ouderen en gehandicapten centraal staan. Dat vertaalt zich
in een duidelijke inbreng vanuit beide groepen.
Ouderen(instellingen)
zijn van mening dat de informatieverstrekking aan hun moet worden uitgebreid,
waardoor zij zich beter op de hoogte kunnen stellen van hun woon- en
zorgmogelijkheden. Hun voorkeur gaat uit naar één centraal informatiepunt waar
de zorg- en de huisvestingsvraag, maar ook vragen over welzijn(svoorzieningen),
werk/inkomen, recreatie e.d. gebundeld worden.
Financiële
aspecten wonen en zorg
Het
staat vast: op basis van het huidige gedachtengoed zullen steeds meer cliënten
met een beperkte zorgvraag (langer) thuis blijven wonen. Wat ook vast staat is
dat er inkomensverschillen zijn. Er is in die zin terecht zorg voor een zich
aandienende tweedeling.
Het
is de uitdrukkelijke wens van veel partijen dat tenminste wordt bezien of en zo
ja hoe een dergelijke situatie kan worden gestuurd. Dit zo mogelijk in lijn met
de algemene tendens, ook binnen het Delftse gezondheids- en zorgbeleid, van
sturing in de zorgvraag Ideeën die worden geopperd variëren van leveren van
bijdragen om de woningbouw betaalbaar te krijgen (en houden) en het ontwikkelen
van een specifek bijdragesysteem. Daarbij wordt gedacht aan de bijzondere
bijstand of een daarvan afgeleid systeem, op basis waarvan kan worden voorzien
in de financiering van bv. alarmering, maaltijdservice. Ook het op een andere
wijze inzetten van het Persoonsgebonden budget (PGB) wordt genoemd.
Om
de extramuralisering mogelijk te maken krijgen de instellingen vanuit diverse
bronnen middelen. Structureel en incidenteel. In het conceptplan VV worden deze
bronnen genoemd. Om hun activiteiten, en dan met name de kwaliteitsslagen, te
kunnen realiseren gaan de instellingen creatief om met de hen beschikbaar
gestelde middelen. Er wordt zoals dat heet ‘met middelen geschoven’.
De
instellingen achten zich in staat om hun werk te blijven doen. Wel wordt
voortdurend gezocht naar mogelijkheden om het evenwicht tussen zorgvraag en
-aanbod te garanderen. Dat heeft bijvoorbeeld eerder dit jaar geleid tot
bepaalde vormen van schaalvergroting (fusie) en ook samenwerkingsvormen tussen
bijvoorbeeld Pieter van Foreest, de GGZ en corporaties.
Een
heroverweging van kerntaken moet op (korte) termijn ook tot het bewuster
inzetten van middelen leiden. Tot zover de eigen mogelijkheden van de
instellingen. Er wordt door hen ook heel nadrukkelijk gekeken naar de overheid.
AWBZ en soortgelijke geldstromen zouden anders ingezet moeten kunnen worden.
Met
veel belangstelling volgen de instellingen de gedachtenvorming van de gemeente
Delft over hoe zij bijvoorbeeld op het terrein volksgezondheid en zorg, als
centrumgemeente met diverse kerntaken, met de haar beschikbare middelen om
gaat. Evenzo wordt belangstellend gevolgd hoe de welzijnsmiddelen worden
ingezet.
3. Ontwikkelingen/samenwerkingsverbanden
Samenwerking
en verwijzing
De
afgelopen jaren hebben diverse partijen elkaar ‘ontdekt’. Dat heeft tot enkele
samenwerkingsconstructies en tastbare afspraken geleid. Een goed voorbeeld is
de samenwerking tussen zorginstellingen en corporaties. De meeste partijen zijn
er van overtuigd, mede door het open gaan van de zorgmarkt, dat de samenwerking
steeds verder wordt uitgebreid i.c. geoptimaliseerd.
Wel
is duidelijk dat partijen niet alle eigen initiatieven overboord zetten. Op
zich valt een dergelijk ondernemerschap te waarderen. Het is wel van belang dat
alle acties (lees: producten) ten goede komen aan de klanten. Dat betekent dat
het veld voor iedereen makkelijk toegankelijk moet zijn. Dat wordt in de regel
door de partijen vertaald in één centraal punt waar de klant op een juiste
wijze wordt geïnformeerd en verwezen.
Alle
partijen beseffen dit. Zij zijn van mening dat de gemeente een coördinerende
rol moet krijgen om een dergelijk doel te bereiken.
Marktmechanisme
De
wettelijke beperkingen op het gebied van zorgverlening gaan vervallen. Hierdoor
wordt het mogelijk om verzorging en verpleging door één verstrekker te laten
uitvoeren. Hierdoor zullen zich meer zorgverleners op de markt gaan begeven en
wordt samenwerking belangrijker dan ooit. In deze samenwerking zal met name
stil moeten worden gestaan bij de vraag waar de expertise moet liggen en of
concurrentie altijd wenselijk is.
4. Rol gemeente
Coördineren
en faciliteren
In
alle gesprekken is een algehele waardering uitgesproken voor het initiatief een
Delftse beleidsvisie wonen en zorg te ontwikkelen. De meeste partijen
verwachten een coördinerende rol van de gemeente. Verder spreken zij de
gemeente aan op haar faciliterende rol. Dat laatste is niet vreemd, omdat de
gemeente tot taak heeft om op gebieden wonen, zorg en welzijn kerntaken te
benoemen. Voor uitvoering van die taken zijn budgetten beschikbaar.
Partijen
geven aan behoefte te hebben aan actuele cijfers e.d.. Een wens die aansluit
bij een actie die inmiddels door de gemeente in gang is gezet. Actie die
gericht is op krijgen van een overzicht van alle voorzieningen en instellingen
in de stad.
Uitgangspunten
en concrete inspanningen
Uitgangspunten
Eerder
is al op een rij gezet welke beleidslijnen uitgangspunt zijn voor de gemeente.
Het meest vers zijn de uitgangspunten voor het lokaal volksgezonds- en
zorgbeleid. Deze zijn:
1. het
uitvoeren van wettelijke taken (zoeken naar samenhang in beleid en stimuleren
van zelfredzaamheid);
2. uitgaan
van vraagsturing (krijgen inzicht - systemen - indicatiestelling);
3. werken
aan optimale toegang tot de zorg (afstemming en samenwerking optimaliseren op
wijkniveau en stedelijk niveau);
4. zorg
voor risicogroepen
Concrete inspanningen
Gemeente
en partijen kennen elkaar van/uit bestaande overlegsituaties. Dat heeft
inmiddels de volgende (werk)afspraken opgeleverd:
·
er wordt een basispakket GGD
geformuleerd;
·
er is BAW-overleg;
·
er is een basisvisie op
maatschappelijke opvang;
·
het RIO functioneert en het takenpakket
wordt uitgebreid (met o.a. WVG en aanleunwoningen);
·
er wordt op verschillende niveaus
actief deelgenomen aan het overleg over de regionale zorgvisie;
·
er is door instelling van panels
betrokkenheid onder diverse groepen geactiveerd;
·
er zijn middelen om woningen beter
toegankelijk/aanpasbaar te maken.
Rode
draden voor lokaal beleid
De
hiervoor genoemde uitgangspunten en inspanningen zijn voor een groot deel
tijdens de gesprekken met partijen aan de orde gekomen en onderschreven.
Dat
nodigt uit om die punten als vertrek te nemen voor verdere uitwerking van het
lokale beleid. De gesprekken hebben ook de volgende ‘rode draden’ opgeleverd:
1. iedereen
moet zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren;
2. wonen
en zorg op basis van de huidige inzichten (spreiding, normen);
3. zorg
op maat voor iedereen bereikbaar (geen tweedeling aanmoedigen);
4. spreiding
of grijze vlekken?
5. iedereen
doet waar hij goed in is en zoekt tegelijkertijd naar winst in samenwerking;
6. de
gemeente tracht in overleg met maatschappelijke partners in het veld een
samenhangend beleid wonen, zorg en welzijn te verwezenlijken
Discussiepunten/stellingen
Wonen en Zorg
1.
Zijn
de huidige en toekomstige vraag van ouderen en gehandicapten naar
woon/zorg-producten
voldoende bekend? En wie zorgt voor goede en
actuele
wachtlijstgegevens?
2. Stelling: bij het scheiden van
wonen en zorg hoort ook dat iemand bij het betrekken van een ‘aanleunwoning’
zijn of haar keuzevrijheid behoudt ten aanzien van de instelling die de zorg
levert.
3. Moet tweedeling in wonen en zorg
te allen tijde worden voorkomen of moet eerder worden ingespeeld op de vraag
naar hedendaagse woonzorgcombinaties?
4. Bij het zelfstandiger gaan wonen
van verstandelijk gehandicapten en mensen met een psychiatrische aandoening
hoort ook een nieuw? sociaal-cultureel beleid voor deze groepen. Wie zijn hiervoor
verantwoordelijk en in hoeverre kan dit beleid geïntegreerd worden in het
reguliere buurt- en wijkwerk.
5. Hoe snel kunnen partijen heldere
afspraken maken over één centraal alarmeringssysteem en meer privacy in
verpleeghuizen?