14 June 2001

Bijlage - evaluatie woonruimteverdeling
 


naar agenda

 

Inhoudsopgave

1. SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

1.1 Vraag en aanbod.

1.2 De verhuurresultaten.

2. INLEIDING

2.1 Doelstelling evaluatie

2.2 Opzet evaluatie

3. BELEIDSUITGANGSPUNTEN EN GEVOERD BELEID

3.1 Beleidsdoelen

3.2 Algemeen beleid

3.3 Delfts beleid

3.4 Nieuwe ontwikkelingen.

4. AANBOD

4.1 Inleiding

4.2 Criteria bij het aanbod.

4.3 Aanbod van woningen.

4.3.1 Aanbod van woningen per huurprijsklasse, type en wijk.

4.3.2 Aanvullende criteria bij het aanbod van woningen

4.3.3 Aanbod ouderenwoningen

4.3.4 Meerjarenvergelijking van het aanbod.

5. REACTIES OP HET AANBOD VAN WONINGEN

5.1 Algemeen

5.2 Reacties op het aanbod i.r.t. huurprijs, wijk en type woning.

5.3 Reacties op het aanbod naar leeftijd en bewonersjaren.

5.4 Meerjarenvergelijking van de reacties

6. KOPPELING VAN WONINGEN AAN KANDIDATEN.

6.1 Verhuurresultaten algemeen.

6.2 Verhuurresultaten aanbod starters.

6.2.1 Resultaat verhuringen hat-éénheden .i.r.t.leeftijdseisen

6.2.2 De slaagkans van starters per leeftijdsgroep

6.2.3 Verhuurresultaten aanbod starters per wijk en per type

6.3 Verhuurresultaten aanbod doorstromers.

6.3.1 Slaagkansen van doorstromers naar aantal bewonersjaren

6.3.2 Verhuurresultaten aanbod doorstromers per wijk en per type

6.3.3 Type achter te laten woning en wijk herkomst van de doorstromers

6.3.4 Verhuringen van ééngezinswoningen

6.3.5 Aantal achter te laten woningen, uitgesplitst naar binnen en buiten Delft

6.4 Verhuurresultaten ouderenwoningen

6.5 Verhuurresultaten woningzoekenden buiten Delft c.q. buiten de regio.

6.6 Verhouding huur-inkomen bij woningtoewijzing.

6.7 Aantal weigeringen.

6.8 Verhuurresultaten in vergelijking tot eerdere jaren

7. AANDACHTSPUNTEN.

 

SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN.

Vraag en aanbod.

In 1998 is het woningaanbod in de sociale huursector ten opzichte van 1997 gestegen van 2203 woningen naar 2557 woningen. Deze stijging is ongetwijfeld het gevolg van de doorstroming, die op gang is gekomen na oplevering van Vinexlocaties.

Hoewel het aanbod gestegen is, heeft dat nog geen gevolgen gehad voor de relatie vraag-aanbod. In 1997 was het aantal reacties nog 27 per woning terwijl in 1998 30 reacties per woning binnenkwamen. Ook het aantal personen dat reageert op het aanbod is gestegen van 9332 in 1997 naar 10.328 in 1998.

De verhuurresultaten.

a. De leeftijd van starters (blz. 26):

Resultaat In vergelijking met 1997 is het aantal toewijzingen aan starters onder de 25 jaar toegenomen. Dit is het gevolg van het stellen van leeftijdseisen.

Het invoeren van de leeftijdseisen bij de 1- en 2-kamer Hat-éénheden en het feit dat de Hat-éénheden aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat alleen nog maar aan studerenden verhuurd worden hebben in 1998 veel effect gehad bij deze instroom van statushouders. In 1997 werd nog 7% van de verhuurde 1 kamer Hat-éénheden en 26% van de 2-kamer Hat-éénheden verhuurd aan statushouders uit de COA. In 1998 was dit percentage 2% van de 1-kamer Hat-éénheden en 6% van de 2-kamer Hat-éénheden (blz. 29).

Conclusie: Het stellen van een maximum leeftijdsgrens heeft de toewijzing aan starters onder de 25 jaar gunstig beïnvloed. Bovendien heeft het effect gehad op de instroom van statushouders uit de Centrale Opvang Asielzoekers, die in een Hat-éénheid veelal te klein gingen wonen.

Aanbeveling: Geen. In 1999 wordt een woningmarktonderzoek voor jongeren gehouden. Hierin zal onderzocht worden of de toewijzingscriteria aanpassing behoeven.

b. De bewoningsduur van doorstromers (blz. 27):

Resultaat: Bijna de helft van de verhuurde woningen is verhuurd aan mensen met een bewoningsduur korter dan 5 jaar. Het percentage verhuringen aan doorstromers met een bewonersduur korter dan 2 jaar stijgt.

Conclusie: Het ruimere aanbod brengt de doorstroming goed op gang.

Aanbeveling: Geen.

 

c. De slaagkansen (blz. 25 en 27)

Resultaat: De doorstromers uit de doelgroep van beleid hebben meer kans op een woning dan
doorstromers met een inkomen boven de BBSH-grens(23% ten opzichte van 21%)
Starters uit de doelgroep van beleid hebben minder kans op een woning dan starters
met een hoger inkomen(14% ten opzichte van 20%)

De slaagkans voor starters is in de loop van 3 jaar tijd afgenomen van 19 naar 16% terwijl de slaagkansen voor doorstromers toegenomen zijn van 19% naar 22%.

Conclusie: Het feit dat de Hat-eenheden aan de Korvezeestraaat, V. Hasseltlaan en R. Holstlaan

alleen nog beschikbaar zijn voor studerenden verlaagt het aantal starterswoningen in het aanbodmodel voor starters in het algemeen waardoor ook de slaagkans voor deze categorie naar beneden gaat.

De slaagkansen voor doorstromers nemen toe, hetgeen toegeschreven kan worden aan de doorstroming die op gang is gekomen door oplevering van de Vinexlocaties.

Aanbeveling: Geen. In het woningmarktonderzoek voor jongeren dat de 2de helft van 1999 gereed zal komen zal de slaagkans voor jongeren onderzocht worden. Tevens zal daarbij bekeken worden of de toewijzingscriteria aanpassing behoeven.

d. Verhuringen van ééngezinswoningen aan gezinnen met kinderen (blz. 21):

Resultaat: - Van de 107 verhuurde 4- en 5-kamer ééngezinswoningen, is 58% verhuurd aan huishoudens met kinderen. Dit ondanks het feit dat slechts 19% van dit aanbod gelabeld is voor huishoudens met kinderen.

Conclusie: - Als er geen extra voorwaarde omtrent kinderen wordt gesteld gaat toch bijna de helft van het aantal 4- en 5-kamer ééngezinswoningen naar huishoudens met kinderen.

- Bijna tweederde van de huishoudens zonder kinderen, die verhuisd zijn naar een ééngezinswoning had een bewoningsduur van meer dan
15 jaar.

Aanbeveling: - Geen. In de Beleidsvisie Wonen is reeds opgenomen dat minimaal 50% van de leeg komende ééngezinswoningen moet worden toegewezen aan huishoudens met kinderen.

e. De ouderenwoningen (blz. 22):

Resultaat: Van de 91 verhuurde woningen, aangeboden in de categorie ouderenwoningen, werd totaal 73% verhuurd aan 55-plussers en 27% aan huishoudens jonger dan 55 jaar.

Conclusie: Aangezien meer dan een kwart van woningen, die bestemd zijn voor ouderen, niet verhuurd wordt aan deze categorie kan de vraag gesteld worden of deze woningen nog wel voldoen aan de woonwensen cq. wooneisen van ouderen.

Aanbeveling: Samen met de corporaties een onderzoek houden naar de woningvraag van ouderen en het woningaanbod.

f. Woningzoekenden buiten Delft c.q. buiten de Regio (blz. 23):

Resultaat: De oplevering van de Vinexlocaties heeft geleid tot een grote verhuisstroom van Delftenaren naar de omliggende gemeenten(zie tabel 25). Het aanbodmodel en het feit dat van rijkswege geen bindingseisen gesteld mogen worden heeft er voor gezorgd dat ondanks het vertrek van inwoners van Delft naar de Vinexlocaties de bevolking van Delft toch gegroeid is.
Deze groei wordt voornamelijk veroorzaakt door vestigers van buiten Europa.

Conclusie: Dit is een gevolg van het loslaten van de bindingseisen bij het vaststellen van de Regionale Huisvestingsverordening Haaglanden.

Aanbeveling: Het rijksbeleid laat het stellen van nieuwe bindingseisen niet toe. De gevolgen van de instroom op de slaagkans van starters voortdurend monitoren.

Verhuringen aan de doelgroep van beleid (blz. 25):

Resultaat: Van de woningen tot ƒ 713,--/ƒ 738,-- is 25 % verhuurd aan huishoudens, die een inkomen hebben tussen BBSH-norm en ƒ 60.000,--.

Van de woningen met een huurprijs tussen ƒ 714,--/ƒ 738,-- en de aftoppingsgrenzen is 26% verhuurd aan huishoudens met een inkomen tot aan de BBSH-norm.

Conclusie: De corporaties hebben meer dan 20% de woningen uit de kernvoorraad verhuurd aan huishoudens die niet tot de doelgroep van beleid behoren. Zij zijn hiermede niet binnen de prestatieafspraak gebleven, dat slechts 20% van de vrijkomende woningen tot ƒ 713,-- verhuurd mag worden aan huishoudens met een inkomen tussen BBSH-grenzen en ƒ 60.000,-- per jaar.
Ook hebben de corporaties meer dan 20% van de woningen tussen ƒ 713,--/
ƒ 738,-- en de aftoppingsgrens verhuurd aan huishoudens met een minimum inkomen.

Aanbeveling: Met de corporaties afspraken maken om bij de labeling van het woningaanbod meer rekening te houden met de prestatieafspraken.

 

Het aantal weigeringen (blz. 26):

Resultaat: Meer dan de helft van het aantal weigeringen wordt veroorzaakt doordat kandidaten reeds een woning geaccepteerd hebben of dat zij niet reageren op een aanbieding.

Conclusie: Het feit dat woningzoekenden voor meerdere woningen kunnen inschrijven en dus

ook aangeboden kunnen krijgen is hier de oorzaak van.

Aanbeveling: Geen.

INLEIDING

De manier waarop de woningen sinds 1990 in Delft verdeeld worden, namelijk via het aanbodmodel, is sinds jaren in heel Nederland een geaccepteerd model.

Het uitgangspunt van dit model is dat de markt zelf zijn werk doet door middel van het vraag- en aanbodprincipe. Als het zo zou zijn dat een ieder die een bepaalde aangeboden woning vraagt deze ook zou kunnen krijgen dan hoeft er geen sprake meer te zijn van woonruimteverdeling. Maar de praktijk komt erop neer dat voor iedere aangeboden woning meerdere gegadigden zijn. Zolang er sprake is van schaarste zal er dus ook sprake moeten zijn van verdeling. Verdeling van de aangeboden woningen tussen de diverse gegadigden en verdeling van verantwoordelijkheden en werkzaamheden tussen gemeente en corporaties. De uitvoerende taken rond de woonruimteverdeling zijn een verantwoordelijkheid geworden van de corporaties. De gemeente is verantwoordelijk voor beleidsvaststelling en controle. Zij richt zich op sturing op hoofdlijnen, beleidsontwikkeling, evaluatie en controle.

Om tot een verantwoord beleid te komen en tijdig op "de markt " te kunnen reageren is beleidsevaluatie noodzakelijk.

 

Doelstelling evaluatie

De evaluatie van de woonruimteverdeling is gericht op het geven van zo relevant mogelijke beleidsinformatie. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat de evaluatie woonruimteverdeling geen analyse is van het totale volkshuisvestingsbeleid. Woonruimteverdeling is slechts een onderdeel van het volkshuisvestingsbeleid.

De evaluatie van de woonruimteverdeling beperkt zich tot de verdeling van de sociale huurwoningen, die zijn aangeboden in de Stadskrant. De keus om alleen de sociale huurwoningen bij de evaluatie te betrekken is gemaakt omdat omtrent deze woningen regelgeving is vastgelegd in bijvoorbeeld huisvestingswet, regionale huisvestingsverordening en Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH).

Evaluatie van de woonruimteverdeling van de sociale huurwoningen is noodzakelijk om de volgende redenen:

  • inzicht te krijgen in de resultaten van het woonruimteverdelingsmodel; hoe ligt de verhouding tussen het aanbod en de vraag en wat zijn de verhuurresultaten;
  • inzicht te krijgen in de knelpunten in de woonruimteverdeling;
  • de vraag te beantwoorden of de woonruimteverdeling is uitgevoerd volgens het vastgestelde beleid (zie hiervoor hoofdstuk 3);
  • te beoordelen of bijstelling van het vastgestelde beleid noodzakelijk is;
  • inzicht te krijgen in de effecten van specifieke Delftse regels;
  • te bekijken of er verbeterpunten zijn ten aanzien van de efficiency en effectiviteit van het woonruimteverdelingsmodel.

Aan de hand van de conclusies en aanbevelingen in de evaluatie kunnen in overleg met corporaties en woonkoepel beleidsvoorstellen gedaan worden.

Opzet evaluatie

De indeling van de evaluatie is als volgt:

  • Hoofdstuk 1 is een samenvatting van de evaluatie met daarbij conclusies en aanbevelingen.
  • Hoofdstuk 2 is de inleiding.
  • Hoofdstuk 3 beschrijft het algemene vastgestelde beleid en het specifieke Delftse beleid op de woonruimteverdeling. Tevens wordt ingegaan op te signaleren nieuwe ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de woonruimteverdeling.
  • Hoofdstuk 4 is een beschrijving van het aanbod in de sociale huursector.
  • Hoofdstuk 5 is een beschrijving van de reacties op het aanbod.
  • Hoofdstuk 6 geeft de verhuurresultaten weer.
  • Hoofdstuk 7 beschrijft de aandachtspunten.
  • Bijlage: hierin zijn de tabellen opgenomen.

De benodigde gegevens, worden gehaald uit het geautomatiseerde regionale woonruimteverdelingssysteem van de corporaties in de regio Haaglanden.

Het bestand waaruit de gegevens van 1998 gehaald zijn, is bijgewerkt tot 1 januari 1999 en heeft alleen betrekking op de Delftse woningmarkt. Alle gegevens van 1998, die na die datum door de corporaties zijn verwerkt, zijn dus niet meegenomen in de evaluatie.


Beleidsdoelen

Op regionaal niveau zijn tussen het stadsgewest en sociale verhuurders voor wat betreft de woonruimteverdeling de volgende afspraken gemaakt:

  • voldoende garantie voor het huisvesten van huishoudens met lagere inkomens in goedkope woningen en vergroting van de - evenwichtig over de regio gespreide keuzemogelijkheden voor deze huishoudens;
  • binnen de regio voldoende ge(her)differentieerde (oude en nieuwe) woonwijken teneinde segregatie tegen te gaan en te voorkomen;
  • bodemgarantie voor huisvesting van de minima (voor Delft 830 woningen met een huurprijs tot ƒ 713,-- in 1998);
  • woningen uit de kernvoorraad bij voorrang toewijzen aan minima-plus;
  • monitoring woningmarkt.

Algemeen beleid

Per 1 juni 1996 is de Huisvestingsverordening Stadsgewest Haaglanden van kracht geworden. De regionale huisvestingsverordening is de basis voor het toepassen van het vergunningenregime voor de woonruimteverdeling. Bovendien bevordert deze verordening een éénduidige toepassing van het aanbodmodel voor de woonruimteverdeling in het stadsgewest, met name voor wat betreft de aanbieding van vrijkomende woningen, de volgordecriteria en de voorrangsbepaling. De regioverordening biedt, behoudens de ouderenwoningen, geen ruimte meer voor lokaal beleid.

De belangrijkste beleiduitgangspunten, die in de verordeningen zijn vastgelegd en waaraan de woonruimteverdeling moet worden getoetst zijn:

  • alle vrijkomende woningen in de sociale huursector worden aangeboden in een krant;
  • de criteria omtrent de vergunningverlening t.w. bezettingsnorm en verhouding huur/inkomen;

Verder zijn prestatieafspraken op regionaal gebied vastgelegd in de " Overeenkomst prestatieafspraken" tussen Vereniging Sociale Verhuurder Haaglanden(SVH) en het Stadsgewest Haaglanden.

Delfts beleid

Sinds per 1 juni 1996 de Huisvestingsverordening Stadsgewest Haaglanden van kracht is geworden is er geen ruimte meer voor specifiek Delfts beleid.

Wel worden in de regio op lokaal gebied aanvullende voorwaarden gesteld bij het aanbod, die zijn toegespitst op de lokale situatie. Ook zijn er in de regio verschillen in het hanteren van huur-inkomensnorm.

Specifieke Delftse regels zijn:

  • bij maximaal de helft van het aantal leeg komende 4- en 5- kamer eengezinswoningen mag de beperkende voorwaarde gesteld worden dat er minimaal een kind onder de twaalf jaar tot het huishouden moet behoren;
  • De hat-eenheden aan de R. Holstlaan en V. Hasseltlaan worden alleen nog maar verhuurd aan studerenden.(Later zijn daar nog de Hat-eenheden aan de Korvezeestraat aan toegevoegd);
  • Bij minimaal 75% van de 1-kamer Hat-eenheden moet de voorwaarde "beschikbaar voor starters tot 25 jaar" staan. Minimaal 75% van de 2-kamer Hat-eenheden moet beschikbaar gesteld worden aan starters tot 30 jaar;
  • De aanleunwoningen worden per 1 januari 1998 niet meer in de krant aangeboden omdat alle aanleunwoningen verhuurd worden aan mensen die een indicatie hebben voor een aanleunwoning. De complexwoningen en ouderenwoningen worden nog wel in de krant aangeboden.
  • de miva-woningen en benedenwoningen die goed aan te passen zijn worden in eerste instantie aangeboden aan woningzoekenden, die op grond van een WVG-indicatie op de "gehandicaptenlijst" staan. Als er op die lijst geen geschikte kandidaten staan wordt de woning aangeboden in de krant met de voorwaarde erbij dat gegadigden met een WVG-indicatie voorrang hebben;

Bij wijze van experiment worden bij de vrijkomende woningen in Poptahof geen inkomenseisen gesteld.

De effecten van deze lokale regels worden in hoofdstuk 6 getoetst.

Nieuwe ontwikkelingen.

Belangrijke nieuwe ontwikkelingen zijn de uitvoering van het regionale volkshuisvestingsplan, de wijzigingen van de huursubsidiewet, de regionale woonmarktkrant en de herstructureringsplannen in de Voorhof en Buitenhof.

Belangrijke hoofdpunten uit het regionale volkshuisvestingsplan zijn het huisvesten van de doelgroep en het behoud van de kernvoorraad. De woonruimteverdeling en het aantal woningen voor de doelgroep zullen in dat verband ook voor de lokale vertaling van het volkshuisvestingsplan belangrijke elementen voor het maken van prestatieafspraken zijn. Deze prestatieafspraken zullen worden opgenomen in de Beleidsvisie Wonen.

Als gevolg van de invoering van de nieuwe Huursubsidiewet is de huur-inkomenstabel aangepast. Op deze wijzigingen wordt in hoofdstuk 6 teruggekomen. Ook vragen deze wijzigingen om een nieuwe afweging van huur-inkomen en de relatie huursubsidie-woonruimteverdeling.

De SVH is momenteel bezig om een regionale woonmarktkrant te ontwikkelen waarin het totale woningaanbod van de hele regio is opgenomen.

 

AANBOD

Inleiding

In de Stadskrant, die wekelijks huis aan huis wordt bezorgd, worden alle woningen van de corporaties in de sociale huursector en de vrije sector aangeboden. Ook de nieuwbouwwoningen van corporaties en de koopsector worden in de krant gepubliceerd.

In deze evaluatie wordt alleen aandacht besteedt aan de aangeboden woningen in de sociale huursector. De Hat-eenheden aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat worden niet bij het aanbod sociale huurwoningen geëvalueerd en zijn in de tabellen in de bijlage niet opgenomen. De reden hiervan is dat deze woningen via de kamerwinkel verhuurd worden aan studerenden. De woningen worden wel door middel van groepsadvertenties aangeboden in de Stadskrant en verhuurd op volgorde van leeftijd. De verhuurresultaten van deze Hat-eenheden worden apart onderzocht in deze evaluatie. Van de koopwoningen worden aparte evaluaties gemaakt.

Criteria bij het aanbod.

Het belangrijkste kenmerk van het aanbodmodel is "de markt zijn werk laten doen".

Om de markt zijn werk te kunnen laten doen is het belangrijk om niet te veel beperkende voorwaarden bij het woningaanbod te stellen.

Er zijn echter een aantal vaste criteria:

De vrijkomende woningen worden verdeeld in starters- en doorstroomaanbod. Voor de Delftse woonruimteverdeling is de afspraak gemaakt dat dit moet variëren tussen de 40 en 60%.

Bij starters is de leeftijd het doorslaggevende criterium.

Bij doorstromers is de laatste bewoningsduur het doorslaggevende criterium.

  • 80% van de woningen tot ƒ 713,--(na 1 juli ƒ 738,--) wordt toegewezen aan de doelgroep van beleid. Tot de doelgroep van beleid behoren:

- alleenstaanden <65 jaar met een belastbaar inkomen tot ƒ 35.000,-- p.j.;
- alleenstaanden >65 jaar met een belastbaar inkomen tot ƒ 29.000.-- p.j.;
- meerpersoonshuishoudens <65 jaar met een belastbaar inkomen tot ƒ 46.000,-- p.j.;
- meerpersoonshuishoudens >65 jaar met een belastbaar inkomen tot ƒ 39.000,-- p.j.

  • Verder werden de aftoppingsgrenzen van ƒ 823,-- voor 1 en 2- persoonshuishoudens en ƒ 882,-- voor 3 en meerpersoonshuishoudens aangehouden (na 1 juli respectievelijk ƒ 849,-- en ƒ 910,--). Voor de woningen met een subsidiabele huurprijs tot ƒ 713,-- wordt een maximaal inkomen van ƒ 5000,-- aangehouden. Met dien verstande dat slechts 20% van de woningen in die prijsklasse verhuurd mogen worden aan huishoudens die een inkomen hebben boven de BBSH-normering. Woningen met een subsidiabele huurprijs tussen ƒ 713,-- en ƒ 882,-- worden aangeboden aan huishoudens met een inkomen van minimaal ƒ 3000,-- per maand en maximaal ƒ 7000,--. Voor woningen met een subsidiabele huurprijs boven ƒ 882,-- geldt een minimum inkomen van ƒ 4000,-- en geen maximum inkomen.

Aanbod van woningen.

In 1998 zijn 2405 advertenties van sociale huurwoningen in de Stadskrant verschenen. Over de periode 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 zijn volgens het geautomatiseerde systeem 2143 sociale huurwoningen aangeboden in de krant. Daarom wordt in de evaluatie in hoofdzaak uitgegaan van dit aantal.

Het verschil van 265 advertenties betreft de advertenties van de Hat-eenheden aan de
Roland Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat, die soms per woning geadverteerd werden en soms per groepsadvertentie. Totaal werden 414 Hat-eenheden verhuurd aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat. Ook zijn voor een aantal woningen meerdere advertenties geplaatst. Dit is in het NCCW-systeem niet te achterhalen.

De 2143 woningen werden als volgt aangeboden:

  • 973 (45 %) woningen voor starters. Hiervan waren 212 woningen voor in eerste instantie starters en in tweede instantie doorstromers.
  • 1170 (55 %) woningen voor doorstromers. Hiervan waren 490 woningen voor in eerste instantie doorstromers en in tweede instantie starters.

Resultaat: de verhouding starter/doorstroomwoningen was 45:55

Conclusie: deze verhouding past in de afgesproken verhouding tussen starter- en doorstroomwoningen van 60 : 40 oƒ40 : 60.

Aanbeveling: geen.

Aanbod van woningen per huurprijsklasse, type en wijk.

In de huisvestingswet en het BBSH is opgenomen dat de goedkope woningen bij voorrang toegewezen dienen te worden aan de doelgroep die daar op grond van het inkomen op is aangewezen.

Het prijspeil van de goedkope woningen is na de invoering van de huursubsidiewet bepaald tot ƒ 713,--(na 1 juli ƒ 738,--) en voor de betaalbare woningen zijn de aftoppingsgrenzen ƒ823,-- voor 1 en 2-persoonhuishoudens (na 1 juli ƒ 849,--) en ƒ 882,-- voor 3 en meer-persoons huishoudens aangehouden( na 1 juli ƒ910,-- ). Daarom is in de evaluatie onderscheid gemaakt tussen de woningen tot en met ƒ713,-- en de woningen tussen ƒ 714,-- en ƒ882,-- en de woningen vanaf ƒ 883,-- tot aan de vrije sectorgrens ƒ 1.085,-- (tabel 1 en 4) In 1998 zijn gemeld:

  • 1619 woningen met een huur tot ƒ 714,--/ƒ 738,--, waarvan 866 (53%) voor starters en 753 (47%) voor doorstromers;
  • 369 woningen in de huurprijsklasse ƒ 714,-- tot ƒ 882,--(c.q. ƒ 738,-- tot ƒ 910,--), waarvan 65 (18%) voor starters en 304 (82%) voor doorstromers;
  • 155 woningen in de huurprijsklasse ƒ 883,--(c.q. ƒ 910,--) tot aan de vrije sectorgrens, waarvan 42 (27%) woningen voor starters en 113 (73%) voor doorstromers.

De tabellen 1 en 4 geven een overzicht van de verdeling van de woningen per huurprijsklasse, wijk en type.

Van de 973 aangeboden woningen voor starters was 47% een Hat-eenheid, 33% een 3- of 4-kamerwoning en 1% een 5-kamerflat.

Aanvullende criteria bij het aanbod van woningen

De vaste criteria bij de woningen zijn:

  • aanbod voor doorstromers;
  • aanbod voor starters;
  • criteria omtrent inkomen;
  • criteria omtrent bezettingsnorm.

Voorzover de voorwaarden, die gesteld worden bij de woningen, niet voortvloeien uit de criteria die gesteld worden voor de vergunningverlening, behoeven deze voorwaarden vooraf instemming van burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om bij individuele woningen facultatieve criteria te stellen.

De volgende werkafspraken over facultatieve criteria zijn met de corporaties gemaakt:

Voor maximaal de helft van het aantal leeg komende 4- en 5-kamer eengezinswoningen per wijk mag de voorwaarde gesteld worden dat er tenminste 1 kind onder de 12 jaar tot het huishouden moet behoren.

Bij 75% van de 1 kamer Hat-eenheden moet leeftijdseis maximaal 24 jaar worden gesteld en 75 % van de 2 kamer Hat-eenheden moet de leeftijdseis maximaal 29 jaar worden gesteld.

De Hat-eenheden aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan, Korvezeestraat worden uitsluitend verhuurd aan studerenden.

Bij de woningen in Poptahof hoeven geen huur-inkomenseisen gesteld te worden.

Ad a:

Er zijn 127 4 - en 5 kamer eengezinswoningen aangeboden. De voorwaarde 'minimaal 1 kind onder de 12 jaar' is in 1998, 20 maal gesteld bij deze woningen.

Ad b:

Er zijn 210 één kamer Hat-eenheden(buiten de R. Holstlaan,V. Hasseltlaan en Korvezeestraat) voor starters leeg gemeld. Bij 94 is de voorwaarde maximaal 24 jaar gesteld.

Er zijn 217 2- kamer Hat-eenheden(buiten de R. Holstlaan,V. Hasseltlaan en Korvezeestraat) voor starters leeg gekomen. Bij 108 is de voorwaarde maximaal 29 jaar gesteld.

Ad c:

Er zijn 340 één kamer Hat-eenheden, 65 twee kamer Hat-eenheden, 9 drie kamer Hat-eenheden verhuurd aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat aan studerenden. Deze 1 en 2 kamer Hat-eenheden zijn sinds 1 april 1998 allen bestemd voor maximaal 24, respectievelijk 29 jarigen.

Ad d:

Sinds 2 juli 1999 zijn bij 63 woningen aan het Poptahof geen inkomenseisen gesteld.

Aanbod ouderenwoningen

Sinds 1998 worden de aanleunwoningen niet meer aangeboden in de Stadskrant. De reden hiervoor is dat er meer mensen zijn die een indicatie hebben dan er aanleunwoningen worden leeggemeld. Deze indicatie wordt afgegeven door de Indicatiecommissie Bejaardenoorden en Verpleeginrichtingen. De overige ouderenwoningen worden wel aangeboden in de Stadskrant. Zij worden aangeboden in een aparte categorie ouderenwoningen. Zij worden in eerste instantie aangeboden aan de doorstromers, daarna aan de starters. Bij doorstromers wordt de laatste verhuisdatum als volgorde criterium gebruikt.

In 1998 zijn 95 ouderenwoningen in de krant aangeboden, waarvan er 8 meerdere keren zijn aangeboden.

Van de 95 ouderenwoningen waren:

  • 53 complexwoningen;
  • 15 seniorenwoningen;
  • 27 overigen.

Meerjarenvergelijking van het aanbod.

Het leeg komende sociale huurwoningaanbod ziet er gedurende de jaren 1994/1998 als

volgt uit:


 

1994

1995

1996

1997

1998

geadverteerde huurwoningen

2004

2239

2093

2203

2143

(2557*)

* incl. de 414 Hat-eenheden aan R. Holstlaan, Korvezeestraat en V. Hasseltlaan.

Reacties op het aanbod van woningen

Algemeen

Op het geadverteerde aanbod van sociale huurwoningen in de Stadskrant kwamen totaal 70.418 reacties binnen. Hiervan was 91% goed ingevuld en 9% foutief (tabel 10).

De voornaamste reden van de 6.353 foutieve reacties waren:

Reden Percentage

  • inkomen niet passend 26%
  • onjuiste doelgroep 16%
  • bezetting niet passend 17%

i.r.t. de woning

  • teveel reacties 13%

Van de 64065 goede reacties was:

  • 62% afkomstig van huishoudens uit Delft;
  • 16% afkomstig van huishoudens uit de Regio;
  • 22% afkomstig van huishoudens van buiten de Regio.

De 64.065 goede reacties zijn ingeleverd door 10.238 personen waarvan:

  • 55% reageerders uit Delft;
  • 23% reageerders uit de Regio;
  • 22% reageerders van buiten de Regio.

Gemiddeld zijn er 30 goede reacties per woning binnengekomen. Per persoon hebben starters gemiddeld 7 goede reacties ingeleverd en doorstromers 6.


Reacties op het aanbod i.r.t. huurprijs, wijk en type woning.

Gemiddeld kwamen per woning 30 goede reacties binnen. Bij starters was de vraag naar woningen in de huurprijsklasse < ƒ714,-- het grootst (gemiddeld 42 per woning).

Bij de doorstromers was er het meeste vraag naar ééngezinswoningen, vooral in de wijk Hof van Delft. Van de starters kwamen de meeste reacties op de woningen in de wijk Binnenstad Op Hat-éénheden kwamen gemiddeld 35 reacties per woning binnen. Op de 3- en
4-kamerwoningen waren dat gemiddeld 28 reacties en op de 5 kamerflats gemiddeld 15 reacties per woning. Op de ouderenwoningen kwamen de minste reacties binnen (gemiddeld 9 per woning). In de tabellen 3,6 en 9 worden de goede reacties afgezet tegen het aanbod. Onderscheid wordt gemaakt naar huurprijsklasse, wijk en type woning.

 

Reacties op het aanbod naar leeftijd en bewonersjaren.

De tabellen 12 en 13 geven het aantal personen dat reageerde en aantal goede reacties per leeftijdcategorie en bewonersdatum weer.

Aantal doorstromers dat reageerde per leeftijd in procenten:

Leeftijd %

  • < 34 jaar 44
  • 35 t/m 44 jaar 28
  • 45 t/m 54 jaar 13
  • 55 t/m 64 jaar 8
  • 65 jaar en ouder 7

Bewonersjaren van doorstromers:

 

Meerjarenvergelijking van de reacties

In de periode september 1993 tot april 1995 werd het aanbod 2 maal per maand aangeboden in de toenmalige Woonmarktkrant. Men kon per krant op 3 woningen reageren.

Vanaf april 1995 werd het woningaanbod wekelijks gepubliceerd in de Stadskrant. Vanaf die datum kan men per krant op 2 woningen schrijven.

De woningvraag ziet er gedurende de jaren 1994/1998 als volgt uit:

 

1994

1995

1996

1997

1998

aantal goede reacties

62.605

61.865

64.002

58.567

64.065

gemiddelde vraag per woning

31,2

27,6

31

27

30

Aantal personen dat reageert op het woningaanbod:

 

1994

1995

1996

1997

1998

starters

5095

 

5401

5529

5667

doorstromers

3904

 

3863

3803

4571

totaal

8999

*

9264

9332

10.238

* Door wisseling van automatiseringssysteem was het in 1995 niet mogelijk op jaarbasis aan te geven hoeveel woningzoekenden gereageerd hadden op het woningaanbod.

Leeftijdsverdeling van de starters, die reageren in procenten:

leeftijd

1994

1995

1996

1997

1998

t/m 19 jaar

7,8

3,8

4,7

5

4

20 - 24 jaar

41,8

36,8

36,5

32

32

25 - 29 jaar

32,9

37,8

33,9

33

33

30 jaar en ouder

17,7

21,6

24,8

30

30

 

Leeftijdsverdeling van de doorstromers, die reageren in procenten:

leeftijd

1994

1995

1996

1997

1998

t/m 34 jaar

55,8

52

49,3

45

44

35 t/m 44 jaar

22,7

24,4

24,4

25

28

45 t/m 54 jaar

10

11,3

11,4

13

13

55 t/m 64 jaar

7,4

6,3

6,7

7

8

65 jaar en ouder

8,3

5,9

8,2

9

7

Koppeling van woningen aan kandidaten.

Verhuurresultaten algemeen.

De gegevens van het NCCW-systeem zijn verwerkt tot 1 januari 1999. Op dat moment waren van de 2143 in 1998 geadverteerde woningen 1880 woningen als verhuurd verwerkt. De resultaten van de rest van de woningen waren op dat moment nog niet verwerkt of de woningen waren nog niet verhuurd.

Van de 1880 verhuurde woningen waren aan starters 880 woningen verhuurd en aan doorstromers 1000 woningen verhuurd.

Aan starters werd 47% van het woningaanbod verhuurd.

Hiervan werd:

  • 66,4% verhuurd aan starters uit Delft;
  • 11,4% verhuurd aan starters uit de Regio;
  • 22,2% verhuurd aan starters buiten de Regio;

Aan doorstromers werd 53% van het woningaanbod verhuurd.

Hiervan werd:

  • 72% verhuurd aan doorstromers uit Delft;
  • 12% verhuurd aan doorstromers uit de Regio;
  • 16% verhuurd aan doorstromers buiten de Regio.

Bovendien werden nog 414 Hat-eenheden aan de Roland Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat verhuurd aan starters. Dus van de totaal 2294 verhuurde woningen werden er 1294 verhuurd aan starters en 1000 aan doorstromers. Daarom komt de verhouding verhuringen aan starters en doorstromers te liggen op 56 : 44

Verhuurresultaten aanbod starters.

De leeftijdsverdeling van de starters, die een woning geaccepteerd hebben, in procenten, is als volgt:

zonder R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat

met R. Holstlaan,
 V. Hasseltlaan en Korvezeestraat

Leeftijd

Procent

Procent

< 20 jaar

1,6

2

20 - 24 jaar

13,8

30

25 - 29 jaar

26,6

26

>= 30 jaar

58

41

De leeftijdsverdeling van de Hat-eenheden aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat is als volgt in procenten:

Leeftijd

1 kamer hat

2 kamer hat

3 kamer hat

< 20 jaar

4

 

11

20 - 24 jaar

74

29

44

25 - 29 jaar

17

66

44

>= 30 jaar

5

5

 

6.2.1 Resultaat verhuringen Hat-eenheden i.r.t. leeftijdseisen

Omdat Hat-eenheden in feite woningen zijn die, gebouwd zijn voor jongeren, en om de kansen op zelfstandige woonruimte van jonge starters te verhogen heeft het college van Burgemeester en wethouders besloten dat met ingang van april 1998 75% van de 1 kamer Hat-eenheden moet worden toegewezen aan starters onder de 25 jaar. Bovendien moet 75% van de 2 kamer Hat-eenheden worden toegewezen aan starters onder de 30 jaar.

Inclusief de Hat-eenheden aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat zijn in 1998 528 1 kamer Hat-eenheden verhuurd. Bij 65% van deze 1 kamer Hat-eenheden stond de voorwaarde maximaal 24 jaar. Van de 273 verhuurde 2 kamer Hat-eenheden is bij 62 % de voorwaarde maximaal 29 jaar gezet.

Resultaat: 65% van de 1 kamer Hat-eenheden is verhuurd aan starters onder de 25 jaar terwijl 62% van de 2 kamer Hat-eenheden is verhuurd aan starters onder de 30 jaar.

Conclusie: Omdat de leeftijdseis pas per 1 april 1998 is ingegaan is het percentage van 75% niet gehaald.

Aanbeveling: Op dit moment wordt een woningmarkt onderzoek over huisvesting voor jongeren uitgevoerd. Hierbij wordt ook onderzocht of de leeftijdseisen gehandhaafd moeten blijven. Dit onderzoek afwachten.

 

6.2.2 De slaagkans van de starters per leeftijdsgroep.

De slaagkans van een bepaalde doelgroep is het percentages verhuringen gerelateerd aan het aantal woningzoekenden, dat reageert uit een bepaalde doelgroep.

De slaagkans voor starters is 16%

Slaagkans starters onderverdeeld per leeftijdsgroepen

Leeftijd

Aantal reageerders*

Aantal verhuringen*

Percentage geslaagd

< 20 jaar

249

14

6%

20 t/m 24 jaar

1832

121

7%

25 t/m 29

1856

234

13%

30 jaar en ouder

1730

511

30%

Totaal

5667

880

16%

* de reageerders en verhuringen van de Hat-eenheden aan de R. Holstlaan,
V. Hasseltlaan en Korvezeestraat zijn hierbij niet meegenomen.

6.2.3 Verhuurresultaten aanbod starters per wijk en per type (tabel 14 en 16).

De tabellen 14 en 16 geven een overzicht van de verhuringen per type en wijk uitgesplitst naar leeftijd. Hierbij zijn de Hat-eenheden aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat niet inbegrepen. Hieruit blijkt dat 75% van de aan starters verhuurde 3- en
4-kamerflats verhuurd zijn aan starters boven de 30 jaar. Van de Hat-eenheden is 31% verhuurd aan de categorie boven de 30 jaar en 69% aan jongeren onder de 30 jaar.

Het grootste percentage van de starters onder de 30 jaar(26,3%) verhuisde naar de wijk Tanthof West terwijl van de starters boven de 30 jaar de meeste verhuisden naar de wijk Buitenhof (18,2%).

Verhuurresultaten aanbod doorstromers.

De leeftijdverdeling en bewonersjaren van de doorstromers, die een woning geaccepteerd hebben, in procenten, is als volgt:

Leeftijd

Procent

Bewonersjaren

Procent

t/m 29 jaar

27,3

tot 3 jaar

30,9

30 t/m 34 jaar

19,3

3 - 4 jaar

18,2

35 t/m 44 jaar

25,4

5 - 6 jaar

10,7

45 t/m 54 jaar

11,5

7 - 8 jaar

7,4

55 t/m 64 jaar

8,3

9 -10 jaar

8,7

>= 65 jaar

8,2

11-15 jaar

10

   

16-24 jaar

8,3

   

>= 25 jaar

5,8

6.3.1 Slaagkansen van doorstromers naar aantal bewonersjaren

De slaagkans van een bepaalde doelgroep is het percentages verhuringen gerelateerd aan het aantal woningzoekenden, dat reageert uit een bepaalde doelgroep.

De slaagkans voor doorstromers is 22%

Slaagkans doorstromers onderverdeeld naar aantal bewonersjaren

Bewonersjaren

Aantal reageerders*

Aantal verhuringen*

Percentage geslaagd

tot 3 jaar

1659

309

19%

3 - 4 jaar

872

182

21%

5 - 6 jaar

556

107

19%

7 - 8 jaar

390

87

22%

9 -10 jaar

282

74

26%

11-15 jaar

385

100

26%

16-24 jaar

275

83

30%

>= 25 jaar

152

58

38%

Totaal

4571

1000

22%

6.3.2 Verhuurresultaten aanbod doorstromers per wijk en per type (tabel 15 en 17)

Het grootste percentage woningen nl. 49% van het doorstroomaanbod is naar doorstromers gegaan die 4 jaar of minder in hun woning gewoond hadden. Dit zijn voornamelijk portiekwoningen en flats met lift gelegen in de wijken Voorhof en Buitenhof.

Voor ruim 68% van de 3, 4 en 5-kamer ééngezinswoningen had men een bewonersduur van meer dan 10 jaar nodig. Van de doorstromers, die meer dan 16 in hun huidige woning hadden gewoond verhuisde het grootste percentage naar de wijken Vrijenban, omdat daar de voor hen aantrekkelijke ééngezinswoningen zijn en naar wijk 25 Buitenhof naar de laag gelegen flats met lift.

6.3.3 type achter te laten woning en wijk herkomst van de doorstromers, die een woning accepteerden (tabel 18 en 19).

De meeste verhuizingen vonden plaats uit de flats zonder lift. Deze doorstromers verhuisden voornamelijk naar flats met lift, andere flats zonder lift of ééngezinswoningen.

Daarna volgden de verhuizingen uit de Hat-eenheden. Zij verhuisden voornamelijk naar flats met of zonder lift en hadden meestal een verhuisduur van 0 tot 2 jaar.

Doorstroming vanuit ééngezinswoningen vond veelal plaats naar flats met lift.

De meeste verhuizingen vonden plaats vanuit de wijk Buitenhof en van buiten de Regio.

Tabellen 18 en 19 geven een overzicht van het type woning van waaruit en naar welk type men verhuisde en de wijk waar men naar toe verhuisde resp. vandaan kwam.

6.3.4 Verhuringen van ééngezinswoningen aan gezinnen met of zonder kinderen.

In 1998 zijn 127 4-en 5-kamer-ééngezinswoningen leeg gekomen. Hiervan zijn 107 woningen verhuurd. Van de rest was op het moment dat het bestand werd aangeleverd het resultaat nog niet bekend of verwerkt.

Bij 20 van de 107 verhuurde woningen was de extra voorwaarde" beschikbaar voor kinderen jonger dan 12 jaar" genoemd. Twee ééngezinswoningen zijn verhuurd aan mensen met een urgentie.

Het aantal bewonersjaren dat bij deze woningen benodigd was, was als volgt:

  • 80% had minder dan 15 bewonersjaren;
  • 20% had meer dan 15 bewonersjaren.

Van de woningen waarbij geen extra voorwaarden omtrent kinderen zijn gesteld is 49% gegaan naar huishouden met kinderen en 51% naar huishouden zonder kinderen.

Het aantal bewonersjaren van de huishoudens zonder kinderen was als volgt:

  • 37% had minder dan 15 bewonersjaren;
  • 63% had meer dan 15 bewonersjaren.

Resultaat: - Bij 19% van de leeg gekomen 4- en 5-kamer ééngezinswoningen is de extra voorwaarde gesteld dat er minimaal één kind onder een bepaalde leeftijd tot het huishouden moet behoren. Van de huishoudens, die uit deze categorie een woning huurden had 20% een bewoningsduur die langer was dan 15 jaar.

- Bij 81% van de leeg gekomen 4- en 5-kamer-ééngezinswoningen is de extra voorwaarde omtrent kinderen niet gesteld. Ondanks dat is toch 49% van de woningen verhuurd aan huishoudens met kinderen. Van de huishoudens zonder kinderen had 63% een bewoningsduur langer dan 15 jaar.

- Van de 107 verhuurde eengezinswoningen is 58% verhuurd aan huishoudens met kinderen onder de 18 jaar.

Conclusie: - Als er geen extra voorwaarde omtrent kinderen wordt gesteld gaat toch bijna de helft van het aantal 4- en 5-kamer-ééngezinswoningen naar huishoudens met kinderen.

- Bijna tweederde van de huishoudens zonder kinderen, die verhuisd zijn naar een ééngezinswoning had een bewoningsduur van meer dan 15 jaar.
Aanbeveling: Gezien het resultaat dat naar meer dan de helft van de ééngezinswoningen gezinnen met kinderen zijn verhuisd, de bepaling dat bij maximaal 50% van de leeg komende 4/5-kamer- ééngezinswoningen per wijk de extra voorwaarde "beschikbaar voor kinderen onder een bepaalde leeftijd" gesteld mag worden handhaven. Indien dit percentage opgehoogd wordt gaat dit ten koste van huishoudens, die meer dan 15 jaar hebben moeten wachten tot zij naar een ééngezinswoning konden verhuizen en waarvan de kinderen vaak al de deur uit zijn.
Toen hun kinderen jonger waren konden zij niet verhuizen naar een ééngezinswoning omdat zij nog niet voldoende woonduur opgebouwd hadden.

 

6.3.5 Aantal achter te laten woningen, uitgesplitst naar binnen en buiten Delft en eigenaar:

Onbekend 12 1 1 14

Totaal 724 120 156 1000

Verhuurresultaten ouderenwoningen

In 1998 zijn 95 woningen in de categorie ouderenwoningen geplaatst. Deze woningen werden in eerste instantie aangeboden aan doorstromers, waar de laatste verhuisdatum het volgordecriterium is, en in tweede instantie aan starters op volgorde van leeftijd.

Van de 95 geadverteerde woningen zijn er 91 verhuurd.

Hierbij de volgende leeftijdseisen gesteld:

  • 19 woningen met de voorwaarde "65 jaar en ouder"
  • 18 woningen met de voorwaarde "eerst 65 jaar en ouder; daarna overigen"
  • 40 woningen met de voorwaarde "55 jaar en ouder"
  • 14 woningen met de voorwaarde "eerst 55 jaar en ouder; daarna overigen".

Het resultaat naar bewonersjaren en leeftijd is als volgt:

Bewonersjaren

Aantal

%

Leeftijd

Aantal

%

0 - 4 jaar 

16

18

20 - 24 jaar

4

 4

5 - 10 jaar

9

 10

25 - 29 jaar

20

 22

11 -15 jaar

3

3

 45 - 54 jaar

 1

1

16 jaar en meer

45

49

55 - 64 jaar

 9

10

starters

18

20

65 jaar en ouder

57

 63

Totaal

 91

Totaal

91

De ouderenwoningen, die verhuurd zijn aan woningzoekenden beneden 55 jaar, lagen voor een groot deel rond de Binnenstad zoals de Kantoorgracht, Burgwal en Maria Reigersberchstraat.

Van de ouderen die verhuisden kwam 28% uit een ééngezinswoning en 64 % uit een woning in de gestapelde bouw.

Resultaat: Van de 91 verhuurde woningen aangeboden in de categorie ouderenwoningen werd totaal 73% verhuurd aan 55-plussers en 27% aan huishoudens jonger dan 55 jaar.

Conclusie: Aangezien meer dan een kwart van woningen, die bestemd zijn voor ouderen, niet verhuurd wordt aan deze categorie kan de vraag gesteld worden of deze woningen nog wel voldoen aan de woonwensen cq. wooneisen van ouderen.\

Aanbeveling: Samen met de corporaties een onderzoek houden naar de woningvraag van ouderen en het woningaanbod.

 

Verhuurresultaten woningzoekenden buiten Delft c.q. buiten de regio.

Uit informatie van de Bestuursdienst is gebleken dat de bevolking in Delft in 1998 ten opzichte van 1997 is toegenomen met 0,5 %. Aan de ene kant zijn er veel mensen vertrokken vanuit Delft naar de Vinex-locaties in de regio-gemeenten. Terwijl aan de andere kant meer mensen van buiten de Regio en van buiten Nederland en vooral van buiten Europa naar Delft zijn gekomen. Ongeveer de helft van de groei wordt veroorzaakt door vestiging van mensen van buiten Delft in Delft. Er hebben zich meer mensen in Delft gevestigd dan dat er mensen zijn vertrokken uit Delft (zie tabellen Bestuursdienst).

De tendens op de Delftse woningmarkt, die zich in 1996 inzette nadat er geen bindingseisen meer gesteld werden zette zich in 1997 en nu ook in 1998 voort. Meer dan 30% van de sociale huurwoningen werd verhuurd aan niet-Delftenaren.(tabel 21)

Resultaat: De instroom van buiten Delft is net als in 1997 groot. Bijna een derde van het Delftse woningaanbod wordt verhuurd aan mensen buiten Delft.

Conclusie: Dit is een gevolg van het loslaten van de bindingseisen bij het vaststellen van de Regionale Huisvestingsverordening Haaglanden .

Aanbeveling: Geen. Het rijksbeleid laat het stellen van nieuwe bindingseisen niet toe.

 

Verhouding huur-inkomen bij woningtoewijzing.

Per 1 juli 1997 is de nieuwe Huursubsidiewet in werking getreden.

Aan de hand van de nieuwe Huursubsidiewet en het BBSH is een nieuwe huur-inkomentabel voor de woningtoewijzing tot stand gebracht. Binnen de tabel zijn minimale en maximale inkomensgrenzen opgenomen. Deze minimum-inkomensgrenzen zijn berekend vanuit een maximaal toe te kennen huursubsidie van ƒ350,--.

Voor de sociale huurwoningen van de corporaties wordt in Delft onderstaande
huur-inkomentabel gehanteerd.

Huur/inkomenstabel Delft

   

huurcategorie

bruto jaar/maand inkomensgrenzen

prestatieafspraken

0 - 713 (738)*

maximaal ƒ 60.000 p.j.

ƒ 5.000 p.m.

- maximaal 20% van de vrijkomende woningen uit de kernvoorraad wordt toegewezen aan huishoudens met een inkomen tussen BBSH-grenzen en ƒ60.000,--;

-per kwartaal wordt er over de prestaties gerapporteerd.

714 - 882 (738-910)*

minimaal ƒ 36.000,-- p.j.

3.000,-- p.m.

maximaal ƒ 84.000,-- p.j.

7.000,-- p.m.

Maximaal 20% van deze woningen mag toegewezen worden aan huishoudens met een minimum inkomen.

883- 1085 (910-1085)*

minimaal ƒ 48.000 p.j.

4.000,-- p.m.

(deze inkomensgrens betekent in de praktijk dat er zeker geen toewijzingen plaatsvinden van woningen boven de aftoppingsgrenzen aan woningzoekenden die een beroep zouden kunnen doen op huursubsidie

* de tussen haakjes genoemde huurprijzen gelden per 1 juli 1998

Op de inkomensgrenzen kunnen de volgende uitzonderingen worden gemaakt:

geen minimuminkomen bij woningen met een subsidiabele huur boven ƒ 882,--:

1. Na overleg met gemeente voor gezinnen met minimaal 6 personen, die
    verhuizen naar een 6- of meerkamerwoning;
2. 65+ers, die verhuizen naar een specifieke ouderenwoning:
3. Gehandicapten, die verhuizen naar een aangepaste woning.

fiattering boven een huurprijs van ƒ 823,-- resp. ƒ 882,-- is in individuele gevallen toegestaan wanneer dat de enige mogelijkheid is om probleemgevallen passend te huisvesten. Hierover is altijd vooraf overleg tussen gemeente en corporatie;

 

Experiment verhuringen Poptahof zonder inkomenseisen.

Over de geëvalueerde periode zijn 130 woningen verhuurd aan de Poptahof, Papsouwselaan en Troelstralaan. Hiervan werd bij 63 woningen geen maximum inkomen gesteld. Het resultaat hiervan was dat 4 woningen werden verhuurd aan personen, die een inkomen hadden boven ƒ 5000,--

Verhuringen aan de doelgroep van beleid.

Op grond van de BBSH-normering zijn de woningen in 1998 volgens onderstaande tabel. toegewezen. De tabellen 22 en 23 in de bijlage geven een uitgebreider overzicht van de verhuringen in relatie tot het inkomen. Daarbij is ook onderscheid gemaakt tussen verschillende type woningen en is ook een uitsplitsing gemaakt naar minimum inkomens.

 

Inkomensgroep

Huurprijs

BBSH-doelgroep

BBSH-norm tot ƒ5000,--

> ƒ5000,--

Totaal

 

aantal

%

aantal

%

aantal

%

aantal

%

< 713/738

1061

74

361

25

18

1

1440

100

vanaƒ 714/738

tot aftoppingsgrens

75

26

147

51

67

23

289

100

> aftoppingsgrens

6

4

64

42

81

54

151

100

Totaal

1142

61

572

30

166

9

1881

100

 

Slaagkansen van de doelgroep ten opzichte van slaagkansen niet-doelgroep.

In tabel 24 zijn de slaagkansen van de huishoudens, die tot de doelgroep van beleid horen vergeleken met de slaagkansen van huishoudens die meer inkomen hebben dan de BBSH-doelgroep.

Doorstromers uit de doelgroep van beleid hebben meer kans van slagen op een woning dan doorstromers met een inkomen boven de BBSH-normering, namelijk 23% ten opzichte van 21%. Bij starters is dit andersom, de starters met een inkomen boven de BBSH-norm hebben een slaagkans van 20% terwijl starters met een minimum inkomen 14% slaagkans hebben. Hierbij dient dan wel te worden opgemerkt dat de hat-eenheden aan de R. Holstlaan, V.Hasseltlaan en Korvezeestraat niet in de tabel zijn opgenomen omdat deze aan studerenden verhuurd worden.

Resultaat: Van de woningen tot ƒ 713,--/ƒ 738,-- is 25% verhuurd aan huishoudens, die een inkomen hebben tussen BBSH-norm en ƒ60.000,--.

Van de woningen met een huurprijs tussen ƒ714/738,-- en de aftoppingsgrenzen is 26% verhuurd aan huishoudens met een minimum inkomen.

Conclusie: De corporaties hebben meer dan 20% de woningen uit de kernvoorraad verhuurd aan huishoudens die niet tot de doelgroep van beleid behoren. Zij zijn hiermede niet binnen de prestatieafspraken gebleven, dat slechts 20%

van de vrijkomende woningen tot ƒ 713,-- verhuurd mag worden aan huishoudens met een inkomen tussen BBSH-grenzen en ƒ 60.000,-- per jaar.

Ook hebben de corporaties meer dan 20% van de woningen tussen ƒ713/738 en de aftoppingsgrens verhuurd aan huishoudens met een minimum inkomen.

Aanbeveling: Met de corporaties afspraken maken om bij de labeling van het woningaanbod rekening te houden met de prestatieafspraken.

Aantal weigeringen.

Voor ruim 65% van de woningen werd één of meer malen bedankt.

In totaal werd voor deze woningen meer dan 5000 maal bedankt. De 3 belangrijkste redenen van weigeren waren:

- niet gereageerd

- 2052 x

40%

- woning te klein

- 756 x

15%

- reeds voorzien

- 571 x

11%

Verhuurresultaten in vergelijking tot eerdere jaren

Onderstaand volgen de verhuurresultaten over de jaren 1994 tot en met 1998.

Starters per leeftijd:

leeftijd

1994

1995

1996

1997

1998

t/m 19 jaar

1,8

1

3,2

2,8

2

20 t/m 24 jaar

18,3

19

25,1

25,1

30

25 t/m 29 jaar

40

38

30,9

26,6

26

30 jaar en ouder

39,9

42

40,8

45,8

41

 

 

Resultaat: In vergelijking met 1997 is het aantal toewijzingen aan starters onder de 25 jaar toegenomen. Dit is het gevolg van het stellen van leeftijdseisen.

 

Conclusie: Het stellen van een maximum leeftijdsgrens heeft de toewijzing aan starters onder de 25 jaar gunstig beïnvloed.

Aanbeveling: Geen. In 1999 wordt een woningmarktonderzoek voor jongeren gehouden. Hierin zal onderzocht worden of de toewijzingscriteria aanpassing behoeven.

 

De verdeling naar bewonersjaren van de doorstromers in procenten is als volgt:

Bewonersjaren

1994

1995

1996

1997

1998

t/m 2 jaar

19

27

27

30

31

3 t/m 4 jaar

21

20

21

17

18

5 t/m 6 jaar

15

14

16

13

11

7 t/m 8 jaar

9

8

9

10

7

9 t/m 10 jaar

8

7

5

4

9

11 t/m 15 jaar

14

11

9

11

10

16 t/m 24 jaar

8

7

8

9

8

25 jaar en meer

6

6

6

6

6

 

Resultaat: Bijna de helft van de verhuurde woningen is verhuurd aan mensen met een bewonersdatum korter dan 5 jaar. Het aantal verhuringen aan doorstromers met een bewonersduur korter dan 2 jaar is iets toegenomen.

Conclusie: Ten opzichte van 1996 en 1997 blijft het beeld vrijwel gelijk.

Aanbeveling: Geen.

De slaagkansen van starters en doorstromers over de jaren 1996, 1997, en 1998

Starters:

Leeftijd

1996

1997

1998*

< 20 jaar

13%

12

6%

20 t/m 24 jaar

13%

15

7%

25 t/m 29

17%

16

13%

30 jaar en ouder

31%

30

30%

Totaal

19%

20

16%

* Bij de slaagkansen in 1998 zijn de Hat-eenheden aan R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat niet meegerekend omdat zij aan studerenden via de kamerwinkel zijn toegewezen.


Doorstromers:

Bewonersjaren

1996

1997

1998

tot 3 jaar

15

18

19%

3 - 4 jaar

21

20

21%

5 - 6 jaar

21

24

19%

7 - 8 jaar

18

22

22%

9 -10 jaar

18

17

26%

11-15 jaar

20

26

26%

16-24 jaar

26

32

30%

>= 25 jaar

40

31

38%

Totaal

19

21

22%

Resultaat: De slaagkans voor starters is in de loop van 3 jaar tijd afgenomen terwijl de slaagkansen voor doorstromers toenemen.

Conclusie: Het feit dat de Hat-eenheden aan de Korvezeestraaat, V. Hasseltlaan en R. Holstlaan

alleen nog beschikbaar zijn voor studerenden verlaagd het aantal starterswoningen in het aanbodmodel voor starters in het algemeen waardoor ook de slaagkans voor deze categorie naar beneden gaat. De slaagkansen voor doorstromers nemen toe, hetgeen toegeschreven kan worden aan de doorstroming die op gang is gekomen door oplevering van de Vinex-locaties.

Aanbeveling: Geen. In het woningmarktonderzoek voor jongeren dat de 2de helft van 1999 gereed zal komen zal de slaagkans voor jongeren onderzocht worden.

 

Het aantal malen aanbieden voordat een woning verhuurd was, is over de jaren 1994 tot en met 1998 als volgt:

 

1994

1995

1996

1997

1998

- na 1 x aanbieden

verhuurd

35,3

35,7

35,8

35

35

- na 2 x aanbieden

verhuurd

23,1

20,6

19,9

22

18

- na 3 x aanbieden

verhuurd

14,1

13,8

14,6

12

13

- na meer dan 3 x aan-

bieden verhuurd

27,5

29,6

29,6

31

35

Resultaat: Het percentage woningen dat niet in één keer wordt verhuurd is ca. 65%.

Conclusie: Het aantal woningen dat meer dan 3 aanbiedingen nodig heeft voordat de woning verhuurd is, is stijgende.

Aanbeveling: Blijvende aandacht voor het bijhouden van de gegevens in het geautomatiseerde systeem ter voorkoming van dubbele aanbiedingen.

 

AANDACHTSPUNTEN.

Buiten de gemaakte prestatieafspraken zijn er een aantal aandachtspunten, die de komende jaren de aandacht zullen blijven vragen, nl.:

a. De positie van jongeren op de woningmarkt.

b. De instroom van met name starters van buiten de regio als gevolg van het vervallen van de bindingseisen.

c. De gezinssamenstelling, leeftijd en bewonersduur van woningzoekenden, die naar een ééngezinswoning verhuizen.

Ad a De positie van jongeren op de woningmarkt.

Bij het instellen van de leeftijdsgrenzen bij Hat-eenheden heeft burgemeester en wethouders bepaald dat er een woningmarkt onderzoek gehouden zou worden om te bezien of de criteria bij het aanbod van starters aanpassing behoefde. Aan dit onderzoek wordt momenteel gewerkt en de verwachting is dat het de tweede helft van 1999 gereed zal zijn.

Ad b De instroom van buiten Delft c.q. buiten de regio.

Door het Rijk is bepaald dat gemeenten in principe geen bindingseisen mogen stellen. Iedereen moet zich overal vrij kunnen vestigen. Dit heeft gevolgen gehad voor de instroom van woningzoekende op de Delftse woningmarkt. Meer dan 30% van de sociale huurwoningen is in 1998 net als in 1997 verhuurd aan niet-Delftenaren. In 1997 werd deze toename voornamelijk veroorzaakt door de instroom van statushouders vanuit de Centrale Opvang Asielzoekers(COA). Deze statushouders, die geen binding met Delft hebben, kwamen op grond van hun leeftijd in aanmerking voor starterswoningen. Daarbij deden zich de volgende knelpunten voor:

- de statushouders komen op grond van hun leeftijd vrij snel in aanmerking voor een Hat-éénheid. Op het moment dat de woning wordt gehuurd woont men veelal al te klein of er volgt snel gezinshereniging, waardoor te klein wonen het gevolg is.

- Delft heeft al ruimschoots aan de opgelegde taakstelling voldaan. Door deze instroom wordt het rijksbeleid, dat spreiding door het hele land beoogt, doorkruist.

Het invoeren van de leeftijdseisen bij de 1- en 2-kamer Hat-eenheden en het feit dat de Hat-eenheden aan de R. Holstlaan, V. Hasseltlaan en Korvezeestraat alleen nog maar aan studerenden verhuurd worden hebben in 1998 veel effect gehad bij deze instroom van statushouders. In 1997 werd nog 7% van de verhuurde 1-kamer Hat-eenheden en 26% van de 2 kamer Hat-eenheden verhuurd aan statushouders uit de COA. In 1998 was dit percentage 2% van de 1-kamer Hat-eenheden en 6% van de 2-kamer Hat-eenheden.

Een andere ontwikkeling die gevolgd dient te worden is het effect van de invoering van de regionale woonmarktkrant die in 1999 is ingevoerd. Heeft het feit dat het hele woningaanbod van de regio in één krant is ondergebracht effect op de verhuisbeweging vanuit en naar Delft.

Ad c Profiel woningzoekenden, die naar een ééngezinswoning verhuizen.

In de beleidsevaluatie van 1995 is aangekondigd dat blijvend geëvalueerd zou worden wat de gezinssamenstelling, leeftijd en bewoningsduur is van gezinnen, die verhuizen naar een ééngezinswoning. waarbij als toewijzingscriterium de beperkende voorwaarde is gesteld, dat minimaal één kind onder de 12 jaar tot het huishouden moet behoren. Deze gegevens zouden vergeleken worden met de verhuizingen naar ééngezinswoningen, waar deze voorwaarde niet van toepassing is. Zie voor de verdere resultaten en conclusies blz. 21.