Cameratoezicht
wordt door steeds meer gemeenten gezien als een probaat middel om de openbare
orde te handhaven en de veiligheid (of het veiligheidsgevoel) van burgers te
garanderen. Veelal in uitgaanscentra dienen camera’s ervoor om de
criminaliteit, en dan vooral “uitgaansgeweld”, terug te dringen.
Er
kunnen verschillende redenen zijn om als gemeente over cameratoezicht te gaan
nadenken. Directe aanleidingen waardoor cameratoezicht in de belangstelling
komt te staan zijn meestal een ernstig geweldsincident in de stad of
politiecijfers, waaruit blijkt dat er in de stad sprake is van een algehele
verharding van de criminaliteit. Indirecte aanleidingen kunnen zijn de
groeiende maatschappelijke en politieke acceptatie van cameratoezicht, het
toenemend aantal gemeenten dat werkt met cameratoezicht of vragen vanuit de
bevolking, horeca en winkeliers om camera’s in te zetten om de veiligheid te
vergroten.
In
Delft lijkt – gelukkig – slechts sprake te zijn van indirecte aanleidingen om
over cameratoezicht te discussiëren. Wanneer een nieuw instrument als
cameratoezicht voorhanden is, is het goed om de vraag te stellen of cameratoezicht
ook in Delft van toegevoegde waarde kan zijn om de stad veiliger te maken. Ook
wanneer daar niet direct een aanleiding voor is in de vorm van bijvoorbeeld een
geval van “zinloos geweld”. Het is wellicht zelfs beter om over het nut en de
noodzaak van cameratoezicht in Delft te praten zonder de – emotionele – druk
die zo’n incident met zich mee kan brengen.
Het
college van burgemeester en wethouders wil daarom graag met de meest betrokken
partijen over het nut van cameratoezicht van gedachte wisselen in een commissie
Extern. Voor deze speciale commissievergadering zullen onder meer bewoners van
de binnenstad, horecaondernemers, jongeren en medewerkers van de politie
Haaglanden, district Delft/Pijnacker/Nootdorp worden uitgenodigd.
Het
doel van deze discussienota, die als startpunt voor de commissie Extern zal
dienen, is het belichten van zoveel mogelijk relevante aspecten van cameratoezicht.
In de volgende paragraaf zal het fenomeen cameratoezicht worden geïntroduceerd.
Daarna zullen in de derde paragraaf de mogelijke doelen van cameratoezicht worden
besproken. Daarbij komen ook de voor- en nadelen van cameratoezicht aan de
orde. Vervolgens zal het juridisch kader van cameratoezicht worden geschetst.
Daarna wordt onderzocht wat het concrete veiligheidsprobleem in Delft is. Ook komen
de ervaringen aan de orde van andere gemeenten, die reeds cameratoezicht
operationeel hebben. Deze notitie wordt afgesloten met een aantal vragen die tijdens
de discussiebijeenkomst aan de orde zouden kunnen komen.
2. Wat
is cameratoezicht?
In
veel gemeenten in Nederland wordt nagedacht over cameratoezicht, of is deze
nieuwe vorm van toezicht al operationeel. Het begrip geeft goed aan waar het
hier om gaat: door middel van camera’s wordt toezicht gehouden op de openbare ruimte.
Uiteraard kan cameratoezicht ook betrekking hebben op niet-openbare ruimten,
zoals winkels of horecagelegenheden, maar deze vormen van cameratoezicht vallen
buiten het bestek van deze notitie. Hier gaat het louter om de openbare ruimte.
Dat zijn gebieden waar veel mensen samenkomen en waarvoor de overheid verantwoordelijkheid
draagt.
Inmiddels
heeft 16 procent van alle gemeenten camera’s geplaatst in openbare gebieden.
De verwachting van het Platform voor de informatiesamenleving is, dat dit percentage
in 2003 zal zijn gegroeid naar 30 procent. Het zijn uiteraard vooral de grotere
gemeenten die met cameratoezicht werken. Meer dan de helft van de gemeenten met
meer dan 50.000 inwoners maakt hiervan gebruik. De meeste camera’s worden
geplaatst in uitgaansgebieden (41%). Tevens worden camera’s vaak geplaatst op
stations (25%) en winkelcentra (20%). De voornaamste reden voor burgemeesters
om met camera’s de openbare ruimte te bewaken, is het handhaven van de
openbare orde en veiligheid en het vergroten van de pakkans. Meer specifiek kan
cameratoezicht bijvoorbeeld worden ingezet tegen autodiefstal, tegen drugsoverlast
en tegen mishandeling.Bij de overweging cameratoezicht in een bepaald gebied te
introduceren moet goed worden bedacht welke vorm van overlast of criminaliteit
ermee moet worden bestreden. Dit heeft namelijk consequenties voor het te
kiezen camerasysteem en is nuttig bij eventuele evaluatie.
Naast
de verschillende vormen van overlast en criminaliteit waartegen cameratoezicht
wordt ingezet kunnen ook drie vormen van het toezicht zelf worden
onderscheiden, namelijk het observeren, herkennen of identificeren. Bij
observeren moet degene achter de monitor kunnen zien of in het beeld één of
meerdere personen aanwezig zijn. Bij herkennen moet in het beeld iemand herkend
kunnen worden die zich tevoren ook al in het beeld heeft opgehouden. Bij
identificeren moet degene achter de monitor een persoon of handeling kunnen
benoemen of onderscheiden. Wanneer een gemeente kiest voor cameratoezicht, moet
dus ook worden gekozen uit een van deze drie vormen ervan. Elke vorm kent
immers zijn eigen technische eisen aan het systeem.
Ook
het doel van cameratoezicht kan verschillend zijn. Het systeem kan bedoeld zijn
als preventiemiddel of als repressiemiddel. In de volgende paragraaf wordt verder
ingegaan op de mogelijke redenen en doelen van cameratoezicht.
Zonder
hier al te veel in te gaan op technische details is het goed een aantal zaken
met betrekking tot het camerasysteem te vermelden. Een eerste belangrijk punt
is de infrastructuur van het te beveiligen gebied, waaraan optimaal
cameratoezicht enige eisen stelt. Zo moeten camera’s in hun “zichthoek” niet
teveel belemmering ondervinden van bomen of andere objecten. Verder is
het noodzakelijk dat de lichtsterkte in
het gebied op een bepaald niveau is, opdat ook ’s nachts de beelden duidelijk
zijn. Een ander punt is het systeem zelf. Cameratoezicht kan plaatsvinden door
beweegbare of door vaste camera’s. Ook kan gekozen worden tussen een analoog
en een digitaal camerasysteem. Een digitaal systeem biedt meer mogelijkheden
met betrekking tot het opslaan en bewerken van de beelden (zie hiervoor ook de
paragraaf over het juridisch kader).
Al
deze aspecten moeten worden meegenomen in een cameraplan. Daarin moeten onder
andere de locaties van de camera’s, het type camera, het gebied dat beveiligd
moet worden en de mate van toezicht worden opgenomen.
Een
laatste belangrijk onderdeel van het camerasysteem is de uitkijkcentrale, ook
wel toezichtcentrale genoemd. Dit is de ruimte waar de beelden van de camera’s
op monitoren binnenkomen. Beweegbare camera’s kunnen er door centralisten
worden bestuurd. Vanuit de uitkijkcentrale staan de zogenoemde operators in
contact met de meldkamer van de politie, zodat bij ongeregeldheden de politie
op straat direct naar de plaats van onheil kan worden gestuurd. Ook aan de
operators en de centrale zelf moeten weer eisen worden gesteld, die afhankelijk
zijn van de vorm van toezicht waarvoor wordt gekozen. Het aantal operators
hangt bijvoorbeeld af van de vraag of de beelden continu, of alleen op
uitgaansavonden worden bekeken.
3. Waarom cameratoezicht
Cameratoezicht
kan om verschillende redenen worden ingezet. Het doel van cameratoezicht kan
daarbij zowel preventief als repressief zijn. Wanneer cameratoezicht in de
eerste plaats dient om de criminaliteit terug te dringen en de openbare orde te
handhaven is sprake van een preventief doel. Cameratoezicht kan ook als een repressief
middel worden ingezet. Dit is het geval wanneer de opnamen worden gebruikt om
daders op te sporen en te veroordelen. Hoewel het gemeenten meestal gaat om het
preventieve effect sluiten de beide doelen elkaar uiteraard niet uit. In de
gemeenten die al enige tijd met cameratoezicht werken, wordt de maatregel voor
zowel preventieve als repressieve doelen gebruikt. Bovendien wordt een deel van
het preventieve effect natuurlijk bereikt doordat potentiële daders zich realiseren,
dat de beelden van de aanwezige camera’s achteraf als bewijsmateriaal kunnen
dienen. Vaak is een doel van cameratoezicht het vergroten van het veiligheidsgevoel
bij burgers. Ook het efficiënter inzetten van politiemensen kan een doel zijn
van cameratoezicht. Door cameratoezicht kunnen politiemensen immers gerichter
naar plaatsen gestuurd worden, waarvan de uitkijkcentrale ziet dat er zich
ongeregeldheden voordoen.
De
hierboven beschreven doelen kunnen tevens worden aangemerkt als de voordelen
van cameratoezicht. Uiteraard brengt cameratoezicht ook een aantal minder
plezierige consequenties met zich mee. Ten eerste zijn hoge investeringen noodzakelijk.
In de gemeenten die reeds cameratoezicht operationeel hebben, financiert de
gemeente doorgaans de eenmalige aanschaf van de apparatuur en de exploitatie
van het systeem. De politie betaalt de kosten van het uitkijken van de beelden.
Het vorig jaar geïntroduceerde cameratoezicht in de prostitutiestraten van Den
Haag bracht voor die gemeente een eenmalige investering van fl. 420.000,- met
zich mee. De politie draaide op voor de 10 formatieplaatsen die met het
uitkijken zijn gemoeid. Uit ervaringen van andere gemeenten blijkt de eenmalige
investering ook tussen de drie en vijf ton te bedragen. De jaarlijkse
exploitatiekosten voor de gemeenten liggen telkens rond de fl. 30.000,-.
Naast
de kosten van de apparatuur dient ook rekening te worden gehouden met de
personele kosten. Daarbij is het van belang of ervoor wordt gekozen de beelden
“live” uit te kijken of dat de beelden pas worden bekeken, wanneer achteraf
blijkt dat zich ongeregeldheden hebben voorgedaan. Uiteraard wordt een optimale
preventieve werking bereikt wanneer de beelden live worden uitgekeken.
Bovendien kan de politie-inzet efficiënter plaatsvinden bij het live uitkijken
en kan voorkomen worden dat incidenten escaleren. Wanneer wordt gekozen voor
het live uitkijken, betekent dit niet automatisch dat er 24 uur per dag
politiefunctionarissen achter de beeldschermen moeten zitten. Veel gemeenten
kiezen ervoor om de uitkijkcentrale slechts op vastgestelde tijdstippen te
laten bemannen. Meestal wordt dan gekozen voor uitgaansavonden en de weekenden.
Naast
het personeel voor achter de monitoren, dient wellicht ook rekening te worden
gehouden met een eventuele toenemende vraag naar surveillanceagenten en
recherche. De verwachting is immers, dat meer strafbare feiten aan het licht
komen, doordat nu ook incidenten worden opgemerkt waarvan zonder cameratoezicht
wellicht geen aangifte gedaan zou zijn. Aan de andere kant kan ook de stelling
worden verdedigd, dat surveillanceagenten door het cameratoezicht efficiënter
kunnen worden ingezet, waardoor juist minder agenten nodig zullen zijn. Over
dit personele gevolg van cameratoezicht kan op grond van ervaringen van andere
gemeenten nog geen uitsluitsel worden gegeven.
Een
laatste, maar zeker niet geringe, kostenfactor is de infrastructuur. Naast de
camera’s en monitoren, dient ook een infrastructuur voor de doorgave van de beelden
te worden aangelegd. De investeringen die voor deze glasvezel- of straalverbindingen
nodig zijn, zijn aanzienlijk.
Tot
zover het kostenaspect. Een andere consequentie van cameratoezicht is de
onvermijdelijke verplaatsing van een aantal vormen van overlast. Uit ervaringen
van andere gemeenten blijkt dat dit vooral geldt voor autodiefstal en
drugshandel. Geweldsmisdrijven verplaatsen zich doorgaans niet. Dit is een vorm
van criminaliteit die gebonden is aan het uitgaansgebied.
Een
derde consequentie van cameratoezicht blijft de mogelijke aantasting van de
privacy van burgers. Uiteraard mag hiermee niet lichtzinnig worden
omgesprongen. De minister van Binnenlandse Zaken verwoordde het in zijn notitie
Cameratoezicht als volgt: “Op ruime schaal toegepast cameratoezicht
draagt bij tot de transparantmaking van (het gedrag van) de burger en schept
machtsverhoudingen waarin de overheid op ongemerkte wijze het publieke leven
van de burger kan beïnvloeden.” Cameratoezicht is inderdaad een ingrijpende
maatregel, die pas in laatste instantie overwogen moet worden. Dit is overigens
ook een van de voorwaarden die voortvloeien uit de Wet Persoonsregistratie,
waarop in de volgende paragraaf wordt ingegaan. Voordat cameratoezicht als
optie wordt onderzocht is het noodzakelijk, dat eerst is komen vast te staan
dat dit meerwaarde heeft in de concrete situatie. Veel gemeenten die zijn
overgegaan tot cameratoezicht in de openbare ruimte, hebben dit tevens
gecombineerd met aanvullende maatregelen om de veiligheid te vergroten. Die
andere maatregelen kunnen zijn:
4.
Juridisch kader cameratoezicht
Cameratoezicht
in de openbare ruimte tast in principe de privacy van burgers aan. Mensen
worden gefilmd op plekken waar zij dat niet hoeven te verwachten. De juridische
grondslag voor de privacy van mensen ligt voornamelijk in artikel 8 van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook in de Grondwet is een artikel
(art. 10) opgenomen, dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
garandeert. Hoewel nog niet veel Europese jurisprudentie ten aanzien van de
privacywetgeving bestaat, is duidelijk, dat een beperking van de privacy dient
te geschieden bij wet. Met andere woorden: in het geval van cameratoezicht
dient er een formele wet te bestaan die aan het gebruik van cameratoezicht in
de openbare ruimte strikte regels stelt. Zo’n wet bestaat nu echter nog niet.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft wel een
wetsvoorstel in voorbereiding, dat cameratoezicht een wettelijke basis moet
geven. Vorig jaar accepteerde een Rotterdamse rechter de beelden van camera’s
in de openbare ruimte als bewijsmateriaal in de zaak van een vermeende drugshandelaar.
De verdachte werd, mede op basis van de beelden van de camera, veroordeeld,
maar is in hoger beroep gegaan. Deze zaak loopt nog.
In het
eerder genoemde artikel 8 van de Grondwet wordt tevens bepaald dat de wet
regels stelt “ter
bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en
verstrekken van persoonsgegevens”. Deze regels zijn gesteld in de Wet
Persoonsregistraties (WPr), die op korte termijn overigens zal worden vervangen
door de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Voorlopig is dit de belangrijkste wettelijke regeling waar cameratoezicht
aan raakt. In haar nota “In beeld gebracht” gaat de Registratiekamer in op de
privacyaspecten van cameratoezicht en op de waarborgen waarmee dit toezicht
omgeven zou moeten zijn. Belangrijk is vooral om na te gaan of het specifieke
cameratoezicht valt onder de werking van de WPr. De WPr is van toepassing
wanneer het camerasysteem persoonsgegevens verzamelt, die in een persoonsregistratie
worden opgenomen. Aangezien een afbeelding van een persoon als direct identificeerbaar
kan worden beschouwd, kunnen video-opnamen van een systeem van cameratoezicht
aangemerkt worden als persoonsgegevens. Opnamen van camera’s kunnen volgens
de WPr als een persoonsregistratie worden aangemerkt, wanneer zij een
samenhangende verzameling vormen van op verschillende personen betrekking
hebbende persoonsgegevens, die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met
het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is
aangelegd. In haar rapport concludeert de Registratiekamer dat een digitaal
videosysteem daarom altijd gekenmerkt moet worden als een persoonsregistratie.
Kortom,
op toezicht met camera’s is vrijwel altijd de WPr van toepassing. In dat geval
geeft de wet normen aan voor de aanleg en het gebruik van cameratoezicht.
De
Registratiekamer benadrukt overigens dat deze normen uit de WPr – uit oogpunt
van zorgvuldigheid – ook nageleefd zouden moeten worden wanneer de WPr strikt
genomen niet geldt voor een bepaalde vorm van cameratoezicht.
5. Het
veiligheidsprobleem
Cameratoezicht
in de openbare ruimte wordt meestal ingesteld in uitgaansgebieden. Daar
concentreert zich doorgaans immers de meeste overlast, die met cameratoezicht
kan worden bestreden. In Delft bevinden deze gebieden zich rondom de
Burgwal/Beestenmarkt en in de Kromstraat. Voor de gedachtenvorming over
cameratoezicht is het goed om te weten hoe het staat met de veiligheid en het
veiligheidsgevoel in de binnenstad van Delft.
In de
nota Een veilige stad voor iedereen uit 1999 zijn de resultaten opgenomen
van een onderzoek naar het veiligheidsgevoel van Delftenaren. Hieruit blijkt
dat 29 procent van de bevolking in Delft zich weleens onveilig voelt op straat.
In vergelijking met Groningen en Den Haag, steden die onlangs cameratoezicht
hebben ingevoerd, is deze score laag. In die steden voelt respectievelijk 38 en
44 procent zich op straat weleens onveilig. Ook is bekend welk aandeel in de
bevolking ’s avonds de straat niet op gaat uit onveiligheidsgevoel. Deze score
bevindt zich in Delft al een aantal
jaren op een redelijk constante 20 procent.
Deze
Delftse cijfers zijn uitgesplitst naar de verschillende wijken. Dan blijkt, en
dat is opvallend, dat bewoners van de binnenstad zich relatief veilig voelen in
vergelijking met andere wijken in de stad. Alleen in de wijken Voordijkshoorn
en Vrijenban zijn nog minder bewoners die zich ’s avonds onveilig voelen in de
eigen buurt. Het percentage bewoners dat ’s avonds de straat niet op durft is
in de binnenstad zelfs het laagst in vergelijking met andere wijken in de stad.
In steden als Bergen op Zoom en Breda, waar de binnenstad onlangs ook beveiligd
is met camera’s, ging het respectievelijk om 48 en 50 procent van de
binnenstadbewoners dat zich onveilig voelt.
Bovenstaande
cijfers gaan zogezegd over het veiligheidsgevoel. Het is ook goed te weten hoe
het in de binnenstad staat met de daadwerkelijke veiligheid, uitgedrukt in het
aantal misdrijven. We concentreren ons hier op geweldsmisdrijven, aangezien
algemeen wordt aangenomen dat cameratoezicht juist op de bestrijding daarvan
een positieve uitwerking kan hebben. Onder geweldsmisdrijven worden onder meer
bedreigingen, mishandelingen, overvallen, straatroven en vechtpartijen
verstaan. Uit de laatste managementrapportage van de politie Haaglanden,
district Delft/Pijnacker/Nootdorp blijkt dat in het afgelopen jaar (2000) in de
binnenstad van Delft 239 geweldsmisdrijven plaatsvonden. Het is in dit geval
moeilijk om een vergelijking te trekken met het aantal geweldsmisdrijven in
andere steden. De binnenstad van Den Haag is immers veel groter dan die van
Delft. Hetzelfde geldt voor Groningen. Wel is het zo dat in het prostitutiegebied
van Den Haag, waar vorig jaar cameratoezicht operationeel werd, jaarlijks
ongeveer 260 geweldsmisdrijven plaatsvonden. Het gaat hier slechts over enkele
straten in de nabijheid van station Hollands Spoor. In de binnenstad van
Groningen ging het in het jaar 1998 om 229 geweldsdelicten. Deze
concentreerden zich in vier straten.
Op
basis van cijfers uit de Delftse politieregisters kunnen de geweldsdelicten
uitgesplitst worden naar verschillende straten. Dan blijkt, dat in de periode
tussen 1 januari 2000 en 1 september 2001 op de Burgwal en de Markt de meeste
incidenten hebben plaatsgevonden. Voor beide plekken zijn in het systeem 30
incidenten geregistreerd in de genoemde periode. In de Kromstraat deden zich 24
incidenten voor. Vervolgens komen Oude Delft (19 incidenten), Voldersgracht en
Beestenmarkt (beide 11 incidenten) en Jacob Gerritstraat (10 incidenten). In de
andere straten in de binnenstad deden zich in deze periode minder dan tien
incidenten voor.
6.
Ervaringen met cameratoezicht
In augustus
2000 was in zes gemeenten in Nederland cameratoezicht in de openbare ruimte
operationeel, te weten in Apeldoorn, Bergen op Zoom, Breda, Ede, Groningen,
Venlo en Zwolle. Inmiddels heeft een flink aantal van die gemeenten het
cameratoezicht ook geëvalueerd. In deze paragraaf zullen enkele evaluaties ter
sprake komen.
In de
gemeente Ede is het cameratoezicht in het uitgaansgebied na een half jaar
geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat het aantal lichte en ernstige geweldsdelicten
in het toezichtgebied zich heeft gestabiliseerd. Bezoekers van het gebied
voelen zich veiliger, hoewel men wel blijft roepen om meer politie op straat.
Verder is er een daling te zien in het aantal auto-inbraken en vernielingen.
In het
stationsgebied van Breda is het cameratoezicht na een jaar geëvalueerd. In
tegenstelling tot de ervaringen in Ede is het aantal geweldsdelicten aldaar
gehalveerd. Het aantal meldingen van overlast is ook gedaald. De zakkenrollerij
is in het gebied ook verdwenen. Deze criminaliteit heeft zich echter
verplaatst.
In
Venlo en Bergen op Zoom komt uit evaluaties het beeld naar voren, dat het aantal
geweldsdelicten daalt.
Groningen
heeft onlangs haar cameratoezicht geëvalueerd. Hieruit komt een wat ander beeld
naar voren. De onveiligheidsgevoelens onder bewoners in het uitgaansgebied
zijn weinig veranderd. Ook de politiefunctionarissen voelen zich door het
cameratoezicht niet veiliger. Onder bezoekers van het uitgaansgebied zijn de
gevoelens van onveiligheid echter wel gedaald. Ook de horecaondernemers constateren
een positief effect van het cameratoezicht. Zij merken een vermindering van
het aantal incidenten waarbij wapens wordt gebruikt. Dit gevoel wordt door de
politiecijfers ondersteund. Het totale aantal geweldsdelicten is na de
introductie van cameratoezicht in het gebied echter gestegen.
Voor
alle geëvalueerde projecten geldt dat de politie-inzet effectiever plaatsvindt.
De surveillanceagenten gebruiken de aanwijzingen van de centralisten van de uitkijkcentrale
als hulpmiddel. Bovendien worden geweldszaken waar beelden van zijn, soepeler
afgehandeld.
In
Groot-Brittannië, waar men al ruim tien jaar ervaring heeft met cameratoezicht
heeft, zijn de resultaten ook positief. Bij een recente evaluatie in Glasgow
bleek wel dat enkele vormen van criminaliteit zich hadden verplaatst.
In het
algemeen geldt, dat in de oriëntatiefase goed nagegaan dient te worden welke
misdrijven en/of welke vormen van overlast men wil bestrijden. Vervolgens moet
dan bedacht worden of cameratoezicht in dat geval een probaat middel is. Vaak
moet bij niet-plaatsgebonden criminaliteit de conclusie worden getrokken, dat
dit niet het geval is en beter gezocht kan worden naar andere middelen.
7.
Vragen en procedure
Het is
van belang, dat de eventuele invoering van cameratoezicht breed wordt gedragen.
Alleen met de steun van een groot deel van direct betrokkenen kan cameratoezicht
een succes zijn. Het creëren van draagvlak bij onder meer de bevolking en
horecaondernemers is daarom essentieel. Een commissie Extern over dit onderwerp
is een uiterst geschikt moment om samen met andere belangrijke partijen in de
stad na te denken over de mogelijkheden van cameratoezicht in Delft en zodoende
al in deze oriënterende fase aan maatschappelijk draagvlak te werken.
Voorgesteld
wordt, om op donderdag 8 november 2001 een commissie Extern te organiseren, met
als onderwerp “Cameratoezicht in Delft”. Deze notitie kan als basis en
startpunt voor de discussie dienen. In ieder geval zullen bewoners van de
binnenstad, horecaondernemers, winkeliers en vertegenwoordigers van de politie
Haaglanden worden uitgenodigd om aanwezig te zijn. De avond kan worden ingeleid
door een deskundige op dit gebied.
De
volgende vragen zullen voorafgaande aan een keuze al dan niet voor cameratoezicht
moeten worden beantwoord en zullen dan ook aan de orde zijn tijdens de
commissie Extern:
VOORSTEL:
Bieleman, B., J. Boekelaar en J. Snippe (2001), Evaluatie
cameratoezicht Groningen. Tussenrapportage, Groningen/Rotterdam: Intraval.
Gemeente
Groningen (1999), Notitie cameratoezicht in Groningen.
Gemeente Delft (1999), Een veilige stad voor
iedereen. Naar een overkoepelend integraal veiligheidsbeleid.
Gemeente Den Haag (1999), Cameratoezicht in Den
Haag. Plan van aanpak.
Hoof, H.A.J.M. van en G.P. van Voorthuijsen (2000),
Handreiking cameratoezicht, deelonderzoek “Technologische aspecten”.
Platform voor de informatiesamenleving, In 2003
verdubbeling aantal gemeenten met cameratoezicht, persbericht, 13 juni
2001.
Registratiekamer (1997), In beeld gebracht.
Privacyregels voor het gebruik van videocamera’s voor toezicht en beveiliging.
Senter (2000), Handreiking Cameratoezicht.
Aandachtspunten bij het overwegen en realiseren van cameratoezicht in de
openbare ruimte, Den Haag: Senter Technologie & Samenleving.