Discussienotitie wonen en zorg

 

1.  Inleiding

Wonen en zorg zijn actuele items. Landelijk, regionaal maar zeker lokaal.

Van beide items houdt de zorg momenteel de gemoederen het meest bezig. In ieder geval landelijk, gelet op alle nog lopende discussies en debatten. Te lange wachtlijsten en te weinig personeel koppen regelmatig in de krant.

Ook regionaal bestaat behoefte aan een heldere visie op zorg. De provincie Zuid-Holland stimuleert de regio’s daarbij. Het resultaat is dat voor de regio Delft Westland Oostland gewerkt wordt aan de Regionale Structuurvisie Huisvesting Zorg (SHZ). Daarin hebben diverse Delftse instellingen, maar ook de gemeente een rol.

Het lopende regionale proces moet voor eind 2000 een methodiek opleveren aan de hand waarvan heldere afspraken over het zorgbeleid kunnen worden gemaakt.

Op dat moment liggen er diverse geactualiseerde en op onderdelen nieuwe plannen, die in ieder geval ook cijfermatig duidelijk maken voor welke keuzen de zorg (aanbieders, vragers en instellingen) staat.

 

Om een aantal redenen is lokaal de noodzaak van een volksgezondheid- en zorgbeleid onderkend. Zo zijn bijvoorbeeld over de toekomst van de WVG en het RIO eerder dit jaar richtinggevende besluiten genomen. Verder heeft de gemeente mede door een wettelijk kader een meer prominente rol op dit terrein. Daar wil de gemeente haar weg zoeken en positie bepalen.

 

Ook het terrein wonen is op diverse niveaus volop in beweging. Staatssecretaris Remkes heeft medio mei 2000 de conceptnota Wonen gepresenteerd. Daarin is een apart hoofdstuk over wonen en zorg opgenomen. Het voert te ver nu alle elementen van dit hoofdstuk uit te diepen. Voor dit moment is van belang dat wonen en zorg onderdeel worden van het rijksbeleidskader. Gemeenten en corporaties dienen in hun investeringsprogramma’s expliciet aan te geven hoe met de wooncomponent uit de regionale zorgvisies, in relatie tot de stedelijke vernieuwing en de uitbreiding, wordt omgegaan. Ook moeten zij aandacht besteden aan het aanbod van betaalbare en levensloopbestendige woningen. Het treffen van voorzieningen aan woongebouwen van corporaties ten behoeve van gehandicapten behoort tot de reguliere maatschappelijke taak van de corporaties. Speciaal daarvoor krijgen de corporaties wonen en zorg als zesde prestatieveld.

 

Lokaal d.w.z. in de woonvisie komen wonen en zorg ook aan bod. Daarbij staan de doelgroepen ouderen en gehandicapten centraal. Voor ouderen en gehandicapten worden de inspanningen gericht op het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. De woonlocatie, de woning en de zorg zijn daarin bepalende elementen.

Specifiek richt het lokale beleid zich op meer aanbod van geschikte woningen. Woningen die zowel via aanpassing als nieuwbouw voor mensen met uiteenlopende functiebeperkingen beschikbaar moeten komen. Woningen ook waar mensen een beroep kunnen (blijven) doen op zorg. Het gaat dan met name om woningen die geen deel uitmaken van de reguliere (intramurale) verpleeg- en verzorgingstehuizen.

 

De gemeente heeft besloten een bijdrage te willen leveren in het vergroten van het aanbod aan geschikte woningen. Dat gebeurt onder de vlag van het zogeheten ‘opplussen’.

Verder wil de gemeente met leveranciers van woon- en zorgproducten praten over (het ontwikkelen van) woonzorg-concepten in Delft.


2. Inzet en aanpak gemeente

Om zicht te krijgen op het veld van wonen en zorg en de gewenste rol van de gemeente daarbij is medio 2000 gestart met het ‘verkennen van het veld’.

Gesprekken met diverse instellingen hebben eerste informatie opgeleverd over vraag en aanbod en in het bijzonder de wachtlijstproblematiek, specifieke knelpunten die zich wellicht in de praktijk voordoen en (mogelijke) oplossingen hiervoor.

 

Vraag en aanbod

Vastgesteld kan worden dat het in de zorg ingezette proces van extramuralisering (simpel gezegd: het afbouwen van aantallen bedden in verpleeg- en verzorgingstehuizen en het inzetten van het daardoor vrijkomende zorgpakket in de woonsituatie van daarvoor in aanmerking komende cliënten) leidt tot het langer thuis wonen. Verder speelt de vergrijzing. Ontwikkelingen die vragen om voldoende geschikte woningen en zorg op maat aan huis of binnen handbereik. Alle partijen zijn zich bewust van deze ontwikkelingen. Zij hebben ieder een eigen visie hoe hierop kan worden ingespeeld. Een visie die mede is ingegeven door de cijfers en feiten die nu bekend zijn.

 

Cijfers en feiten

In het kader van deze notitie wordt volstaan met enkele lokale cijfers. Het gaat dan vooral om cijfers over de bevolkingsontwikkeling over de jaren 1999 en 2000 en meer specifiek de ontwikkeling van de groep 75+ers. Verder ook enkele cijfers uit de begin 2000 vastgestelde Woonvisie Delft over de geprognosticeerde ontwikkeling van de groep 55+ers en de gevolgen hiervan voor de voor hen geschikte woningvoorraad.

 

Tabel 1: ontwikkeling bevolking Delft over de jaren 1999 en 2000

1999

2000

95.276

96.101

(bron: Publiekszaken, vakteam Burgerzaken; peildatum 1-1-2000)

 

Tabel 2: ontwikkeling groep 75+ Delft over de jaren1999 en 2000

1999

2000

5.914

6.005

(Bron: Publiekszaken, vakteam Burgerzaken; peildatum 1-1-2000)

 

Woonvisie Delft

‘De vergrijzing is ook in Delft zichtbaar. De verwachting is dat in het jaar 2005 in Delft 23% van de bevolking ouder dan 55 jaar zal zijn. De meeste ouderen willen en kunnen thuis blijven wonen. Hiervoor zijn geschikte woningen, toegankelijke woonomgeving, goede zorg en dienstverlening en welzijnsvoorzieningen noodzakelijk.’

In de woonvisie is dat o.a. vertaald in acties om de voorraad voor ouderen geschikte woningen te vergroten. Dit gebeurt met name via het opplussen van bestaande complexen. Verder is het vizier gericht op het realiseren van levensloopbestendige nieuwbouwcomplexen.

 

Wachtlijstproblematiek

Volgens de meeste gesprekspartners bestaan momenteel wachtlijsten voor specifieke woonvoorzieningen voor senioren, zoals aanleunwoningen en woningen in een verzorgings- en verpleeghuis. Het gaat om de aantallen die in tabel 3.1 zijn opgenomen. Opgemerkt wordt dat die cijfers dateren van eind 1999. Zij maken onderdeel uit van het Plan VV 2001-2006. Op onderdelen zijn die cijfers nog ‘vervuild’.

 

Tabel 3.1: wachtlijstcijfers Delft

Instelling

Aantallen

Verpleeghuis

215

Verzorgingstehuis

698

Thuiszorg

156

PGB V & V

20

Totaal

1089

(Bron: conceptplan VV 2001-2006, 4e proeve d.d. 8-6-2000)

 

Tabel 3.2: WVG-aanvragen

 

voorraad

 

 

voorraad

 

01-08-00

instroom

afgehandeld

31-08-00

Rolstoelen

143

37

34

146

Woonvoorzieningen

284

66

57

293

Vervoersvoorzieningen

186

50

84

152

Scootmobielen

65

11

9

67

Totaal

678

164

184

658

(Bron: vakteam WVG overzicht per 31-8-2000)

 

Tabel 3.3: overzicht indicatie aanleunwoningen

 

Voorraad

 

 

voorraad

 

01-08-00

Instroom

afgehandeld

31-08-00

Indicaties

209

128

64

273

Indicaties Aanleunwoningen

128

11

0

139

Administratieve mutaties

409

83

47

445

Totaal

746

222

111

857

(Bron: vakteam WVG,  overzicht per 31-8-2000)

 

Wat vinden de partijen?

Om de wachtlijsten in te korten zouden mensen met een lichte zorgvraag wat langer thuis moeten kunnen blijven wonen. Dat vraagt wel om voldoende zorg aan huis. Het is niet duidelijk of een dergelijke verschuiving leidt tot spanningen in bijvoorbeeld de (wachtlijsten van de) thuiszorg. Verder is duidelijk dat de zorg in het algemeen hoog op de politieke agenda staat. Er komt meer geld. De komende tijd moet uitwijzen of de wachtlijstproblematiek in Delft daar positief door wordt beïnvloed.

 

Kwaliteit van wonen en zorg

Partijen zijn het er over eens dat een kwaliteitsslag gemaakt moet worden om het voorzieningenniveau op een acceptabel niveau te krijgen (en houden). Kwaliteit vertaalt zich volgens diverse partijen wat wonen betreft in levensloopbestendige huisvesting.

 

Om een tweedeling in het wonen (en naar alle waarschijnlijkheid annex de zorg) te voorkomen moet bij het maken van die kwaliteitsslag wel rekening worden gehouden met de prijsontwikkeling. De gemeente zou hierin een rol kunnen spelen. Gedacht wordt aan prijsgunstige afspraken over verkoop van grond ten behoeve van nieuwbouw. Verder wordt gedacht aan praktische afspraken over bijvoorbeeld huursubsidietoekenning.


Investeringen in wonen en zorg

Zorg

Uit het conceptplan VV is bekend dat wordt gewerkt aan en wordt geïnvesteerd in aanpassingen en renovaties in de huidige verpleeg- en verzorgingshuizen.

Het kader van het plan VV omvat de volgende hoofdpunten:

·       Zorgvragers hebben de principiële en blijvende keuzevrijheid voor de woonsituatie, de benodigde zorg en de tijdstippen van zorg. Aan de levering van zorg zijn beperkingen gebonden die in duidelijke productomschrijvingen inclusief leveringsvoorwaarden omschreven gaan worden.

·       Zorg is mensenwerk. Partijen in de regio hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor voldoende instroom en voor het behoud van medewerkers.

·       Uitgegaan wordt van de functionele scheiding van wonen en zorg.

·       Uitgegaan wordt van een viertal onderscheiden woon/zorg-situaties:

1.    Verspreid in de regio zijn er 24-uurs zorginstellingen voor zorgvragers die in principe 24 uur per etmaal zorg nodig hebben.

2.    In de zeer directe omgeving van 24-uurs zorginstellingen zijn of worden WoonZorgcentra gesitueerd waar zorgvragers met een indicatie voor verpleeg- of verzorgingshuiszorg wonen zonder structurele noodzaak voor 24-uurs zorg. De zorg wordt vanuit de 24-uurs zorginstelling geleverd.

3.    In de regio zijn/worden geclusterde woonvormen gesitueerd: levensloopbestendige woningen, in clusters gegroepeerd, met enige infrastructuur voor zorg en welzijn voor de bewoners van de woonvorm.

4.    Woningen verspreid in de wijk waar aan geïndiceerde zorgvragers zorg geleverd kan worden.

     De genoemde productomschrijvingen en leveringsvoorwaarden maken

     transparant welke zorg in welke woon/zorg-situatie te leveren is en onder welke                             

     voorwaarden.

·       Geografische spreiding van het aanbod aan zorgproducten maakt het zogenoemde ‘gecombineerd’ bouwen (verpleeghuis, verzorgingshuis, ziekenhuis, thuiszorg, overige sectoren) noodzakelijk in verband met exploitatievoordelen.

·       De differentiatie/flexibiliteit in zorgvormen/tussenvoorzieningen op basis van de zorgvraag moet worden vergroot.

 

Deze uitgangspunten leiden tot een nog vast te stellen programma.

 

Wonen

Corporaties en gemeente investeren volgens een daartoe gemaakte prestatieafspraak in het kader van wonen via het project opplussen in de bestaande complexen. Op 1 juli 2000 zijn plannen voor 326 woningen opgestart. Inzet van de gemeente is voor 1-1-2003 tenminste 2.000 woningen op te plussen.

Daartoe worden voor eind 2000 nieuwe prestatieafspraken met corporaties gemaakt.

 

Mede dankzij al deze investeringen moet voor diverse groepen een meer evenwichtige spreiding van diverse vormen van zelfstandige huisvesting over de stad tot stand komen. Partijen die bij dit proces betrokken zijn, i.c. zorginstellingen en corporaties, gaan voor een zo hoog mogelijk niveau. Vaak komt dat neer op afwijken van de door het college voor ziekenhuisvoorzieningen gestelde norm voor oppervlakte van dergelijke woningen.

Met name door de instellingen wordt overwogen woningen die het niveau niet halen af te stoten (aan corporaties voor andere doelgroepen).

Dat laatste sluit aan bij de door instellingen en corporaties samen getrokken conclusie dat er een duidelijkere scheiding moet komen tussen wonen en zorg.

Er zijn inmiddels diverse samenwerkingsconstructies tussen instellingen en corporaties tot stand gebracht. Deze worden verder uitgebouwd.

 

Andere winstpunten

Instellingen geven aan dat op diverse punten winst kan worden bereikt. Met name wordt daarbij gedacht aan het realiseren van één centraal alarmeringssysteem voor heel Delft. Ook de privacy in verpleeghuizen komt daarbij in beeld. 

 

Deconcentratie gehandicapteninstellingen

Het deconcentratieproces van instellingen voor mensen met een verstandelijke handicap (vg) en mensen met een lichamelijke handicap (lg) is in het kort als volgt te omschrijven.

Het beleid van VWS is erop gericht om, grof gezegd van de 'instellingsterreinen' af te komen. Van vroeger uit werden mensen met een handicap met z'n allen bij elkaar in grote instellingen, veelal achteraf en in het bos, geplaatst.

Omdat dat niet meer van deze tijd is, worden uitbreidingen en verbouwingen van instellingen, die moeten worden aangevraagd bij VWS, vaak alleen nog maar gehonoreerd als het een deconcentratieproces betreft. Dat wil zeggen: een deel van de mensen die op het instellingsterrein wonen gaan 'gewoon' in de wijk wonen, waar de zorg wordt geboden die ze nodig hebben. Vaak probeert men het 'scheiden wonen-zorg' principe door te voeren. Dat wil zeggen dat er vanuit de instelling wordt geleverd waar men goed in is, namelijk de (AWBZ)gefinancierde zorg. De woningen worden beheerd door een woningcorporatie (in het meest gunstige geval, vaak ook nog door de instellingen) en de bewoners huren zelf de woning (als dat mogelijk is). Dit is het ideaalmodel, het kan lang niet in alle gevallen. Er zal altijd een groep mensen blijven die beschermd moet wonen en het beste kan wonen op een terrein buitenaf waar andere regels gelden dan in de gewone maatschappij. Wat er ook vaak gedaan wordt bij een deconcentratie is het verdunnen van groepen. Dat wil zeggen: de groepen minder groot maken zodat er meer ruimte per persoon beschikbaar is. Ook de groepen die in de wijk gaan wonen zijn vaak kleiner dan de groepen op een instellingsterrein.

 

Een goed voorbeeld van een Delfts integratieproject is het plan van IPSE aan de Paardenmarkt.

 

Belangen en informatievoorziening

De meeste partijen zijn in staat individueel of met elkaar aandacht te vragen voor c.q. activiteiten te ontwikkelen ter bevordering van de belangen van hun achterban. Een achterban die nagenoeg alle inwoners(groepen) van Delft bestrijkt. De meeste groepen zijn zoals dat heet consument op het terrein van wonen en/of zorg. De Woonkoepel en het RPCP zijn voor hen in dat geval een belangrijke ingang. De praktijk laat zien dat op het terrein van wonen en zorg met name de doelgroepen ouderen en gehandicapten centraal staan. Dat vertaalt zich in een duidelijke inbreng vanuit beide groepen.

 

Ouderen(instellingen) zijn van mening dat de informatieverstrekking aan hun moet worden uitgebreid, waardoor zij zich beter op de hoogte kunnen stellen van hun woon- en zorgmogelijkheden. Hun voorkeur gaat uit naar één centraal informatiepunt waar de zorg- en de huisvestingsvraag, maar ook vragen over welzijn(svoorzieningen), werk/inkomen, recreatie e.d. gebundeld worden.


Financiële aspecten wonen en zorg

Het staat vast: op basis van het huidige gedachtengoed zullen steeds meer cliënten met een beperkte zorgvraag (langer) thuis blijven wonen. Wat ook vast staat is dat er inkomensverschillen zijn. Er is in die zin terecht zorg voor een zich aandienende tweedeling.

Het is de uitdrukkelijke wens van veel partijen dat tenminste wordt bezien of en zo ja hoe een dergelijke situatie kan worden gestuurd. Dit zo mogelijk in lijn met de algemene tendens, ook binnen het Delftse gezondheids- en zorgbeleid, van sturing in de zorgvraag Ideeën die worden geopperd variëren van leveren van bijdragen om de woningbouw betaalbaar te krijgen (en houden) en het ontwikkelen van een specifek bijdragesysteem. Daarbij wordt gedacht aan de bijzondere bijstand of een daarvan afgeleid systeem, op basis waarvan kan worden voorzien in de financiering van bv. alarmering, maaltijdservice. Ook het op een andere wijze inzetten van het Persoonsgebonden budget (PGB) wordt genoemd.

 

Om de extramuralisering mogelijk te maken krijgen de instellingen vanuit diverse bronnen middelen. Structureel en incidenteel. In het conceptplan VV worden deze bronnen genoemd. Om hun activiteiten, en dan met name de kwaliteitsslagen, te kunnen realiseren gaan de instellingen creatief om met de hen beschikbaar gestelde middelen. Er wordt zoals dat heet ‘met middelen geschoven’.

De instellingen achten zich in staat om hun werk te blijven doen. Wel wordt voortdurend gezocht naar mogelijkheden om het evenwicht tussen zorgvraag en -aanbod te garanderen. Dat heeft bijvoorbeeld eerder dit jaar geleid tot bepaalde vormen van schaalvergroting (fusie) en ook samenwerkingsvormen tussen bijvoorbeeld Pieter van Foreest, de GGZ en corporaties.

Een heroverweging van kerntaken moet op (korte) termijn ook tot het bewuster inzetten van middelen leiden. Tot zover de eigen mogelijkheden van de instellingen. Er wordt door hen ook heel nadrukkelijk gekeken naar de overheid. AWBZ en soortgelijke geldstromen zouden anders ingezet moeten kunnen worden.

Met veel belangstelling volgen de instellingen de gedachtenvorming van de gemeente Delft over hoe zij bijvoorbeeld op het terrein volksgezondheid en zorg, als centrumgemeente met diverse kerntaken, met de haar beschikbare middelen om gaat. Evenzo wordt belangstellend gevolgd hoe de welzijnsmiddelen worden ingezet.

 

3.  Ontwikkelingen/samenwerkingsverbanden

 

Samenwerking en verwijzing

De afgelopen jaren hebben diverse partijen elkaar ‘ontdekt’. Dat heeft tot enkele samenwerkingsconstructies en tastbare afspraken geleid. Een goed voorbeeld is de samenwerking tussen zorginstellingen en corporaties. De meeste partijen zijn er van overtuigd, mede door het open gaan van de zorgmarkt, dat de samenwerking steeds verder wordt uitgebreid i.c. geoptimaliseerd.

Wel is duidelijk dat partijen niet alle eigen initiatieven overboord zetten. Op zich valt een dergelijk ondernemerschap te waarderen. Het is wel van belang dat alle acties (lees: producten) ten goede komen aan de klanten. Dat betekent dat het veld voor iedereen makkelijk toegankelijk moet zijn. Dat wordt in de regel door de partijen vertaald in één centraal punt waar de klant op een juiste wijze wordt geïnformeerd en verwezen.

Alle partijen beseffen dit. Zij zijn van mening dat de gemeente een coördinerende rol moet krijgen om een dergelijk doel te bereiken.


Marktmechanisme

De wettelijke beperkingen op het gebied van zorgverlening gaan vervallen. Hierdoor wordt het mogelijk om verzorging en verpleging door één verstrekker te laten uitvoeren. Hierdoor zullen zich meer zorgverleners op de markt gaan begeven en wordt samenwerking belangrijker dan ooit. In deze samenwerking zal met name stil moeten worden gestaan bij de vraag waar de expertise moet liggen en of concurrentie altijd wenselijk is.

 

4.  Rol gemeente

 

Coördineren en faciliteren

In alle gesprekken is een algehele waardering uitgesproken voor het initiatief een Delftse beleidsvisie wonen en zorg te ontwikkelen. De meeste partijen verwachten een coördinerende rol van de gemeente. Verder spreken zij de gemeente aan op haar faciliterende rol. Dat laatste is niet vreemd, omdat de gemeente tot taak heeft om op gebieden wonen, zorg en welzijn kerntaken te benoemen. Voor uitvoering van die taken zijn budgetten beschikbaar.

Partijen geven aan behoefte te hebben aan actuele cijfers e.d.. Een wens die aansluit bij een actie die inmiddels door de gemeente in gang is gezet. Actie die gericht is op krijgen van een overzicht van alle voorzieningen en instellingen in de stad.

 

Uitgangspunten en concrete inspanningen

 

Uitgangspunten

Eerder is al op een rij gezet welke beleidslijnen uitgangspunt zijn voor de gemeente. Het meest vers zijn de uitgangspunten voor het lokaal volksgezonds- en zorgbeleid. Deze zijn:

1.    het uitvoeren van wettelijke taken (zoeken naar samenhang in beleid en stimuleren van zelfredzaamheid);

2.    uitgaan van vraagsturing (krijgen inzicht - systemen - indicatiestelling);

3.    werken aan optimale toegang tot de zorg (afstemming en samenwerking optimaliseren op wijkniveau en stedelijk niveau);

4.    zorg voor risicogroepen

 

Concrete inspanningen

Gemeente en partijen kennen elkaar van/uit bestaande overlegsituaties. Dat heeft inmiddels de volgende (werk)afspraken opgeleverd:

·       er wordt een basispakket GGD geformuleerd;

·       er is BAW-overleg;

·       er is een basisvisie op maatschappelijke opvang;

·       het RIO functioneert en het takenpakket wordt uitgebreid (met o.a. WVG en aanleunwoningen);

·       er wordt op verschillende niveaus actief deelgenomen aan het overleg over de regionale zorgvisie;

·       er is door instelling van panels betrokkenheid onder diverse groepen geactiveerd;

·       er zijn middelen om woningen beter toegankelijk/aanpasbaar te maken.


Rode draden voor lokaal beleid

De hiervoor genoemde uitgangspunten en inspanningen zijn voor een groot deel tijdens de gesprekken met partijen aan de orde gekomen en onderschreven.

Dat nodigt uit om die punten als vertrek te nemen voor verdere uitwerking van het lokale beleid. De gesprekken hebben ook de volgende ‘rode draden’ opgeleverd:

1.    iedereen moet zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren;

2.    wonen en zorg op basis van de huidige inzichten (spreiding, normen);

3.    zorg op maat voor iedereen bereikbaar (geen tweedeling aanmoedigen);

4.    spreiding of grijze vlekken?

5.    iedereen doet waar hij goed in is en zoekt tegelijkertijd naar winst in samenwerking;

6.    de gemeente tracht in overleg met maatschappelijke partners in het veld een samenhangend beleid wonen, zorg en welzijn te verwezenlijken

 

 

Discussiepunten/stellingen Wonen en Zorg

 

1.    Zijn de huidige en toekomstige vraag van ouderen en gehandicapten naar

     woon/zorg-producten voldoende bekend? En wie zorgt voor goede en

     actuele wachtlijstgegevens?

2.   Stelling: bij het scheiden van wonen en zorg hoort ook dat iemand bij het betrekken van een ‘aanleunwoning’ zijn of haar keuzevrijheid behoudt ten aanzien van de instelling die de zorg levert.

3.   Moet tweedeling in wonen en zorg te allen tijde worden voorkomen of moet eerder worden ingespeeld op de vraag naar hedendaagse woonzorgcombinaties?

4.   Bij het zelfstandiger gaan wonen van verstandelijk gehandicapten en mensen met een psychiatrische aandoening hoort ook een nieuw? sociaal-cultureel beleid voor deze groepen. Wie zijn hiervoor verantwoordelijk en in hoeverre kan dit beleid geïntegreerd worden in het reguliere buurt- en wijkwerk.

5.   Hoe snel kunnen partijen heldere afspraken maken over één centraal alarmeringssysteem en meer privacy in verpleeghuizen?