Nota

 

Onderwerp

Cameratoezicht in Delft?


1. Inleiding

 

Cameratoezicht wordt door steeds meer gemeenten gezien als een probaat middel om de openbare orde te handhaven en de veiligheid (of het veilig­heidsgevoel) van burgers te garanderen. Veelal in uitgaanscentra dienen camera’s ervoor om de criminaliteit, en dan vooral “uitgaansgeweld”, terug te dringen.

 

Er kunnen verschillende redenen zijn om als gemeente over cameratoezicht te gaan nadenken. Directe aanleidingen waardoor cameratoezicht in de belangstelling komt te staan zijn meestal een ernstig geweldsincident in de stad of politiecijfers, waaruit blijkt dat er in de stad sprake is van een alge­hele verharding van de criminaliteit. Indirecte aanleidingen kunnen zijn de groeiende maatschappelijke en politieke acceptatie van cameratoezicht, het toenemend aantal gemeenten dat werkt met cameratoezicht of vragen van­uit de bevolking, horeca en winkeliers om camera’s in te zetten om de vei­ligheid te vergroten.

 

In Delft lijkt – gelukkig – slechts sprake te zijn van indirecte aanleidingen om over cameratoezicht te discussiëren. Wanneer een nieuw instrument als cameratoezicht voorhanden is, is het goed om de vraag te stellen of came­ratoezicht ook in Delft van toegevoegde waarde kan zijn om de stad veiliger te maken. Ook wanneer daar niet direct een aanleiding voor is in de vorm van bijvoorbeeld een geval van “zinloos geweld”. Het is wellicht zelfs beter om over het nut en de noodzaak van cameratoezicht in Delft te praten zon­der de – emotionele – druk die zo’n incident met zich mee kan brengen.

 

Het college van burgemeester en wethouders wil daarom graag met de meest betrokken partijen over het nut van cameratoezicht van gedachte wisselen in een commissie Extern. Voor deze speciale commissievergade­ring zullen onder meer bewoners van de binnenstad, horecaondernemers, jongeren en medewerkers van de politie Haaglanden, district Delft/Pijnacker/Nootdorp worden uitgenodigd.

 

Het doel van deze discussienota, die als startpunt voor de commissie Extern zal dienen, is het belichten van zoveel mogelijk relevante aspecten van ca­meratoezicht. In de volgende paragraaf zal het fenomeen cameratoezicht worden geïntroduceerd. Daarna zullen in de derde paragraaf de mogelijke doelen van cameratoezicht worden besproken. Daarbij komen ook de voor- en nadelen van cameratoezicht aan de orde. Vervolgens zal het juridisch kader van cameratoezicht worden geschetst. Daarna wordt onderzocht wat het concrete veiligheidsprobleem in Delft is. Ook komen de ervaringen aan de orde van andere gemeenten, die reeds cameratoezicht operationeel hebben. Deze notitie wordt afgesloten met een aantal vragen die tijdens de discussiebijeenkomst aan de orde zouden kunnen komen.

 

2. Wat is cameratoezicht?

 

In veel gemeenten in Nederland wordt nagedacht over cameratoezicht, of is deze nieuwe vorm van toezicht al operationeel. Het begrip geeft goed aan waar het hier om gaat: door middel van camera’s wordt toezicht gehouden op de openbare ruimte. Uiteraard kan cameratoezicht ook betrekking heb­ben op niet-openbare ruimten, zoals winkels of horecagelegenheden, maar deze vormen van cameratoezicht vallen buiten het bestek van deze notitie. Hier gaat het louter om de openbare ruimte. Dat zijn gebieden waar veel mensen samenkomen en waarvoor de overheid verantwoordelijkheid draagt.

 

Inmiddels heeft 16 procent van alle gemeenten camera’s geplaatst in open­bare gebieden. De verwachting van het Platform voor de informatiesamen­leving is, dat dit percentage in 2003 zal zijn gegroeid naar 30 procent. Het zijn uiteraard vooral de grotere gemeenten die met cameratoezicht werken. Meer dan de helft van de gemeenten met meer dan 50.000 inwoners maakt hiervan gebruik. De meeste camera’s worden geplaatst in uitgaansgebieden (41%). Tevens worden camera’s vaak geplaatst op stations (25%) en win­kelcentra (20%). De voornaamste reden voor burgemeesters om met ca­mera’s de openbare ruimte te bewaken, is het handhaven van de openbare orde en veiligheid en het vergroten van de pakkans. Meer specifiek kan ca­meratoezicht bijvoorbeeld worden ingezet tegen autodiefstal, tegen drugs­overlast en tegen mishandeling.Bij de overweging cameratoezicht in een bepaald gebied te introduceren moet goed worden bedacht welke vorm van overlast of criminaliteit ermee moet worden bestreden. Dit heeft namelijk consequenties voor het te kiezen camerasysteem en is nuttig bij eventuele evaluatie.

 

Naast de verschillende vormen van overlast en criminaliteit waartegen ca­meratoezicht wordt ingezet kunnen ook drie vormen van het toezicht zelf worden onderscheiden, namelijk het observeren, herkennen of identificeren. Bij observeren moet degene achter de monitor kunnen zien of in het beeld één of meerdere personen aanwezig zijn. Bij herkennen moet in het beeld iemand herkend kunnen worden die zich tevoren ook al in het beeld heeft opgehouden. Bij identificeren moet degene achter de monitor een persoon of handeling kunnen benoemen of onderscheiden. Wanneer een gemeente kiest voor cameratoezicht, moet dus ook worden gekozen uit een van deze drie vormen ervan. Elke vorm kent immers zijn eigen technische eisen aan het systeem.

 

Ook het doel van cameratoezicht kan verschillend zijn. Het systeem kan bedoeld zijn als preventiemiddel of als repressiemiddel. In de volgende para­graaf wordt verder ingegaan op de mogelijke redenen en doelen van cameratoezicht.

 

Zonder hier al te veel in te gaan op technische details is het goed een aantal zaken met betrekking tot het camerasysteem te vermelden. Een eerste be­langrijk punt is de infrastructuur van het te beveiligen gebied, waaraan opti­maal cameratoezicht enige eisen stelt. Zo moeten camera’s in hun “zichthoek” niet teveel belemmering ondervinden van bomen of andere ob­jecten. Verder is het  noodzakelijk dat de lichtsterkte in het gebied op een bepaald niveau is, opdat ook ’s nachts de beelden duidelijk zijn. Een ander punt is het systeem zelf. Cameratoezicht kan plaatsvinden door beweeg­bare of door vaste camera’s. Ook kan gekozen worden tussen een analoog en een digitaal camerasysteem. Een digitaal systeem biedt meer mogelijk­heden met betrekking tot het opslaan en bewerken van de beelden (zie hiervoor ook de paragraaf over het juridisch kader).

Al deze aspecten moeten worden meegenomen in een cameraplan. Daarin moeten onder andere de locaties van de camera’s, het type camera, het gebied dat beveiligd moet worden en de mate van toezicht worden opge­nomen.

 

Een laatste belangrijk onderdeel van het camerasysteem is de uitkijkcen­trale, ook wel toezichtcentrale genoemd. Dit is de ruimte waar de beelden van de camera’s op monitoren binnenkomen. Beweegbare camera’s kunnen er door centralisten worden bestuurd. Vanuit de uitkijkcentrale staan de zo­genoemde operators in contact met de meldkamer van de politie, zodat bij ongeregeldheden de politie op straat direct naar de plaats van onheil kan worden gestuurd. Ook aan de operators en de centrale zelf moeten weer eisen worden gesteld, die afhankelijk zijn van de vorm van toezicht waar­voor wordt gekozen. Het aantal operators hangt bijvoorbeeld af van de vraag of de beelden continu, of alleen op uitgaansavonden worden beke­ken.

 

 3. Waarom cameratoezicht

 

Cameratoezicht kan om verschillende redenen worden ingezet. Het doel van cameratoezicht kan daarbij zowel preventief als repressief zijn. Wan­neer cameratoezicht in de eerste plaats dient om de criminaliteit terug te dringen en de openbare orde te handhaven is sprake van een preventief doel. Cameratoezicht kan ook als een repressief middel worden ingezet. Dit is het geval wanneer de opnamen worden gebruikt om daders op te sporen en te veroordelen. Hoewel het gemeenten meestal gaat om het preventieve effect sluiten de beide doelen elkaar uiteraard niet uit. In de gemeenten die al enige tijd met cameratoezicht werken, wordt de maatregel voor zowel preventieve als repressieve doelen gebruikt. Bovendien wordt een deel van het preventieve effect natuurlijk bereikt doordat potentiële daders zich reali­seren, dat de beelden van de aanwezige camera’s achteraf als bewijsmate­riaal kunnen dienen. Vaak is een doel van cameratoezicht het vergroten van het veiligheidsgevoel bij burgers. Ook het efficiënter inzetten van politie­mensen kan een doel zijn van cameratoezicht. Door cameratoezicht kunnen politiemensen immers gerichter naar plaatsen gestuurd worden, waarvan de uitkijkcentrale ziet dat er zich ongeregeldheden voordoen.

 

De hierboven beschreven doelen kunnen tevens worden aangemerkt als de voordelen van cameratoezicht. Uiteraard brengt cameratoezicht ook een aantal minder plezierige consequenties met zich mee. Ten eerste zijn hoge investeringen noodzakelijk. In de gemeenten die reeds cameratoezicht ope­rationeel hebben, financiert de gemeente doorgaans de eenmalige aanschaf van de apparatuur en de exploitatie van het systeem. De politie betaalt de kosten van het uitkijken van de beelden. Het vorig jaar geïntroduceerde ca­meratoezicht in de prostitutiestraten van Den Haag bracht voor die gemeen­te een eenmalige investering van fl. 420.000,- met zich mee. De politie draaide op voor de 10 formatieplaatsen die met het uitkijken zijn gemoeid. Uit ervaringen van andere gemeenten blijkt de eenmalige investering ook tussen de drie en vijf ton te bedragen. De jaarlijkse exploitatiekosten voor de gemeenten liggen telkens rond de fl. 30.000,-.

 

Naast de kosten van de apparatuur dient ook rekening te worden gehouden met de personele kosten. Daarbij is het van belang of ervoor wordt gekozen de beelden “live” uit te kijken of dat de beelden pas worden bekeken, wan­neer achteraf blijkt dat zich ongeregeldheden hebben voorgedaan. Uiteraard wordt een optimale preventieve werking bereikt wanneer de beelden live worden uitgekeken. Bovendien kan de politie-inzet efficiënter plaatsvinden bij het live uitkijken en kan voorkomen worden dat incidenten escaleren. Wanneer wordt gekozen voor het live uitkijken, betekent dit niet automatisch dat er 24 uur per dag politiefunctionarissen achter de beeldschermen moeten zitten. Veel gemeenten kiezen ervoor om de uitkijkcentrale slechts op vastgestelde tijdstippen te laten bemannen. Meestal wordt dan gekozen voor uitgaansavonden en de weekenden.

 

Naast het personeel voor achter de monitoren, dient wellicht ook rekening te worden gehouden met een eventuele toenemende vraag naar surveillance­agenten en recherche. De verwachting is immers, dat meer strafbare feiten aan het licht komen, doordat nu ook incidenten worden opgemerkt waarvan zonder cameratoezicht wellicht geen aangifte gedaan zou zijn. Aan de an­dere kant kan ook de stelling worden verdedigd, dat surveillanceagenten door het cameratoezicht efficiënter kunnen worden ingezet, waardoor juist minder agenten nodig zullen zijn. Over dit personele gevolg van cameratoe­zicht kan op grond van ervaringen van andere gemeenten nog geen uitsluit­sel worden gegeven.

 

Een laatste, maar zeker niet geringe, kostenfactor is de infrastructuur. Naast de camera’s en monitoren, dient ook een infrastructuur voor de doorgave van de beelden te worden aangelegd. De investeringen die voor deze glas­vezel- of straalverbindingen nodig zijn, zijn aanzienlijk.

 

Tot zover het kostenaspect. Een andere consequentie van cameratoezicht is de onvermijdelijke verplaatsing van een aantal vormen van overlast. Uit ervaringen van andere gemeenten blijkt dat dit vooral geldt voor autodiefstal en drugshandel. Geweldsmisdrijven verplaatsen zich doorgaans niet. Dit is een vorm van criminaliteit die gebonden is aan het uitgaansgebied.

 

Een derde consequentie van cameratoezicht blijft de mogelijke aantasting van de privacy van burgers. Uiteraard mag hiermee niet lichtzinnig worden omgesprongen. De minister van Binnenlandse Zaken verwoordde het in zijn notitie Cameratoezicht als volgt: “Op ruime schaal toegepast cameratoezicht draagt bij tot de transparantmaking van (het gedrag van) de burger en schept machtsverhoudingen waarin de overheid op ongemerkte wijze het publieke leven van de burger kan beïnvloeden.” Cameratoezicht is inder­daad een ingrijpende maatregel, die pas in laatste instantie overwogen moet worden. Dit is overigens ook een van de voorwaarden die voortvloeien uit de Wet Persoonsregistratie, waarop in de volgende paragraaf wordt inge­gaan. Voordat cameratoezicht als optie wordt onderzocht is het noodzake­lijk, dat eerst is komen vast te staan dat dit meerwaarde heeft in de concrete situatie. Veel gemeenten die zijn overgegaan tot cameratoezicht in de openbare ruimte, hebben dit tevens gecombineerd met aanvullende maat­regelen om de veiligheid te vergroten. Die andere maatregelen kunnen zijn:

 

4. Juridisch kader cameratoezicht

 

Cameratoezicht in de openbare ruimte tast in principe de privacy van bur­gers aan. Mensen worden gefilmd op plekken waar zij dat niet hoeven te verwachten. De juridische grondslag voor de privacy van mensen ligt voor­namelijk in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ook in de Grondwet is een artikel (art. 10) opgenomen, dat de be­scherming van de persoonlijke levenssfeer garandeert. Hoewel nog niet veel Europese jurisprudentie ten aanzien van de privacywetgeving bestaat, is duidelijk, dat een beperking van de privacy dient te geschieden bij wet. Met andere woorden: in het geval van cameratoezicht dient er een formele wet te bestaan die aan het gebruik van cameratoezicht in de openbare ruimte strikte regels stelt. Zo’n wet bestaat nu echter nog niet. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft wel een wetsvoorstel in voorbereiding, dat cameratoezicht een wettelijke basis moet geven. Vorig jaar accepteerde een Rotterdamse rechter de beelden van camera’s in de openbare ruimte als bewijsmateriaal in de zaak van een vermeende drugs­handelaar. De verdachte werd, mede op basis van de beelden van de ca­mera, veroordeeld, maar is in hoger beroep gegaan. Deze zaak loopt nog.

 

In het eerder genoemde artikel 8 van de Grondwet wordt tevens bepaald dat de wet regels stelt “ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in ver­band met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens”. Deze regels zijn gesteld in de Wet Persoonsregistraties (WPr), die op korte ter­mijn overigens zal worden vervangen door de Wet Bescherming Persoons­gegevens. Voorlopig is dit de belangrijkste wettelijke regeling waar came­ratoezicht aan raakt. In haar nota “In beeld gebracht” gaat de Regi­stratie­kamer in op de privacyaspecten van cameratoezicht en op de waar­borgen waarmee dit toezicht omgeven zou moeten zijn. Belangrijk is vooral om na te gaan of het specifieke cameratoezicht valt onder de werking van de WPr. De WPr is van toepassing wanneer het camerasysteem persoons­gegevens verzamelt, die in een persoonsregistratie worden opgenomen. Aangezien een afbeelding van een persoon als direct identificeerbaar kan worden be­schouwd, kunnen video-opnamen van een systeem van camera­toezicht aangemerkt worden als persoonsgegevens. Opnamen van ca­mera’s kun­nen volgens de WPr als een persoonsregistratie worden aangemerkt, wan­neer zij een samenhangende verzameling vormen van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens, die langs geautomati­seerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is aangelegd. In haar rapport concludeert de Registratiekamer dat een digitaal videosysteem daarom al­tijd gekenmerkt moet worden als een persoonsregistratie.

 

Kortom, op toezicht met camera’s is vrijwel altijd de WPr van toepassing. In dat geval geeft de wet normen aan voor de aanleg en het gebruik van ca­meratoezicht.

  1. Voor het instellen van cameratoezicht is vereist dat de persoonsregi­stratie voor de houder (burgemeester, korpschef of officier van Justi­tie) noodzakelijk is voor de uitoefening van diens taak.
  2. Het doel van het cameratoezicht dient vooraf duidelijk omschreven te zijn. Beveiliging van de openbare ruimte geldt in beginsel als een aanvaardbaar doel. Naast de zorgvuldigheid maakt een duidelijk omschreven doel het evalueren van cameratoezicht ook makkelijker.
  3. Vereist is dat een wettelijke regeling is getroffen voor het gebruik van cameratoezicht.
  4. Afgewogen dient te worden of de beveiliging niet op andere – minder ingrijpende – manieren kan worden gerealiseerd.
  5. Het publiek moet duidelijk worden gemaakt dat het zich in een ge­bied bevindt waar met cameratoezicht wordt gewerkt. Ook de op­drachtgever (meestal gemeente en politie tezamen) dient bij het pu­bliek bekend te zijn.
  6. In beginsel dienen de beelden na 24 uur te worden vernietigd. Wan­neer beelden langer worden bewaard, dient het belang daarvan te worden aangetoond.
  7. Aanmelding bij de Registratiekamer van het cameratoezicht is ver­plicht.
  8. Een privacyreglement dient te worden opgesteld.

 

De Registratiekamer benadrukt overigens dat deze normen uit de WPr – uit oogpunt van zorgvuldigheid – ook nageleefd zouden moeten worden wan­neer de WPr strikt genomen niet geldt voor een bepaalde vorm van came­ratoezicht.

 

5. Het veiligheidsprobleem

 

Cameratoezicht in de openbare ruimte wordt meestal ingesteld in uitgaans­gebieden. Daar concentreert zich doorgaans immers de meeste overlast, die met cameratoezicht kan worden bestreden. In Delft bevinden deze ge­bieden zich rondom de Burgwal/Beestenmarkt en in de Kromstraat. Voor de gedachtenvorming over cameratoezicht is het goed om te weten hoe het staat met de veiligheid en het veiligheidsgevoel in de binnenstad van Delft.

In de nota Een veilige stad voor iedereen uit 1999 zijn de resultaten opge­nomen van een onderzoek naar het veiligheidsgevoel van Delftenaren. Hieruit blijkt dat 29 procent van de bevolking in Delft zich weleens onveilig voelt op straat. In vergelijking met Groningen en Den Haag, steden die on­langs cameratoezicht hebben ingevoerd, is deze score laag. In die steden voelt respectievelijk 38 en 44 procent zich op straat weleens onveilig. Ook is bekend welk aandeel in de bevolking ’s avonds de straat niet op gaat uit onveiligheidsgevoel. Deze score bevindt zich in Delft  al een aantal jaren op een redelijk constante 20 procent.

Deze Delftse cijfers zijn uitgesplitst naar de verschillende wijken. Dan blijkt, en dat is opvallend, dat bewoners van de binnenstad zich relatief veilig voelen in vergelijking met andere wijken in de stad. Alleen in de wijken Voordijkshoorn en Vrijenban zijn nog minder bewoners die zich ’s avonds onveilig voelen in de eigen buurt. Het percentage bewoners dat ’s avonds de straat niet op durft is in de binnenstad zelfs het laagst in vergelijking met andere wijken in de stad. In steden als Bergen op Zoom en Breda, waar de binnenstad onlangs ook beveiligd is met camera’s, ging het respectievelijk om 48 en 50 procent van de binnenstadbewoners dat zich onveilig voelt.

 

Bovenstaande cijfers gaan zogezegd over het veiligheidsgevoel. Het is ook goed te weten hoe het in de binnenstad staat met de daadwerkelijke veilig­heid, uitgedrukt in het aantal misdrijven. We concentreren ons hier op ge­weldsmisdrijven, aangezien algemeen wordt aangenomen dat cameratoezicht juist op de bestrijding daarvan een positieve uitwerking kan hebben. Onder geweldsmisdrijven worden onder meer bedreigingen, mis­handelingen, overvallen, straatroven en vechtpartijen verstaan. Uit de laat­ste managementrapportage van de politie Haaglanden, district Delft/Pijnacker/Nootdorp blijkt dat in het afgelopen jaar (2000) in de binnen­stad van Delft 239 geweldsmisdrijven plaatsvonden. Het is in dit geval moei­lijk om een vergelijking te trekken met het aantal geweldsmisdrijven in andere steden. De binnenstad van Den Haag is immers veel groter dan die van Delft. Hetzelfde geldt voor Groningen. Wel is het zo dat in het prostitu­tiegebied van Den Haag, waar vorig jaar cameratoezicht operationeel werd, jaarlijks ongeveer 260 geweldsmisdrijven plaatsvonden. Het gaat hier slechts over enkele straten in de nabijheid van station Hollands Spoor. In de binnenstad van Groningen ging het in het jaar 1998 om 229 geweldsdelic­ten. Deze concentreerden zich in vier straten.

 

Op basis van cijfers uit de Delftse politieregisters kunnen de geweldsdelic­ten uitgesplitst worden naar verschillende straten. Dan blijkt, dat in de peri­ode tussen 1 januari 2000 en 1 september 2001 op de Burgwal en de Markt de meeste incidenten hebben plaatsgevonden. Voor beide plekken zijn in het systeem 30 incidenten geregistreerd in de genoemde periode. In de Kromstraat deden zich 24 incidenten voor. Vervolgens komen Oude Delft (19 incidenten), Voldersgracht en Beestenmarkt (beide 11 incidenten) en Jacob Gerritstraat (10 incidenten). In de andere straten in de binnenstad deden zich in deze periode minder dan tien incidenten voor.

 

6. Ervaringen met cameratoezicht

 

In augustus 2000 was in zes gemeenten in Nederland cameratoezicht in de openbare ruimte operationeel, te weten in Apeldoorn, Bergen op Zoom, Breda, Ede, Groningen, Venlo en Zwolle. Inmiddels heeft een flink aantal van die gemeenten het cameratoezicht ook geëvalueerd. In deze paragraaf zullen enkele evaluaties ter sprake komen.

 

In de gemeente Ede is het cameratoezicht in het uitgaansgebied na een half jaar geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat het aantal lichte en ernstige ge­weldsdelicten in het toezichtgebied zich heeft gestabiliseerd. Bezoekers van het gebied voelen zich veiliger, hoewel men wel blijft roepen om meer politie op straat. Verder is er een daling te zien in het aantal auto-inbraken en ver­nielingen.

In het stationsgebied van Breda is het cameratoezicht na een jaar geë­valueerd. In tegenstelling tot de ervaringen in Ede is het aantal geweldsde­licten aldaar gehalveerd. Het aantal meldingen van overlast is ook gedaald. De zakkenrollerij is in het gebied ook verdwenen. Deze criminaliteit heeft zich echter verplaatst.

In Venlo en Bergen op Zoom komt uit evaluaties het beeld naar voren, dat het aantal geweldsdelicten daalt.

Groningen heeft onlangs haar cameratoezicht geëvalueerd. Hieruit komt een wat ander beeld naar voren. De onveiligheidsgevoelens onder bewo­ners in het uitgaansgebied zijn weinig veranderd. Ook de politiefunctionaris­sen voelen zich door het cameratoezicht niet veiliger. Onder bezoekers van het uitgaansgebied zijn de gevoelens van onveiligheid echter wel gedaald. Ook de horecaondernemers constateren een positief effect van het came­ratoezicht. Zij merken een vermindering van het aantal incidenten waarbij wapens wordt gebruikt. Dit gevoel wordt door de politiecijfers ondersteund. Het totale aantal geweldsdelicten is na de introductie van cameratoezicht in het gebied echter gestegen.

Voor alle geëvalueerde projecten geldt dat de politie-inzet effectiever plaatsvindt. De surveillanceagenten gebruiken de aanwijzingen van de cen­tralisten van de uitkijkcentrale als hulpmiddel. Bovendien worden gewelds­zaken waar beelden van zijn, soepeler afgehandeld.

 

In Groot-Brittannië, waar men al ruim tien jaar ervaring heeft met camera­toezicht heeft, zijn de resultaten ook positief. Bij een recente evaluatie in Glasgow bleek wel dat enkele vormen van criminaliteit zich hadden ver­plaatst.

 

In het algemeen geldt, dat in de oriëntatiefase goed nagegaan dient te wor­den welke misdrijven en/of welke vormen van overlast men wil bestrijden. Vervolgens moet dan bedacht worden of cameratoezicht in dat geval een probaat middel is. Vaak moet bij niet-plaatsgebonden criminaliteit de con­clusie worden getrokken, dat dit niet het geval is en beter gezocht kan wor­den naar andere middelen.

 

7. Vragen en procedure

 

Het is van belang, dat de eventuele invoering van cameratoezicht breed wordt gedragen. Alleen met de steun van een groot deel van direct betrok­kenen kan cameratoezicht een succes zijn. Het creëren van draagvlak bij onder meer de bevolking en horecaondernemers is daarom essentieel. Een commissie Extern over dit onderwerp is een uiterst geschikt moment om samen met andere belangrijke partijen in de stad na te denken over de mo­gelijkheden van cameratoezicht in Delft en zodoende al in deze oriënte­rende fase aan maatschappelijk draagvlak te werken.

 

Voorgesteld wordt, om op donderdag 8 november 2001 een commissie Extern te organiseren, met als onderwerp “Cameratoezicht in Delft”. Deze notitie kan als basis en startpunt voor de discussie dienen. In ieder geval zullen bewoners van de binnenstad, horecaondernemers, winkeliers en vertegenwoordigers van de politie Haaglanden worden uitgenodigd om aanwezig te zijn. De avond kan worden ingeleid door een deskundige op dit gebied.

 

De volgende vragen zullen voorafgaande aan een keuze al dan niet voor cameratoezicht moeten worden beantwoord en zullen dan ook aan de orde zijn tijdens de commissie Extern:

 

 

VOORSTEL:

  1. Instemmen met het organiseren van een commissie Extern op 8 november 2001, met als onderwerp cameratoezicht in Delft, waarbij de in deze notitie in paragraaf 7 opgeworpen vragen aan de orde komen.
  2. Deze notitie vaststellen en als startpunt laten dienen voor de commissie Extern op 8 november.

 

Geraadpleegde stukken

 

Bieleman, B., J. Boekelaar en J. Snippe (2001), Evaluatie cameratoezicht Groningen. Tussenrapportage, Groningen/Rotterdam: Intraval.

Gemeente Groningen (1999), Notitie cameratoezicht in Groningen.

Gemeente Delft (1999), Een veilige stad voor iedereen. Naar een overkoe­pelend integraal veiligheidsbeleid.

Gemeente Den Haag (1999), Cameratoezicht in Den Haag. Plan van aan­pak.

Hoof, H.A.J.M. van en G.P. van Voorthuijsen (2000), Handreiking camera­toezicht, deelonderzoek “Technologische aspecten”.

Platform voor de informatiesamenleving, In 2003 verdubbeling aantal gemeenten met cameratoezicht, persbericht, 13 juni 2001.

Registratiekamer (1997), In beeld gebracht. Privacyregels voor het gebruik van videocamera’s voor toezicht en beveiliging.

Senter (2000), Handreiking Cameratoezicht. Aandachtspunten bij het over­wegen en realiseren van cameratoezicht in de openbare ruimte, Den Haag: Senter Technologie & Samenleving.

Tweede Kamer der Staten-Generaal, Cameratoezicht, vergaderjaar 1997-1998, 25760, nr. 1.

Tweede Kamer der Staten-Generaal, Cameratoezicht, vergaderjaar 1998-1999, 25760, nr. 4.

Tweede Kamer der Staten-Generaal, Cameratoezicht, vergaderjaar 1998-1999, 25760, nr. 5.